Als onze kleinkinderen komen slapen dan moeten wij altijd ongelooflijke trukken uithalen om ergens licht te laten schijnen. In een hoek van hun kamer, onder een stoel, op de gang, boven op de kast
Ze kunnen niet tegen de duisternis.
Wij ook niet denk ik soms.
Er is geen plek in Vlaanderen waar geen licht brandt. In de huizen, op straat, op autostrades, in bedrijven brandt het licht de hele nacht. We zijn het zo gewoon dat velen onder ons zelfs niet meer kunnen slapen in volledige duisternis. Ik ook niet. Onze kleinkinderen blijkbaar ook niet.
Licht in de duisternis, dat hebben we nodig.
En dan hoorden we daarnet in het evangelie: Het volk dat in de duisternis zat, heeft een groot licht aanschouwd. Bombastischer kon men de komst van Jezus niet aankondigen. Nog maar een paar weken geleden hoorden we in de kerstnacht: Gij zult een groot licht aanschouwen, het licht is opgegaan in de duisternis. Dat was de aankondiging van zijn geboorte, nu start zijn openbaar leven.
Jezus hoort dat Johannes de Doper aangehouden is. Johannes was zijn leraar die hem had aangewezen als zijn opvolger.
Ze hebben alle twee ongeveer dezelfde opvattingen. Alle twee denken ze: dat licht komt er niet zomaar. We moeten iets in beweging brengen.
Maar nu is Johannes opgepakt. Jezus vestigt zich in Kafarnaum, een godvergeten dorpje aan het meer. We zitten in een streek waar mensen zitten die van overal komen, gevlucht zijn. Voor Herodes? Of omdat ze niet konden overleven in het land waar ze vandaan kwamen.
En één zinnetje in de eerste lezing vind ik wel interessant. Ook daar spreekt men van een land waar het volk ronddwaalt in het duister. Waar mensen wonen die geen uitweg meer zien. En dat volk ziet een helder licht.
Wie vandaag belangrijk nieuws te melden heeft doet dit in een persconferentie in een hoofdstad van een land of van Europa, of van Amerika. Je zorgt dat er veel journalisten en een massa journalisten op af komen. In Amerika zou iemand het zo doen. Jezus heeft het anders gedaan, hij heeft belangrijk nieuws te melden.
Maar Jezus trekt weg uit de hoofdstad Jeruzalem. Hij trekt naar het noorden, naar een streek die geen aanzien had, die een slechte reputatie had, waar het vol zit van vluchtelingen. Hij wil onder die mensen zijn want hij is zelf een vluchteling. Hij wil het licht brengen daar waar men dit het meest nodig heeft. Hij denkt: daar, bij die mensen, kan ik iets in beweging brengen
Toen is er iets gebeurd, toen hij voorbijkwam heeft hij gekeken en gewenkt, niet echt veel gesproken. Hij spreekt 2 vissers aan, 2 broers. Het zijn gewone vissers, ongeletterden, ruwe bonken waar het onderwijs, met al haar vormen om talenten op te sporen, geen vat op had.
Dat ze vissers zouden mogen blijven, heeft hen misschien over de streep getrokken;
Dat ze mensen aan boord zouden halen, daarin zijn ze pas dag na dag gegroeid. Mensenvissers
Die avond zijn ze thuisgekomen, niet zoals alle andere avonden.
Hoe hebben ze verteld dat ze alles overboord hadden gegooid om iets nieuws te beginnen?
Wie laat er nu zijn bedrijf en zijn familie achter en loopt mee in de beweging van iemand die ze niet kennen. Maar het moet zijn uitstraling geweest zijn, zijn houding, zijn manier van doen.
Hoe hun verhaal in de huiskamer heeft geklonken, weten we niet,
Maar we weten wel: méér dan 2000 jaar later klinkt het nóg!
Ze begrepen hem en volgden hem, hij liep vooraan, velen er achteraan.
Plots zie ik het beeld terug van de afscheidsviering van Fie, een paar weken terug.
Vader duwt moeder vooruit in de rolstoel en moeder draagt de urne van haar dochter, daarachter de hele familie die volgt. Maar dat is niet waar! Ik vertel het verkeerd.
Het is de dochter die voorgaat, het is Fie als echtgenoot, als moeder, als zuster, als tante
die voorgaat en de rest volgt haar. Zij heeft de weg zo verlegd, door haar houding, haar manier van doen, haar uitstraling, de hele familie volgt haar. In liefde en respect. Met zon beeld zouden we van elke geliefde afscheid moeten kunnen vieren.
Ook die vissers zeiden: Hem willen we volgen en ze begonnen aan een beweging die de wereld heeft doen nadenken. Ze hadden het niet gemakkelijk. Maar voor velen scheen het licht omdat hun ogen geopend werden en tegelijkertijd hun handen.
Goede mensen, eerlijke rechtlijnige mensen, zoals wij allemaal zijn, zouden iets moeten hebben van mensenvissers.
Niet door onze netten uit te gooien waarin mensen zich in laten verstrikken. Maar door de wervingskracht die van een authentieke houding uitgaat, van een geloof in eigen kunnen, van een eerlijke bekommernis voor mekaar. Dat betekent veel meer dan opkomen voor een aantal waarden die populair zijn maar weinig of geen inhoud hebben of niet te realiseren zijn.
Deze zondag is voor ons wellicht begonnen zoals de meeste zondagen: ontbijt en dan richting zondagsviering. Vergeten we niet dat we vandaag, ook hier, uitgenodigd worden om aan datzelfde verhaal mee te schrijven. Dan schijnt het licht in duisternis.
Naar ideeën van Nakita Skatchkoff preek vdw Dominicanen Mieke Dejonghe