We zijn al over de helft in de tijd tussen Pasen en Pinksteren. De lezingen bereiden ons steeds meer en meer voor op dat feest.
Laten we beginnen bij het evangelie van Johannes. Het is opnieuw een stukje uit die lange afscheidsrede van Jezus. Helaas kan je die vandaag, net als de vorige zondagen, alleen horen via radio of televisie.
In de passage van vandaag, spreekt Jezus geruststellende woorden tot de leerlingen. “Wees niet bang”, zegt Hij, “Vertrouw op God, en vertrouw op Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor veel mensen. Daar mag je op vertrouwen. Want Ik heb gezegd dat Ik wegga om voor jullie een plaats klaar te maken. En als Ik voor jullie een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben. Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend.”
Toen zei Thomas (we kennen hem al, de kritische Thomas): “Heer, wij weten niet eens waar u naartoe gaat: hoe kunnen wij dan weten langs welke weg u gaat?”
Jezus antwoordde: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Je kunt alleen bij de Vader komen als je gelooft in Mij. Als jullie Mij kennen, dan zullen jullie ook mijn Vader kennen. Ja, jullie kennen hem al, want jullie hebben hem gezien.”
En dan zei Filippus (die een beetje ongeduldig werd): “Heer, laat ons de Vader zien!; dat is ons genoeg.”
En Jezus weer: “Filippus, Ik ben al zo lang bij jullie. Ken je Mij nog steeds niet? Jij zegt: Laat ons de Vader zien. Maar als je Mij gezien hebt, dan heb je ook de Vader gezien. Want de Vader is in mij, en Ik hoor bij Hem. Dat geloof je toch wel? De dingen die Ik tegen jullie zeg, komen niet van mijzelf. Alles wat ik zeg of doe, komt van mijn Vader.
Geloof me, de Vader is in mij, en ik hoor bij Hem. Dat kun je zien aan alle werken, alle wonderen die de Vader mij laat doen.
Luister heel goed naar mijn woorden: Als jullie in Mij geloven, dan zullen jullie net zulke wondere werken doen als Ik. Ja, zelfs nog grotere wonderen, want Ik ga naar de Vader.”
Gewoonlijk kiezen we voor deze zondag de lezing uit de Handelingen, over de apostelen die, omwille van het snel toenemend aantal leerlingen, overgaan tot een democratische taakverdeling.
Maar dat klinkt zo vreemd, nu we al zo lang ons kerkgebouw moeten missen. Daarom koos ik voor de lezing uit de eerste brief van Petrus. Het gaat niet om dat stenen gebouw, zegt Petrus. Wij zijn zelf de levende stenen van het gebouw waarvan Jezus de hoeksteen is.
“Lieve mensen”, schrijft Petrus, “treedt toe tot Jezus Christus, de levende steen, door de mensen verworpen, maar uitverkoren door God en kostbaar zijn ogen God.”
Die woorden schudt Petrus niet uit zijn mouw, maar heeft hij gevonden bij Jesaja (Jesaja 28:16): “In Sion leg Ik een steen als fundament, een kostbare hoeksteen als een hecht fundament.
Wie gelooft, hoeft niet te vrezen. Vertrouw niet op leugens en bedrog, vertrouw op mij zegt de Heer. Ik heb op de berg Sion de eerste steen gelegd voor mijn tempel. Die tempel wordt heel stevig en sterk. Bij mijn tempel zijn jullie veilig, op mij kunnen jullie vertrouwen.”
Het zijn woorden die erg gelijken op het begin van psalm 91, 1-2, over Gods bescherming in tijden van nood: “Wie onder de hoede van de Allerhoogste woont, en overnacht in de schaduw van de Almachtige zegt tegen de Heer: “Mijn toevlucht, mijn vesting zijt Gij, mijn God, op U vertrouw ik.”
“Laat ook u als levende stenen opbouwen tot een geestelijke tempel”, zo schrijft Petrus verder. Voor hem is Jezus Christus die kostbare hoeksteen. Wie op Hem vertrouwt, zal niet worden teleurgesteld.”
