Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
Evangelie: Marcus 9, 30-37 - 'De Mensenzoon wordt overgeleverd'
Wij hebben inmiddels al meer dan 20 jaar een preekploeg.
Ook al gaat het om een team van een zestal mensen, toch gebeurt het regelmatig dat dezelfde predikant zich na enkele jaren opnieuw mag buigen over dezelfde lezingen. Zo is het bij mij van 2009 geleden dat ik jullie iets mocht vertellen over de lezingen van vandaag.
Maar de wereld verandert voortdurend. Ook jijzelf of je gezinssituatie is inmiddels veranderd. Het gebeurt nooit dat je zomaar dezelfde preek kan geven als enkele jaren geleden.
Het is ook opvallend hoe die oude lezingen toch iedere keer weer andere invalshoeken of nieuwe inzichten geven.
De vorige keer, negen jaar geleden dus, was onze kleinzoon Basiel pas geboren. Toen bleef mijn aandacht hangen bij wat Jezus doet in het evangelie: Hij zet een kind in hun midden en wijst op wat er gebeurt als je zo’n kind in je midden opneemt. Dat is niet zomaar iets. Daar hangen consequenties aan vast.
Een aantal weken geleden hebben wij opnieuw een kleinzoon gekregen. Dus zou ik, gemakshalve, ongeveer hetzelfde kunnen vertellen.
Maar deze keer bleef mijn aandacht meer hangen bij wat in het boek Wijsheid vertelt wordt over de verdrukking van de rechtvaardige. Qua taalgebruik lijkt het wat op dat van sommige politici in deze dagen:
“De rechtschapene is ons tot last en hij verzet zich tegen wat wij doen. Hij verwijt ons overtredingen van de Wet en hij beschuldigt ons ervan dat wij afwijken van wat wij geleerd hebben”.
Bij de apostelen, die onderweg bezig zijn over de verdeling van de postjes in de ‘regering Jezus’, gebeurt er in feite hetzelfde als bij de politici die vandaag, in de periode vlak voor de verkiezingen, bezig zijn met hun zitje in de gemeenteraad.
Dus verscherpen ook de polemieken en de discussies. Onder meer over het al dan niet opnemen van migranten en andere vluchtelingen. Alle spelregels worden afgemeten op wettelijke bepalingen. Terwijl de belangrijkste stelregel, die van het hart, dikwijls opzij geschoven wordt.
Al enkele jaren komen vluchtelingen uit de hele wereld ‘en masse’ naar Europa. Sommige, om híér een beter leven te vinden, anderen om door te reizen naar Groot-Brittannië, omdat ze daar nog meer mogelijkheden verwachten.
Het merendeel van hen zijn geen gangsters of criminelen op doortocht. Integendeel. Meestal zijn het goed menende, brave, gelovige mensen. Zij zijn op de vlucht omdat ze in eigen land geen toekomst meer hebben. Dikwijls staat hen daar vervolging, marteling of zelfs de dood te wachten. Allen hopen zij op een beter lot in ‘paradijs Europa’.
Stel dat zij het boek Wijsheid kennen, wat niet ondenkbaar is. Dan is de tekst daarvan zeker op hun situatie in hun thuisland toepasselijk. Luister: “De goddelozen zeiden onder elkaar: … Laten wij hem maar eens op de proef stellen met niets ontziende folteringen … Laten wij hem veroordelen tot een vernederende dood: er wordt toch over hem gewaakt, zoals hij (hun God) beweert. … Want als de rechtvaardige een zoon van God is, dan zal die het voor hem opnemen en hem redden uit de hand van zijn tegenstanders.”
Het boek Wijsheid is, rond Jezus’ tijd, in Alexandrië geschreven door een Hellenistische jood. Hij roept zijn geloofsgenoten op om trouw te blijven aan de God van hun vaderen.
