Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
We hoorden zonet twee lezingen die helemaal op elkaar zijn afgestemd.
Twee keer worden mensen gedreven door de Geest en beginnen ze te profeteren en wonderen te verrichten. En telkens zijn er anderen die hen dit - vanuit een gezagspositie - willen beletten. Maar zowel Mozes als Jezus wijzen respectievelijk de trouwe leerling Jozua en de apostel Johannes terecht: de Geest laat zich niet aan banden leggen.
Ook buiten de gevestigde orde treden ware profeten naar voor.
De beide lezingen plaatsen ons zo midden in de kerkelijke realiteit van vandaag!
Ook in onze tijd worstelen wij als parochiegemeenschap en als Katholieke Kerk met vragen die nauw verband houden met het thema van ware profeten die niet enkel van binnen, maar ook van buiten de gevestigde orde komen.
Enkele voorbeelden… - Wie mag voorgaan in onze vieringen en waarom? - Hoe ver reikt het draagvlak van onze parochie? Wie behoren tot onze kring en wie niet? En welke zijn hiervan de gevolgen?
Maar ook breder… - Waarom kunnen enkel celibataire mannen priester worden? Op welke gronden worden vrouwen uitgesloten van het priesterambt? - En hoe komt het dat er zo weinig religieuze roepingen zijn? Is dit louter te wijten aan evoluties binnen onze samenleving? Of heeft de Kerk hier zelf deels schuld aan door te lang enkel oog te hebben voor de eigen kring van gewijden en voor het eigen grote gelijk?
Ik besef goed dat door deze vragen expliciet te stellen, nog niets is opgelost. Maar is het geen nuttig begin, vraag ik me af?
In de theologie bestaat op vandaag grote eensgezindheid over het inzicht dat God ten diepste aanwezig is in ieder mens en dat de Heilige Geest werkzaam is in de harten van alle gelovigen.
Dan is het ook wijs, willen wij als Kerk het plan van God met onze wereld bewerkstelligen, om de echte vragen te durven stellen en om evenwaardig de stem van alle charisma’s (gewijden en niet-gewijden, priesters en religieuzen maar evenzeer leken) te laten klinken en de inbreng van allen naar juiste waarde te schatten.
Zowel gewijden als leken kunnen profetisch spreken en handelen!
Net daarom is het zo belangrijk om het synodale proces dat Paus Franciscus tijdens dit pontificaat heeft op gang gebracht, te omarmen.
Wat is dit synodaal proces dan wel? Het is niet meer, maar ook niet minder dan de zo noodzakelijke dialoog binnen de Kerk tussen alle geledingen en alle roepingen. Weg van het klassieke spreken door de kerkelijke gezagdragers vanuit de hoogte. Eerst en vooral luisterend naar wat leeft bij de mensen. En samen met Gods volk op zoek gaan naar gedeelde oplossingen.
Maar, kunnen wij als “gewone” parochiegemeenschap hier wel toe bijdragen, hoor ik u denken? En zo ja, hoe?
Wel, dit kan heel eenvoudig, meen ik…
Door overal waar wij ons binnen en buiten de Kerk bewegen, de echte vragen rond Kerk en geloof te laten klinken. En door onbevangen, vanuit onze eigen relatie met God - met veel respect, empathie en christelijke naastenliefde - de eigen inzichten in de dialoog binnen te brengen. Hopelijk komen wij zo allen samen, vrouwen, mannen, gewijden, leken, jong en oud - stap voor stap - het plan van God voor de toekomst van de Kerk en de wereld op het spoor.
Zijn wij daar toe bereid?
Jazeker! De vele vrijwilligers die zich binnen onze parochiegemeenschap op zovele vlakken engageren zijn hiervan een duidelijk bewijs. Denk aan de mensen van het parochieteam, de Kerkfabriek, de catechese, de liturgiegroepjes, maar evenzeer aan de vrijwilligers van het SAC, van Anna3, van Okra, van Samana, en ga zo maar door…
Door de inbreng van al deze mensen trachten we van onze parochie een warme thuis te maken die ons een stukje dichter brengt bij de ontdekking van de hemel, zoals het zo mooi verwoord staat in onze visietekst.
