Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
Na Zijn doop in de Jordaan, Zijn verblijf in de woestijn, waar Hij moest vechten tegen de drie grote verleidingen nl. om macht, rijkdom en aanzien te verwerven, had Jezus zijn roeping gevonden. Toen Hij echter vernam dat Johannes gevangen genomen was, ging Hij niet naar Jeruzalem maar trok Hij naar Galilea, in het Hebreeuws: land van de heidenen. Galilea ligt in het uiterste noorden van Israël. Het is het land waarvan Jesaja, 700 jaar eerder sprak als een land waarvan het volk, dat in grote duisternis wandelt een groot licht zal zien! Matteüs verwijst hier naar de oude bijbelse tekst. Wanneer Jezus daar is, in het land van de heidenen, begint een nieuwe fase in Zijn leven. Hij begint te prediken, Hij gaat nu echt aan het werk en Hij roept leerlingen om zich heen. Zijn boodschap breidt zich uit ver over de grenzen, tot in Syrië toe. Dat roepen van de leerlingen wordt bij Matteüs heel beeldend beschreven in zijn evangelie! Jezus roept Zijn medewerkers daar waar zij aan het werk zijn. Hij plukt hen tijdens hun arbeid en zie zij horen Zijn stem, zij laten alles achter en volgen Hem.
In de mooie, oude Sint-Andrieskerk staat een prachtige beeldengroep onder de preekstoel, die juist dit moment uitbeeld. Jezus die een wenkend gebaar maakt, Simon Petrus die uit het bootje stapt en Andreas die aanstalten maakt zijn kameraad te volgen. Drie prachtige mansfiguren, waarbij de beeldhouwer in de gelaatsuitdrukking van de twee vissers zo'n duidelijke aandacht gelegd heeft dat men niet twijfelt aan hun ernst en overgave aan Jezus' gebaar. Hij vraagt hen Hem te volgen en Hij geeft hen ook een duidelijke opdracht: in plaats van vissers zullen zij Mensenvissers worden d.w.z. dat zij mensen moeten opvissen, opvangen en redden uit de duisternis van hun uitzichtloos leven. Zij zullen samen met Hem Lichtbrengers worden. Steeds opnieuw kunnen wij die oproep van Jezus horen. Hij klinkt door in de stem van mensen in nood. Wij horen Hem in in de ellende van zovelen die in de duisternis van ziekte en armoede vertoeven! Een van de mensenvissers die Jezus' opdracht gehoord heeft was onze grootste Belg, Pater Damiaan, een gedreven en gepassionneerd man. Gegrepen door de ellende en het uitzichtloze bestaan van de melaatsen in Molokai, wroette en werkte hij om die uitgestotenen toch een licht te geven en hun leven draaglijk te maken. Hij leefde met hen en tussen hen, hij is huns gelijke geworden tot in de ziekte die hem uiteindelijk vellen zal. Gelukkig is het werk van Damiaan niet met hem gestorven, zijn lichtend voorbeeld blijft doorleven in het werk dat door zovelen wordt voortgezet en dat met fierheid zijn naam draagt! Zo is het tenslotte ook met Jezus gegaan: Hij leefde tussen de mensen, Hij riep ze en sprak ze toe tot ze Hem tenslotte verrieden en ter dood brachten. Maar zie ook Zijn woorden blijven doorleven en kunnen mensen nog steeds in beweging zetten. Mensen die echt geroepen worden, gooien hun hele leven om, ze laten a.h.w. alles achter. Zij weten dat hun inzet voor anderen waardevoller is dan de zorg voor zichzelf. Ook wij worden soms gegrepen wanneer we geconfronteerd worden met onrecht en de miserie waarin zovelen moeten leven of beter overleven. Zo zien we dat steeds meer mensen van alle slag zich actief inzetten om ook een klein beetje mensenvisser te worden. Het zijn niet altijd grootse dingen maar een tweede waterpomp in een dorp, zaaigoed voor een betere oogst, een kleine medische post ergens in de brousse, zij maken soms het verschil voor een hele groep en het brengt mensen van overleven naar leven Altijd is het de bedoeling mensen een behoorlijk bestaan te geven. Door goedheid, doortastendheid en goedbesteedde middelen hen uit de ellende te halen en hen terug hoop te geven. Zou het dat zijn wat Jezus als opdracht aan zijn leerlingen, en dus ook aan ons, gaf en zou het ook van ons mensenvissers kunnen maken?
