We horen vandaag tweemaal een verhaal over een gebeurtenis van zeer lang geleden. Zij zijn afkomstig uit een onverwachte hoek en hebben, achteraf bekeken, een vreemde bijklank. Toch hadden zij een invloed of weerslag op een situatie van lang daarna.
De eerste lezing gaat over een gebeurtenis van ongeveer vijfhonderd jaar geleden. We horen hoe het joodse volk zich had misdragen, en dat daardoor de tempel in Jeruzalem werd verwoest en het volk in ballingschap naar Babylonië werd weggevoerd, en hoe, ongeveer 60 jaar later, Kores of Cyrus, de nieuwe koning van Syrië, een maatregel uitvaardigt waardoor het Joodse volk kan terugkeren naar Jeruzalem.
Het vreemde eraan is dat die koning van Syrië, de joden misschien liever kwijt dan rijk was.
In het evangelie van Johannes horen we hoe Jezus een diepzinnig gesprek voert met Nicodemus, een farizeeër. In dat gesprek verwijst Jezus naar een gebeurtenis van nog langer geleden, ca. 1000 jaar, tijdens de lange tocht van het Joodse volk door de woestijn. Toen de mensen gebeten werd door giftige slangen, droeg Mozes hen op om op te kijken naar het beeld van een omhoog gestoken koperen slang. Ieder die door een slang gebeten was en zijn ogen op de bronzen slag richtte, bleef in leven.
Het vreemde eraan is dat die koperen slang, enkele eeuwen later, aanbeden en bewierookt werd. Het volk had er een afgod van gemaakt.
Er is een parallel tussen:
het verhaal van het volk dat zich misdragen had en dan in ballingschap werd weggevoerd, maar daarna, dankzij de invloed van de Heer, naar huis terug kon keren;
en het oude verhaal over Mozes met zijn volk in de woestijn dat ongeduldig en misnoegd was en daarom door God gekweld werd door giftige slangen; maar daarna, opnieuw dankzij de tussenkomst van de Heer, gered werd door op te kijken naar de opgeheven bronzen slang.
De methode van Mozes doet trouwens een beetje denken aan de werkwijze van Paracelsus of aan de homeopathie: “wat de mens ziek maakt, geneest ook de mens” of “het gelijkende wordt door het gelijkende bestreden”.
Als farizeeër en bijbelkenner, kende Nicodemus het verhaal van Mozes en de koperen slang. Hij erkende daarin de tussenkomst van God.
In hun diepzinnig gesprek over het geloof, vergelijkt Jezus het opheffen van de bronzen slang in de woestijn met de Mensenzoon, die ook “hoog moet verheven worden, opdat ieder die in Hem gelooft, eeuwig leven heeft”.
Het is wel merkwaardig dat Jezus zichzelf wil vergelijken met een slang, waar toch nog altijd een bedenkelijke reputatie aan kleeft.
Of moeten we ook hier denken aan: “wat de mens ziek maakt, geneest ook de mens” of “wat de mens doodt, geeft de mens ook leven”?
Dan is er wél een duidelijke parallel tussen de kruisdood van Jezus en het eeuwig leven voor ieder die in Hem gelooft.
God heeft toegelaten dat zijn volk in ballingschap werd weggevoerd, maar zorgde er ook voor dat het volk kon terugkeren.
God verhindert niet dat de Mensenzoon zal worden verheven (aan het kruis zal sterven), maar zorgt er ook voor dat zijn mensen opnieuw geboren worden, naar eeuwig leven.
Op die manier komt in beide verhalen de trouw van God aan bod en verwijzen ze ook naar een verbond, een verbinding met God.
Daarom staat er vooraan op het bord en bovenaan op jullie tekstblaadje het woord “Verbinden”. Daar gaat het om in (deze en iedere) vasten. Een kans om verbindingen te herstellen, met jezelf, met anderen, met de Andere. Om onze levensstijl te bevragen en nieuwe keuzes te maken. Om verbondenheid alle kansen te geven. Om te bouwen aan een warme samenleving waar plaats is voor iedereen. Ook voor het volk van Oeganda waarvoor Broederlijk Delen ijvert en er de boeren ondersteunt om gewassen te produceren op een duurzame manier, met technieken die goed zijn voor mens en milieu.
Een paar door-denkertjes om af te sluiten:
Als je van het geloof een trucje maakt, dan wordt het afgoderij, dan werkt het niet meer.
Als je van een (gewijde) palmtak een trucje maakt, dan wordt het bijgeloof en werkt het niet.
Als je achter het symbool van een paar gekruiste latten niet de Christus weet, dan is ook je geloof maar symbolisch.
Als je van je offer in de schaal of van je bijdrage aan broederlijk delen een afkoopsom maakt, dan wordt alleen je geweten gesust, maar werkt het niet.
Ook nu weer begint onze “dienst” pas, als de “viering” is afgelopen. Onze dienst en eerbied voor het altaar, moet blijken uit onze eerbied voor mensen. Op die manier brengen wij eer aan God. Op die manier dragen wij Hem naar buiten, die wij hier binnen gelovig aanwezig weten...
Waar mensen het brood en het leven van harte delen, daar ontstaat een gemeenschap van vlees en bloed, zoals Jezus zich die voorstelde: mensen met oog en hart voor elkaar, met voeten om naar elkaar op weg te gaan, en met handen om te delen. Amen.