Laten we mekaar oproepen en aanmoedigen om op deze weg van open dialoog en respect voor ieders verwachtingen, inbreng en talenten verder te gaan en om deze boodschap van gelijkwaardigheid en complementariteit van talenten en inzet ook te laten klinken bij onze kerkelijke overheid.
Evangelie: Marcus 9, 30-37 - 'De Mensenzoon wordt overgeleverd'
Het is al even geleden, maar toen ik nog naar school ging, werden leerlingen ook gerangschikt naargelang van de punten die ze behaald hadden op de examens. Iemand was de eerste van de klas, iemand de tweede en helaas ook iemand de laatste. Vooral voor die eerste plaats werd vaak strijd geleverd, door leerlingen en indertijd ook dikwijls door ouders.
Hoe leuk was het niet in de familie te kunnen vertellen dat je zoon of dochter de eerste was. In de school die ik mij herinner kreeg de eerste van de klas zelfs een erekaart, ondertekend door de directeur. En wie in alle jaren de eerste plaats had behaald, de zogenaamde primus perpetuus kreeg zelfs een kroontje van laurier.
We hebben intussen andere ideeën over onderwijs en opvoeding, maar eigenlijk is die drang om de eerste of de beste te zijn, heel herkenbaar. En we vinden het op veel terreinen terug. Om te beginnen in de sport, maar daar is het vrij logisch. In de sport is er altijd een winnaar, de eerste, de snelste, de handigste of wat dan ook. Al kunnen we ons afvragen wat het nut is van het maken van lijstjes die rangschikken welk land in de Olympische Spelen de meeste medailles behaald heeft. En wat de verdienste is van de inwoners van dat bewuste land.
Maar we vinden het niet alleen in de sport. We maken ook rangschikkingen van de beste ondernemer, het meest succesvolle bedrijf, het best bekeken TV-programma, de beste film, acteur of actrice enzovoort. En binnenkort zijn er weer verkiezingen en krijgen we lijstjes van de partij met de meeste stemmen en de man of vrouw met de meeste voorkeurstemmen.
Het is allemaal heel menselijk en heel herkenbaar. Maar die drang om de eerste, de beste te zijn, of tot de beste groep te behoren, leidt onvermijdelijk tot competitie en tot strijd. En daardoor ook tot naijver, want om de eerste te zijn, moet men een ander overtreffen. En dat is waar bijvoorbeeld Jacobus ons voor waarschuwt in zijn brief, die wij hoorden in de eerste lezing. Waar jaloezie en eerzucht heersen, schrijft Jacobus, daar treft men ook onrust en allerlei minderwaardige praktijken aan.
En ook in het evangelie waren de leerlingen blijkbaar aan het redetwisten over de vraag wie van hen eigenlijk de grootste was.
En Jezus maakt hen onmiddellijk duidelijk dat Hij een heel andere gedachtengang hanteert en een heel andere norm heeft. Hij plaatst een kind in hun midden. Dat kind is de norm. Wie één van zulke kinderen ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij, zegt Hij.
We moeten er wel voor opletten dat we die situatie niet zomaar zonder nadenken verplaatsen naar onze huidige tijd. We kunnen in de verleiding komen om dit evangelie alleen maar te zien als een kindvriendelijke scene, die we bijvoorbeeld kunnen gebruiken in een eerste-communieviering. Maar onze houding tegenover kinderen is heel anders dan vroeger.
Wij vinden kinderen vooral schattig, grappig dikwijls en meestal vertederend en sympathiek. Kinderen in die tijd echter kregen nauwelijks aandacht, ze telden eigenlijk niet mee. Ze werden meegedragen op de rug of de schouders en zodra ze konden moesten ze ook mee werken. Scholen waren er niet en op de universele verklaring van de rechten van het kind moesten we nog eeuwen wachten. Kinderen waren in de eerste plaats hulpeloos, totaal afhankelijk en rechteloos. Ze hadden geen recht van spreken.
Een kind in het midden van de groep plaatsen en het omarmen, gaat helemaal in tegen de gewoonten en gebruiken van die tijd. Als we het tafereel willen verplaatsen naar onze tijd, zouden we geen kind in het midden plaatsen, maar een bootvluchteling. Of een dakloze, of een verslaafde. Of iemand die net zijn werk is kwijtgeraakt en zijn relatie heeft zien stuk lopen.