We hebben allemaal wel wat ervaring met dopen. Is het niet met ons eigen doopsel, dan zeker met een studentendoop of een doop in de jeugdbeweging. Niet altijd wordt er evenveel aandacht of tijd aan besteed. Ik herinner me de doop van een van de neefjes. We hadden niet meteen een parkeerplaats aan de deur van de kerk, en kwamen dus enkele minuten later toe. Toen bleek de doopplechtigheid al voor driekwart achter de rug.
Bij Jezus doop lijkt wel het omgekeerde het geval. Al sinds Kerstmis zijn wij bezig met zijn geboorte, zijn familie, met de herders en de koningen die op bezoek komen en vorige week zijn doopsel. Akkoord, wij zijn een grote familie en dus duurt het wel even voordat iedereen langs geweest is. Maar teveel is teveel. En toch staat de doop van Jezus vandaag opnieuw op het menu, zij het op een andere manier.
Jezus treft Johannes bij de Jordaan, om zich door hem te laten dopen. Hoewel Jezus en Johannes, volgens sommige verhalen, neven zijn van elkaar, gaan ze niet familiair met elkaar om. Ze lijken wél op de hoogte van mekaars activiteiten en, zo blijkt uit hun kort gesprek, ze hebben ook een groot respect voor mekaars bezigheden. Jezus rond het gesprek af met iets als: Laat het nu maar gebeuren, zoals het past in de vervulling van Gods plan, laat ons nu maar volbrengen, al wat is vastgesteld. Daar stemt Johannes mee in.
Wij beleven het vandaag samen met Hem. Jezus wordt onder-gedoopt en rijst daarna uit het water omhoog. En dan gebeurt het: de hemel gaat voor Hem open en Hij ziet en voelt hoe de Geest van God op hem neerdaalt als een duif. En uit de hemel klinkt een stem: Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in hem stel Ik mijn welbehagen. Hij is een man naar Gods hart.
Mattheus beschrijft dit doopsel alsof wij het zelf meemaken, vanuit Jezus eigen gewaarwording. Jezus beleeft iets goddelijks. Misschien merken de omstanders het niet eens, maar Jezus zelf maakt iets dieps mee. Een geestelijke ervaring. Gods Geest daalt op Jezus neer. Niet met kabaal, maar zachtjes als een duif. Bijna tè gewoon. En Hij wordt vol van de Geest.
God laat aan Jezus zien wie Hij is: de Vader die totaal van hem houdt. Zoals Jezus heel zijn bestaan aan God geeft, zo geeft God Hem alles wat Hij is. Ze zijn elkaars hemel. Van alle kanten klinkt het naar Jezus: Ik houd van jou. De Vader bemint Hem als zijn veelgeliefde Zoon. Hij voelt zich door Hem omringd en bemind. Jezus maakt hier een top-ervaring mee, zoals Hij die later met zijn trouwste leerlingen zal delen op de berg Tabor. Nu weet Jezus wie Hij is: Zoon van God. Alles van de Vader is ook van Hem.
Hij raakt zich ook bewust van de taak die Hij te vervullen krijgt, en die door de evangelist Mattheus mooi, bijna naadloos, gelinkt wordt aan de woorden van Jesaja die we hoorden in de eerste lezing: Hier is mijn dienaar doe Ik ondersteun. Hij is mijn uitverkorene, in wie Ik behagen schep.
Jezus heeft blijkbaar iets met Jesaja. Bij zijn allereerste predicatie in de synagoge van Nazareth zal Hij óók een tekst uit Jesaja lezen: De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd. Hij heeft mij gezonden om aan armen het goede nieuws te brengen, om gevangenen te bevrijden, om blinden opnieuw te laten zien en om onderdrukten hun vrijheid te geven. Jezus herkent zichzelf in de tekst en haalt er precies dat stukje uit dat op Hem van toepassing is.
Dat is misschien niet zo vreemd. Jullie hebben het vast ook al ervaren dat je een tekst hoort of leest en plots denkt: hé, dat past helemaal bij mij, dat zou over mij kunnen gaan. Sommige mensen willen dat wel eens hebben bij het lezen van horoscopen, ook al zijn dié teksten op zowat iedereen toe te passen. Ikzelf heb het wel eens met een tekst uit de Bijbel of met een liedjestekst. Bijvoorbeeld bij de titel van deze viering, Wij zijn in Hem gedoopt. Dat is ook zon zin uit een liedje.
s Morgens heb ik, om wakker te worden, nood aan een goede kop versgezette koffie. En graag eet ik daar een speculaasje bij dat ik het liefst van al daarin helemaal wil onderdompelen. Zo wil ik mij ook het doopsel van Jezus voorstellen. Niet met een klein beetje water boven een bronzen kuip, maar helemaal doorweekt in het water van de Jordaan. En daarmee ook helemaal gesopt in zijn opgave.
