Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
De legende van Anna en Joachim - 17e zondag door het jaar B 2015 - Marc
Zeventiende zondag door het jaar B 2015 - Zaterdag 25 en zondag 26 juli 2015
Vakantieviering
Eerste lezing: zie hieronder
Evangelie: Johannes 6, 1-15 - 'Hij liet de broden uitdelen zoveel men maar wilde'
Patroonsfeest Sint-Anna-ten-Drieën
Tijdens de vakantiemaanden rust de preekploeg uit. De liturgiegroepen zorgen dan steeds voor een aangepast eerste lezing die we elke week hier brengen. Om even terug te lezen...
Volgens de legende was Anna de moeder van Jezus' moeder, Maria.
Zij was gehuwd met Joachim.
Het waren vrome Joden, die hun leven lieten leiden door de liefde tot God. Met alle grote feesten begaf Joachim zich naar de tempel om daar een offer aan God op te dragen. Verdrietig was alleen dat ze geen kinderen hadden.
Herhaaldelijk hadden ze God erom gesmeekt, en ze beloofden erbij dat ze het kind aan God zouden toewijden, zodat Hij erover kon beschikken, maar zonder resultaat. Intussen waren ze al oud geworden.
Bij gelegenheid van het feest van de tempelwijding trok Joachim met een paar familieleden naar de tempel om een offer op te dragen. Anna bleef thuis. Maar toen de hogepriester hem tussen de andere joden in zag staan, sprak hij smalend: "Hoe durf jij, Joachim, tussen al die anderen te gaan staan? God heeft je immers gestraft door je geen kinderen te geven. En dacht je dan dat Hij je offer zou aannemen? Zorg eerst maar dat die schande van jou uit ons midden wordt weggenomen, dan mag je terugkomen om weer te offeren.
Beschaamd maakte Joachim dat hij wegkwam.
Hij durfde ook niet meer naar huis, bang dat hij daar met de vinger zou worden nagewezen. Hij verborg zich tussen de herders van Bethlehem. Daar verscheen hem een engel die hem aankondigde dat hij een kind zou krijgen: een meisje dat hij Maria moest noemen.
En geef haar aan God, zoals je beloofd hebt. Ga naar Jeruzalem; daar zul je je vrouw Anna tegenkomen. Ze maakt zich erg bezorgd om je. Je zult haar treffen bij de Gouden Poort.
Zo ging de engel ook naar Anna.
Haar verkondigde hij dezelfde vreugdevolle boodschap. Ook zij begaf zich op weg. Bij de Gouden Poort werd het een aandoenlijk weerzien. Die ontmoeting geldt als het moment, waarop Anna van Maria in verwachting raakte.
Over Sint Anna
Patrones van:
Zij is beschermheilige van echtelieden, aanstaande moeders, zwangere vrouwen en vrouwen die moeilijk zwanger raken, bakers, voedsters, huismoeders (moeders en huisvrouwen) en weduwen; van onderwijzeressen (omdat zij haar dochter Maria bidden en lezen leerde); van huishoudelijke beroepen als wevers, borduursters, kantwerksters, kleermakers, kousenmakers en naaisters; van dienstvaardige beroepen als huishoudsters, dienstpersoneel, slippendragers van kardinalen, stalknechten, arbeidsters, thuisarbeidsters; en vandaar ook van arme standen; van beroepen die verwant zijn aan de huishoudelijke: hooiers, bezembinders, touwslagers; van kunstvaardige beroepen als timmerlieden, houtbewerkers, houtdraaiers, kastenmakers, schrijnwerkers en kunstschrijnwerkers; van goudsmeden; van molenaars, mijnwerkers en marskramers; van scheepslui, schippers en zeelieden; en tenslotte van de brandweer.
Daarnaast wordt zij aangeroepen voor een goed huwelijk en echtelijke vruchtbaarheid en tegen onvruchtbaarheid; voor succes en geluk tijdens de zwangerschap en tegen een moeilijke zwangerschap; voor een voorspoedige bevalling; tegen bedplassen; verder tegen ziekten en kwalen als borstpijn, buikpijn, fijt, hoofdpijn, huiduitslag, kiespijn, koorts, koortsige ziekten, oogziekten, pest, en zweren; bovendien voor een rijke hooioogst; voor het terugvinden van verloren of gestolen goederen; ze beschermt de mijnbouw; aangeroepen tegen oorlog.