Het is geen toeval dat we dit evangelie te horen krijgen op deze vredeszondag of in deze vredesweek. Al te vaak wordt de vrede immers bedreigd of verstoord doordat wij de eerste, de beste of de belangrijkste willen zijn. Dat is bijna altijd de oorzaak van conflicten wereldwijd, maar ook in kleinere maatschappijen, in onze directe omgeving.
Wanneer een conflict tussen mensen helemaal is geëscaleerd en men geen oplossing meer ziet, dan horen we wel eens de uitdrukking: ze kunnen niet meer door dezelfde deur. Inderdaad, als wij halsstarrig en definitief de deur voor elkaar dichthouden, raakt een conflict nooit opgelost. Dan is een totale oorlog onvermijdelijk, zoals dat heet.
Die oorlogen in de Gazastreek of in Oekraïne kunnen wij niet beëindigen of oplossen. En onze legers of onze politici ook niet. Maar alles begint klein, niet alleen afschuwelijke oorlogen, maar ook kleine conflicten. En we vinden die oorlogen, dat geweld en die gruwel natuurlijk allemaal verschrikkelijk. Maar laten we dan toch niet blind zijn voor de meningsverschillen en problemen die zich voordoen in onze eigen onmiddellijke omgeving. En laten we dan ook beginnen onze deur voor elkaar niet hermetisch af te sluiten.
Ook al verschillen we grondig van mening, we kunnen nog altijd door één deur.
Evangelie: Marcus 8, 27-35 - 'De Mensenzoon moet veel lijden'
Gedachtenisviering - Viering waar we de overledenen van de maanden juni, juli en september herdachten
Lieve mensen, Het lijkt me dat de vragen waarmee we vandaag geconfronteerd worden, die Jezus stelt, van levensbelang zijn, dat mijn eigen Christen zijn er uiteindelijk zelfs ten dele van afhangt.
Reeds de eerste vraag “Wie zeggen de mensen dat ik ben?” – doet nadenken. En we weten het: Meer dan een derde van onze tijdgenoten in West Europa zeggen bv: “Jezus leefde 2000 jaar geleden. Maar vandaag is de wereld heel anders dan toen, en daarom heeft Hij voor mij geen grote betekenis meer.” Een kwart van de bevolking zegt: : “ Jezus was gewoon een mens, maar wel een fantastische mens. Hij wilde de mensen naar het goede leiden en daarom kan Hij ook vandaag nog tot voorbeeld worden genomen.”
De tweede vraag die Jezus stelt vind ik persoonlijk veel moeilijker. “Wie denk jij dat ik ben?” Hier gaat het niet om de mening van iemand anders, maar om mijn eigen persoonlijke relatie met Jezus. Hij vraagt me heel direct: “Wat beteken ik, Jezus, voor jou, Hilda, voor jou Sas”? Hoe belangrijk ben ik voor jou? Vertrouw je me ook dan nog, wanneer je niet alles van mijn boodschap, en wanneer je niet alles wat in je leven gebeurt, begrijpt?”
Die vraag van Jezus is voor mij een uitnodiging om zijn persoon en zijn boodschap beter te leren kennen. Het Evangelie wordt m’n basiscursus om een goede christen te zijn. In Jezus hebben wij een vast oriëntatiepunt, Hij heeft ons getoond wat “echt mens zijn” betekent en wij geloven dat de goedheid en de mensvriendelijkheid van God in zijn persoon vorm heeft aangenomen. Daarom toch willen wij ons leven ook op zijn houding en op zijn woord afstemmen.
In Jezus leren we iets van “bevrijding”! Bevrijding van ieder mens die Hij ontmoette! Wanneer we vorige weken hoorden hoe Hij doven leerde om terug te horen en blinden leerde om terug te zien, dan bevrijdde Jezus deze gewone mens die hij ontmoette, uit zijn gevangenzitten en uit zijn eenzaamheid. Een nieuwe wereld ging voor hen open! Een beetje hemel op aarde mochten zij voelen.
