Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
Eigenlijk is het evangelieverhaal van vandaag hetzelfde als dat van vorige zondag. Alleen werd het ons vorige week verteld door Johannes (20, 19-31) en vandaag door Lucas (24, 35-48). We horen een verhaal dat begint als dat van de Emmaüsgangers, dat verder gaat als dat van (de ongelovige) Thomas, en dat eindigt met gezonden worden en gaan getuigen. Lucas, die we ook al hoorden in de Handelingen, vertelt het op zijn eigen manier. Hij trekt daarbij, misschien nog meer dan Johannes, alle registers open.
Ook bij Lucas staat Jezus plotseling in hun midden. Dat het om dezelfde Jezus gaat, horen wij aan zijn vrede zij u: Zijn paswoord. Lucas legt ons ook uit, dat het om de gekruisigde Christus gaat. Lucas maakt die Jezus zichtbaar en voelbaar: kijk naar mijn handen en voeten, zegt Jezus, raak mij aan, betast mijn wonden. En Lucas gaat nog een stapje verder. Hebben jullie hier iets te eten, laat hij Jezus vragen.
Oké, dit is een levende, geen spook of een geestesverschijning. Daarover zijn alle aanwezigen het ondertussen eens. Maar is het wel de Christus? Daarop legt Jezus hen uit, net als bij de Emmaüsgangers, hoe alles in de schriften voorzegd is en geschreven staat. Zo wordt de Jezus die hier in hun midden is, gaandeweg tastbaar en levend. Geloven is niet langer dromen alsof je naar een film zit te kijken. Geloven is eten en drinken. Geloven is leven met de Levende. Natuurlijk zijn jullie wel eens verliefd geweest. Misschien ben je het nog altijd. Wanneer ben je verliefd? Wanneer heb je iemand lief? Als die persoon, dat lief, méér wordt dan een postkaart, méér wordt dan een brief of een vluchtige zoen. Iemand liefhebben is samen iets doen, samen iets mee-maken, samen eten en drinken, elkaar proeven, elkaar voelen. Als die liefde zichtbaar, raakbaar, eetbaar, voelbaar wordt met al je zintuigen, in de eerste plaats met je hart, dan pas gaat het om echte, levende mensen.
Met déze Jezus gaat dat ook zo. Wanneer wordt Jezus levend, van vlees en bloed? Wanneer Hij meer wordt dan alleen fantasie, herinnering en verloren illusies. Als Hij adem krijgt, eten en drinken wordt. Als Hij erbij is wanneer je samen aan tafel gaat. Als Hij een eind met je meegaat, wanneer je op weg bent. Geloven gebeurt gaandeweg, gaande-de-weg. Waar zit dan de sleutel? Hoe komt de Heer ook in ons midden? We lezen het stapsgewijs bij Lucas. Wanneer mensen eensgezind samen zijn, in de vrede van de Heer. Daarom beginnen wij iedere viering, ook deze gebedsdienst, met een vergevingsmoment.
Wanneer wij die Jezus opnieuw leren kennen uit alles wat er over Hem in de schrift geschreven staat. Te beginnen bij Mozes en de profeten. Daarom lezen wij iedere keer opnieuw een stukje uit het Oude Testament en een stukje uit het Evangelie. Wanneer wij, zoals Jezus ons voordeed op de Laatste Avond, samen danken en delen aan elkaar, dan leeft Hij midden onder ons. Waar mensen samen vrede bouwen, daar is de Heer (in) hun midden. Waar mensen samen bidden, danken, breken en delen, daar gebeurt Jezus. Waar door mensen de schrift wordt doorverteld en gelezen, daar leeft Jezus. Daar, in de confrontatie met het Evangelie, wordt Jezus het vlees-geworden woord, een raadsman en tochtgenoot die met jou mee op weg gaat. Lucas legt het ons uit met alle mogelijke middelen: letterlijk met hand en tand. Maar ook met kijken, betasten en beluisteren. Alle vijf zintuigen komen aan bod. Maar ook ons zesde zintuig, ons hart, wordt aangesproken. Zintuigen: tuigen om zin, goesting te krijgen, tuigen om zin te geven. Voorwaar ook een oproep om te ge-tuigen van een Jezus die leeft in ons midden en die met ons meegaat! Amen.