In de aanhef roept hij op om rechtvaardig te handelen. Daarna, in het gedeelte waaruit wij lazen, laat hij de goddelozen aan het woord.
Nog verder schrijft hij hoe de goddelozen hun straf ondergaan en doet hij een oproep aan de machthebbers om wijsheid te zoeken.
Het boek Wijsheid stelt zaken eerder op een filosofische manier in vraag, om er verder over na te denken. Maar het biedt geen concrete oplossingen.
Misschien vinden we wel een antwoord in het zeggen en doen van Jezus.
Hij zei tegen zijn leerlingen: “De Mensenzoon wordt uitgeleverd en valt in de handen van mensen. Ze zullen Hem doden, en drie dagen na zijn dood zal Hij opstaan.” Dat gelijkt toch wel heel erg op wat we in het boek Wijsheid lazen over de rechtvaardigen.
Nadat Jezus zijn leerlingen de mantel heeft uitgeveegd, in verband met hun geruzie over een “postje”, ging Hij zitten, zet een kind in hun midden, knuffelde het en zei tegen hen: “Wie een van zulke kinderen ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij. En wie Mij ontvangt, ontvangt niet Mij, maar Hem die Mij gezonden heeft.”
Versta dus: “Wie het opneemt voor een van die rechtvaardigen en hem redt uit de handen van zijn tegenstanders, neemt het op voor Mij. En wie het voor Mij opneemt, neemt het op voor Hem die Mij gezonden heeft.”
Kiezen voor Jezus, kiezen voor God, is nooit vrijblijvend. Het is een keuze om een heleboel andere dingen opzij te zetten. Om die God op een heel aantal punten belangrijker te laten zijn dan jezelf.
De belangrijkste spelregel voor God wordt niet door wetten bepaald. Het is de stelregel van het oog en van het hart.
Heer leer ons, steeds opnieuw, kijken met de ogen van Jezus: met een oog en een hart voor mensen, met voeten om naar elkaar op weg te gaan, en met handen om te delen.
Maar geef ons ook de tijd om gaandeweg die keuze te maken, gaande-de-weg van Jezus.
Evangelie: Marcus 8, 27-35 - 'De Mensenzoon moet veel lijden'
Bij een proef of een examen geschiedenis kunnen leerlingen of studenten de vraag krijgen: “Wie was Julius Caesar? Of Karel de Grote? Of Napoleon?” En dan kunnen ze gaan opsommen hoeveel veldslagen of oorlogen deze grote figuren hebben gewonnen. Of hoe groot hun macht en invloed uiteindelijk was. En misschien welke plaats zij verdienen in de wereldgeschiedenis.
Maar weten wij dan eigenlijk wie zij waren?
Wat is hun betekenis in de wereld van vandaag? Hebben zij het denken en de manier van leven van mensen veranderd of bepaald? Deze vraag past misschien meer bij grote denkers of filosofen, zoals Mahatma Ghandi, of Martin Luther King, of de Dalai Lama. Of bij Jezus Christus. En ook hij stelt zijn leerlingen die vraag: wie zeggen de mensen dat ik ben?
En wie zegt gij dat ik ben?
Het antwoord op de eerste vraag is niet zo moeilijk. Jezus werd al in zijn tijd vergeleken met een aantal figuren uit de Joodse geschiedenis. Johannes de Doper en Elia en andere profeten. Maar dan komt de tweede vraag: wie zegt gij dat ik ben? En dan komt het antwoord van Petrus: Gij zijt de Messias. En dat antwoord is naar de letter wel juist. En toch krijgt Petrus de wind van voor en wordt aan de leerlingen verboden er met iemand over te praten.
Waarom?
Omdat Petrus en waarschijnlijk ook de andere leerlingen en de meeste volgelingen van Jezus een verkeerd idee hadden over die Messias, zijn bedoelingen en wat hij allemaal zou gaan verwezenlijken. Velen zagen de Messias als degene die het volk zou bevrijden van vreemde overheersing, hen echt tot het uitverkoren volk zou maken en dat ook zou tonen, kortom: iemand die al hun problemen zou gaan oplossen.
