Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
Ontdekken van een stukje hemel - 26e zondag A 2011 - Herman
Zesëntwintigste zondag door het jaar A 2011 - Zaterdag 24 en zondag 24 september 2011
Eerste lezing: Ezechiël 18,25-28 - 'De boosdoener die zich bekeert, blijft leven'
Evangelie: Mattheüs 21, 28-32 - 'De tweede kreeg spijt en deed toch de wil van zijn vader'
Vandaag vertelt Jezus over twee zonen.
De eerste zegt ja en doet nee. De tweede zegt eerst nee en doet dan ja. De tweede gaat eerst binnen in het koninkrijk van God.
Hij vertelt het aan de schriftgeleerden en de farizeeën, net na het moment dat hij met een touw door de tempel is gegaan en de geldwisselaars eruit heeft gegooid. De schriftgeleerden beginnen tegen Hem samen te spannen. En dan vertelt Jezus een parabel.
Daar is Hij sterk in.
De schriftgeleerden zullen het wel herkend hebben. Werken in de wijngaard is een teken van Gods wil te doen. Werken aan het Rijk van God.
De eerste zoon is een brave zoon, misschien wel een schriftgeleerde. Hij kent Gods Woord. Hij noemt zijn Vader Heer. Maar hij doet niets.
En dan de tweede zoon (of dochter). Die heeft daar de tijd niet voor of neemt hem niet. Ze zoeken hun geluk in geld of goed, in lichamelijke geneugten. En dat blijven ze nog wel even doen.
Tollenaars en hoeren zijn het. En veel andere gewone en kwetsbare mensen die op hun manier zoeken naar vreugde en geluk en erin soms kopje onder gaan.
Jezus stelt het hier heel wit/zwart. Maar zo is het meestal niet.
Mensen zijn nooit helemaal vroom of helemaal zondig. We hebben allemaal ja en nee in ons.
We zijn allemaal Gods mensen onderweg...
Wie weet, brengt de vader met zijn vraag aan de tweede zoon een proces op gang. Ook aan de hoer en de tollenaar wordt de vraag gesteld: Wil jij werken in mijn wijngaard?
Het is natuurlijk niet zomaar een wijngaard, deze wijngaard van de vader. Het is hongeren en dorsten naar gerechtigheid, zuiver van hart worden, vrede brengen of zachtmoedig worden. Het is ook werken aan jezelf, werk aan de ziel, werk als als wat Jezus eigenlijk doet. Zorg voor de ziel van jezelf en die van de anderen, zodat je openbloeit en vrucht kan dragen.
Het werk dat de vader van zijn zonen vraagt, kan grote consequenties hebben. Het is een zaak van van het hart en een zaak van leven en dood. Kijk maar hoe het Johannes de Doper is vergaan en Jezus.
Vind je het gek als iemand daar aanvankelijk weerstand tegen voelt? Herinner je je de bekoringen van Jezus in de woestijn vlak na zijn doop? Dat wil ik niet. Wie weet, moet het ja wel eerst door een nee heengaan...
Neem nu onze kerkvader Augustinus: een rusteloos denker, een man die vaak aandachtig en zorgvuldig in zichzelf keert, een mens die niet alleen wil zijn, die contact zoekt en verbindingen legt, iemand die geleidelijk aan gaat beseffen dat de schepping één en heel is, dat de liefde van God, die in Jezus tastbaar werd, mensen geneest, dat de liefde van God hem, Augustinus, heel kan maken.
Het Woord van God krijgt hem te pakken. Augustinus stribbelt tegen. Moet hij dan zijn vrienden loslaten, de vrouwen die hem lief zijn en andere geneugten van de zinnen? Is dat niet wat teveel gevraagd?
Och, mijn God, lieve Heer, wacht toch nog even. Er is nog zoveel te genieten. Ach, geef me daarvoor toch de tijd. Zo smeekt Augustinus als hij gaat begrijpen waar het de Heer om gaat.