Kostbaar, voor wie gelooft. Maar voor de ongelovigen is het: “de steen die de bouwers hebben afgekeurd, die is de hoeksteen geworden,” maar ook “een steen waaraan men zich stoot, een rots waarover men struikelt.”
Wat wil de Heer ons vandaag doorheen de lezingen en verhalen zeggen? Wat is zijn belofte aan ons? Waartoe nodigt Hij ons uit? Waartoe roept Hij ons op?
Ik onthoud drie zinnen uit het betoog van Jezus:
De eerste is: wees niet verontrust, wees niet ongerust, "In het huis van mijn Vader is ruimte voor veel mensen".
Een tweede opmerkelijke zin van Jezus is: "Jullie geloven in God, geloof ook in Mij".
Een derde zin die er een beetje uitspringt is: "Ik ben de weg, de waarheid en het leven".
Die laatste zou de slogan op Jezus’ verkiezingsaffiche kunnen zijn. Alleen zijn de omstandigheden waarin Hij dat vraagt niet ideaal. We zijn bij het Laatste Avondmaal. Jezus zelf wordt binnenkort gekruisigd. De leerlingen voelen de spanning om wat hen te wachten staat. In dezelfde verkiezingstaal zou je kunnen zeggen: de peilingen zitten niet mee.
In zekere zin nodigt Hij ons uit om campagne te blijven voeren, ook als Hij niet meer lijfelijk aanwezig is.
Dat is precies wat Petrus doet in zijn campagne.
Hij roept ons op om, als levende stenen, als geloofsgemeenschap van Christus, naar buiten te treden en begaan te zijn met het wel en wee van mensen. Hij roept ons op om een geestelijke tempel te zijn. Jullie zijn samen Gods tempel. Voor jullie is Jezus Christus de kostbare steen die God uitgekozen heeft. Want jullie geloven in hem. Jullie brengen offers aan God, als heilige priesters.
Jullie offer is het dienen van God door goed te leven. Want dankzij Jezus Christus doen jullie wat God wil.
Bij gebrek aan kerkgezang, moeten we het stellen met wat we op de radio horen.
Deze week bleven twee liedjes die in mijn oor hangen:
Het eerste was “Another Brick In The Wall” van Pink Floyd uit 1979.
De zanger Roger Waters vertelt in de Wall over figuurlijke isolatie, als muren tussen mensen in onze maatschappij. Tijdens de live uitvoeringen ervan werd er ook echt een kartonnen muur gebouwd tussen het publiek en de band, die dan tijdens het optreden opnieuw werd gesloopt. “Ik heb geen muren om me heen nodig en ik heb geen drugs nodig om me te kalmeren.” Mijn vader die me achterliet, de leerkrachten op school, ik zie nu in dat ik ze allemaal niet nodig heb. “Al met al waren het gewoon de stenen in de muur.”
Het tweede lied was “De steen” uit 1988 van Bram Vermeulen (1946-2004).
Het lied begint met: "Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde. Het water gaat er anders dan voorheen." en eindigt met: “Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten. Ik leverde bewijs van mijn bestaan. Omdat, door het verleggen van die ene steen, de stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan.”
Net als de figuurlijke stenen in “The Wall” van Pink Floyd, net als “De steen” door Bram Vermeulen verlegd in een rivier op aarde, zijn wij vandaag de levende stenen van Jezus’ kerk!
Zelfs zonder het stenen kerkgebouw, waar we even niet binnen mogen, is het nu aan ons om levende stenen te zijn, om campagne te blijven voeren voor Christus die voor ons "de Weg, de Waarheid en het Leven" is. Als we erkennen wie Jezus is, als we in Hem geloven, dan moeten we ook erkennen dat er in Hem net zoveel ruimte is als in God zelf. Deze Weg is zo breed dat iedereen er zijn eigen pad op kan vinden.
Zelfs nu die Jezus hier nu niet meer rondloopt, is het aan ons om aan de mensen die weg te tonen. Het is niet de weg van de minste weerstand. Het is een weg voor zowel brave meelopers als Filippus, zowel als voor kritische dwarsliggers zoals Thomas.
Het is vooral de weg van: een gegeven mens te zijn voor anderen.
Amen.