De laatste tijd ben ik nogal eens aanwezig bij uitvaarten. Heel vaak kiezen mensen daar mooie en zinvolle teksten, die de pijn bij het afscheid wat verzachten en die troost en hoop kunnen bieden. Wie kiest voor een kerkelijke uitvaart gelooft immers dat de dood niet het einde is, dat er zoiets als eeuwig leven bestaat. En toch hoor ik bij elke uitvaart spreken over ons tastend en aarzelend, ons twijfelend geloof.
We willen wel geloven dat er leven is na de dood, maar tegelijkertijd is dat geloven zo moeilijk. Eigenlijk bevinden wij ons in goed gezelschap bij Thomas uit het evangelie. We doen hem onrecht aan door hem steeds maar als de ongelovige Thomas te bestempelen. Want eigenlijk is het toch echt wel een ongeloofwaardig verhaal dat hij krijgt opgedist.
Trouwens, ook de andere leerlingen geloven maar dat Jezus verrezen is, als zij Hem echt hebben gezien. Ja, er waren wel een paar vrouwen geweest die vertelden dat Hij verrezen was, maar de meeste leerlingen geloofden hen niet. Dood is toch dood. Zo denken wij er ook over. Er is toch niemand, zelfs geen begrafenisondernemer, die ooit een dode, die al begraven was, weer levend, gezond en wel teruggezien heeft. Eigenlijk is het geloof of het ongeloof van Thomas niet de essentie van dit evangelie. De evangelist Johannes is misschien de laatste ooggetuige van Jezus en hij schrijft zijn evangelie aan het eind van de eerste eeuw. En hij weet dat het geloof in Jezus enkel voortgang kan vinden door de verkondiging van mensen die Jezus zelf gezien en gekend hebben.
En Johannes schrijft dus zijn verhalen met het oog op zijn lezers. Zij hebben Jezus nooit gezien, maar worden toch uitgenodigd in Hem te geloven. Niet op grond van bewijzen, want die zijn er niet, maar op grond van tekens. "Die tekenen zijn opgeschreven, opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God" hoorden we daarnet. En als we op die manier nog eens naar dit evangelie kijken, zien we twee belangrijke tekens. Telkens Jezus aan zijn leerlingen verschijnt, wenst Hij hen de vrede. "Vrede zij u. Sjaloom!" Wat Hij in de eerste plaats wil van zijn leerlingen, zijn volgelingen, en dus ook van ons, is dat zij vredebrengers zijn. Het joodse Sjaloom betekent trouwens veel meer dan ons woordje vrede. Sjaloom heeft niet alleen te maken met het afzweren van geweld, maar ook met harmonie en vreugde. Het is als het ware de samenvatting van Gods bedoelingen, van zijn droom met deze wereld.
Het tweede teken dat we in het evangelie vinden is een zichtbaar teken. Jezus toont aan zijn leerlingen en later ook aan Thomas zijn kruiswonden in zijn handen en zijn zijde. Daarmee toont Hij ook dat de verrezen Jezus niemand anders is dan de gekruisigde. Hij kon pas verrijzen en verheerlijkt worden, als Hij eerst door lijden en dood heen ging. En dat is ook de zending die zijn leerlingen meekrijgen. Die zending wordt ook concreet en heel eenvoudig verwoord in de eerste lezing van vandaag. Die komt uit de eerste brief van Johannes, vermoedelijk niet dezelfde als de evangelist. "Wie de vader liefheeft" hoorden we daar "bemint ook het kind". Geloven in God houdt in dat wij Gods kinderen liefhebben. En dat wij elkaar niet alleen Sjaloom toewensen, maar ook Sjaloom voor elkaar proberen te zijn.
