Ik hou ervan
naar mensen te kijken,hen te observeren in hun gewone doen,
terwijl ze niet wéten dat ik naar hen kijk.
Ik vermoed dat Jezus daar óók van hield,dat Hij vaak uren zó doorbracht,
en dat Hij daardoor dingen zag
waar anderen zomaar aan voorbij liepen. Vandaag óók weer
Kom eens kijken, zegt hij.
Ik zie Hem zo zitten, op een muurtje aan de zijkant van het plein
met zijn vrienden bij hem. Een handvol mannen en vrouwen.
Ze zijn hem gevolgd, al enkele jaren. Zó begeesterend kan Hij vertellen.
Zó bevrijdend duidelijk maken waar het om te doen is in dit leven.
Zó aanstekelijk zijn manier van naar mensen kijken:
precies dààr het goddelijke laten zien.
En altijd opnieuw verrast hij hen.
Ook nu weer.
Kom eens kijken, zegt hij.
Al een hele tijd volgt Hij de beweging van mensen op het tempelplein.
Ze gooien geld in de offerkist. Er zijn er bij die dat doen
met grote gebaren en veel zwier, ze vallen op door hun chique klederdracht.
je kan er niet nààst kijken.
Maar de meesten géven heel gewoon,het hoort erbij,
de gewoonste zaak van de wereld,iets waar je niet bij nadenkt.
Kom eens kijken, zegt Hij.
Maar ze snappen niet goed wàt ze moeten zien, zijn vrienden!
God is een meester in de camouflage. Je moet dus aandachtig kijken
of je ziet Hem niét.
Kijk dan, zegt Jezus, dààr zie je iets wat je alleen maar ziet
als je er aandacht voor hebt: hier zie je Gòd gebeuren.
En Hij laat zijn camera inzoomen
op de minst opvallende mens in de massa daar:
een arme weduwe die één centje in de offerkist legt,
zon klein roest dingske van niets.
Maar Hij heeft het gezién: die kleine gebogen vrouw
die van haar armoede àlles heeft gegeven wat zij had,
haar hele levensonderhoud.
Dat is waar ik van opkijk, zegt Jezus,dat de meest onbenullige mens
tot zoiets in staat is.
Dàt zijn mijn helden, zegt Hij: wie nog kan géven bijvoorbeeld
van zijn eigen bijna-niets
En in één adem doornoemt Hij al zijn àndere helden:
die doodgewone mensen die in t stille weg veel méér doen dan gevraagd wordt.
De man die elke dag trouw zijn dement vrouwke komt eten geven
in t rusthuis, al jàren, en zelfs bij àndere bewoners
ook nog een handje toesteekt
De vrouw die stillekes bij haar zieke man komt zitten in de kliniek,
al een jaar lang, géén dag gemist,een woordeloos samen-zijn meestal,
een woordeloos maar sàmen wéten dat dat sàmen er straks niét meer is
Of die vader en moeder die vaak met de handen in het haar
tóch vol toewijding en vertrouwen blijven zorgen voor hun probleemkind!
En die stoere getatoeëerde gast in het gevang, niet zonder reden,
maar die ontroerend goed zorg draagt voor zijn celgenoot die t lastig heeft
Of die idealist, die dag in dag uit, zich inzet voor de stroom vluchtelingen die maar niet ophoudt.
Ik kan je er nóg heel wat aanwijzen, zegt Jezus,
van die bijna onzichtbare onopvallende wezens
die maken dat God écht gebeurt!
Niet waar mensen in dure gewaden rond paraderen,
en lange gebeden opzeggen, op hun status staan,
met de nodige égards begroet willen worden
en ereplaatsen opeisen
Daar gebeurt God niét! Nee
God gebeurt waar de weduwe hare laatste frank weggeeft.
God gebeurt waar de gevangene zijne maat troost,
en in dat woordeloze samenzijn
van de doodzieke man met zijn liefste
God gebeurt waar zonder berekening
leven gebroken wordt en gedeeld.
Daar sta ik van te kijken, zegt Jezus.
Ontroerd en bewogen door zoveel kleine eerlijke schoonheid,
zo staat Hij daar.
Als ze dàt van mij onthouden,
zie ik Hem denken,
als ze zó naar mensen hebben leren kijken,
dan ben ik al lang content.
Als ik er straks niét meer ben
om het hen te tonen,
dan kan ik gerust zijn:
ze wéten waar het op aan komt!
Zij hebben mij door!
Mij én mijn Vader!!
Hebben wij het ook door?
Zo moge het zijn.
Dank zij een tekst van Anne Coussement