Afbeeldingen:
Sint Anna wordt afgebeeld met Maria en kleinkind Jezus (Anna te Drieën of Annatrits (in het Duits 'Anna Selbstdritt' geheten); soms met haar hele familie (tot achtentwintig personen); in groene (hoop) of rode mantel (liefde); met een of meer boeken; haar kind onderwijzend; de bijbel lezend.
Een rijmpje:
In 1946 publiceerden Gabriël Smit (rijmpjes) & Piet Worm (prentjes) een boekje over heiligen voor kinderen: Roosjes uit de Hemeltuin; Utrecht/Antwerpen, De Fontein. Het bevat ook een rijmpje voor Joachim en Anna:
Zie Joachim en Anna beiden
Marias ouders, vroom en wijs,
In liefde, door geen dood te scheiden
Tot in Gods eeuwig Paradijs
En leer hoe liefde samenbindt
Wie door Maria wordt bemind.
Weerspreuken:
S'il pleut à la Sainte-Anne, il pleut un mois et une semaine. [Is het met Sint Anna nat dan is het dat vijf week zowat.]
Bouwt op Sint-An de mier haar grote hopen, de winter zal niet zacht verlopen.
Bouwt Sint Anna mierenbergen, dan zal ons lang de winter tergen.
Is Sint-Annadag voorbij, dan komen de frisse ochtenden op een rij.
Nesten de mieren op Annadag, haastige winter volgen mag.
Werken met Sint Anna de mieren, dan zult ge een lange winter vieren.
Tijdens de vakantiemaanden rust de preekploeg uit. De liturgiegroepen zorgen dan steeds voor een aangepast eerste lezing die we elke week hier brengen. Om even terug te lezen...
Het feest al begonnen
God, geef mij een hart dat vakantie kan nemen, zich even kan losmaken uit het gareel van de zorg en verantwoordelijkheid, dat los en vrij de aarde kan proeven en ruiken en de lucht en het water en de mensen erbij.
Geef mij een hart, God dat klein als een kind de verrassing beleeft van elke nieuwe horizon, dat zich laat drijven op de wolken en gaat rusten in de ondergaande zon.
Geef mij een hart dat nog kan luisteren naar de vogels en kan glimlachen bij de verre geluiden van koeien als de morgen begint.
Geef mij een hart, God, een open hart en open handen om naar de mensen toe te gaan, te luisteren naar hun verhalen en te snoepen van hun vriendschap als de avond valt.
Geef mij een hart dat uitnodigt - als een rustbank in de lommer iedere voorbijganger, ieder mens langs de baan
Geef mij een hart dat zich wil bekeren tot de eenvoud en het geluk van kleine dingen, een hart dat kan bewonderen zonder te bezitten, en kan bidden zonder woorden. Een hart dat doorheen de dingen kan schouwen naar uw eeuwigheid.
En of ik dan in een vliegtuig zal stappen of mijn fiets zal gebruiken, of ik de andere kant van de wereld of de andere kant van mijn dorp zal zien, of ik de kracht van mijn lichaam zal meten met de golven of stil van de zetel naar het bed zal gaan.
Geef mij een hart dat vakantie kan nemen, God, en dan is het feest al begonnen.
Koffers pakken en wegwezen - 14e zondag door het jaar B 2015 - Gilbert
Veertiende zondag door het jaar B 2015 - Zaterdag 4 en zondag 5 juli 2015
Vakantieviering
Eerste lezing: zie hieronder
Evangelie: Marcus 6, 1-6 - 'Een profeet wordt geëerd buiten zijn stad'
Tijdens de vakantiemaanden rust de preekploeg uit. De liturgiegroepen zorgen dan steeds voor een aangepast eerste lezing die we elke week hier brengen. Om even terug te lezen...
Koffers pakken en wegwezen
Op mijn levensweg kreeg ik een koffer mee. Ik stond aan het begin, dus was het leeg.
Ik stopte er gaandeweg heel wat gedachten in en spullen die ik onderweg soms kreeg. Er waren dingen bij waarvan ik het nut niet zag. Ik dacht misschien begrijp ik ze wel beter op een dag. Ik gooide dingen weg waarvan ik vond die moet ik kwijt. Soms luchtte het op, soms had ik spijt.
Ik ontmoette vele mensen op mijn levenspad.
Soms was er iemand waar ik sympathie voor had. Dan gunde ik ze een blik in dat koffertje van mij. Vaak ging zon moment te snel voorbij.