Ik ben begonnen met te verwijzen naar het tastend en twijfelend geloof dat wordt uitgesproken bij uitvaarten. Geloof is immers niet gebaseerd op zekerheden, op bewijzen. Ongeloof trouwens ook niet. Waarschijnlijk hebben atheïsten het ook moeilijk om te geloven dat nu echt alles voorbij is, wanneer zij afscheid moeten nemen van een geliefde. Want ik hoor bij uitvaarten ook heel veel uitingen van echt geloof, ik hoor daar vaak de vaste overtuiging dat de overledene toch nog verder leeft, niet zal vergeten worden. Dat zijn of haar werk wordt voortgezet, dat men in de voetsporen van de overledene wil treden. En ook hier worden beelden of tekenen gebruikt. Men heeft het over de andere kant, de overzijde. Men gebruikt het beeld van een bootje dat uit het zicht verdwijnt, maar aan de andere oever herkend en verwelkomd wordt. Het zijn niet zomaar beelden, het zijn uitingen van geloof, geloof in iets waarvoor onze taal de juiste woorden niet heeft.
Heel wat beroemde mensen leven na hun dood verder door talloze mensen die hun werk voortzetten. Alfred Nobel, pater Damiaan, Martin Luther King, het zijn maar enkele voorbeelden uit de zovelen. En het mooiste voorbeeld is natuurlijk Jezus zelf. Tweeduizend jaar leeft Hij al verder. En ongeveer elke woonkamer bevat één of meerdere foto's van mensen die bij ons voortleven, die niet vergeten worden. Wij staan heel dicht bij de ongelovige Thomas. Hij heette ook Didymus, wat betekent: tweeling. Wij zijn allemaal een beetje zijn tweelingbroer. En we hoeven ons daar niet voor te schamen. Trouwens, als Thomas tenslotte Jezus heeft gezien en herkend, spreekt hij de sterkste geloofsbelijdenis uit die het evangelie van Johannes kent: "Mijn Heer en mijn God!" Thomas is de eerste die Jezus als God aanspreekt
Op de eerste dag, vroeg in de morgen, het was nog donker, ...
Zusters en broeders, het zijn woorden die dra-gen, woorden die meer zeggen dan ze zeggen. Het is de eerste dag, de dag dus waarop er iets nieuws te gebeuren staat, maar het is nog niet duidelijk wat, want het is nog vroeg in de morgen, zo vroeg dat het nog donker is. Even donker als in het hart van Maria Magdalena. Want de steen op haar hart is even zwaar als de steen voor het graf, en ze weet niet wie die beide stenen zal wegrollen. En dan ziet ze dat de steen bij het graf al weggerold is en dat het graf leeg is. Niet leeggeroofd, nee, daarvoor is het veel te ordelijk, want alles ligt er netjes gerangschikt. Dat is dus niet het werk van fanatieke leerlingen die Jezus' lichaam inderhaast hebben weggehaald. Wat het wél is, is iets ongehoords, iets wat we nooit zullen kunnen begrijpen: dat Jezus verrezen is.
Dat Hij is opgestaan uit de doden, en dat Hij aan mensen verschenen is, niet aan het hele volk, maar aan getuigen die door God tevoren waren uitgekozen, aan ons die met Hem gegeten en gedronken hebben nadat Hij uit de doden was opgestaan', aldus Petrus in de eerste lezing.
