Tweede paaszondag C 2007 14 en 15 april 2007 (Lees hier het evangelie van Johannes 20, 19-31)
Thomas, ook Didymus genaamd, was niet bij de groep toen Jezus kwam. Didymus betekent tweeling. Wie is die tweelingbroer van Thomas? Dat staat nergens vermeld. Het kan zowat iedereen zijn. Die tweelingbroer is een verwijzing naar de zoekende, twijfelende, jonge kerk van toen. Maar het is ook een verwijzing naar ons. Ook wij zijn tweelingbroer van Thomas.
Kijk maar eens naar het begin van het evangelie. De deuren van de verblijfplaats van de leerlingen waren gesloten, uit vrees voor de Joden. Ze waren bang, ze hadden het moeilijk om voor hun geloof uit te komen. Het is bij ons niet anders. Geloven, naar de kerk gaan, de Mis bijwonen, het zijn geen dingen meer waar we mee uitpakken. We houden het liever stil, we moffelen ons geloof wat weg, uit schrik voor spottende reacties of eindeloze discussies.
We begrijpen de reactie van Thomas dan ook heel goed. Eerst zien en dan geloven, het is niet voor niets een volkse wijsheid. En toch doen we Thomas onrecht aan, als we hem alleen maar voorstellen als de ongelovige Thomas, de enige twijfelaar in het gezelschap. Thomas wil de tekenen van de nagelen zien en de wonden van Jezus met zijn eigen handen voelen. Hij ziet een onlosmakelijk verband tussen de verrijzenis en het lijden.
En daarin zal ook Jezus hem gelijk geven. Thomas weigert een gemakkelijk verrijzenisgeloof aan te nemen, hij gelooft niet in een simpel tovertrucje, een goedkoop mirakel, waardoor alle moeilijkheden en problemen worden opgelost. Jezus toont bij zijn verschijning inderdaad zijn handen en zijn zijde, Hij toont zijn identiteitskaart. Bij het verrijzenisgeloof horen inderdaad lijden en sterven, bij het verheerlijkt lichaam horen ook de wonden. Jezus geeft zijn leerlingen te kennen dat het hen niet anders zal vergaan. En de eerste kerk zal het snel aan den lijve ondervinden
Ik wil ook even stilstaan bij de eerste woorden die Jezus in dit evangelie tot zijn leerlingen spreekt: "Vrede zij u". Voor de Joden was het een alledaagse wens, maar hier is meer aan de hand. Jezus wenst zijn leerlingen echte vrede toe en vergeeft hen hiermee hun ontrouw. Hij wenst hun gekwelde zielen weer rust toe. Zijn komst is niet verwijtend, maar verzoenend.
Daarom ook zal Hij zijn Geest over hen zenden en geeft Hij hen de macht om zonden te vergeven. Dit wordt nogal eens gezien als de officiële instelling van het sacrament van de verzoening, van de biecht. En men legt ermee uit dat Jezus aan zijn apostelen, en later aan de bisschoppen en de priesters de exclusieve bevoegdheid geeft om zonden te vergeven. Zij mogen als het ware de officiële stempel zetten op een document en zonder die stempel is er geen vergeving.
Het gaat echter veel verder. Jezus geeft de gemeenschap de opdracht vergevensgezind, verzoenend in het leven te staan. Hij roept hen op de deuren te openen, naar buiten te treden, mensen te bevrijden, gelukkig te maken, te vergeven, met andere woorden: het Rijk Gods te gaan vestigen.
Vergeven is immers niet altijd zo gemakkelijk. Maar het is wel de enige manier waarop een spiraal van haat en geweld, van wraak en wederwraak kan worden doorbroken. Vergeven veronderstelt ook de bereidheid om vergiffenis te ontvangen en dus van je eigen kwaad bewust te zijn.
Je kan je dan afvragen wie het meest kerk is, wie het dichtst bij deze boodschap, deze opdracht van Jezus staat. Zijn het diegenen die anderen willen uitsluiten op grond van eerder begane misstappen of vergissingen? Die mensen veroordelen omwille van hun geaardheid? Die hun medemensen verdelen in goeden en slechten, op grond van hun ras, huidskleur, afkomst of wat dan ook?
Of zijn het eerder de nabestaanden van recente slachtoffers van zinloos geweld, die oproepen om toch vooral geen wraakacties te ondernemen, om geen geweld meer toe te voegen aan wat al zo zinloos en zo moeilijk te dragen is?
Hoe de kerk er zou moeten uitzien, vinden we heel mooi terug in de eerste lezing, die we eigenlijk beter na het evangelie hadden gelezen. Ze is trouwens ook later geschreven. Die eerste lezing, uit de Handelingen, geeft weliswaar niet de reële toestand weer van die jonge kerk, want er waren van bij het begin ook al onenigheden en twistpunten. In de Handelingen vinden we een geïdealiseerd beeld van de eerste kerk.
Daarin zien we dat de kleine gemeenschap die na Jezus' dood als een pudding in elkaar was gezakt, opnieuw begint te geloven in de verrezen gekruisigde. Hun geloof groeit, ze delen met elkaar, ze trekken al weldoende rond en overal waar ze zich vertonen breekt een onvermoede werkelijkheid door: zieken worden genezen, ongelukkigen worden getroost, mensen worden meer mens voor elkaar.
Laten we dat soort kerk maar proberen te zijn. En laten we ons maar verzoenen met onze rol als tweelingbroer van Thomas. "Zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven", zegt Jezus. Dat is veel meer gericht tot de tweelingbroer van Thomas, want het evangelie is niet geschreven voor de leerlingen, maar voor mensen die leven in een tijd waarin de verrezen Heer niet meer verschijnt.
Net als bij onze tweelingbroer steekt ook bij ons de twijfel wel eens op. Jezus had trouwens begrip voor het twijfelend geloof van Thomas. Gezonde twijfel roept dikwijls vragen op en zet aan tot zoeken naar antwoorden. Er staat nergens geschreven: "Gij zult niet twijfelen". Geloof sluit de twijfel niet uit. Maar het is wel belangrijk niet te blijven steken in de twijfels en door te gaan met het zoeken naar antwoorden.
"Vrede zij u" is ook voor ons de wens van Jezus. Na zijn lijden en dood, na zijn verrijzenis is dat zijn wens en zijn opdracht. Wees vredebouwers, treed verzoenend op, wees bereid te vergeven en vergeving te krijgen. Die vrede wensen we elkaar trouwens toe in elke viering. 15-04-2007 om 00:00 geschreven door de preekploeg
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (1)
|