Voor de meesten van ons is het lang geleden, dat wij gedoopt werden. En al hebben wij er toen niets van begrepen, toch zijn wij (ook toen) mét en in Hem gedoopt. Als wij in Hem gedoopt zijn, als wij helemaal van Hem doordrenkt raken, dan leert Jezus ons ook met andere ogen kijken. Dan kunnen wij in iedere mens onze naaste, een andere Jezus, herkennen en weten wij dat God liefde is. Elk mensenkind is kandidaat voor die eenheid.
Afdalen in de Jordaan en vragen om in Jezus gedoopt te worden is dan niet alleen een vraag om een voorspoedig leven, maar veeleer een keuze voor een betere wereld. Ook wij hebben hier een taak te vervullen. En net als Jezus zullen we ons door God zelf bevestigd weten bij die keuze: jij bent mijn zoon, jij bent mijn dochter, veel geliefd. Ook in jou stel Ik mijn welbehagen. Jij bent een kind naar Gods hart.
De teksten vandaag vond ik een beetje moeilijk, daarom zal ik maar beginnen met een moeilijk woord: dyslexie. De laatste jaren is daar aandacht voor in het onderwijs. Kinderen die er last van hebben, zien bv. wesp staan en zeggen weps. Ze horen praline en ze schrijven pranile. Hun hersens functioneren een beetje anders, met als gevolg dat ze moeite hebben de letters op de juiste plaats te krijgen. Nu heeft men lang gedacht dat dit met luiheid te maken had, of met gebrek aan verstand. Maar nu weet men dat kinderen met dyslexie goede resultaten kunnen halen, als ze begeleid worden en als er rekening gehouden wordt met hun probleem. Trouwens, er zijn voorbeelden van dyslectische kinderen die het ver brengen: Einstein was er zo eentje... zijn leraars hebben waarschijnlijk gedacht toegegeven: dat had ik van Albert nooit gedacht, zo kende ik hem niet... Johannes de Doper vandaag zegt iets dergelijks. Hij noemt Jezus de zoon van God, maar zegt ook: ik heb Hem niet gekend. We staan aan het begin van het openbaar leven van Jezus. Dan was het helemaal niet duidelijk wie hij was. Eigenlijk is dat heel het leven van Jezus zo gebleven. Wie Jezus echt is, wordt pas duidelijk voor wie, zoals Johannes de Doper hier vertelt, het geloof in hem gekregen heeft. Het verhaal vandaag is een van de latere teksten over de doop van Jezus. En we kunnen hem ook lezen als het eindresultaat van vele jaren denken, bidden, praten, van die eerste christenen, over wie Jezus nu echt was. En na al die jaren, als de evangelist deze tekst optekent, is hun besluit: hij is de zoon van God... De zoon van God, dat kan voor ons wat moeilijk klinken. In die eerste eeuwen van de Kerk zijn de godgeleerden na veel discussie tot het besluit gekomen dat die benaming zijn volledige betekenis kreeg binnen het dogma van de Drievuldigheid. Ik kan me voorstellen dat wij het altijd niet gemakkelijk hebben met die eerbiedwaardige dogmas. Maar wat in elk geval duidelijk mag zijn, is dat zoon van God betekent: Hij is ons beste voorbeeld, als we ons aan Hem toevertrouwen vinden we het geluk, worden we verlost, gered uit miserie en zondigheid, uit al wat ons leven tot een uitzichtloze hel kan maken. De eerste lezing gaat ook over redding, in een tekst uit het Oude Testament. Hij richt zich tot het volk van Israël dat in ballingschap is moeten gaan leven: alles kapot, veel mensen gedood, gekwetst, verminkt, alle trots en eer kwijt, een slavenleven leiden onder vreemde heersers. En toch, hoewel er van een nieuw begin nog niets te zien is, kondigt de tekst aan dat het zal veranderen, en dat het volk uit de ondergang gered zal worden. Het is niet moeilijk, om bij het lezen van deze oudere tekst te zeggen, als gelovige: dat kunnen we ook op Jezus toepassen: hij zal een licht worden voor alle mensen. Maar, zoals Johannes de Doper laat horen: het is niet vanzelfsprekend dat in Jezus te zien. En dat geldt ook voor ons, vandaag. Jezus herkennen komt niet vanzelf. Hij komt tot ons in andere mensen, ook in mensen waar het niet direct zo goed mee kunnen vinden. En we moeten Hem proberen te herkennen