Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
De hele vastentijd lang, tot en met de paaswake, brengen de lezingen ons steeds opnieuw bij verhalen waarin komaf gemaakt wordt met het oude, en waarin opgeroepen wordt even ons leven in een andere richting te brengen, waar door bezinning en inzicht belangrijke beslissingen kunnen genomen worden.
Het begint al in de eerste lezing waarin God een verbond sluit met Noach.
Dit verhaal vormt een mooie ouverture van de veertigdagentijd. God verbindt er zich toe het leven op aarde niet meer te verwoesten, en dat er nooit meer een zondvloed zou komen!
Helaas!
De tijd heeft ons toch wat anders geleerd! De laatste jaren heeft de natuur nog heel dikwijls het laatste woord gehad: denken we aan de tsunamis die de voorbije jaren voor de plaatselijke bewoners ware zondvloeden waren, en dichter bij ons, de stormvloed in 1953 die Zeeland onder water zette, met zoveel verwoeste dorpen en verloren mensen en dierenlevens tot gevolg.
In het verhaal van Noach ligt de toorn van God in de slechtheid van de toenmalige mens en zoekt en vindt God slechts één goed en rechtvaardig man, op wiens schouders dan God de taak legt om opnieuw te beginnen, en dit maal op een goede basis.
Als wij meegaan in dit verhaal, dan zouden wij kunnen besluiten dat ook nu de rampspoed die over delen van de mensheid waart, te maken heeft met de mens zelf, met de onbedwingbare drang naar macht en bezit. We lezen en horen de verhalen over de schade die bosontginning, het boren naar de rijkdommen van de ondergrond, het bouwen van fabrieken in waardevolle natuurgebieden enz. enz., met zich brengt.
Het schrijnende gevolg van dit alles is dan ook nog ,dat de gevolgen van deze mistoestanden heel dikwijls, zoniet altijd moeten gedragen en ondergaan worden door die volken die nooit de voordelen zullen krijgen maar integendeel alleen de lasten moeten dragen.
De evangelielezing van vandaag houdt ons een spiegel voor: in deze periode moet het, zoals bij Jezus, gaan om inkeer en bezinning. Jezus wordt door de Geest van God de woestijn ingedreven. Hij wordt er beproefd en verleidt door de Satan maar die kan Hem niet afbrengen van Gods bedoeling en Gods wil.
De veertig dagen waar Marcus in zijn evangelie naar verwijst , zijn een symbolische periode die staat voor volwassenheid. Jezus heeft de tijd gehad om na te denken over zijn missie, want bij Zijn terugkeer breekt Zijn tijd van verkondiging aan. Wanneer Jezus zegt: Ik ben gekomen opdat ze leven zouden hebben, en wel in overvloed, dan spreekt Hij niet over materiële overvloed maar wel leven in volheid, met respect voor anderen en hun leefomgeving.
Ik wil U nu een stukje voorlezen uit de campagnemap :
De campagne van Broederlijk Delen geeft ons een eigentijds beeld van wat er op het spel staat met onze aarde. De ongebreidelde zoektocht naar grondstoffen zoals ertsen, olie en gas hebben het leefmilieu van onnoemelijk veel mensen aangetast. Inheemse volkeren worden van hun gronden verjaagd. Bossen de longen van onze aarde worden gekapt, waterlopen worden vergiftigd, het drinkwater is vervuild. En er is meer
Natuurrampen zijn van alle tijden, maar de laatste jaren zien we dat ze elkaar steeds sneller opvolgen als gevolg van klimaatopwarming. Dit alles wordt aangestuurd door de ongebreidelde winsthonger van een kleine groep die alles naar zich toetrekt. Zij trekken niet aan het touw van de solidariteit, maar trekken de verkeerde kant op.
Toch komt het er op aan de hoop levend te houden, op zoek te gaan naar die kleine kern rechtvaardigen, die de toekomst open houden. De projecten van de partnerorganisaties die we ondersteunen in landen van Latijns-Amerika bewerken een veilige plek, eenark van Noach, waar het leven bewaard en gekoesterd wordt, en waar de hoop op betere tijden levend gehouden wordt.
Hun acties veranderen niet in één handomdraai de gang van de wereld, maar de volgehouden inzet zet het proces van verandering wel in gang, onomkeerbaar.