Hij ontdekt hoe God in hem aanwezig is als zijn diepste verlangen: U was binnen en ik zocht U buiten!
Augustinus vindt rust en vrede bij God: U bent mij intiemer dan ik mijzelf ben! Als tweede zoon vangt hij het werk aan in de wijngaard van de Vader.
En hij betuigt Hem zijn spijt: Veel te laat heb ik U lief gekregen. Dank U dat U bent blijven roepen, dat U mijn doofheid hebt doorbroken!
In het evangelie gaat het niet om wat je zegt, maar om wat je doet...
Oftewel... wat je doet, moet overeenkomen met wat je zegt...
We hebben een mooie visietekst, waarin staat dat we iedere mens van goede wil, willen verwelkomen. Dan moeten we dat ook doen.
Zo hebben we de vraag gekregen van de moslimgroep al-Umma.
Zij kwamen tot hier toe samen in het rode schooltje in de Ernest Claesstraat. Dit wordt echter afgebroken omwille van de werken aan het IGLO-project. De vraag is gesteld of wij in het Cultureel Centrum ter Schelde voor een half jaar onderdak kunnen bieden aan de groep moslims die dagelijks willen bidden en samenkomen.
We hebben daar positief op gereageerd. Als gelovige gemeenschap steken wij de hand uit naar een andere gelovige gemeenschap. Het kan in het begin van deze Vredesweek een teken van vrede worden hier op Linkeroever. We zijn er ons van bewust dat er bij vele mensen vragen zullen rijzen en dat velen dit argwanend bekijken.
Daarom willen we er dan ook open over zijn en vertel ik het hier.
Er zijn goede afspraken gemaakt.
Van maandag tot en met donderdag zal al-Umma gebruik maken van het Klokske. Vrijdagmiddag, zaterdag en zondag gebruiken ze de B-zaal van het Cultureel Centrum (de vroegere bibliotheek).
Zij zijn bij ons te gast.
Dat wil zeggen dat zij dezelfde regels volgen als iedere andere huurder. Zij gebruiken de zalen alleen op momenten die voorzien zijn en laten ze proper en in oorspronkelijke staat achter.
Het is een hele stap, zowel voor hen als voor ons.
Hopelijk wordt het ook een zichtbaar teken van verdraagzaamheid, van vrede, van leren van elkaar en wie weet... samen iets ontdekken van een stukje hemel op Linkeroever?
Een evangelieverhaal wordt verteld aan luisteraars.
En aan die lange rij toehoorders door de eeuwen heen, tot vandaag aan ons, vraagt de eigenaar van die wijngaard: Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies of zijt ge kwaad, omdat ik goed ben? .
We waren gewaarschuwd van bij het begin: vergis u niet, het gaat hier niet over arbeidsverhoudingen en over loononderhandelingen, maar over het rijk Gods. En daar gaat het er anders aan toe dan waar mensen het voor het zeggen hebben. In de eerste lezing hadden we het al gehoord: zoals de hemel hoog boven de aarde is, zo hoog gaan mijn wegen uw wegen te boven en mijn gedachten uw gedachten.
Inderdaad, op vele plaatsen in de Schrift horen we dat, anders dan voor de mensen, voor God iedereen gelijk is: Hij kijkt niet naar zogezegde verdiensten, naar rang of status of afkomst, Hij kijkt naar de nood van elke mens aan hoop en bevrijding. En aan ons laat de evangelist Jezus zeggen in dit verhaal: wees blij dat je erbij hoort, wees blij dat je vroeg geroepen was, en wees blij dat ook anderen erbij horen: de volheid het Rijk Gods is voor iedereen, en we kunnen er binnentreden niet omdat wijzelf zo fantastisch zijn, maar enkel en alleen omdat God goed is en de deur open zet voor iedereen, die van goede wil is.