Op een dag vond ik een vakje.
Het zat helemaal verstopt, waarin ik een herinnering diep had verstopt. Ik kon er niet om heen, ik voelde me heel raar. Ik kwam niet meer vooruit, want mijn koffer was te zwaar. Er kwamen vele mensen, zij liepen mij voorbij.
Helpen konden ze mij niet. Ik werd steeds moedelozer, ik zag geen uitweg meer. Ik was overmand van verdriet.
Toen kwam er een man. Hij sloeg zijn armen om mij heen. Hij nam mijn koffer op.
Ik was niet meer alleen. Hij heeft toen alle dingen uit mijn koffer doorgenomen. De meeste deed Hij terug. Een paar heeft Hij meegenomen.
Ik moest verder op mijn reis, maar Hij bleef in mijn hart, die vriend van wie ik nu vertel.
Ik heb daarna van alles in mijn koffer nog gestopt, zwaarder werd hij niet, mooier werd hij wel.
Wij discussiëren vaak en graag over politiek. En iedereen heeft wel zijn eigen mening. En het gaat meestal over geld. Hoe moet het verdeeld worden? Hoe krijgen we rechtvaardige belastingen? Moeten we aan bepaalde groepen mensen sommige diensten gratis aanbieden? Nee, zeggen sommigen, want gratis betekent dat andere mensen het moeten betalen. Alles moet betaald worden, alles heeft zijn prijs.
Gratis bestaat niet. Niets is gratis.
Toch wel. De zon is gratis en de regen ook. De sneeuw in de winter is gratis. De natuur is gratis, de bloemen en de vogels uit het evangelie. Eigenlijk zijn het vooral de belangrijke, de meest essentiële dingen in het leven die gratis zijn. In de eerste lezing vandaag werd dan wel geld uitgegeven aan lekker eten en cadeaus, maar het samenzijn met de hele familie was gratis. En dat was voor die bompa en voor iedereen het belangrijkste.
Wat wensen wij elkaar met Nieuwjaar? Dat je de lotto mag winnen? Word schandalig rijk?
Neen, wij wensen elkaar een goede gezondheid, want dat is toch het allerbelangrijkste, zeggen we erbij. En wie die goede gezondheid heeft, krijgt ze gratis. Wat wensen wij elkaar bij het begin van de vakantie, als we op reis gaan? Veel mooi weer.
Gratis
Trouwens, heel veel mensen werken gratis. Ze zetten zich in zonder zich te laten betalen, zomaar, voor niets. Vrijwilligers noemen we ze, en het zijn er veel meer dan we denken. In deze tijd van het jaar zijn er op vele plaatsen barbecues en bijna overal staan vrijwilligers vlees te bakken en groenten te snijden.
Gratis.
Waarvoor zetten zoveel mensen, jongeren en ouderen zich uren en uren in bij een jeugdbeweging, een sportclub, of een andere vereniging? Omdat ze er zoveel geld bij verdienen? Nee, ze doen het gratis.
Ook onze kerk, onze parochie wordt gedragen door honderden vrijwilligers. Ook hier: veel meer dan we denken. Of is er iemand die denkt dat de mensen die onze eerste communicanten en vormelingen hebben begeleid en voorbereid daarvoor een vergoeding hebben gekregen?
En probeer eens op te tellen hoeveel vrijwilligers actief zijn in de diverse verenigingen en werkgroepen in onze parochie. Neem alleen maar de mensen die actief zijn bij een viering als deze.
Er zijn er een paar die die mis maken, teksten zoeken of schrijven. Iemand tikt het misblaadje in, iemand anders kopieert het. De kerk wordt geopend, alles wordt klaar gezet, iemand zorgt voor muziek, er is een organist, een lector en een predikant. Er zijn bloemschikkers en de kerkfabriek zorgt ervoor dat er van alles voldoende voorraad is.
En er zijn allicht nog een paar anonieme werkers en die hebben één ding gemeen: ze doen het allemaal gratis. Er is er eigenlijk maar één die betaald wordt, omdat dat wettelijk zo geregeld is. En dan mogen ze nog heel blij zijn dat hij zijn overuren niet rekent en zijn representatiekosten niet binnenbrengt.
Laten wij in deze vakantie vooral genieten van alles wat we gratis krijgen.
Want we hebben er soms te weinig oog voor. En we vinden zo vaak dat iets alleen maar de moeite waard is, als het veel kost.