De eerste lezing vandaag staat in dit perspectief. Als de mensen de ark verlaten en weer vaste grond onder hun voeten hebben, spreekt God het verbond uit met Noach en zijn familie. De regenboog die de aarde omspant moet aan dat verbond herinneren. Nu zouden we zeggen: de veelkleurige regenboog van mensen en culturen die een wereldwijd bondgenootschap aangaan voor een nieuw toekomst.
De trektocht van onze vastenperiode is voor ons de gelegenheid om ook onze positie te bepalen.
Ik trek het me aan! Van daaruit kunnen wij blijven trekken aan het touw van de solidariteit.
Ik wens voor ons allen een deugdoende en zinvolle vastentijd en een succesvolle touwtrekkerij!!!
Een aantal jaren geleden begon men in de catechese en bij vormingsdagen gebruik te maken van bibliodrama. Onze vormelingen doen het soms nog. Het komt erop neer dat je een bepaald fragment of verhaal uit het evangelie gaat spelen, gaat acteren.
Dat houdt in dat iedereen zich probeert in te leven in de rol van één van de personages uit het verhaal. Met soms verbazende resultaten. Want in de meeste van die personages kunnen wij vaak een stukje of een heel groot stuk van onszelf ontdekken.
Proberen we het eens met dit evangelieverhaal. De meest opvallende figuur is allicht de lamme. Hij wil bij Jezus geraken, maar kan het niet. Zeker niet op eigen kracht. Hij heeft dragers nodig, mensen die hem helpen. En niet zomaar een beetje helpen, hij heeft mensen nodig die tot grote inspanningen bereid zijn.
Die hem doorheen de massa dragen, tot op het dak, die een opening in dat dak maken en hem dan voorzichtig naar beneden laten zakken. We maken het ook wel eens mee: alleen niet meer verder kunnen, het echt niet meer zien zitten en dan blij zijn dat we kunnen rekenen op anderen, die voor ons de kastanjes uit het vuur willen halen.
De rol van de lamme kunnen we aan. Maar die vier dragers dan? Herkennen we ons daar ook in? Soms wel, denk ik, op onze beste momenten dan. Want ook wij kunnen getroffen worden door het leed of de nood van anderen.
En als we echt geraakt worden, zijn we soms tot veel bereid. Zeker als we niet alleen staan, als we bijvoorbeeld nog een drietal medestanders of gelijkgestemden hebben. En als we elkaar helpen om in de goede afloop te blijven geloven.
De massa mensen dan, daar herkennen we ons heel duidelijk in. Iedereen wil die wonderbare genezer zien, dus wij gaan ook kijken. En we hebben een goede plaats, we waren op tijd.
En dan laten we niemand meer door. Ja, ze hebben daar wel een man op een draagbaar, maar zo is het gemakkelijk om voor te kruipen. Wij waren hier eerst, ze moeten ook maar op tijd komen. Ze moeten ook maar hun beurt afwachten. Iedereen gelijk voor de wet!
Zelfs in de schriftgeleerden en hun commentaar kunnen we onszelf herkennen. We komen om een genezing te zien en dan horen we iets over het vergeven van zonden. Dat past niet in ons verwachtingspatroon. En bovendien: zonden vergeven! Wat denkt die man wel? Wie denkt hij wel dat hij is? Als we er even over nadenken, zien we dat zo een verhaal uit het evangelie bevolkt is met gewone, levende mensen, mensen van alle tijden, zoals jij en ik.
De enige die niet past in het patroon, is Jezus. Niet alleen omdat Hij zo ver boven ons staat. Maar ook omdat hij reageert op een totaal onverwachte manier. Hij is blijkbaar niet verbaasd wanneer in het midden van die mensenmassa plots een draagbaar uit het dak te voorschijn komt met een verlamde man erop. En het eerste wat Hij zegt is: "Vriend, uw zonden zijn u vergeven".
Niet alleen de schriftgeleerden zijn geschokt, ook de lamme is allicht heel verbaasd.
Want die man wilde genezen worden van zijn verlamming en niet echt van zijn zonden. Maar voor Jezus is er blijkbaar niet zo heel veel verschil tussen die twee. Hij wil niet alleen de verlamming genezen, maar de totale mens.