Maar Jezus zei dan: de Mensenzoon moet veel lijden, moet verworpen worden door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden, moet zelfs ter dood gebracht worden, om na drie dagen weer op te staan. En dan protesteert Petrus, want hij ziet dat helemaal anders. Hij heeft het dus niet begrepen.
Want de Messias, of de Christus is geen tovenaar, is niet iemand die met macht en geweld, of met roem en aanzien de wereld gaat veranderen. Hij wordt eigenlijk vooral gekenmerkt door de aanvaarding van het kruis. Zonder het klaaglied van Goede Vrijdag is er met Pasen geen Alleluia. Sterker nog: zonder het graf is er ook geen opstanding uit het graf.
In Petrus herkennen wij eigenlijk veel van onszelf.
Velen van ons hebben het vooral moeilijk om te geloven en te blijven geloven wanneer wij geconfronteerd worden met lijden, met zwaar lijden. Wanneer wij bijvoorbeeld moeten afscheid nemen van een geliefd persoon, meestal veel te vroeg en vaak na een lange periode van pijn en afzien en miserie. En dan vragen wij ons af: wie is die God die dat lijden toelaat? Waar is die God die ons daarvan komt bevrijden?
Dat doet die God dus niet. Want lijden maakt deel uit van het leven, zoals de dood ook bij het leven hoort. Jezus heeft het lijden niet weggenomen, ook en vooral zijn eigen lijden niet. Daarom misschien noemt Jezus zich herhaaldelijk de Mensenzoon. Hij is Zoon van God, maar ook zoon van mensen, en als dusdanig is hij dus ook onderhevig aan lijden en dood.
Misschien kunnen wij het beter begrijpen als we eens terugkijken naar de eerste lezing van vandaag, uit de brief van Jacobus. Jacobus maakt een onderscheid tussen geloven en doen. Geloven doe je met gedachten of met woorden, doen met handelingen, met acties, met daden. En doen is voor Jacobus belangrijker dan geloven.
Indertijd was er een boek van Alfons Van Steenwegen dat wel eens aan koppels werd cadeau gedaan toen zij gingen trouwen.
Het boek heette “Liefde is een werkwoord”. Aan een relatie moet je werken, zeker aan een liefdesrelatie. Daar ging dat boek over.
Misschien moeten we er vandaag een variant op maken: geloven is een werkwoord. Geloven in Christus is niet zomaar hier in de kerk wat luisteren en instemmend knikken bij mooie verhalen en gebeden. Het is doen wat Jacobus in zijn brief heel concreet meegeeft: mensen in nood helpen en nabij zijn, hen geven wat ze nodig hebben en tonen dat we geloven.
Aan de manier waarop wij omgaan met kwetsbare of gekwetste mensen is te merken dat wij geloven in Christus of niet. Het is aan ons te merken als wij in aanraking komen met mensen zonder eten of zonder kleren, zoals Jacobus als voorbeeld geeft.
Het is te merken aan de manier waarop wij spreken en discussiëren over mensen in nood, of ze nu in onze straat wonen of in een ander continent, of hier zijn aanbeland in gammele bootjes of na een dagenlange voettocht.
Daaraan kan ons antwoord worden afgemeten op de vraag: wie zegt gij dat ik ben?
Kennen jullie mensen met afasie? Het zijn mensen die door een hersenaandoening geraakt worden in hun spreken!
Bij sommigen van hen rest enkel nog één stokwoord!