Onze eerste communicanten en vormelingen staan dit weekend centraal. Ook die kinderen hebben wij gratis gekregen. Bij het opgroeien steken we er wel wat geld in, maar hun komst was gratis. En we zouden ze toch absoluut niet kunnen missen, voor geen goud. Want, we moeten er wel eens op sakkeren, we liggen er soms van wakker, maar ze zijn toch goud waard
Schoolreizen naar eiland Lampedusa - 12e zondag door het jaar B 2015 - Jan VN
Twaalfde zondag door het jaar B 2015 - Zaterdag 20 en zondag 21 juni 2015
Eerste lezing: Job 381, 1,8-11 - 'De Heer spreekt in storm en wind'
Evangelie: Marcus 4, 35-41 - 'Zelfs wind en water gehoorzamen Hem'
Een kleine boot, stuurloos in de nacht, zwalpend op de woeste golven in een zware storm
Er zitten mensen in dat bootje ze willen naar de overkant; ze zijn begonnen aan een groot avontuur vol risicos ze doen dat niet voor hun plezier, maar omdat ze geen andere uitweg en geen betere toekomst zagen. Ze weten wat ze op de ene oever van hun thuisland achter gelaten hebben, en ook weten ze waarom ze op de vlucht zijn gegaan. Alles is beter dan dat leven dat geen leven is
Er is hen trouwens in hun thuisland van alles wijs gemaakt en ingefluisterd - en dus geloven ze heilig dat het op de andere oever, daar ergens aan de overkant, vèèl, vèèl beter moet zijn Wacht maar tot straks, als ze daar door die welstellende en ongetwijfeld zeer gastvrije mensen aan de overkant ontvangen zullen worden
Vrienden, kunnen we dit sfeerbeeld van de bootvluchtelingen koppelen aan het evangelieverhaal van vandaag?
Veel moeite moeten we niet doen om ons dat beeld voor ogen te halen: we zien het maar al te vaak op het scherm in onze huiskamer. Mensen van overal: radeloos, opgejaagd, opééngepakt in zon aftandse visserssloep hopend op léven, op toekomst.
En dan die stille schreeuw in hun blik: Raakt het u niet, dat wij vergaan?
Schandelijk schouwspel, een aanklacht op de menselijkheid.
Het evangelie van vandaag begint met tegen het vallen van de avond
Dat wil natuurlijk zeggen dat straks onvermijdelijk de nacht komt, de storm en het ontij, de angst, de paniek en de verlatenheid (alleen: de mensen in de boot beseffen dat nog niet).
De storm is in de Schrift een beeld voor bedreigde vrijheid, de bodem die onder je bestaan weggeslagen wordt. De nacht is beeld voor onzekerheid en uitzichtloosheid. Je weet misschien een beetje waar je aan begonnen bent, maar je weet in de verste verte niet hoe het ooit eindigt, en wanneer. Je weet wat het jou en jouw familie letterlijk heeft gekost maar wat het jou mentaal, fysisch en psychisch nòg zal kosten: daar heb je geen flauw vermoeden van
En wanneer dan inderdaad de storm opsteekt, lijkt het zo gedroomde veilig thuiskomen aan de overkant ineens heel ver weg en onbereikbaar.
De tijd dringt, de nood stijgt, de boot is overvol en dobbert doelloos rond.
De vraag die het evangelie van vandaag ons stelt is allereerst deze: hoe kijken wij naar deze mensen in nood? Staan wij als buitenstaanders, als beste stuurlui aan de wal onverschillig of cynisch toe te kijken, een beetje meewarig glimlachend om zoveel ijdele hoop en zoveel aandoenlijk vast vertrouwen in onze westerse gastvrijheid?
Panikeren we omdat ze maar blijven komen? Of zien we en respecteren we het moedige gevecht van deze mensen om in de storm en de nacht te overleven? En willen we hoe dan ook de wacht bij hen houden, waken over hun menswaardigheid en over hun toekomst?
Raakt het u niet dat wij vergaan..? (Marcus 4,38)
Hopeloos schreeuwt iemand over de storm heen. Hopeloos steekt men de handen in de lucht, in de hoop dat iemand zal helpen.
Maar
Dit is allang geen nieuws meer: we wennen er aan dat dagelijks honderden vluchtelingen die in gammele bootjes Europa trachten te bereiken, verdrinken in de Middellandse Zee. We voelen ons machteloos. We vinden dat de mensensmokkelaars hard moeten aangepakt worden, dan zullen er geen drenkelingen meer zijn en is ons geweten gesust.