Het was nodig, ook voor de jonge Kerk, om daar op te hameren: het waren ook maar mensen zoals u en ik, met hun gevoeligheden, hun ambities, hun kleine maar soms zo begrijpelijke jaloezie en gekwetste eer. En het blijft nodig om ook in onze gemeenschap die vraag te herhalen: zijt ge kwaad omdat ik goed ben...?.
In die wijngaard van het rijk Gods wroeten, vandaag is het aan ons.
En er is gelukkig veel werk. En wij doen dat zoals mensen dat doen: door organiseren, en bouwen, en vergaderen, en te vieren, door te preken, en te feesten... En even gelukkig, we mogen rekenen op veel arbeiders in die wijngaard, die op alle mogelijke uren hun zweet en centjes komen spenderen.
Nu wij in deze viering tot bezinning proberen te komen, knippert er een waarschuwingslichtje: het gaat om het rijk Gods.... Toch goed om ons dan eerlijk de vraag te stellen: in deze kerk, in dat schitterend Sac, in onze catechese, in onze verenigingen, overal waar wij parochie zijn: laten we de laatsten de eersten zijn? We doen ons best, dat geloof ik vast. Maar het blijft een opdracht, waar we altijd aan moeten werken: hoe worden wij die open, vriendelijke gemeenschap van het Rijk Gods?
Zoals bij het begin van een nieuw werkjaar gebeurt in elke vereniging en werkgroep, hebben wij ook in het parochieteam plannen gesmeed.
Eén van onze conclusies is dat heel onze parochie mee parochieteam kan zijn: samen willen we bouwen aan onze gemeenschap. Enkelen staan met hun naam en foto op de lijst, zij willen aanspreekbaar zijn, en plannen maken en ze zo goed mogelijk mee uitvoeren.
Maar het parochieteam is niks als het niet gedragen wordt door allen. Een beetje symbolisch zien we af van verkiezingen: we zijn geen regering. We hopen dat er spontaan anderen zich aanmelden om mee de kar te trekken, en we zullen zelf ook mensen aanspreken om die spontane aanmeldingen een beetje te stimuleren... We willen ook beter overleg organiseren. Ons bisdom wil van dit jaar een gespreksjaar maken, en in het verlengde daarvan willen wij tot een breed overleg komen met de velen die zich betrokken voelen bij onze parochie. Dat breed overleg kan dan de basis zijn voor een nog betere samenwerking.
Ook onze catechese willen we richten op het kompas van het open rijk Gods.
Catechese, dat is doen wat die eigenaar doet: mensen aanspreken die staan te wachten om erbij te horen, en hen de uitnodiging laten horen: Gaat ook gij naar mijn wijngaard. Die uitnodiging richt zich niet alleen tot de vormelingen en eerste-communicanten, maar tot ouders, familie, vrienden, ook van de dopelingen, ook tot de mensen die samen met ons van hun overledenen afscheid nemen, ook tot de mensen die toevallig met ons in contact komen.
En die catechese is meer dan catechismus. Informatie hoort erbij, maar belangrijker is wat die mensen zien en meemaken: catechese is kennismaken met de gemeenschap die een stukje hemel op aarde probeert te brengen, een open, warme gemeenschap die dienstbaar is, en viert, en rouwt ,
Ons vernieuwde SAC heeft een dak, het Cultureel Centrum, het Klokske... dat moet een symbool zijn voor een parochie die een dak boven wat hoofden wil zijn, een parochie die een huis is waar allen welkom zijn en tijd en ruimte is voor ontmoeting, voor troost ook en steun. Als dat het gelaat van onze gemeenschap is, gaat onze catechese een toegangspoort worden, waarlangs vele mensen kunnen kennismaken met mensen die proberen christen te zijn.
In het begin van het evangelie van Johannes vragen twee kandidaat leerlingen aan Jezus in welk huis hij woont.
Hij antwoordt: Kom mee en je zult het zien.. Als geïnteresseerde mensen met ons kunnen meegaan, en zien wat het betekent dat mensen Jezus levend houden, zullen velen een stukje dichter komen bij de ontdekking van de hemel!
