Corona
en de waarheid
Aflevering
13: De goddelijke komedie
's
Morgens staan we op, we draaien een kraan open en een wasbak vult
zich met warm water: het voelt alsof we het gratis krijgen maar het
is een bevel, een eis die wordt ingewilligd zonder tegenpruttelen; we
hebben betaald voor het warme water waarmee we ons kunnen wassen.
Hebben we de natuur aan ons onderworpen? We gaan naar de bakker, we
vragen een brood en de bakker gehoorzaamt: het voelt alsof de bakker
tot onze dienst staat maar het is alweer een bevel, een eis die wordt
ingewilligd, een recht dat wordt afgedwongen door het geld dat we op
de toonbank leggen. En we hebben rechten nodig want we hebben
behoeften, wat wil zeggen dat we niet in leven kunnen blijven op
eigen kracht. We stappen in een rode sportwagen, duwen op het
gaspedaal, we halen snelheden van meer dan honderd kilometer per uur,
op weg naar het werk. Daar gehoorzamen wij aan allerlei bevelen, we
willigen de eisen van onze werkgever in: het is zijn recht, zo houden
wij ons voor en met onze noeste arbeid betalen wij voor het geld dat
hij ons uitkeert op het einde van de maand. De hele ruilhandel is
goed geregeld, we hebben het gevoel mooi samen te werken en solidair
te zijn, het lijkt erop alsof we alles voor elkander doen, maar in
feite dwingt de ene zijn rechten van de andere af.
Met
de vraag aan de bakker om een brood, dwingen wij hem ons een
brood te verkopen want ook hij heeft behoeften, ook hij kan niet
leven op eigen kracht. Wij eisen dat er warm water uit de kraan komt
omdat we er recht op hebben, we hebben er immers voor betaald aan de
loodgieter. Wij eisen dat onze auto rijdt, dat onze staat bestuurd
wordt, dat de politie optreedt als een inbreker ons verrast en dat de
dokter ons geneest. Het voelt aan alsof wij allen samenwerken en
alsof wij alles voor elkander doen, maar in wezen stellen wij alleen
maar eisen aan elkaar. En wie deze stelling pessimistisch vinden,
moeten maar eens proberen om in een winkel een brood te bestellen en
het niet te betalen. Of één cent te weinig op de toonbank te
leggen. De herrie die daaruit volgt, zal hem wakker schudden uit de
schone leugen en hem eraan herinneren dat wij komedianten zijn, dat
onze maatschappij gespeeld wordt, dat wij acteren in plaats van te
leven.
Wij
geloven te leven in een democratie en dat klinkt mooi maar is dat
geen staat gevuld met allemaal kleine dictators?
Dat
zien wij uiteraard pas op het ogenblik dat er een barst in de vaas
komt, en in zijn Anthem zingt de bard:
"There
is a crack in everything/ That's how the light gets in." (1)
De
wijsgeren zeggen dat het bewustzijn ontstaat in de negativiteit (2)
en de theologen hebben het over de zin van het lijden: in een
perfecte wereld waar alles op wieltjes loopt, dommelen wij allemaal
in, wij verliezen ons bewustzijn en de tijd haalt onze rode
sportwagen moeiteloos in. Pas als wij tot stilstand komen, pas als
ons bevel niet langer beantwoord wordt, kunnen wij er ook achter
komen dat wat betreft de zaken die er echt toe doen, wij helemaal
geen rechten kunnen doen gelden. Daar immers staan wij niet langer
als de ene mens tegenover de andere, daar helpt geld niet meer, daar
veranderen de honger en het leed de eis van zo-even in een smeekbede.
Het
graan waarmee wij ons voeden en dat op de akkers groeit, laat zich
niet bevelen dan door God. De waanzin van de oorlog toont ons dat wij
de vrede helemaal niet kunnen plannen. Watersnood, honger,
quarantaine: de plagen die over de wereld trekken, lachen met de
wetenschap en de techniek en zij zetten onze hele komedie te kijk,
met onszelf in de rol én van spelers én van publiek.
(J.B.,
27 oktober 2020)
Verwijzingen:
(1)
Leonard Cohen, Anthem.
(2)
Martin Heidegger, Sein
und Zeit.
|