Ik heb het niet precies opgezocht, maar ik vermoed dat we ongeveer 25 jaar geleden begonnen zijn met een preekploeg. Het was één van die vernieuwende projecten van onze goede pastoor Deo Rademakers zaliger.
Vermits dezelfde lezingen minstens om de 3 jaar terug aan bod komen, sommige, zoals dat over Thomas, zelfs ieder jaar, hebben ieder van onze predikanten al meer dan eens iets over hem verteld.
Dikwijls vind ik voor een nieuwe preek inspiratie bij wat ik enkele jaren geleden over hetzelfde onderwerp schreef.
Zo stootte ik deze keer op een preek die jullie nog nooit hebben gehoord. Maar misschien wel gelezen. Want het was één van die homilies die tijdens de corona periode op onze blog geplaatst werden.
Ik vond toen inspiratie bij een aantal bekende kunstenaars die de ontmoeting van Thomas met de Heer in beeld hebben gebracht. Dat laat ik even terzijde. Ik vertel het jullie opnieuw, een beetje aangepast aan de veranderde omstandigheden.
In april 2020 schreef ik:
Klop klop, ik ben het, Thomas! Ik ben een 'buitenstaander'.
Sinds Pasen zitten een tiental mannen in een zelf gekozen lockdown. Bang voor al die mensen daarbuiten. Vooral voor de joden, maar ook voor al die anderen die voor het paasfeest naar Jeruzalem gekomen zijn. Voor de ogen van al die mensen hebben zij zich hopeloos belachelijk gemaakt.
Hier zitten ze bijeen, veilig afgesloten van de hele kwade wereld.
En op dat moment, achter die gesloten deuren, komt Christus bij hen binnen.
Het is juist door hun opsluiten en afzondering dat hun geloof de kans krijgt om, vanuit hun binnenste, naar buiten te komen.
Thomas ontbrak op het appél. Het evangelie vertelt niet waarom hij er niet bij was.
Maar nu staat hij buiten en klopt aan. Nog eens en nog eens. En nog eens.
Dan pas gaan de grendels open en wordt hij, aarzelend, binnen gelaten
Hallo, ik ben het, Thomas. Of Didymus, zoals jullie mij ook noemen, omdat ik een tweeling ben.
Ik was er even niet. Ik was even op zoek naar mezelf, naar mijn andere helft. Ik was even op bezoek bíj mijn andere helft.
Thomas ging weg toen zij nog een groepje bange honden waren. En nu is hij de eerste die geconfronteerd wordt met blije mannen. Enthousiast delen ze aan hem mee dat ze de Heer hebben gezien.
Maar dat wil Thomas niet zomaar geloven. Op die korte tijd is hij van insider een outsider geworden, een buitenstaander.
Als zij daadwerkelijk hun opgestane meester hebben gezien, dan eist hij daarvan een overtuigend bewijs: hij wil zijn vinger in de wonden van de gekruisigde kunnen leggen.
"Waar zijn jullie mee bezig?", vraagt hij, om niet te moeten zeggen: dood is dood! Slapen jullie of zijn jullie ziende blind? Toen ik de Heer laatst zag, hing Hij levenloos aan het kruis.
Waarschijnlijk zijn buitenstaanders het beste geplaatst om, letterlijk, een vinger op de wonde te leggen.
Jezus toont hem zijn hand, waarin het gat van de spijker duidelijk zichtbaar is. Jezus toont hem de wonde in zijn zij, daar toegebracht door die Romeinse soldaat toen Hij aan het kruis hing. Jezus nodigt Thomas uit zijn vinger in de wonde te steken.
Dat is het voordeel van even buitenstaander te zijn. Het laat je toe om de zaken even van op afstand te bekijken. Het stelt je in staat om je vinger op de wonde te leggen. Om de kwetsbare plaats aan te duiden.
Het straffe is dat het herkennen en geloven niet alleen toen met Thomas gebeurde, maar dat het iedere keer opnieuw kan gebeuren als wij eensgezind samenkomen in die geest van Jezus. Het toont aan dat Jezus zich ook vandaag voor ons laat zien.
Soms is Hij de engel die ons aanspreekt. Soms is Hij de tuinman die we niet herkennen. Soms komt Hij bij ons aan tafel, als wij ons dagelijks brood, ons voedsel van alledag, delen met een ander.
Hij toont ons zijn wonden in iedere gekwetste mens: "Want Ik had honger en jij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en jij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was een vreemdeling en jij hebt Mij in uw huis uitgenodigd. Ik had niets om aan te trekken en jij hebt Mij kleren gegeven. Ik was ziek en jij hebt Mij opgezocht. Ik zat in de gevangenis en jij bent bij Mij geweest." (Mattheus 25: 35-35)
In al die mensen roept Hij ons toe: Ik ben het zelf, geloof in Mij. Kijk naar mijn wonden, kijk naar Mij, geloof in Mij. Wees niet langer ongelovig maar gelovig.
Voor Thomas is het duidelijk. Zijn overtuigend geloof maakt dat ook de andere leerlingen na een tijdje zelf naar buiten durven komen. Dat zij begeesterd en vol vuur worden. En dat zij later ook naar buiten komen. Dan schreeuwen zij hun geloof van de daken en gaan ze rondbazuinen dat Jezus leeft.
Zo werd het tóch Pasen.
Pasen is niet te stuiten.
Alsof je aan een moeder zou vragen om niet te bevallen, aan een kind om niet geboren te worden. Alsof je de natuur zou kunnen vragen om niet te ontluiken, of tegen de bloemen zeggen om niet open te bloeien. Daar heeft het leven geen tuinman voor nodig.
Ook wij zijn van die Thomassen, die niet altijd voor 100 procent aanwezig zijn, die er telkens opnieuw moet op gewezen worden wat er gaande is, maar die ook iedere keer opnieuw tot inzicht en tot geloof komen.
Ten teken daarvan zouden wij vandaag de vlag kunnen uithangen. Bijvoorbeeld het wandkleed met de verrezen Christus, dat zoveel jaren de achterwand van de kerk versierde, voor we gingen projecteren.
Net als Thomas mogen wij uitroepen: ja, Hij leeft.
Amen.