Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
Vandaag, op dit feest van Christus, de Grote Koning, wil ik het graag hebben over de kleine koning.
Een dikke 100 jaar geleden, vlak voor het begin van de eerste wereldoorlog, schreef René De Clercq een gedicht met de titel Hemel-huis. Zijn vriend, de componist Emiel Hullebroeck, vond het zo mooi dat hij het meteen op muziek zette.
Het lied kende onmiddellijk groot succes. De tekst sloot dan ook erg aan bij de situatie van de vele kroostrijke gezinnen, die het tijdens de oorlog niet breed hadden. Maar nog geen dertig jaar later, klopte de oorlog voor de tweede keer aan de deur. Met al de bijhorende situaties voor de bedreigde gezinnen.
Hoewel het leven toen voor hen helemaal geen hemel was, waren de woorden van dit lied voor hen een steun:
Door mijn woning speelt een zonnig licht.
'k Voel me een kleine koning in mijn grote plicht:
Enkele weken geleden, toen ik met de voorbereiding van deze viering begon, dacht ik aan de kleine koning in dit lied.
Christus, die wij vandaag als Grote Koning vieren, is toch de kleine koning wiens geboorte in de stal wij ieder jaar met Kerstmis opnieuw gedenken. En als er één manier is waarop we Hem, elke week opnieuw, gedenken, dan is het wel in het graag-gebroken brood!
Een groot deel van de mensen die ik hier rond mij zie, zijn opgegroeid in een groot gezin. De zegswijze Zou men armoe lijden om een mondje meer was bij hen dagelijkse kost. Breken en delen en opnieuw breken en delen was hun enige manier om te overleven.
Het lied zingt over de sterke pijlers van een gezin: gedeelde vreugde is dubbele vreugde, gedeelde smart is halve smart!
Hoe kan dat nu? Wat je met iemand deelt wordt toch minder! Zo ben ik het tenminste wel gewend Als ik een appel met iemand deel, hebben we elk de helft. Anders dan in twee helften verdelen kan natuurlijk ook, maar je hebt nooit de hele appel, als je deelt.
Bij blijdschap of vreugde delen gebeurt er iets vreemds. Het werkt een beetje als iets delen op je smartphone of je computer. Je stuurt het door aan je vrienden en toch heb je het ook nog zelf.
Je kan het een gave van God noemen, dat geluk niet minder wordt, als je het deelt.
Maar dan is het óók een gave van God als je bij het delen van verdriet minder overhoudt dan wat je eerst had.
Verdriet, last, armoe, iets waar je niet om gevraagd hebt, en door het met iemand kunnen delen, wordt het minder. God wist als het ware een deel van het verdriet bij jezelf uit ook een vorm van wiskunde.
Even terug naar het evangelie. Het lijkt wel een politiek interview, daar bij Pilatus: Bent U de koning van de Joden? vroeg Pilatus. Bent u daar zelf op gekomen of hebben anderen u over Mij verteld?, antwoordde Jezus, Mijn koningschap is niet van deze wereld U bent dus toch koning? zei Pilatus. Ja, zei Jezus.
Aan de vader in het hemel-huis-lied wordt de vraag niet woordelijk gesteld. Maar zijn antwoord is hetzelfde: 'k Voel me een kleine koning in mijn grote plicht. En ook dat kleine koninkrijk, is niet van deze wereld. Het is een hemel-huis, waar het graag-gebroken brood op de tafel staat, om het te delen tussen zijn engel-vrouwke en al die kinder-mondjes.
Het valt mij nu pas op hoe woorden ook allemaal gebroken zijn: hemel-huis, engel-vrouwke, kin-dren en mondje meer, zijn in het lied even gebroken als het graag-gebroken brood dat op de tafel staat. Klaar om het te delen.
Och, waar mensen strijden, helpt de Heer!
En die Heer, dat is de koning, die naar ons omziet. Een koning in dienstbaarheid.
Heer, breek samen met onze handen het brood. Graag-gebroken brood.
Laat het een teken zijn van onze zorg voor elkaar, welgemeend en wereldwijd, en leer ons delen, metterdaad, naar het voorbeeld van Jezus.
Jezus, die niet heerste maar dienstbaar was en zo onze Koning werd.
Jezus, Koning zonder paleis, zonder troon, zonder kroon, tenzij een doornenkroon.