Wie leest het parochieblad en daarin het artikel ”De klapstoel”? Elke week wordt daarin iemand in de kijker gesteld die ja, werkelijk als een christen leeft. Iemand die het verhaal van Jezus meegekregen heeft. Mensen die door hun manier van inzet, hun manier van werken, ‘mensen bevrijden’…
Wanneer Petrus niet akkoord gaat met Jezus voorspelling van de lijdensweg die Hij nog af te leggen heeft, leert Jezus hem en zijn vrienden “om te gaan met de tegenslagen en het lijden” dat op hun weg komt en nog zal komen, het lijden dat echt deel is het leven. Ja, lieve mensen, zeker vandaag worden we er mee geconfronteerd. Nu, nu we samenzijn rond onze overleden parochianen…
En ik kwam deze week de tekst van Charles Peguy weer tegen en wil die jullie niet onthouden…
Het kleine meisje hoop Het geloof waar ik het meest van hou, zegt God, is de hoop. Nee, liefde, zegt God, dat verwondert me niet. Maar wat me verwondert, zegt God, is de hoop. Daar ben ik van ondersteboven. Ze zien toch wat er in de wereld allemaal omgaat en ze geloven dat het morgen allemaal omslaat. Wat een wonder is er niet voor nodig dat zij dat kleine hoopje hoop nooit als overbodig ervaren maar met voorzichtige gebaren in hun hand en in hun hart bewaren, een vlammetje dat keer op keer weer wankelt en dreigt neer te slaan maar altijd weer weet op te staan, en nooit wil doven.
Hoop is een heel klein meisje van niks. Zij stapt op tussen twee vrouwen en iedereen denkt: die vrouwen houden haar bij de hand, die wijzen de weg. Maar daarvan heb ik meer verstand, zegt God, ik zeg: het is dat kleine meisje hoop dat al wat tussen mensen leeft hun heen en wee geloop, licht en richting geeft.
Want het is dat kleine meisje hoop - ,je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven, je denkt soms dat het zo onooglijk is het is dat kleine meisje hoop dat de mensen zien laat, zien soms even, wat in het leven mogelijk is.
Het geloof, zegt God, waar ik het meest van hou, de liefde waar ik het meest van hou, is de hoop. Geloof, dat verwondert me niet. Liefde, dat is geen wonder. Maar de hoop, dat is haast niet te geloven. Ikzelf, zegt God, ik ben er van ondersteboven. Charles Péguy Vertaling Frans Van Bladel sj
Ja lieve mensen, al breng ik nu deze kleine hoop in ‘n profane tekst, toch durf ik zeggen dat ons wekelijks samenkomen hier, met Jezus’ levensverhaal in ons midden, m’n goede basiscursus blijft.
Jezus, m’n ankerpunt om het vol te houden… te blijven groeien in christen-zijn (met open ogen en open oren in het leven te staan, …)
Oren openen en mond laten spreken - 23e zondag door het jaar B 2024 - Annemie Castelein
Drieëntwintigste zondag door het jaar B 2024 - Zondag 8 september 2024
Eerste lezing: Jesaja 35, 4-7a - 'Oren van doven worden geopend; de tong van stommen zal jubelen'
Evangelie: Marcus 7, 31-37 - 'Hij laat doven horen en stommen spreken'
Beste mensen,4
Op hoeveel manieren kan een mens doof zijn? En op hoeveel manieren kan hij stom zijn?
Het is soms angstwekkend vast te stellen dat mensen niet horen wat iemand anders zegt, of dat ze gewoonweg niet luisteren wanneer iemand anders aan het woord is. En pijnlijker nog, dat ze niet verstaan wat iemand zonder woorden probeert te zeggen… Een blik, een gebaar, een attentie, een geschenk kan zoveel zeggen; en toch gebeurt het dat het niet wordt herkend, niet wordt gehoord. Om niet te spreken van de manieren waarop mensen elkaar brutaal de mond snoeren met ‘wat weet jij daarvan?’ en ‘begin je daar nu weer over?’ Zo blijven we doof en stom voor elkaar.
Jezus wil die man die doof was en gebrekkig sprak laten aanvoelen dat hij nabij wil zijn.
Er is één woord dat we zeker moeten horen. Daarom staat het er in het Aramees, de taal die Jezus sprak: ‘Effata’. Dat woord is niet alleen voor die man bedoeld. Het is het woord dat God door de mond van Jezus tot ons allemaal richt: ‘Effata! Ga open!’