Het lichamelijke en het geestelijke horen bij elkaar. Wij zeggen het ook wel eens over een zieke, over iemand die zich niet goed voelt: het zit vooral tussen de oren. Hoe men zich voelt, heeft niet alleen met het lichaam te maken. Je kan trouwens ook verlamd worden door schrik, door faalangst, door gebrek aan vertrouwen, door verdriet, door eenzaamheid.
En de lamme uit het verhaal had eigenlijk een dubbel probleem. Hij was verlamd en hij raakte niet tot bij Jezus. Ook omdat men hem geen plaats gaf, omdat men hem niet wilde doorlaten. Hij mocht niet meedoen, hij hoorde er niet bij. En als Jezus hem zegt dat zijn zonden vergeven zijn, hoort hij er weer bij, dan krijgt hij opnieuw een volwaardige plaats.
Dan zien ook de anderen dat hij meetelt. Hij neemt zijn bed op en loopt weg.
En dat is nog iets dat we herkennen: mensen die er niet bij horen. Omdat we hen geen plaats gunnen in ons gezelschap, in de maatschappij. Omdat ze een beperking hebben, niet meekunnen met de vlugsten, de boel vertragen.
Of omdat we hen een bepaalde misstap niet kunnen of willen vergeven. Want ook dat speelt mee: zijn zonden worden niet alleen door God vergeven, maar ook door de gemeenschap. Als dat gebeurt en duidelijk wordt, dan wordt alles anders, dan is ook een nieuw begin mogelijk.
En daarmee zitten we bij de eerste lezing. Ook daar belooft Jahweh een nieuw begin, ondanks alle zonden en overtredingen uit het verleden. "Blijf niet staren op wat vroeger was, sta niet stil in het verleden". We gaan het straks zingen in de viering. Blijven hangen in het verleden is wat de schriftgeleerden doen in het verhaal. En wij ook soms, als we bang zijn voor vernieuwing, als we de stap niet durven zetten naar het onbekende.
Ook in de kerk.
De vier dragers én de lamme durfden de stap te zetten. En zij worden ervoor beloond.
Want als Jezus zegt: "Uw zonden zijn u vergeven", dan zegt Hij in wezen hetzelfde als Jahweh in de eerste lezing: "Ik ga met u iets nieuws beginnen. Het is al begonnen, zie je het niet?" Zonden vergeven: het betekent weer mogen meedoen, een nieuwe kans krijgen, helemaal! En dan is dit niet zomaar het zoveelste verhaal over een wonderbare genezing. Een wonderbare genezing van een lichamelijk kwaal.
Maar voor de betrokkenen is het wel een wonder. Een groot en deugddoend wonder!
Zodat er terecht kan worden gezegd: "Zoiets hebben we nog nooit gezien"
Zesde zondag door het jaar B 2012 - Zaterdag 11 en zondag 12 februari 2012
Eerste lezing: Leviticus 13, 1-2.45-46 - Wie een huidziekte heeft moet buiten het kamp blijven
Evangelie: Marcus 1, 40-45 - De melaatsheid verdween en hij was gereinigd
We hoorden daarnet het evangelie van Marcus over Jezus die een melaatse geneest.
In de lezing uit Leviticus gaat het over huidziekten. Voor ons zijn dat twee totaal verschillende dingen. Echter niet in Jezus' tijd. Tussen toen en nu ligt tweeduizend jaar wetenschap. Huiduitslag maakte mensen toen bang omdat men geen idee had van wat er juist aan de hand was. Men wist wel dat het het begin kon zijn van iets heel ergs; misschien was het besmettelijk, misschien ook niet.
Maar het was hoe dan ook verdacht.
Wie onrein was verklaard, werd uit preventieoverwegingen uit de samenleving verwijderd. Hij/zij mocht door niemand aangeraakt worden. Wie per ongeluk een onrein iemand had aangeraakt, werd ook onrein beschouwd. Dat niet-aanraken was ieders verantwoordelijkheid, ook die van het slachtoffer: hij mocht zich niet laten aanraken. Het was dus belangrijk dat men van op afstand kon zien of iemand onrein was.
Vandaar een hele reeks voorzorgsmaatregelen In de Middeleeuwen, was dat bij ons niet anders: melaatsen liepen toen met een ratel rond om wie in de buurt kwam weg te jagen.