Zijn Koninkrijk ligt elders, het kent geen rijksgebied of grens, maar het ligt in de grenzeloze liefde waardoor mensen voor elkaar volop mens kunnen zijn, mensen met een warm hart..
Jezus die, zelfs nog vandaag, Koning wil zijn in ons leven, dat is het wonder dat ons helpt om volop en volledig mens te worden voor eeuwig. Amen.
Stil maar, wacht maar - 33e zondag door het jaar B 2018 - Fred
Drieëndertigste zondag door het jaar B 2018 - Zondag 18 november 2018
Eerste lezing: Daniël 12, 1-3 - 'In die tijd zal uw volk worden gered '
Evangelie: Marcus 13, 24-32 - 'Hij zal zijn uitverkorenen verzamelen'
In ieder mensenleven, in iedere samenleving of maatschappij komen wel eens dagen of periodes voor die minder leuk, minder fraai en ronduit ook minder gelukkig zijn. En dan hebben we vaak de neiging om in de put te gaan zitten, omdat we onze eigen tegenslag of zelfs ons ongeluk gaan uitvergroten. En dan klinkt wel eens de uitroep: dat is een ramp!
Sommige mensen gebruiken dat woord ramp misschien iets te gemakkelijk. Het is helemaal geen ramp als je soep overkookt, je aardappelen aanbranden of je cake mislukt. Het is ook geen ramp als een proef of examen tegenvalt, zelfs heel zwaar tegenvalt. Het is vaak niet echt een ramp als je van werk moet veranderen, al kan dat lastig zijn. Het is ook geen ramp dat je een paar dagen ziek bent, of zelfs een paar weken of maanden.
Maar het kan zijn dat niet alleen één examen tegenvalt, maar een hele reeks en dat je hele jaar er dreigt bij in te schieten. En het kan ook dat je geen ander werk meer vindt, hoezeer je ook je best doet. En wat zeg je tegen iemand die niet alleen een paar maanden ziek is, maar intussen van de dokter krijgt te horen dat hij nooit meer echt beter zal worden?
En een echte ramp is het als zo een ziekte een grote groep van een bevolking treft, zoals bij een uitbraak van het Ebola-virus in Afrika. Of wanneer een fabriek sluit en honderden mensen hun job verliezen van de ene dag op de andere. Of als bosbranden tientallen mensen plots uit hun huizen jagen. Of wanneer we zien hoe miljoenen mensen moeten vluchten of de dood vinden in brutaal en voortdurend oorlogsgeweld. Dan hebben we het over mensen die het echt niet meer zien zitten, die de moed dreigen te verliezen.
De lezingen van vandaag gaan ook over zulke moeilijke en duistere tijden. De zon wordt verduisterd, de maan geeft geen licht meer, de sterren verdwijnen. Alles wankelt, maar dan wordt de komst beloofd van de Mensenzoon en die zal het licht voor iedereen weer laten schijnen.
Is het allemaal zo simpel? Komt er een oplossing uit de hemel voor die vele werklozen, voor die ontelbare slachtoffers van natuurrampen en oorlogsgeweld? Voor die mensen ver van hier die lijden onder vreselijke epidemieën en vergeefs wachten op hulp? Of ook dichter bij ons: voor mensen die onlangs een dierbare hebben verloren en met dat gemis verder moeten en opnieuw houvast zoeken in hun leven? Is het allemaal zo simpel?
Laat ik eens twee heel concrete rampen in herinnering brengen, we zijn ze zeker nog niet vergeten. Parijs: 13 november 2015: 5 aanslagen in een paar uur tijd, van het stade de France, over een paar cafés en restaurants tot de concertzaal Bataclan. Resultaat: 129 doden en 350 gewonden en ontelbaar meer mensen die in rouw en verslagenheid achterbleven.
En amper een paar maanden later: Brussel op 22 maart 2016. Spijkerbommen ontploffen in Brussels Airport en metrostation Maalbeek. Ook hier 35 doden en ruim 340 gewonden. En ontreddering bij zoveel gezinnen en families. Het woord ramp is hier wel op zijn plaats.
Bij deze twee recente gebeurtenissen, die we ons heel zeker nog herinneren, werd twee maal op dezelfde manier gereageerd. Mensen kwamen samen, massaal en in grote groep, en in heel sterke verbondenheid. En hun boodschap werd op vele manieren verwoord, maar kwam altijd hierop neer: wij moeten ervoor zorgen dat het kwaad niet zegeviert, dat wij positief blijven en samen blijven geloven in de toekomst.