Zo ken ik iemand die nog alleen het woord “vuur” zegt. Wil hij iets zeggen of vragen hij zegt: “vuur, vuur, vuur…?.” Wil hij antwoorden op een vraag, je hoort hetzelfde: “vuur, vuur, vuur…”
Verschrikkelijk soms, maar die man moet zó zich wel verstaanbaar maken en proberen wat zinvol verder te leven…
Na het horen van het ’t evangelie vandaag zou ik jullie durven vragen zoek de 7 verschillen tussen dit genezingsverhaal en dat van de blinde Bartimeüs. Wij kennen die 2 genezingsverhalen uit de bijbel al lang.
Wat erg opvalt in dit verhaal, is dat deze man zelf geen enkel initiatief neemt.
Waarom zou hij roepen? Hij kan amper klanken uitbrengen.
Waarom zou hij roepen?Hij hoort het toch niet.
De zin en het geloof erin zijn helemaal uit hem verdwenen.
De man gelooft er niet in zoals Bartimeüs. Bartimeüs roept Jezus, smeekt Hem om genezing.
Ongeloof heeft de doofstomme man zich eigen gemaakt.
En zijn vrienden vinden niet de juiste insteek om hem uit zijn donkere hoek te halen. Om hem terug wat op de rails te krijgen…
Daarom brengen ze hem bij Jezus.
Jezus die al veel verder van huis weg is, Hij trekt dwars door het gebied van Dekapolis. Jezus die zich het lot van De mensheid aantrekt, ook dat van De niet-Joodse mensheid waar Hij zich nu bevindt.
Jezus die veel meer doet dan deze man genezen, zoals zijn vrienden Hem vragen.
Jezus doet het in 7 stappen. Marcus herkent dit als 7 belangrijke stappen om met elkaar om te gaan:
1.Eerst en vooral neemt Jezus deze man even apart. Weg van de massa, weg van het mensenrumoer.
2.Heel goed begrijpend wat het is ’doofstom te zijn’, gebruikt Jezus gebarentaal.
Hij wijst naar de oren en naar de tong van deze man, zodat deze kan begrijpen waarom Jezus bij hem is en hem apart neemt.
3.Hij raakt de oren en de tong van deze man aan.
Aanraking!
Als woorden het niet meer doen, de juiste woorden niet gevonden worden, hoeveel meer kan een stille aanraking dàn niet betekenen?
4.Dan richt Jezus zijn blik naar de hemel! Een gekende gebedshouding! De handen open, de blik naar boven gericht, wetend dat God, zijn Vader, zich alleen maar doorheen mensen kan leren kennen. In dit geval doorheen Jezus zelf kan leren kennen.
5.Vervolgens zucht Jezus diep. Zuchten vanwege het zien wat hier gebeurt. Zuchten vanwege het zien wat deze man doormaakt. Met de verzuchting dat het nog veranderen kan.
6.Met heel zijn empathische houding zegt Jezus uiteindelijk: Effeta, word geopend!
7.En zie; 'Zijn oren werden geopend en terstond werd de band van zijn tong los en hij sprak goed'.
Hij sprak recht, staat er nog letterlijker vertaald. 'Orthos' in het Grieks, hetgeen we kennen van orthodox, rechtzinnig spreken!
Niet langer spreekt hij het kromme taaltje van een doofstomme.
De omstanders waren diep onder de indruk.
“Alles wat Hij doet is goed!” zeiden ze in koor.
En alhoewel Jezus vroeg het niet uit te bazuinen, schreeuwden ze van de daken hoe Jesaja ’s woorden hier in vervulling zijn gegaan:
“God zelf zal jullie bevrijden: de oren van doven worden ontsloten, de mond van stomme zal jubelen…”
Zo geneest Jezus! met God altijd in zijn gedachten, aan Zijn zijde, in Zijn spreken en handelen.
En wij?
Kunnen wij geloven dat we ’t nooit alleen hoeven te kunnen?
Kunnen we geloven in de titel van deze viering?
“Ik ben”! “Ik ben die ben!” “Ik zal er zijn!”
God die er altijd wil zijn, onze ondertoon, onze innerlijke kracht, en ons nooit alleen voor de leeuwen gooit!