Vreemd, soms staat er tot zeven maal zeventig maal en soms tot zeventig maal zeven maal. De betekenis is juist hetzelfde. Net zoals 11/09 precies hetzelfde betekent als nine/eleven.
Daar worden wij nu al de hele week mee om de oren geslagen. En ook vandaag kunnen wij er niet omheen.
Laten wij het hier echter niet hebben over vergelden of vergoeden, maar eerder over vergeten of vergeven. Precies met dat vergeven hebben wij het erg moeilijk.
Vergeten hoeft niet Petrus, vergeven wel. Maak gerust een memorial monument op Ground Zero. Net zoals je een Denkmahl hebt opgericht in Auschwitz of Buchenwald of zoals 100 000 kruisjes de doden herinneren in de akkers rond Ieper en Diksmuide. Only remember.
Ook al is het zoveel jaren geleden gebeurd, herinner u dàt het gebeurd is. En onthoud dat het mensen waren, zowel aan de ene als aan de andere kant van de gebeurtenissen.
Vergeten hoeft niet Petrus, vergeven wel. Maar hoe moet dan gaan?
De parabel vandaag in het evangelie van Mattheus gaat niet toevallig over geld. Als gewezen tollenaar kende hij alles van talenten, schellingen of denariën en was hij een kenner en een ervaringsdeskundige wat schuld en schuldinvordering betreft.
De parabel vertelt over een man die grote schulden (10.000 talenten) heeft tegenover zijn heer. Toch vergeeft de heer ze hem ruimhartig, als hij er om bidt en smeekt.
Einde verhaal? Neen.
De dienaar heeft blijkbaar ook iemand die bij hem in het krijt staat. Zij het voor een véél kleiner bedrag: 100 denariën. Dat is amper één tienduizendste van wat hijzelf schuldig was. Toch vergeeft hij die schuld niet op zijn beurt. Integendeel! Hij laat de man gevangen zetten en eist dat alles tot op de laatste cent betaald zou worden.
Wij gaan ervan uit dat, zoals in de meeste parabels bij Jezus, de Koning staat voor God en de dienaar voor een mens of een leerling.
De parabel van vandaag bestaat eigenlijk uit verschillende verhalen. Aparte voorbeeld-verhaaltjes.
In het eerste verhaal horen wij hoe God met mensen omgaat. Het kwaad, de schuld van de dienaar, is onmenselijk groot en eigenlijk onbetaalbaar. Het is een schuld die niet afgelost kan worden.
Omdat God in de biddende en smekende dienaar, een zwakke kleine mens herkent, ziet Hij af van zijn eisen en ontstaat er een medelijden dat leidt tot totale vergeving. De relatie tussen God en de dienaar wordt volledig hersteld. Het kwaad staat niet meer tussen hen in.
Het is dat onbecijferde, dat totale vergeven, dat volgens Jezus zo eigen is aan het Koninkrijk der hemelen.
In het tweede verhaal wordt verteld wat buiten dat koninkrijk gebeurt. Omdat de dienaar blijft rekenen en vasthouden aan de relatief kleine, met wat moeite wel betaalbare rekening, blijft die schuld als een onherstelbaar kwaad tussen de dienaar en de mededienaar staan.
De dienaar ziet in zijn mededienaar geen kleine of zwakke mens.
Zijn visie staat volkomen haaks op de vergevensgezindheid van de Koning. Het komt dan ook niet tot een royaal gebaar van vergeving.
We komen in onze wereld vandaag overal berekening tegen.
Als je zoveel koopt, krijg je zoveel meer korting. Als je punten en zegeltjes spaart, krijg je vermindering.
Zelfs bij studenten is berekening meer regel dan uitzondering. Voor dit of dat vak hoef ik nu niet te studeren. Dat haal ik wel op bij de tweede zit. Als ik er voor die en die vakken maar dóór ben! En dóór betekent dan: net genoeg.