Ik zei het al: het is iets ongehoords, iets onbegrijpelijks. En het is precies om dat ongehoorde en dat onbegrijpelijke dat we hier samengekomen zijn, zoals we elke week samenkomen om Hem te gedenken die ons als mens onze God is komen voorleven. Onbegrijpelijk en ongehoord, en ook totaal nieuw: het leven dat sterker is dan de dood, en een God die ons vanuit het lege graf toeroept: Durf leven! Leg af dat ongeloof en die twijfel. Zoek het licht in elke duisternis, de hoop in elke wanhoop, het leven in elke dood. En laat u niet verpletteren door de stenen die op u afkomen. Want zie, Ik ben bij u, nu en altijd ben Ik bij u.'
Durven leven en de stenen wegrollen die ons leven bedreigen. De stenen van onvrede, van ruzie, van ziekte en dood. De stenen op ons hart wanneer het niet goed gaat tussen ons en onze familie, de stenen om het kwaad dat we hebben aangericht, de stenen van onmacht omdat we niet altijd en in alle omstandigheden goed en barmhartig zijn, en vredevol en vergevensgezind. Al die stenen die ons verhinderen te leven. Rol ze van u weg', zegt God ons vandaag, en vergeet nooit dat het leven sterker is dan de dood. Dat de liefde altijd overwint en dat er na elke nacht een nieuwe dag komt.'
Zusters en broeders, ik denk dat dit de betekenis is van Pasen: dat we weten en beseffen dat God ons nooit in de steek laat. Vorige zondag lazen we het lijdensverhaal, en we hoorden hoe Jezus zelf wanhopig uitschreeuwde: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!' En daarna slaakte Hij een luide kreet en gaf de geest. Let wel, Hij stierf niet, Hij gaf de geest, en dat is iets helemaal anders. Want God had Hem niet in de steek gelaten, zoals Hij niemand in de steek laat. En via Jezus gaf Hij ons zijn geest. Zijn geest die ons doet zoeken naar het goede, en die met ons is, alle dagen van ons leven. Zijn geest die ons sterkt in pijn en verdriet, die ons telkens opnieuw nieuw leven geeft. Zijn geest die ons na elke pijn opnieuw laat verrijzen, en die ons in het hart prent dat wij zelf verrijzenis kunnen zijn voor onze medemens, verrijzenis tot het leven dat God zich in zijn mooiste scheppingsdroom heeft gedroomd: een leven van liefde, van vreugde, van vrede. Een leven van geven, een leven van ontvangen. Een leven van openheid voor God en voor elkaar. Een eeuwig leven.
Ik wil eindigen met een gedicht van de evangelische dichter Kurt Marti
jullie vragen wat is de verrijzenis van de doden ? ik weet het niet
jullie vragen wanneer is de verrijzenis van de doden ? ik weet het niet
jullie vragen bestaat er een verrijzenis van de doden ? ik weet het niet
jullie vragen bestaat er geen verrijzenis van de doden ? ik weet het niet
ik weet alleen maar waar jullie niet naar vragen : de verrijzenis van de levenden
ik weet alleen maar waartoe Hij ons roept : tot verrijzenis hier en nu
Hoe kunnen mensen iemand vandaag toejuichen en onthalen in hun stad en hem enkele dagen later ter dood veroordelen? Het is en blijft een thema dat ons bezighoudt.
In elke grote stad staat er wel eentje, zo'n beeld met een kerel op een steigerend paard. Meestal heeft ie ook nog een lans, een zwaard of een geweer in de hand. Machthebbers laten zich zo graag afbeelden: hoog te paard, verheven boven het gewone volk en bij leven lieten ze zich begeleiden door zoveel mogelijk soldaten en indrukwekkend wapentuig. Macht en geweld wordt ook nog eens massaal toegejuicht. Maar je kunt van zo'n hoogte met een geweldige klap naar beneden vallen, daar denkt niemand aan die in de massa staat.