We kijken de andere kant op.
Laat me toe in dit verband enkele min of meer recente krantenkoppen te citeren:
Amnesty International: "De wereldwijde vluchtelingencrisis is een samenzwering van nalatigheid" (DeMorgen.be - 15-06-15)
"Grootste crisis sinds WO II en de wereld hult zich in stilte" (DeMorgen.be - 16-06-15)
'De kern van ons cynisme: dagelijks aanspoelende lijken maken ons geen flikker uit' (Prof. Dr. Ignaas Devisch, Filosoof, Universiteit Gent/Arteveldehogeschool Opinie in Knack.be 30-05-15)
Vluchtelingen zijn mensen. Beseffen we dat nog wel? (DeMorgen.be - 21-05-15)
En reeds bijna twee jaar geleden bij het bezoek dat Paus Franciscus bracht aan het eiland Lampedusa: Paus haalt uit naar globalisering van de onver-schilligheid(Kerknet 08-07-13)
De drenkelingen op zee, in de storm en in de nacht, vragen ons onophoudelijk met hun bange ogen en hun vertwijfelde blik: Meester, raakt het u niet dat wij vergaan?
Ondertussen lag Jezus op de achterplecht op een kussen rustig te slapen (Marcus 4, 38)
Zon onschuldig tussenzinnetje uit dit evangelieverhaal kan ons verbazen, ja het kan ons zelfs mateloos ergeren en de neiging geven om kwaad en gefrustreerd het evangelieboek dicht te slaan en voorgoed te besluiten: Boeken toe! En meteen Geloof toe! Want wat heeft het allemaal voor zin? Wat helpt zon evangelieverhaal ons en de wereld vooruit? En wat voor goed nieuws zouden wij in Godsnaam (!) aan al die hulpeloze drenkelingen kunnen melden vanuit zon wonderverhaal? Dus Jezus slààpt, te midden de dreigingen van dood en geweld? Hij lijkt dan tóch afwezig, niet begaan met het lot van zijn mensen?
Ja we weten wel: het is natuurlijk niet omdat Hij er ís, en omdat wij in hem geloven en onszelf christenen noemen, dat de stormen uitblijven en er geen boten vol drenkelingen op zee meer zouden vergaan Sommigen denken soms in een kindelijk-naïef geloof toch nog al te spontaan en makkelijk dat God ons wel zal behoeden voor tegenslagen; dat Jezus vroeg of laat toch redt - en als die tegenslagen dan tòch komen geven we Hem vlug de schuld: Waarom laat Gij dit gebeuren?
Maar letten we nu goed op wat er gebeurt in het verhaal.
De bange leerlingen maken Jezus wakker, en schreeuwen het uit: Meester, raakt het u niet dat wij vergaan? Ze spreken hun angst uit of beter: ze versterken als met een grote profetische megafoon de stem van al diegenen die reddeloos verloren lijken in die zwalpende boot - en ze appeleren Hem op zijn mededogen, zijn solidariteit: Gij die Uw mensen nooit in de steek laat, zie hen nu toch, zij dreigen de overkant niet eens te bereiken:
Ze zeggen dus niet Gij houdt van hen allemaal en zult het dus wel oplossen voor hen.. Nee, ze bidden en ze smeken, en ze treffen de Man van Nazareth daarbij diep in zijn hart: Gij houdt toch van Uw mensen? En Uw Naam is toch: Ik-zal-er-zijn..?
De grote Augustinus heeft ooit gezegd en dat lijkt mij zeer essentieel om dit wonderverhaal uit het evangelie van Marcus niet mis te verstaan - : Als wij het gevoel hebben dat God, dat Jezus slaapt in onze wereld en in onze tijd, dan is het zaak om Hem wakker te maken in óns. Het is aan ons, Zijn leerlingen, om de reddende, opstandige Jezus in ons eigen hart en geweten wakker te maken en wakker te houden. Als Hij al lijkt te slapen, dan is het omdat Hij in óns lijkt te slapen.
Zoveel moet duidelijk zijn om alle vrome en vrijblijvende misverstanden te voorkomen: het is dus aan óns om Hem en Zijn evangelie wakker te maken en wakker te houden, zichtbaar en tastbaar te maken temidden van nacht en ontij, temidden alle doodsangst van deze wereld.