Want het ging hier niet om natuurrampen, maar om rampen door de mens veroorzaakt en tot stand gebracht. En dan is het ook de mens die zijn verantwoordelijkheid moet nemen.
Vorige week zagen we iets gelijkaardig gebeuren. T
er gelegenheid van de honderdste verjaardag van de wapenstilstand, na één van de gruwelijkste periodes uit de voorbije eeuw waren er overal massaal bijgewoonde plechtige herdenkingen en altijd en overal klonk de roep: nooit meer oorlog!
In het evangelie is er het beeld van de vijgenboom, waarmee getoond wordt dat voor de natuur altijd een nieuwe zomer in aantocht is. Ook wij kunnen, na een zware en donkere periode ons leven weer in handen nemen. Elke genezing na een ziekte of een depressieve periode begint met een kleine aanraking. En bij een zwaar verlies zoeken mensen steun bij elkaar en vinden ze die ook vaak. Dat is zo bij een ziekte of overlijden in de familie, dat is zo bij een collectieve ramp. Na de aanslagen in Parijs en Brussel liepen mensen ook hand in hand door de straten, of kwamen gearmd en elkaar omhelzend samen.
Belangrijk is dat mensen de hoop bewaren en blijven geloven in de toekomst, wat er ook gebeurt.
We begonnen deze viering niet toevallig met een citaat van de oosterse wijsgeer Rabindranath Tagore: Het geloof is een vogel die zingt als de nacht nog donker is…
Het evangelie dat we zonet beluisterden is geschreven in de taal van toen. We moeten het hertalen om beter te kunnen begrijpen.
Op deze manier zal het zeker gemakkelijker zijn om er iets van op te steken. Voor sommige teksten moet je theoloog zijn om ze te kunnen begrijpen. Laat staan voort te vertellen, laat staan: er iets mee kunnen doen.
Het start met de woorden van Jezus mannekes kom eens hier, ik ga jullie wat wijze raad geven voordat jullie vertrekken, de wereld intrekken.
Er staat Verkondig op je tocht: Het koninkrijk der hemelen is nabij
Nu zouden we beter zeggen:
Zeg tegen de mensen dat ze moeten streven naar een situatie dat het leven hier op aarde een hemel wordt. Dat alle mensen mekaar begrijpen, lief zijn voor mekaar, dat er geen haat meer is, enkel liefde.
En vooral: dat er vrede heerst. Vrede tussen volken, tussen etnische groepen, vrede onder de verschillende godsdiensten, vrede in uw straat, in uw familie .
We lazen ook: Neem geen goud- zilver- of kopergeld, of een reiszak, sandalen en een stok mee.
Dit kunnen we hertalen als:
Ik zou eigenlijk zo goed als geen bagage meenemen . Want waar je ook naar toe gaat met dit goede nieuws, gaan we er van uit dat je overal welkom bent.
Dat wanneer je ergens werkt, de werkgever u voldoende zal geven dat je er van kunt leven, dat je u kunt kleden en ja, dat je zelfs op vakantie kunt gaan. (stok?)
En dan komt voor mij de belangrijkste zin uit dit zendingsevangelie.
Als het huis het waard is dat jullie er binnengaan moge dan de vrede over dit huis komen. Maar als het huis jullie niet waard is dan zou je zeggen: dan zit het er tegen, dan is het deur gesloten
Maar dat zegt hij niet: hij zegt: moge dan de vrede naar jullie terugkeren
Ga verder met een vredig gezicht, met een vredige houding, oordeel niet, sla de deur niet toe en zeker, dreig niet en gebruik absoluut geen geweld om mijn boodschap te verkondigen.
Dit is in de geschiedenis wel anders verlopen.
Al moet ik zeggen. Ik ben 70 jaar en heb nog nooit een oorlog meegemaakt.
Wij leven hier al een beetje als in het rijk der hemelen
Ik geloof niet in een God die deze oorlogen wil. Ik geloof niet in een God die wil dat er voor zijn idee gevochten en gemoord wordt.
Ik geloof niet in een God die voor de oorlog van '14-'18, die we vandaag gedenken, wil dat er miljoenen sneuvelen in de meest erbarmelijke omstandigheden.
Ik denk niet dat er God is die wil dat mensen of volken mekaar uitmoorden.
Wij kennen de beelden van een kapotgeschoten Ieper. Geen steen staat nog op een andere. Geen huis staat nog intact.
