Het verhaal over Lazarus, dat Johannes ons vertelt, is een serieus lange boterham. En dan zijn er al een flink aantal verzen tussenuit gelaten.
Al spreken zowel Johannes als Paulus in een héél bijbelse taal, toch hebben we misschien juist die brief van Paulus aan de christenen van Rome nodig, als sleutel om er uit wijs te geraken.
Paulus, voor wie het zich nog herinnert, was vroeger een fel bestrijder van de christenen. Maar na een bijna-dood ervaring zag hij Christus en werd hij één van de trouwste volgelingen.
In de brief vandaag vertelt hij een beetje uit eigen ervaring. "Wie niet volgens Gods regels leeft", schrijft hij, "kan God niet behagen. Maar jullie leiden geen zondig leven meer. Jullie leven in de Geest van God die in jullie woont".
Dat heeft Paulus ervaren bij het volgen van Jezus. "Maar", zegt hij: "Zelfs als Christus in jullie is, blijft jullie lichaam sterfelijk door de zonde. Maar de Geest geeft jullie leven, zodat jullie als goede mensen leven.
Als de Geest die Jezus uit de dood heeft opgewekt, in jullie woont, zal Hij, die Hem uit de dood heeft doen opstaan, ook jullie sterfelijk lichaam levend maken door de kracht van zijn Geest, die in jullie woont".
Dan komen we bij Johannes en zijn "verhaal van Lazarus". Eigenlijk wordt daarin ongeveer hetzelfde verteld. Maar Johannes is een heel ander verteller. Hij moet het hebben van wat meer contrast.
Bij iemand als Johannes moet je dieper graven. Dat wordt meteen duidelijk in het evangelieverhaal.
De naam Lazarus betekent "iemand naar wie God omziet, die door God geholpen wordt". Dat laat Johannes blijken uit een sterk mirakel.
Hij maakt het nog sterker door er de zussen Martha en Maria bij te betrekken.
De zussen komen Jezus tegemoet met hun vragen en twijfels: "Was jij maar hier geweest, toen het nog niet te laat was!"
Jezus lijkt wat geïrriteerd en antwoordt: "Je broer zal opstaan".
"Ja", repliceert Martha, hij zal opstaan bij de opstanding op de laatste dag."
"Wie in Mij gelooft mag dan wel sterven, toch zal hij leven; en iedereen die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven?", antwoordt Jezus, die tegelijk ontroerd is en weent.
Wat bij de omstaanders de reactie uitlokt: "Zie hoe hij hem liefhad!", terwijl anderen opmerken: "Als hij de ogen van een blinde geopend heeft, kon hij dan niet maken dat Lazarus niet hoefde te sterven?"
Dan lijkt het of Johannes de spanning nog wat opdrijft. Voordat Jezus met zijn leerlingen naar Judea gaat, zegt Hij dat iedereen bij Hem veilig is en dat Hij zijn vriend Lazarus zal wakker maken. Maar Lazarus is al vier dagen begraven!
Wij gaan dus, als mensen, op zoek naar de spannende gebeurtenis, naar het spektakel. In dit geval is dat de overleden Lazarus die uit zijn graf komt. Jezus gaat naar het graf en roept: "Lazarus, kom naar buiten".
En toch is dat wondere, dat spectaculaire, voor Johannes niet echt zo belangrijk. Hij wil ons vooral laten aanvoelen hoe Jezus is. Hij wil benadrukken hoe Jezus aan mensen kansen geeft.
Jezus maakt mensen wakker, geneest ze, door te zorgen dat ze opnieuw mogen meetellen. Want wie meetelt, lééft mee. Dood zijn is: aan je lot overgelaten worden, niet (meer) mee mogen doen. Dat is waar het verhaal eigenlijk om draait.
Bij wonderbare gebeurtenissen of genezingen als deze, heeft Johannes het nooit over "wonderen", maar altijd over "tekenen".
God/ de Heer/ Jezus geeft ons een teken.
Daarover schreef hij zelf het volgende (Joh. 20:30-31): "Jezus heeft nog veel meer tekenen gedaan, die niet in dit boek zijn opgeschreven. Maar deze zijn speciaal uitgekozen, opdat jullie geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God. Door te geloven in Jezus, heb je leven in Zijn Naam".
Johannes schrijft dus, om duidelijker te maken, opdat wij zouden geloven dat Jezus de Zoon van God is. Daarom laat hij Jezus herhalen dat "onze vriend Lazarus slaapt".
Verder laat hij Jezus drie dingen zeggen: "Neem die steen weg", "Lazarus, kom naar buiten" en "Maak hem los en laat hem gaan".
"Neem die steen weg". Een steen is iets dat in de weg ligt. Hoe dikwijls gebeurt het niet dat er tussen ons iets in de weg ligt. Een steen, een kleine of een grote hindernis, een kleine of een grote ruzie.
"Lazarus, kom naar buiten", kom in het licht en lééf. Maar tegelijk ook: Martha of Maria, kom naar buiten, en blijf niet steken in je verdriet. Want wie in Mij gelooft, zegt Jezus, wie zich aan Mij toevertrouwt, zal leven, zal aan het licht komen, zal aan zijn angst voorbij leven.
Tenslotte zegt Jezus: "Maak hem los en laat hem gaan". Dat is een vraag naar de anderen toe. Die moeten helpen, een duwtje in de rug geven.
Die drie opdrachten tellen dus ook voor ons: "neem de steen weg", "mens, kom naar buiten" en "maak hem los en laat hem gaan"
Vooral die laatste opdracht is een vraag naar ons allemaal toe. Ook wij moeten helpen, een duwtje in de rug geven aan wie hulp nodig heeft.
Amen.