De parabel van de talenten is overbekend. Hij wordt nog altijd heel veel gebruikt bij het begin van een schooljaar of een werkjaar. En we krijgen dan de wijze les mee dat we onze talenten moeten ontwikkelen en aanwenden ten dienste van iedereen. Want daarvoor hebben we ze tenslotte toch gekregen.
We interpreteren dan deze parabel op de klassieke en bekende manier.
En we gaan ervan uit dat de heer die naar het buitenland vertrekt God is en wij die drie dienaars waar hij zijn talenten aan toevertrouwt. Maar dan blijkt op het einde van de parabel God wel een heel wrede heer, die de arme knecht die zijn talent had begraven veroordeelt tot de duisternis met geween en tandengeknars. En de dienaars met meer talenten worden nog eens extra beloond.
Laten we misschien eens kijken wat er echt staat in het verhaal.
Een talent was een munteenheid toen en er wordt dus geld uitgedeeld. En het gaat niet om zomaar een rijke of machtige heer, het is een zéér rijke heer. Ik maak even een rekensommetje. Eén denarie is het normale dagloon van een gewone arbeider uit die tijd. Eén pond is 100 denariën en dus 100 daglonen. Eén talent is gelijk aan 100 ponden en staat dus voor 10.000 daglonen. De man die 5 talenten krijgt, strijkt dus 50.000 daglonen op. Voor 140 jaar is hij binnen. Wanneer hij dat bedrag uiteindelijk verdubbelt en 10 talenten en zelfs meer krijgt, is dat een fabelachtige en indrukwekkende som.
En eigenlijk is dit geen verhaal waar we symbolische verklaringen voor moeten zoeken. Het is een verhaal over de werkelijkheid. De rijke man in de parabel verwacht dat zijn dienaren goed met zijn talenten zullen omgaan, dus met zijn geld. Die heer is geen beeld van de algoede God, maar van de mens.
Misschien wil Jezus dat zeggen met zijn parabel: zo ziet de puur menselijke wereld eruit. Rijken hebben alle macht, de anderen moeten luisteren en hard werken zodat de rijken nog rijker en nog machtiger worden. Het is deze parabel die in aan de basis ligt van wat wij in onze taal het Matteus-effect noemen. Hoe rijker men is, hoe meer men krijgt. Hoe meer kansen je hebt, hoe meer je erbij krijgt. En voor de armen of kansarmen geldt het omgekeerde.
Het is zo op wereldschaal en het is zo in onze eigen maatschappij. We vinden het heel normaal dat wij hier geboren zijn en leven en niet in een doodarm land in Afrika of Azië. En dat wij hier veel meer kansen en mogelijkheden krijgen inzake gezondheid, onderwijs en werk. En we gaan het zelfs normaal vinden dat mensen in die landen moeten werken voor een hongerloon, zodat wij kunnen profiteren van de producten die zij maken. Soms gaan we zelfs nog een stapje verder: dat ze arm zijn is hun eigen schuld, ze moeten maar wat harder werken.
Dat doen wij ook!
Het is ook zo in ons eigen landje, in onze eigen stad, in onze eigen maatschappij. Ook in onze verenigingen. Wie veel talent heeft in het voetbal, of tennis, of basket zal meer kansen krijgen dan anderen. Hij zal altijd in de eerste ploeg mogen meespelen, men maakt hem tot kapitein, de coach zal met hem overleggen, de andere spelers moeten soms spelen in functie van zijn kwaliteiten. En wie minder of heel weinig talent heeft, komt niet aan de bak, mag hooguit eens een paar minuten invallen en krijgt nooit applaus of waardering. Op school en bij een bedrijf gaat het er niet anders aan toe.
Wat doen we dan met deze parabel?
We kunnen nog altijd het woord talent gebruiken in de betekenis die het dank zij deze parabel in onze taal heeft gekregen. Een talent is dan een gave, iets waar we goed in zijn en waar we wat mee kunnen doen. En het is dan inderdaad zo dat het onze taak is als mensen dat wij onze talenten ontwikkelen en ten dienste stellen van iedereen.
Maar, als we eerlijk zijn, moeten we vaststellen dat we dat vooral verwachten van anderen. Zoals die rijke heer zijn geld toevertrouwt aan zijn dienaren, zo vertrouwen wij onze kinderen toe aan een kinderkribbe of een school, waar mensen daarvoor hun talenten moeten aanwenden. Op dezelfde manier leggen we onze gezondheid in handen van een dokter en onze auto in die van een garagist.
Een installateur waakt over onze centrale verwarming en een bankier over onze spaarcenten. En zo kunnen we doorgaan. En als we niet tevreden zijn, sturen we onze kinderen naar een andere school, of we zoeken een andere dokter, een andere garagist of een andere bankier.
Want, als er één talent is dat wij heel goed hebben ontwikkeld, is het wel het talent om te oordelen over anderen. En te zeggen hoe zij hun talenten moeten aanwenden tot nut van iedereen.
We moeten dat durven toegeven.
En het loont de moeite ons daar eens over te bezinnen.
Laten wij ons niet te gemakkelijk neerleggen bij dat Matteus-effect en er zonder nadenken mee instemmen dat mensen die weinig kansen hebben er ook weinig verdienen. En laten we daar proberen wat aan te doen, op de plaats waar we ons bevinden.
Bijvoorbeeld in de Advent die er straks aankomt. En die vooral ook een beroep zal doen onze, onze eigen talenten