Maar als je uit heel ander hout gesneden bent, als je geen macht en geweld propageert, maar vrede, verdraagzaamheid, eenvoud, bescheidenheid, stille menslievendheid, hoe word je dan ingehaald ? Dan kom je binnen op een ezelsveulen in plaats van op een paard en je omgeeft je met wat vrienden, eenvoudige vissers. En dan roepen de omstanders "Help ons" of "Hosanna", want dat is hetzelfde. Ze roepen niet te hard en zwaaien niet met vlaggen, maar met palmtakjes Waar staan wij als christenen van de 21e eeuw bij het toekijken en het beluisteren van dit verhaal?
Staan wij mee te juichen en te zwaaien met de massa? Of staan wij een beetje bedeesd achteraan te bekijken hoe anderen enthousiast zijn? Of laten wij ons ook leiden door twijfelaars, en zijn we een paar uur na ons enthousiasme mee aan het twijfelen? En nog een paar dagen later brullen we misschien mee: kruisig hem? Wat hebben we dan aan mekaar? Voelen we ons als groep één of zijn we echt individuen, elk met een eigen mening.
De takken waarmee ze wuifden waren haastig uit de bomen gerukt en vliegensvlug dan ook weer weggegooid. De handen die ze hadden vastgehouden werden weer tot vuisten gebald. Het Hosanna in de monden verstierf tot kruisig hem Wat is dat toch bij mensen, dat ze zo graag idolen maken, mensen bejubelen en verheffen. Om ze dan later alleen des te harder te kunnen treffen en omlaag te halen. Zo zijn wij mensen, wispelturig, zwak soms, beïnvloedbaar. Vrienden, het is dan deze week te tijd om dat goed te maken. Noemt het daarom Goede week?
Als we zien hoe sterk maar toch bescheiden Jezus optrad, dan kunnen we ons niet voorstellen dat hij het nodig vond om bejubeld te worden bij zijn intocht in Jeruzalem. Juichen wij te vroeg? Blijft hij een belangrijke gast die we uitbundig verwelkomen? Durven wij het aan deze koning te volgen die kiest voor een lastdier in plaats van een strijdros? Durven wij onderdanen zijn van deze koning wiens enige wapen de liefde is? Hoe blijf je overeind met je idealen, met je geloof, als je om je heen ziet, wanneer je ziet dat velen afhaken of er niet veel van terecht brengen? We mogen ons echter troosten met het evangelie, ja zelfs met het lijdensverhaal, als we zien dat zelfs de Twaalf er niet in slagen om Hem trouw te blijven. Hoe kan de vernederende, mensonterende executie de kruisdood van een ingoed mens, zon 20 eeuwen geleden, voor ons hier en nu nog bevrijding betekenen? Ik zeg dit alles, omdat we vandaag en de volgende dagen de weg van Jezus volgen vanaf het moment dat er voor Hem geen weg meer terug is. En de vraag daarbij is: heeft Hij dit zelf gewild of heeft het leven Hem in deze situatie gebracht. Is zijn lijden en dood het gevolg van keuzes die hij bewust maakte? Of deed Hij het omdat Hij niet meer terug kon? Er was geen weg terug. En dat is zo ook voortaan voor iedereen die in Hem gelooft. Wie dat doet kàn niet anders dan dezelfde keuze maken. Dat gedenken wij vandaag
Een takje is ons genoeg. Een palmtakje geschoven achter het kruis is voor ons een jaar lang een teken dat uit die dood leven verrijst. Ja, er is hoop in zicht, we zien een mens om op te steunen, hij heeft een geloof om op te bouwen, Zijn kruis zal ons symbool worden. We zullen het overal meedragen.
Eén takje is ons genoeg: de tijd is gekomen om uit onze angst te stappen en de toekomst nu aan te vatten. Hoopvol, en vol geloof dat we het gaan kunnen. We hebben mekaar nodig, ook in deze dagen. De takken die wij achter het kruisbeeld steken, zullen ons een jaar lang herinneren, zullen een teken zijn dat zijn dood niet voor niets was.
Denk daaraan en straal dit uit als je straks deze palm mee naar huis neemt...
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.