Doorbreek de knellende banden waarin je nodeloos gevangen zit, en open je oren voor elk bevrijdend woord. Ga open en ontvankelijk in het leven staan, niet bekrompen en niet bang voor nieuwe dingen, zeker als je wat ouder wordt. Geniet dankbaar van al het goede dat we van medemensen krijgen, maar sta ook open voor het verdriet en de angsten van mensen naast je. Geniet van de schoonheid van de natuur en van al het mooie dat mensenhanden hebben voortgebracht.
En blijf niet stom, durf ook te spreken! Woorden van bemoediging, maar ook woorden van protest, zeker wanneer iets op het spel staat dat voor jou heel waardevol is…
Of wanneer iemand je op de man/vrouw af vraagt: ‘geloof jij nog?’ Je wilt het niet verzwijgen, maar het valt je moeilijk iets te zeggen, ook omdat we het niet gewoon zijn daarover te spreken. Jezus echter wil dat we van al die vormen van doofheid en stomheid genezen!
Hij wil zo graag dat mensen elkaar kunnen horen en met elkaar kunnen spreken. Je zou het christendom kunnen opvatten als een beweging van mensen die van Jezus leren met elkaar te communiceren. Vorige zondag, scheppingszondag is hier in de wegwijzerviering duidelijk gesproken over de zorg voor onze planeet, er is gebeden voor de gekwetste aarde en al haar bedreigde bewoners: de planten, de dieren, het veelkleurige en diverse leven.
In deze scheppingsperiode die loopt van 1 september tot 4 oktober wordt onze aandacht gevraagd voor ‘zorg voor de aarde en alles wat ademt en leeft’.
Dat we durven onze oren te openen en onze mond te laten spreken in de zorg voor de aarde en voor elkaar!
Wegwijzerviering, Scheppingszondag, een viering waar families met kinderen meer dan welkom zijn.
Misschien zijn sommigen onder u verwonderd over het evangelie. Wat heeft schijnheiligheid en het afwassen van schotels te maken met de eerbied voor de natuur, het thema van deze scheppingszondag?
Nu heeft het een met het ander wel iets, of veel, te maken, als we letten op de rode draden die de thema’s en verhalen in de Bijbel met elkaar verbinden. En een van die rode draden is een zinnetje dat we een paar keer in het evangelie lezen, en dat ook al bij de profeten in het Oude Testament voorkomt: “Ik wil liever barmhartigheid dan offers.” Dat zinnetje hoor ik ook op de achtergrond van deze tekst.
Een van de constanten in de prediking van Jezus is de kritiek op machtsmisbruik, en het voorbeeld dat hij gaf door naar mensen te luisteren, door mensen aan de rand van de samenleving te omarmen, door in plaats van te verwijten en bevelen, gewoon te vragen: “wat kan ik voor u doen?” De mens eerst. Elke mens eerst. En dus eerst aandacht voor wie niet op de eerste, maar op de laatste plaats terecht gekomen is, door ziekte, door tegenslag, door onrecht, en ja, ook door eigen schuld. Want er is altijd een nieuwe kans voor wie, op zijn woord, tot inkeer kwam.
Jezus was barmhartig. Barmhartigheid is behoedzaam, eerbiedigt, beschermt. Barmhartigheid zoekt zichzelf niet, zij schuift haar eigenbelang, haar goesting, haar lusten, haar prestige opzij. Zij wil niet domineren en beheersen maar helpen en koesteren. In de warmte van de barmhartigheid kan een mens, dat broze wezen, openbloeien als een bloem.
Wij mensen zijn als bloemen. Wij ontstaan dankzij de natuur, wij gaan ten onder als de natuur ten onder gaat. En met diezelfde eerbied, voorzichtigheid, vriendelijkheid van de barmhartigheid moeten wij ook die natuur omarmen. Want zonder natuur zijn er geen mensen.
Meer nog, zonder mensen is de natuur zinloos. Wat maakt het uit of onze aarde een vuurbal of een ijsklomp is, als er geen mensen zijn? Omdat er mensen zijn, moeten we ons ook om de natuur bekommeren. En die mens kan maar bloeien, als we mens én natuur niet uitbuiten, misbruiken, overleveren aan macht en geld, maar als we ze koesteren. Dan kunnen ook mensen geheeld worden.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.