wanneer het in ons leven donker wordt. Geloven in Zijn aanwezigheid en in Gods goedheid is niet zo moeilijk, als het met ons goed gaat. Maar als mensen zich godverlaten voelen en dik in de miserie zitten, lijkt het licht voor de wereld, zoals in de eerste lezing gezegd wordt, wel heel ver weg. Waar is de redding dan? Waar is dat nieuw begin, dat we dan zo nodig hebben? Over het feit dat het zo moeilijk is om Jezus te herkennen, staat nog iets in de evangelielezing. Johannes begint met te zeggen: ziedaar het Lam Gods.... Voor mensen die met de hele bijbel vertrouwd waren, was dat niet zo moeilijk om te snappen. Een lam was een offerdier: iets dierbaars, dat men liet slachten. En door het af te staan aan God, kon men Gods goedheid verdienen. In het verhaal over de uittocht uit Egypte staat iets gelijkaardigs: de Joden moesten thuis een lam slachten, en met het bloed hun deurstijl bestrijken: dan ging de Engel des doods voorbij, de engel die de Egyptenaren ging bestraffen. Dat woord lam roept op: redding, verlossing, maar ook: bloed, slachting, afzien. Tijdens het leven van Jezus was het al niet zo gemakkelijk om in die timmermanszoon, die kerel uit Nazareth, de zoon van God te zien. En dat werd nog veel moeilijker, als die man een gruwelijk, vernederd, eenzaam einde kende. Ons geloof is een geloof in een gekruisigde, ons geloof in een nieuw begin moet kunnen standhouden, ook als alles helemaal kapot en gedaan lijkt. Dat kunnen we horen in die woorden van Johannes de Doper. Ze maken duidelijk hoe dat openbaar leven van Jezus zal verlopen: Hij komt met een opdracht, Hij zal voor velen verlossing betekenen, maar dan zal men goed moeten kijken, met ogen van geloof. Dat was zo 2000 jaar geleden, dat is zo voor ons. Elk jaar opnieuw gaan wij, symbolisch, mee op stap met Jezus, vanaf zijn doop in de Jordaan, naar Pasen en de verrijzenis. Voor Pasen moeten we doorheen Goede Vrijdag. Het is een symbool van ons eigen leven, waarin ook donkere dagen kunnen komen. We hebben dan geloof nodig, om te zien dat, als we de weg van Jezus blijven volgen, het licht zal komen. Hem herkennen zal niet altijd gemakkelijk zijn. Misschien is het goed dat we bij het symbolisch begin van deze tocht zeggen zoals Petrus ergens in het evangelie:Heer, ik geloof. Kom mijn ongeloof ter hulp.
Weinig verhalen uit de Bijbel zijn zo verweven met volkse legenden en gebruiken als dat van de drie Koningen. In de Bijbel vinden we eigenlijk weinig over hen. Alleen bij Matteus worden ze vermeld en wat we zonet in het evangelie hebben gehoord is alles wat over hen geschreven staat. Meer concrete gegevens zijn er niet te vinden. We weten dus niet of het ging over een blanke, een gele en een zwarte. We weten niet of ze Caspar, Melchior en Balthazar heetten. Ze hadden ook geen nieuwe hoed nodig, want hun oude was niet versleten. En ze zaten zeker niet likkebaardend uit te kijken naar het worstenbrood van volgende maandag. Waarschijnlijk waren het ook geen koningen. Afhankelijk van de vertaling worden ze soms "magiërs" genoemd. Dat betekent niet dat ze tovenaars waren, maar wel geleerden, meer bepaald sterrenkijkers. Het is geen toeval dat ze op hun tocht naar het goddelijk Kind een ster volgen. In andere vertalingen heten ze dan weer de drie wijzen. En wijs waren ze zeker. In die zin kunnen ze ons ook vandaag nog inspireren en voor ons een voorbeeld zijn. Ze waren wijs omdat ze naar boven keken, naar de hemel en zijn tekens. Omdat ze thuis waren in de nacht en zijn geheimen, omdat ze uitkeken naar een ster. Mààr: omdat ze ook oog hadden voor wat beneden ligt, voor de aarde en haar mensen, voor de dag en het licht. Het blijft ook de opdracht voor christenen van vandaag: een evenwicht zoeken tussen hier boven en hier beneden, tussen gebed en bezinning en actieve inzet. Ze waren wijs omdat ze bereid waren omwegen te maken. Want als we lijnrecht op ons doel afgaan, dwars door alles en iedereen heen, doen we