God die ons roept, ons schroomvol naar die man stuurt die enkel nog kan spreken met het woord “vuur, vuur, vuur…”
Scheppingszondag - Wegwijzerviering, een viering gericht op gezinnen
Stel je voor dat al deze kinderen die daarnet naar het evangelie geluisterd hebben, morgen op school in koor roepen: Jezus zegt dat we ons niet moeten aantrekken van de regels van mensen! In alle scholen: Kinderen baas!, zoals in het boek van Jommeke
Jezus klaagt inderdaad aan dat er in deze wereld mensen zijn die slechte regels maken. Regels die ze maken om zelf baas te kunnen spelen en anderen te onderdrukken. Mensen die hun hart voor God gesloten houden.
Maar Jezus spreekt ook over goede regels. De regels van God. De regels die Jezus ons geleerd heeft. En zoals een goede leraar, een goede opvoeder, heeft Jezus niet alleen gesproken over die regels, maar ze getoond door zijn voorbeeld.
Zetten wij ons hart open voor de regels van Jezus? Eigenlijk zijn ze gemakkelijk te onthouden: Zie elkaar graag, zegt Jezus. Zoals God ons ook graag ziet. En als we dat proberen te beleven in hart en ziel, werken we mee met God. Die wil op deze wereld iedereen gelukkig zien.
Als we proberen elkaar graag te zien, meisjes en jongens, ouders en familie en parochianen en al wie hier meeviert, zullen we het beste voor elkaar willen, we zullen elkaar vergeven, we zullen ieder in zijn of haar waardigheid laten, we zullen elkaar respecteren, zoals de goede Vader al zijn schepsels respecteert.
Nu zou de vraag kunnen komen: wat heeft dat nu met scheppingszondag te maken?
Dan heb ik een andere vraag: vaders en moeders, wat zit hier vooraan in de kerk? Uw schepsels! God heeft ons geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. Wij zijn ook scheppers. De schepping van God, die is nooit af. En het belangrijkste dat wij scheppen zijn: mensen! Die mensen worden aan ons toevertrouwd: kinderen op de eerste plaats aan hun ouders en familie, maar daar stopt het niet: allen zijn wij één familie, kinderen van de Vader, verantwoordelijk voor elkaars leven en voor elkaars geluk. Daar kunnen wij aan meewerken als wij de regels van Jezus in ons hart dragen, als wij elkaar graag proberen te zien.
Wij mensen maken deel uit van de schepping én we zijn medeschepper. Van ons hangt het mee af of Gods schepping lukt of mislukt. En ze kan alleen maar lukken als we heel die schepping met respect behandelen, zoals we elkaar met respect moeten behandelen. De schepping is een kostbare cadeau. Die gooi je niet zomaar weg. Want het is een cadeau die we broodnodig hebben. Als we elkaar graag zien, dan dragen we zorg voor dat geschenk, dan koesteren we de natuur, zodat we allen kunnen leven in frisse lucht, goed en genoeg voedsel kunnen eten, in een veilige en gezonde omgeving wonen en werken en spelen.
Ja, de schepping wordt misbruikt. Mensen worden misbruikt, de natuur wordt misbruikt. En dat komt, denk ik, omdat mensen ook wij misschien hun hart sluiten voor de eenvoudige regels van God. Helaas, het is nogal eens de regel van de wereld, om met alle macht op jacht te gaan naar rijkdom, naar eigen profijt, en daarbij niemand geen mensen of niets de natuur te ontzien.
We kunnen het cadeau van God ook kapot maken. Het evangelie wijst een andere weg. Als we die weg volgen, zullen we ondervinden dat we niet veel nodig hebben om gelukkige en dankbare mensen te worden. Want het geluk vinden we niet in macht en bezit. Het is te vinden in een eenvoudig, dankbaar, respectvol hart, dat heel Gods schepping graag ziet.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.