Maar vergeving is niet een soort van berekende korting. Een halve of een kwart vergeving bestaat niet. Het is alles of niets. Alleen als de mens probeert om mens voor een mens te zijn, zo lief als God, kan het weer goed komen. Zowel voor hemzelf als voor zijn medemens.
Om te vergeven, moet je jezelf klein kunnen maken, jezelf klein kunnen krijgen. Daar is macht voor nodig, macht over jezelf.
Je moet als het ware in de huid van God kunnen kruipen en je verplaatsen in het klein zijn van de ander. Jezelf kwetsbaar opstellen en het risico nemen eraan te verliezen.
Het doet een beetje denken aan wat de reus doet in het sprookje van de Gelaarsde Kat. Hij tovert zichzelf om in een leeuw en daarna in een muis. Zo kwetsbaar dat hij er zelf aan ten onder gaat. Al gaat het daar eerder over verschalken en helemaal niet over vergeven.
Vergeven is zowat het moeilijkste wat er is. Zeker bij zoiets als de aanslagen van nine/eleven, waarbij zowat iedereen de dader zou kunnen zijn, omdat de echte dader geen gezicht heeft. Wie moet je dan vergeven? Welke relatie moet je dan herstellen. Precies dat maakt het vergeven extra moeilijk. Vergeving neemt immers het kwaad niet weg en schakelt er evenmin de gevolgen van uit.
Ik ben God niet! Jezus verlangt van mij niet om meteen de problemen in de grote wereld op te lossen. Maar het kan weer goed komen in mijn eigen kleine wereld, als ik vandaag probeer om een conflict op te lossen met mijn broeder, als ik er in slaag om onenigheid met mijn eigen partner op te lossen, misschien wel door mijn eigen fout toe te geven. Kortom, als ik probeer om mens voor een mens te zijn, zo lief als God.
Inspiratie gevonden bij Lytta Basset, De macht om te vergeven.
Drieëntwintigste zondag door het jaar A 2011 - Zaterdag 3 en zondag 4 september 2011
Eerste lezing: Romeinen 13,8-10 - 'Liefde vervult de gehele wet'
Evangelie: Matteüs 18,15-20 - 'Wanneer uw broer gezondigd heeft, wijs hem dan terecht'
Vorige donderdag is er weer een nieuw schooljaar begonnen, voor vele duizenden leerlingen en leerkrachten. Naast het uitdelen van boeken en het kennis maken met elkaar werd in alle scholen ongetwijfeld ook aandacht besteed aan het schoolreglement.
Leerlingen moeten weten wat van hen verwacht wordt in de nieuwe of de vertrouwde school. Ook voor leerkrachten werden afspraken gemaakt of hernieuwd, op het einde van augustus dan al.
Zo een reglement is belangrijk.
Iedereen moet weten waaraan zich te houden. Men moet duidelijk weten wat mag en niet mag, wat verplicht is of gewoon toegelaten. Niet alleen in scholen trouwens, het is zo in een bedrijf, in het verkeer, in onze maatschappij. Maar wat doen we met mensen die zich niet houden aan de regels, die manifest fout handelen of zich verkeerd gedragen? Daarover ging zonet ook het evangelie.
En wat zegt Jezus?
Iemand die fout is, moet je zeker niet onmiddellijk veroordelen. Je moet hem voldoende kansen bieden. Eerst wijs je hem terecht onder vier ogen. Dan haal je er getuigen bij en pas dan leg je het voor aan de kerk, aan hogere instanties.
In een school gaat het er net zo aan toe: eerst probeer je met de betrokken leerling te praten, dan probeer je het misschien samen met een collega, bijvoorbeeld de klastitularis en pas als dat allemaal niet helpt, stuur je hem naar de prefect of de directeur. Het is goed dat een schoolreglement streng is, en vooral duidelijk, maar de toepassing ervan blijft bij voorkeur begripvol, menselijk en geduldig.
Maar eigenlijk gaat het evangelie daar niet over.
