Eén keer per jaar vieren we enthousiast Kerstmis, één keer gaan we volop voor Pasen en een vrij weekend bij Pinksteren is mooi meegenomen. Maar wakker liggen doen we daarover niet.
Vandaag is het Sacramentsdag.
Ook bij die dag staan we één keer per jaar stil. Ik vertel jullie in het kort over het ontstaan daarvan.
We stappen 800 jaar terug in de tijd, naar zuster Juliana in een klooster dichtbij Luik.
Op basis van het woord van Jezus zelf, die bij het laatste avondmaal gezegd had "dit is mijn lichaam" en "dit is mijn bloed", geloofde zij als kloosterzuster in Christus als haar geestelijke bruidegom. Ze deed daarom al het mogelijke om Hem zoveel mogelijk te ontmoeten, door zo dikwijls mogelijk naar de mis en te communie te gaan. Dat was haar manier om "haar" Jezus te ontvangen.
Tot haar grote verdriet was dat, zelfs voor een vrome non als Juliana, véél moeilijker dan je zou denken.
Er waren namelijk strenge regels:
Om te communie te mogen gaan moest je volkomen nuchter zijn, dus helemaal niets gegeten hebben.
Maar ook vrij van zonde. Zonder biecht of boete kon je niet aan het Heilig Misoffer deelnemen. Je mocht dus niet gegeten hebben en moest vooraf ook te biechten gaan.
En je mocht de communie niet met je handen aanraken. De priester legde de hostie behoedzaam op je tong.
Heel haar leven ijverde Juliana om, als het niet mogelijk was te communiceren, dan tenminste toch "haar" Jezus te kunnen "zien". Hoewel zij dat zelf niet meer heeft mogen meemaken, lukte dat uiteindelijk bij het feest van Sacramentsdag. Die dag werd, na de plechtige Heilige Mis, de geconsacreerde Hostie voor iedereen zichtbaar, ter aanbidding op het altaar werd geplaatst. Daarna werd dit Heilig Sacrament in plechtige processie door de straten gedragen.
De vraag is: hebben wij daar nog een boodschap aan?
In het openingswoord zei ik al dat Sacramentsdag zeer sterk verwijst naar dat laatste avondmaal op Witte donderdag.
Alle evangelisten vonden het belangrijk genoeg om daarover te vertellen.
Johannes vertelt hoe Jezus, nog voor ze aan tafel gaan, de voeten van zijn vrienden wast. Hoe de Grootste de kleinste wou zijn. Iedereen gelijk aan elkaar.
Marcus, Mattheus en Lucas vertellen wat er daarna aan tafel gebeurde. Paulus vertelt het later nog een keer opnieuw aan de Korintiërs. Ze zeggen het met ongeveer dezelfde woorden:
Jezus neemt het brood, zegent het, breekt het in stukken en deelt het uit aan zijn leerlingen.
Ik betwijfel of Hij aan ieder van hen een even groot stuk gegeven heeft. Hij zal best geweten hebben wie van hen de grootste eters waren.
Op het einde van de maaltijd neemt Jezus "de" beker. Een beetje anders dan dat wij thuis aan tafel doen: ieder zijn eigen beker of glas. Ik kan me best voorstellen dat Jezus met zijn vrienden één enkele beker deelde en dat ieder van hen daaruit dronk naar behoefte.
Een beetje zoals wij op picknick onze drinkbus aan elkaar zouden doorgeven. Of misschien doen we het daar wel met één glas en een rietje voor iedereen.
Iedereen drinkt naar behoefte, maar houdt er tegelijkertijd rekening mee dat iedereen die nog aan de beurt komt genoeg krijgt.
Daarna sluit Jezus af met: "Blijf dit doen om Mij te gedenken".
Voor Jezus hield dat méér in dan enkel brood en wijn delen.
Hij deelde zijn hele leven, zijn aandacht, zijn liefde.
Hij deelde met groot, maar vooral klein. Met rijk, maar vooral met arm.
Blijf dit doen om mij niet te vergeten, om mijn manier van leven niet te vergeten. Dát wilde Hij ons doorgeven.
"Blijf dit doen" is dus onze opdracht. Het gaat er niet zo zeer om "wat" we delen, maar "hoe" we het delen: ieder volgens behoefte, ieder volgens zijn honger of dorst, ieder volgens draagkracht. (Broederlijk delen).
Zo hebben we eeuwenlang eucharistie gevierd met een priester als voorganger. Een maaltijd waarbij iedereen gelijk is en waar iedereen voedsel krijgt voor onderweg. Dat proberen we nog iedere zondag te doen.
De drempel ligt voor ons een héél stuk lager dan 800 jaar geleden. Wij hoeven niet, zoals Juliana, op onze honger te blijven zitten.
Vóór de dienst te biechten gaan of elkaar de voeten wassen, doen we niet altijd.
Maar we spreken tijdens de viering wél een gebed om ontferming en verzoening uit en sluiten daarna vrede met elkaar. Zo moet ook bij ons de kleinste de grootste worden.
Bloed-nuchter naar de kerk komen, wordt van ons niet geëist. Maar we doen het uit eerbied vanzelfsprekend.
Wijn delen als Bloed van de Heer, doen we zelden of niet, zij het vooral om praktische redenen.
Maar we kunnen wél bij iedere viering in onze kerk, te communie gaan en het Brood van de Heer delen met elkaar. Iedereen naar behoefte. Wie meer nodig heeft, kan meer krijgen. Een simpel gebaar met de vingers volstaat om twee of meer hosties mee te geven aan wie er behoefte aan heeft, om uit te delen aan wie er niet bij kan zijn.
Er is nog iets veranderd aan de omstandigheden. Er kán niet iedere zondag een eucharistieviering zijn. Er zijn onvoldoende priesters voorhanden. Om er toch voor te zorgen dat er iedere zondag voldoende "Brood voor onderweg" uit te delen valt, houden we minstens één keer per maand een echte eucharistie, waarin meer dan voldoende hosties geconsacreerd worden, zodat al onze cibories boordevol gevuld zijn. Die bewaren we voor de volgende vieringen.
Terloops. Zo'n gevulde ciborie gelijkt een beetje op een goed gevulde brooddoos. Zeker nu lege brooddozen op school het slechte nieuws zijn, is dat voor ons goed nieuws. Zo blijft onze "school van het leven" geen lege brooddoos.
"Blijf dit doen om mij niet te vergeten", was Jezus opdracht. Dat houdt véél meer in dan het breken en delen van het Brood van de Heer op zondag.
Jezus bedoelde vooral, om zijn manier van leven niet te vergeten. Zoals Hij zijn hele leven, zijn aandacht, zijn liefde deelde, met groot, maar vooral klein; met rijk, maar vooral met arm. Gedeelde vreugde is dubbele vreugde, gedeelde smart is halve smart. Dat is beslist een zalige hoogdag waard! Amen.
Gie Stappaerts, 11 juni 2023