Wij kennen de beelden van de stad Aleppo in Syrië, 100 jaar later. Geen steen staat nog op een andere, Geen huis staat nog intact.
Duzend en duzend soldaten. Altijd iemands vader, altijd iemands kind.
Of nog erger in Syrië: duzend en duzend burgers. Vaders, moeders, kinderen.
Onschuldig vermoord, na een erbarmelijk leiden.
Is het dan een troost te zeggen: Het koninkrijk der hemelen is nabij?
Neen, dan is er eerst nog heel veel werk te doen.
Laat ons beginnen met te gedenken.
Soms zijn er dingen die meer zeggen dan woorden.
Ik wil nu, tijdens dit herdenkingsmoment, gebruik maken van het kleinste orgeltje in deze kerk.
Een eerbetoon aan die miljoenen gesneuvelden. Een last post voor hen.
Wegwijzerviering - Een viering met gezinnen, eerste communicanten en vormelingen
Beste meisjes en jongens.
Je kan het leven vergelijken met een treinreis. En een van de treinen die we kunnen nemen, is die van het evangelie. Die stopt af en toe in een stationneke, zoals in deze kerk. Om zijn batterijen wat op te laden, en een praatje te maken met de machinist. De machinist van die trein, dat is Jezus. We hebben hem daarnet gehoord, in de lezing van het evangelie. Hij heeft verteld dat onze trein op twee sporen rijdt. Das nogal normaal voor een trein.
Maar die sporen die gaan niet zomaar in het wilde ergens naartoe, die lopen samen netjes in een bepaalde richting. En het ene spoor, zegt Jezus, is het spoor van God. God, dat is een groot woord. En moeilijk uit te leggen. Maar God begint met dezelfde letter als goed. Onderweg vertelt Jezus dikwijls dat God goed is, dat hij voor ons, de reizigers, het beste wil, dat hij ons allemaal graag ziet. Onze trein is op weg naar God, naar zijn goedheid.
En het andere spoor, zegt Jezus, is even belangrijk. En dat is het spoor van de naaste. De naaste, dat is eigenlijk gemakkelijker uit te leggen. Kijk maar eens naast u. Of voor u. Of achter u. De mensen dicht bij u, dat zijn de naasten. En, zegt Jezus, we volgen dat spoor, als we onze naaste zo graag zien als onszelf. Als we er zo goed voor willen zijn, als voor onszelf. Als we dat spoor niet volgen, ontspoort onze trein, en komen we niet aan bij God. Dan geraken we zijn richting kwijt in ons leven.
De naaste zo graag zien, als onszelf. Hebben we graag dat er naar ons geluisterd wordt? Dan Hebben we graag dat we een nieuwe kans krijgen, als we iets mispeuteren? Dan hebben we graag dat mama en papa ons graag zien? Dan En als we later wat krammakelijk beginnen te worden, en wat doof, zullen we dan graag hebben dat men met ons geduld heeft, en dat men voor ons wil zorgen? Dus
Die twee sporen horen bij elkaar, die kan men niet uiteen trekken. Als we op weg willen gaan naar die goede God, kunnen we niet anders dat te proberen zo goed te zijn als hij, met vallen en opstaan.
We zitten niet gevangen op die trein.
We kunnen onderweg uitstappen, en andere treinen nemen. Er zijn andere sporen: je kan de trein nemen die rijdt op de sporen met de G van goesting, en de N van nijd. Maar, meisjes en jongens, en beste volwassenen, die met hen mee naar deze kerk gekomen zijt, wij zijn hier samen in dit station, omdat jullie de trein van het evangelie willen kiezen. Jullie stappen hier op, om samen met de mensen in de kerk naar een groot station te rijden: de Eerste Communie, of voor de groteren hier: naar het station Vormsel.
En ik hoop van harte, dat jullie reis niet zal eindigen in een van die stations, maar jullie verder die sporen van goedheid en naastenliefde zullen volgen. En dan gaat het er niet om, pilaarbijters te worden of kwezels.
Het gaat erom of we blijven geloven dat een goede mens proberen te zijn, belangrijker is dat geld en eigenbelang. Het gaat erom of we blijven geloven dat geven beter is dan nemen. Het gaat erom of we de naaste zo graag blijven zien als onszelf. Dan verblijven we in Gods goedheid.
Als het sterven van een geliefde nog veel te veel pijn doet, is het rouw weg een pijnlijke feestdag!