Zo wordt de vraag van de melaatse uit het evangelie dan ook heel begrijpelijk: reinig mij, laat mij er weer bijhoren, sluit me niet langer uit de kring.
En Jezus opent de kring, hij zegt: word rein. Ik wil dat je er weer bij hoort. Je moet niet apart blijven staan. Je moet niet geïsoleerd blijven. Jezus steekt de hand uit, raakt de zieke aan. Hij zet zelf de eerste stap.
Ook wij kunnen zeggen: ik wil dat je er weer bij hoort, je moet niet apart blijven staan. Elk van ons kan de eerste stap zetten om een zieke medemens te gaan bezoeken.
Ook vandaag geraken zieke mensen vaak geïsoleerd. Ze kunnen niet meer gaan werken, vervreemden van hun collegas en krijgen al vlug het gevoel dat ze niet meer meetellen. Ook hun hobbys geraken achterwege en vele vrienden komen niet op bezoek. Het lijkt vaak alsof mensen bang zijn om een zieke collega of kennis, vriend of familielid te bezoeken.
Vooral oudere mensen hebben daar het meest mee te maken. Hun kennissenkring is hoe dan ook aan het uitdunnen, en als ze dan door ziekte getroffen worden, verschraalt hun netwerk van sociale contacten nog meer.
En dan grijpen we soms toch alle moed bijeen en we gaan op bezoek bij een zieke.
We moeten niet bang zijn van stiltes bij een ziekenbezoek. Soms zijn er heel weinig woorden nodig. Soms passen woorden ook niet. Het kan zijn dat de zieke geen zin heeft om te praten, dat hij te moe is om te luisteren. Laten we dan gewoon stil aanwezig zijn.
Stille aanwezigheid kan al heilzaam werken. Als de zieke beseft dat de bezoeker tijd neemt voor hem, niet gehaast is, niet vaak op zijn uurwerk kijkt, dan voelt die zieke dat hij voor jou belangrijk is, dat je hem respecteert, dat je hem waardevol vindt. En dat besef zal de zieke deugd doen, zal al heilzaam werken.
Dat is al een heel krachtige manier om te zeggen: jij hoort er bij. Je bent voor mij geen onreine. Je bent rein voor mij.
Voor Jezus staat het vast dat mensen in nood moeten geholpen worden. Niet afwegen, geen voorwaarden stellen, wel helpen. Niet doen dus zoals ons land jaar na jaar doet: pas opvang voor daklozen organiseren als het Siberisch koud is. En wij? Helpen wij spontaan waar nood is? Zijn wij bereid onszelf, onze tijd en onze welvaart te delen met eenzamen, zieken, mensen met problemen? Willen we zijn als Jezus? Willen we dus helpen?
Ook nu kunnen we het voorbeeld van de heilige Damiaan, Jozef de Veuster, niet naast ons neerleggen. Hij blijft het grote voorbeeld van inzet voor wie omwille van ziekte uitgestoten en verlaten is.
Deze unieke en veelzijdige figuur deed aan palliatieve zorg avant la lettre, ontwierp hulpmiddelen voor verminkten en werkte mee aan wetenschappelijke proeven. Hij getuigde van een authentieke nederigheid, noodzakelijk om dicht bij de zieke te kunnen staan, naar hem te luisteren en hem te helpen. De omhaling van vorige week kwam eigenlijk een week te vroeg.
Vrienden, straks zullen we samen bidden, een tekst die ons moet wakker schudden:
Gij hebt de mens een huid gegeven,
de plaats waar hij kwetsbaar is,
gewond of getekend door ouderdom en pijn,
maar ook de plek van tederheid,
van liefde en streling,
de plaats waar wij geroerd en geraakt worden
tot in de kern van ons wezen.
Als we eerlijk zijn en durven kijken tot in het diepste binnenste van ons leven, zullen we wellicht allemaal merken, dat we op één of andere manier ook zelf nood hebben aan aanraking en zelfs aan genezing of echt rein worden.
Naar ideeën van Romain Debbaut Antoin Rubbens - Marc Christiaens
Ze heeft het mij behoorlijk lastig gemaakt, die schoonmoeder. Zoals Job heb ik er over zitten tobben, erover wakker gelegen wat ik ermee moest aanvangen.
