We zijn in de 3de adventszondag, de laatste week voor Kerstmis. De lezing van vandaag gaat over Johannes die getuige is van de komst van Jezus de mensen Zoon. Hij getuigt dat God inzit met zijn volk en niet alleen maar regeert hoog in de hemel en alles veraf van op veilige afstand bekijkt. Hij stuurt een gezant die zijn verwantschap, zijn innige relatie met zijn volk symboliseert.
Door niet eender wie te sturen, maar zijn eigen Zoon als vervanger van Hemzelf duidt hij de belangrijkheid van de relatie met dit volk aan. Hij laat het ook aankondigen door Johannes, dat het volk weet dat de mens geworden Zoon komt, dat ze Hem gaan herkennen als het zover is. Ze moeten Jezus niet gaan ontdekken, zoeken waar Hij is. Of tijd steken in de vraag of Hij nu wel komt of niet. Hij zal komen en daar in de stal zal Hij verschijnen.
Alsof God wil zeggen steek die energie niet in het zoeken van de mensenzoon maar in het opbouwen van een relatie met Hem. Over Johannes die de getuigenis is van de wil van God om verbinding aan te gaan, daar wil ik het met jullie over hebben.
Het verhaal over de getuigenis doet mij denken aan een situatie die ik zelf heb meegemaakt.
Het zijn verhalen van enkele jaren geleden toen ik nog stage liep in de psychiatrie van Mortsel. Het hoorde bij de stage om buiten de stageplek en universiteit geestelijke begeleiding te volgen. Wat ik dus deed in de abdij van Drongen bij een pater. Ik vond dat zelf wat bevreemdend in het begin, een beetje te fel, teveel katholiek misschien. Maar verrassend genoeg had ik er wel veel aan. Op een gegeven moment vroeg de begeleider naar mijn godsbeeld. Ik zei dat dat heel moeilijk lag, ik vond God nogal afwezig op dat moment.
Moest Hij bestaan dan had Hij mij wel wat meer morgen helpen, ondersteunen. Of mogelijke inzichten geven over welke levensstappen ik zou moeten zetten. Waarop mijn geestelijke begeleider mij zei dat als ik zou geloven of openstaan voor een ontmoeting, Hem toeliet ik ook de steun zou krijgen die ik verwachte. En dat Hij dat ging doen op mijn manier, zodat het voor mij herkenbaar was om zulk een contact toe te laten. Ja ja dacht ik en ik vertrok. Op dat moment had ik ook mijn been met een sportaccident geblesseerd en de weg van het klooster naar het station is één lange baan.
En terwijl ik in de donker naar het station pikkelde werd ik gevolgd door een chique Amerikaanse truck. Aan het station aangekomen zag ik dat ik net mijn trein had gemist en dus nog een uur moest wachten op de volgende. Dus ik weer al pikkelend dezelfde baan terug op zoek naar een bus die mij eventueel zou helpen. Opnieuw werd ik zijlinks gevolgd door de truck. Halverwege de terugtocht begon de truck naast mij te rijden en een raampje ging open.
Eén naar mijn verrassing vriendelijk uitziende man vroeg of ik een lift kon gebruiken. Ik zei dat ik wel naar Gent moest, waarop de man aangaf dat dat voor hem geen probleem was. Dus ik kroop in de auto en nog voor het portier van de auto dicht was vroeg die man mij iets heel merkwaardigs. Geloof jij in God? Out of de blue vroeg hij dat. Soms als ge u er voor openstelt komt ge Hem tegen op momenten dat je het zelf niet verwacht. Maar telkens wel op uw eigen maat. Hij verkocht sportkledij en zowel het merk als zijn website stond op de buitenkant van de auto, wat mij een gevoel van vertrouwen gaf.
Die kerel heeft mij helemaal naar huis gebracht. En voor mij heeft deze situatie altijd aangevoeld als een getuigenis van het goddelijke, alsof iemand mij wilde zeggen ge staat er niet alleen voor. Moest die kerel nu niet in een truck met een website erop hebben gereden en mij dan hebben gevraagd nog voor ik goed en wel neerzat, of ik in God geloof, had ik mij helemaal anders gevoelt.
Is het toeval dat nadat ik een soortgelijk gesprek heb gehad met mijn geestelijke begeleider over de afwezigheid van God er plots uit het niets in een boerengat als Drongen op winteravond een auto mij volgt en mij die vraagt stelt? Ik weet het niet. Ik weet wel dat haast elke keer ik naar Drongen ging soortgelijke situaties gebeurden. Waar ik het gesprek kon toetsen aan de realiteit.
Ik hou die situaties voor ogen om mij te behoeden voor mijn eigen cynisme van ja dat is toeval en het weg te wuiven als geitewollensokken gehaai. Getuigenissen van een goddelijke aanwezigheid zijn geen uitzondering, als ge het een klein beetje toestaat, een deur klein beetje op een kier. Want zo is dat bij mij eigenlijk ook een beetje. We leven toe naar ene feest dat net die verbinding wil vieren.
Verbinding maken met het idee dat het leven zich steeds vernieuwt en nieuwe kansen geeft in verbinding met elkaar en het allesomvattende. Voorbij het cynisme eigen aan de tijd. Ik zou graag afsluiten met enkele regels uit het gedicht zwerversliefde van Adriaan Holst dat dit alles een beetje samenvat in het licht van Kerstmis.
Laten wij zacht zijn voor elkander kind, want o de maatloze verlatenheden, die over
onze moe gezworven leden, onder de sterren waaien in de oude wind.
Veel liefde ging verloren in de wind. En wat de wind wil zullen we nooit weten:
en daarom voor we elkander weer vergeten, laten wij zacht zijn voor elkander kind.