vaak de wereld en de mensen geweld aan. De drie wijzen maakten omwegen, volgden de hoogten en laagten op hun weg, volgden de loop van de rivieren. Wij willen graag zelf onze weg maken, onze reis bepalen. En wat ons hindert moet uit de weg worden geruimd. Ze waren ook wijs omdat ze op zoek waren naar een kind en in dat kind een koning konden herkennen. Ze waren niet op reis naar zichzelf, zoals wij dat vaak zijn. Ze waren niet op zoek naar hun eigen land of hun eigen volk of hun eigen grote gelijk. Misschien is daar in onze tijd echt wel nood aan: aan mensen die niet gedurig op reis zijn naar zichzelf. Die open staan voor nieuwe mensen, nieuwe inzichten, nieuwe ideeën. En ze waren wijs omdat ze het kind hulde brachten en hun schatten te voorschijn haalden. Ze waren ongetwijfeld rijk, maar ze hadden op hun tocht veel moeten achterlaten. En wat ze nog bij zich hadden, schonken ze weg: goud, wierook en mirre. Want in hun wijsheid wisten ze: wat niet gegeven wordt, gaat verloren. Voor nuchtere mensen lijkt het een vreemde legende, die van de drie wijzen. Hoe kan het nu dat wijze, verstandige mensen op zoek gaan naar een koning en hem dan herkennen in een pasgeboren kind in een armoedige stal? Waarom ondernemen zij zo een lange reis, vol ontberingen en gevaren, om uit te komen ergens in het veld in Betlehem? En hoe weten zij dat dat kind de Messias is en dat ze het zeker niet aan Herodes mogen gaan vertellen? Laten we niet vergeten dat Matteus zijn evangelie schreef zowat rond het jaar 75. Met andere woorden: ongeveer veertig jaar na de feiten. Hij beleefde toen een andere realiteit. Hij maakte het toen mee dat verstandige mensen uit Jeruzalem Jezus verwierpen, maar dat wijze mensen uit het oosten Hem vereerden. Dat gegeven wil Matteus verklaren. En daarover schrijft hij zijn legende-verhaal. Wat na zovele jaren voor velen duidelijk was geworden, dat was in de kern al aanwezig in dat kind van Betlehem. En Matteus ziet dat vele zogenaamde heidenen zich tot Jezus bekeren. Hij laat ze dan maar hulde brengen aan het pasgeboren kind in de kribbe. Zo vreemd is dat eigenlijk niet. Het is trouwens betekenisvol dat we het feest van vandaag eigenlijk het feest van de Openbaring noemen. In de orthodoxe kerk is deze feestdag belangrijker dan Kerstmis. Met Kerstmis verschijnt Jezus in Israël, met Driekoningen verschijnt Hij aan de heidenen, aan heel de wereld. Israël heeft God eerst ontdekt binnen de horizon van de eigen familie en het eigen volk. Pas achteraf is het besef gegroeid dat er maar één God bestaat en dat die God met de hele wereld te maken heeft. Al was bij een profeet als Jesaja dat besef er blijkbaar al veel vroeger. Hij bezingt in de eerste lezing de heerlijkheid van het nieuwe Jeruzalem. En hij ziet alle volkeren aangetrokken worden door het stralend licht van Gods aanwezigheid in die stad. En ook hier brengen zij goud en wierook mee. Zoals de drie wijzen bij het feest van de Openbaring. Wij gebruiken het woord openbaring wanneer we iets nieuws leren of iets onverwachts ontdekken. We zien ineens iets wat we niet voor mogelijk hielden. Er wordt iets openbaar wat verborgen lag. Zo verging het ook de wijzen uit het oosten. Ze hadden op het einde van hun tocht allesbehalve een armoedig kind en een armoedige behuizing verwacht. En toch brak het inzicht door dat dit het was waarnaar ze op zoek waren. Voor een openbaring moet je openstaan. Mensen zijn hun leven lang op zoek naar geluk. En als het geluk zich dan openbaart, is het bijna altijd anders dan we hadden verwacht. Een openbaring kan je niet zoeken, die overvalt je. Of ze overvalt je niet. Wie op reis blijft gaan naar zichzelf, zal weinig nieuws ontdekken. Hem staat allicht geen openbaring te wachten. Hoe meer we ons open stellen, hoe meer we ons los maken van onszelf en ons eigen gelijk, hoe groter de kans dat ook wij gezegend worden met een openbaring.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.