Let wel, ik heb het niet over mijn eigen schoonmoeder zaliger, daar heb ik mij meestal vrij goed bij gevoeld, maar wel over de schoonmoeder van Petrus.
Het is toch wel merkwaardig, dat zij de enige schoonmoeder is die in het evangelie ter sprake komt. In het oude testament is er ook nog eentje, Naomi, de schoonmoeder van Ruth. Maar dat is een heel ander verhaal.
Jacobus en Johannes, Simon/Petrus en Andreas komen uit de synagoge, waar Jezus zojuist onderricht gegeven heeft. Marcus beschrijft , bijna in telegramstijl, in amper vier zinnetjes wat er daarna gebeurt.
Ze gaan naar het huis van Simon/Petrus en Andreas. De schoonmoeder van Petrus ligt met koorts in bed. Jezus gaat naar haar toe, pakt haar hand en laat haar opstaan. De koorts verdwijnt. En zij bedient hen.
Dat is al wat er staat.
Is dit een wonderverhaal? Het is alleszins een wonder verhaal, waarbij wij zeer veel tussen de regels moeten lezen.
In weinig woorden vertelt het heel veel over Jezus. Hoe Hij ageert en in het gewone leven staat.
Hij is nog maar juist uit de synagoge, waar Hij de mensen heeft onderricht, of Hij staat al weer klaar met alle aandacht voor die vrouw met koorts in bed.
Zijn begaan zijn met mensen valt niet stil bij het buitengaan van de synagoge. Zijn leven als Herder gaat verder dan de preekstoel. Hij schiet meteen in actie. Zij het met heel eenvoudige dingen. Hij gaat naar haar toe. Hij heeft aandacht voor haar. Hij neemt contact met haar, Hij rààkt haar aan.
Géén gedoe of grootse gebaren, geen hocus pocus. Wel warme aandacht.
En de vrouw staat op. Nee, ze wordt opgericht dankzij Jezus.
Wat was er in feite met schoonmama aan de hand? Was zij wel écht ziek?
Zou het kunnen dat haar ziek zijn, eigenlijk met Jezus te maken had?
Misschien heeft zij zich de voorbije tijd wel héél druk gemaakt over de invloed van Jezus, die jonge rabbi die, hals over kop, haar schoonzoon Petrus en diens broer Andreas heeft ingepalmd. Hij heeft hen in die mate voor zich gewonnen, dat zij hun vissersboot, hun broodwinning, op de oever hebben laten liggen, om Hem te volgen.
Je zou je als schoonmoeder voor minder zorgen maken en ziek worden. Doodziek.
En nu staat die vrijbuiter, die armoedzaaier, die vagebond die het huwelijk van haar schoonzoon en dochter in de vernieling laat lopen, hier vlak voor haar neus.
Welke medicijn kan iemand genezen, welke behandeling kan iemand beter maken?
Dat moet in de eerste plaats een medicatie waarin je gelooft, waarin je vertrouwen hebt.
Misschien mocht schoonmama toen ervaren dat Jezus inderdaad integer en ingoed is. Aan den lijve ondervonden hoe leven-gevend Hij is, hoe helend Hij in het leven staat, hoe genezend zijn aanwezigheid is.
De nabijheid van iemand met een warme uitstraling doet altijd deugd. Zijn aanraking geneest je, richt je weer op. Ze stimuleert je om zelf mee te doen, om te dienen.
Hij laat niet toe dat de demonen in jou de kop opsteken en gaan spreken. Integendeel, Hij jaagt ze uit je lichaam weg.
Ook ons geloof mag niet stilvallen als we straks de kerk buiten stappen. Zelfs met weinig talent en beperkte mogelijkheden kunnen wij zelf warmte uitstralen. Ook ons contact werkt genezend, ook onze aanraking kan mensen oprichten.
Kom laten we mee op weg gaan om Hem te verkondigen, in al onze aandacht, in al wat wij doen voor elkaar, zelfs het meest alledaagse.
Wij hadden het de vorige zondagen over roepingen. Misschien is dit er, op zijn manier, ook wel een. Maar dan voor ons.
Tussen twee haakjes: de Damiaanaktie vraagt vandaag onze aandacht, en onze portemonnee. Als er één man de boodschap van Jezus begrepen heeft, dan was het Damiaan wel.
Laten ook wij op weg gaan om zijn woorden te verkondigen met daden.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.