Voor anderen een mooie feestdag om de mooie traditie van kerkhofbloemen, van familie gedenken, van samenkomen en genieten van wat onze overledenen voor ons betekenen en ons hebben meegegeven.
Enkele jaren geleden zei Rik Torfs, hoogleraar aan de KULeuven, in een interview: nee, ik ben geen heilige. Maak van mij geen Heilige! Dat zijn per definitie mensen die dood zijn. En zei hij, toen ik een vormeling vroeg wat een heilige was, antwoordde het kind: heilig is in de hemel. Later dus, na de dood.
Rik Torfs vond het wel vervelend dat heiligen enkel gestorvenen zijn.
Nu weten we dat zijn uitspraken toen en serieuze kritiek waren op die voorbijgestreefde visie. En wij? Wat vinden wij ervan?
We branden toch een kaarsje bij een foto of een beeld. Van Maria vooral. Maar ook bij Rita, voor hopeloze zaken, of bij Antonius, als we iets verloren legden.
Ze mogen er zijn, de heiligen!
Ze waren elk aparte persoonlijkheden, zoals wij.
Ze hebben gevochten voor de Liefde, die God is, in aandacht en bekommernis voor anderen.
Ze corrigeerden de inzichten van hun tijd, ze vochten tegen onrecht, waardoor ze voor ons eigentijds gaan klinken.
Zo zien we hoe heiligen leven op het kruispunt tussen verticale en horizontale transcendentie, tussen God en de wereld.
Ze laten de liefde, die God is, toe. God wordt zo in hen weer mens.
Hun heiligheid begint met een ervaring van een gemis,.
Daaruit groeide hun verlangen naar veranderen, hun zoeken, pogen, hopen en hun inzetten voor de zaak.
Met gebed en inzicht in eigen falen en het accepteren daarvan.
Een mooi voorbeeld daarvan is Pater Damiaan. We kennen zijn verhaal! We weten hoe hij zich inzette voor de uitgestotenen van die tijd. Hoe hij die vele melaatsen een waardig leven bezorgde.
Maar ook vandaag kennen we zovele Heilige mensen minden onder ons. Een schoon voorbeeld is ons Lies. Lies die heel wat onbetaald verlof geeft aan de kinderen en hun ouders in Ghana!
Heilig betekent: heil dragend, heil brengend, heilzaam. Heil (=heel) is synoniem voor welzijn, geluk, zaligheid.
We hoorden hoe elk vers van het evangelie begint met de term Geluk, gelukkig, zalig. We zouden hem kunnen vervangen door heilig.
Het eerste vers is heel belangrijk: gelukkig of heilig wie nederig van hart kan zijn.
Want zonder nederigheid brengen we van de overige aanbevelingen niets terecht.
Nederigheid is in het aanvaarden van verdriet, van geschonden geluk.
Dat geldt ook voor zachtheid, voor medeleven met armen en noodlijdenden, voor mildheid, rechtzinnigheid en vredelievendheid.
Nederigheid is: de ander belangrijker vinden dan jezelf, uit vriendschap, respect, schroom.
Gelukkig en nog eens gelukkig. Of Zalig en nog eens Zalig.
Dit evangelie klinkt euforisch vandaag. En toch
Heilig bedoelt Jezus. En het is niet altijd gemakkelijk wat hij hier aanbeveelt.
Het gaat niet om een bestaan zonder oorlogen, zonder ziekte, zonder moeilijkheden.
Het gaat erom die narigheden van het leven, de tegenslagen, vanuit de liefde voor mekaar te verzachten en, zo te ervaren dat God daarin te vinden is. God is daar, ook als rampen ons overkomen. Onwaarschijnlijk, maar door de anderen die je er doorheen dragen.
Als we God niet zochten, waren we hier nu niet.
Vandaag kunnen we niet anders dan onze dierbare overledenen gedenken.
Zij die ons voorgingen als heilbrengende ingoede mensen.
Zij die ons mee boetseerden tot wie we nu zijn.
Zij mogen zich geborgen en thuis voelen in die onnoemlijke Liefde, die we God noemen.
Daarom bidden we vandaag: God we houden nog zo van hen. We dragen ze oor altijd mee in de kern van ons bestaan. Mogen ze a.u.b. heilig zijn in U?
Nee, ik ben geen heilige. Maar mag ik het a.u.b. worden? Liefst nog vandaag!
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.