Het evangelie van vandaag is maar heel kort. En toch is het de moeite waard om even bij stil te staan.
We lezen al een aantal weken bij Matteüs. Tussen de lijnen door, zien we de hogepriesters, oudsten en schriftgeleerden tussen het publiek dichterbij komen. Dat komt natuurlijk ook omdat Jezus van langsom meer kritiek geeft op die gevestigde orde. Hij maakt hen een beetje bang of verontrust. Bij uitspraken als: De laatsten zullen de eersten zijn.
Of vreemde parabels over de zonen in de wijngaard van hun vader, over de ontrouwe wijnbouwers of over de genodigden op het bruiloftsfeest, voelen zij zich danig op de tenen getrapt.
Vorige week kwamen de schriftgeleerden zelf met een concrete vraag, in verband met de belasting aan de keizer.
Nu waren, ten tijde van Jezus, de meeste schriftgeleerden waarschijnlijk farizeeën, maar er waren ook sadduceeën bij.
De sadduceeën waren strenger dan de farizeeën, zeker wat betreft het volgen van de wetten. Daardoor kwamen ze vrij goed overeen met de Romeinse bezetter. Politiek correct zouden we vandaag zeggen.
De farizeeën waren eigenlijk een heel gesloten groep van héél vrome mensen. Zij hechtten zéér veel belang aan tradities en gebruiken, die zij tot in de puntjes opvolgden. Vandaag zouden wij hen fundamentalisten noemen.
Vandaag willen die farizeeën Jezus op de rooster te leggen. Nadat de sadduceeën er vorige week van langs kregen, met Jezus’ ontmijnende antwoord over aan de belasting aan de keizer, komen die farizeeën op de proppen met een concrete vraag over het voornaamste of hoogste gebod.
Ook nu weer komt Jezus sterk uit de hoek. Zo sterk dat de farizeeën met de mond vol tanden staan. “U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand”, dat is het eerste en grootste zegt Jezus.
Dan doet Hij wat de farizeeën zelf zo vaak doen: Hij voegt een gebod toe aan het bestaande. Hij maakt het tot dubbelgebod van de liefde: “Het tweede is daaraan gelijk: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.”
Aan deze twee geboden hangen heel de Wet en de Profeten.
Wat dat precies inhoud, staat, anders gezegd ergens vooraan in het evangelie van Matteüs (Mt.7, 12): “Behandel anderen steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Dat is het hart van de Wet en de Profeten.”
De anderen dus.
Daarover lees ik in de eerste lezing (Ex.22, 20-26): “U mag een vreemdeling … het leven niet moeilijk maken … Weduwen en wezen moet u geen onrecht aandoen … Als u aan iemand … geld leent, … gedraag u dan niet als een geldschieter ... Als u iemands mantel in pand neemt, dan moet u die voor zonsondergang aan hem terug geven ... “
Als je dat doet, beste farizeeën, of moet ik zeggen: “beste allemaal”, dan zal het jullie vergaan zoals Mattheus een paar hoofdstukken verderop schrijft (Matt. 25, 34-45): “Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld.
Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen. Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht.
Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven? En wanneer zagen wij U als vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? En wanneer zagen wij U ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken?
De Koning zal hun ten antwoord geven: Voorwaar Ik zeg u: Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan.
En tot die aan zijn linkerhand zal Hij dan zeggen: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten.
Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven. Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet opgenomen, naakt en hebt Mij niet gekleed. Ik was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken.
Dan zullen ook zij antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor U gezorgd?
Daarop zal Hij dan antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan.”
Er is dus nog veel werk aan de winkel. Liefde is een werkwoord!
Amen.