Die leerling is iemand over wie leerkrachten gezag kunnen uitoefenen. Terechtwijzen is dus logisch, het hoort bij hun functie. Maar Jezus heeft het over: je broeder die gezondigd heeft. Dat is dus een gelijke. En die terechtwijzen of tot de orde roepen is al wat moeilijker. Ik moet eerlijk toegeven dat ik het zelf ook niet graag doe.
Want iemand anders aanspreken op zijn fouten, of een verkeerde houding, wordt al snel ervaren als bemoeizucht. We kunnen er meestal zelf ook slecht tegen. Als iemand op ons kritiek heeft, is al gauw de reactie: wie denkt hij wel dat hij is? Maakt hij soms zelf geen fouten? En misschien hebben wij ook wel schrik voor die reactie en houden we daarom onze mond.
Of spreken we onze kritiek liever uit achter de rug.
Want, laten we eerlijk zijn, daar zijn we meestal heel goed in. Liever dan iemand op zijn fouten te wijzen, gaan we naar nog iemand anders om over die fouten te praten. Heb je dat gezien? 't Was weer van dat! Zoals die zich gedraagt, dat kan toch niet. Terwijl Jezus zegt: "Wijs je broeder onder vier ogen terecht." Loop niet meteen naar anderen om te roddelen.
Spreek met je broeder, niet over hem.
Wat houdt ons tegen om dat te doen, om met onze broeder, onze medemens te spreken over zijn evidente fouten of verkeerd gedrag? Om te beginnen: we zijn het niet gewoon.
En ook: we willen elkaar niet kwetsen en we zijn een beetje bang voor een boze reactie. We zijn bang om een conflict uit te lokken. We hebben het zelf ook niet graag, terechtgewezen worden. En uiteraard is er ook het besef van onze eigen gebreken en tekortkomingen. Wie zijn wij tenslotte om over anderen te oordelen?
En toch: de ogen sluiten, doen alsof we het niet zien is vaak de gemakkelijkste houding, maar meestal niet de beste oplossing. Zwijgen is toestemmen, zegt het spreekwoord. Maar heel vaak stemmen wij niet echt toe, maar we zwijgen toch. We zijn er ons niet voldoende van bewust dat wij allemaal verantwoordelijkheid dragen voor elkaar.
We horen het wel eens in nieuwsberichten of we lezen het in de krant. Hoe een heleboel mensen getuigen zijn van een conflict of van onrecht en hoe niemand reageert of ingrijpt. Mensen zijn bang om erbij betrokken te worden en we begrijpen dat meestal heel goed. We zouden allicht hetzelfde doen of niet doen. En toch: we voelen heel goed aan dat het niet klopt. In het oude testament vroeg Kaïn al schamper aan God: "Ben ik soms mijn broeders hoeder?"
Als het erom gaat mensen in nood te helpen, komt de solidariteit makkelijker boven.
Dan voelen we ons plots wel verantwoordelijk voor elkaar. Kijk maar eens naar het Pukkelpopdrama van enkele weken geleden. Mensen stelden spontaan een deel van hun huis ter beschikking, boden op alle mogelijke manieren slachtoffers onderdak en steun. Dan zijn we wel de hoeders van onze broeders en zusters.
Maar als mensen in de fout gaan, vinden we gewoonlijk dat anderen het maar moeten oplossen. De politie moet optreden, de overheid moet maatregelen treffen, de school is verantwoordelijk, de maatschappij zit verkeerd in elkaar.
Of nog erger: aan die kerel is toch niets meer te doen!
Praat met je broeder onder vier ogen, zegt Jezus. En als hij niet wil luisteren, haal er dan nog een paar mensen bij die het goed menen. Die hem niet meteen veroordelen, maar er in alle rust eens mee praten. En als dat allemaal niet helpt, schakel dan pas de overheid in.
Eerst praten, eerst waarschuwen en niet te snel aanklagen. En vooral niet achter de rug beginnen praten. En laten we ook maar proberen te verdragen dat onze broeder ook ons eens terechtwijst.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.