Als we enkel maar dat onthouden van dit evangelie, die dringende oproep naar ons allen toe én die belofte voor al wie ten dode opgeschreven lijkt, dan zal het ons helpen om door de zwaarste stormen heen, in verbondenheid met hen die eindeloos ronddolen en dreigen te verdrinken in de onmenselijke hardvochtigheid en kortzichtigheid van het Westen - toch te blijven hopen en de donkerste nachten door te komen.
Een Duitse profetische theologe Dorothee Sölle vertelde een aantal jaren geleden dat het in Duitsland een soort mode is geworden om met kinderen op schoolreis te gaan naar één van de concentratiekampen uit de tweede wereldoorlog. En dan vragen de kinderen op het einde haast altijd aan de gids: Meneer, is dat écht gebeurd? Ja, kinderen, dat is écht gebeurd! En wisten de mensen in Duitsland daar dan niets van? Toch wel, kinderen, zij wisten daar iets van... En dan de kinderen weer: En waarom hebben zij daar dan niets aan gedaan..?
En ik stel me voor dat het binnen een paar jaar mode zal worden om schoolreizen te organiseren naar het eiland Lampedusa, en naar een aantal andere idyllische plaatsen aan de kusten van Griekenland en Italië, waar indertijd al die bootvluchtelingen zijn aangespoeld En dan zullen de kinderen vragen aan de gids die hen rondleidt: Is dat écht gebeurd, mijnheer, mevrouw..? En wisten de mensen uit het Noorden van Europa daar dan niets van? Toch wel kinderen, zij wisten daar iets van En dan zullen de kinderen die gids met grote ogen aankijken en verbaasd vragen: En waarom hebben zij daar dan niets aan gedaan?
Helemaal naar een tekst van Geert Dedecker tgv Vluchtelingen dag en kerkasiel. Magdalenakerk Brugge 20/6/2015
Evangelie: Marcus 4, 26-34 - 'Het Rijk is als een mosterdzaadje'
Lieve mensen,
Wie naar 1000 zonnen kijkt na het journaal van 19 uur, wordt deze zomer geconfronteerd met de grote rage: 1m2 moestuinen!!!
Moestuingoeroe Wim Lybaert bewijst Vlaanderen dat je met één vierkante meter genoeg hebt om een geweldige maaltijd op tafel te toveren. Zijn missie is dan ook: van elke Vlaming een 'vierkante eter' maken.
Elke week gaat Wim langs bij een Bekende-Vlaming om er een vierkantemetertuin aan te leggen en tips te geven. Voor de zekerheid plant hij thuis identiek dezelfde bak. Later gaat hij opnieuw op bezoek bij de BV, om hun oogst te vergelijken en er een lekkere maaltijd mee te bereiden.
Bekende vierkante mee-eters zijn onder andere Eva Daeleman, Marleen Merckx, Bart De Pauw, Maggie De Block, Willy Naessens, Rani De Coninck, Freddy De Kerpel, Evy Gruyaert en Lieven Scheire
Wim moedigt iedereen aan om thuis zelf mee te doen en dat te laten weten via #devierkanteeter.
De beste oogsters van hun eigen vierkantemetertuin worden op het einde van de zomer bij Wim thuis uitgenodigd op een moestuinfeest.
Kunnen we de parabels van vandaag nog meer levensecht voorstellen dan met deze rage?
Wat een rijkdom!
Al die Bekende Vlamingen krijgen hulp van die Wim, vooral via een stel tips die in de opdrachten liggen.
Wim geeft eerst de basiselementen mee om goed te starten.
Hij geeft hen zoveel mogelijk van zijn kennis mee. Hij zegt hen alles over zijn ervaringen en hoe hij daardoor met het moestuinen vertrouwd geraakt is . Dan kunnen zij met de kleinste zaadjes aan de slag
Als ervaringsdeskundige, geeft hij hen de beste tips mee.
En Wim gelooft erin dat zijn Bvs met veel goesting en aandacht voor hun moestuin, een goed resultaat zullen neerzetten.
Wim is een heel goeie begeleider, hij dringt niemand iets op, maar doet iedereen telkens opnieuw voor hoe hij te werk gaat en zij, zij hebben alle vrijheid, om al dan niet vanuit de kleinste zaadjes, een vierkante eter te worden deze zomer, of niet
Die Wim, heeft die niet heel veel van Jezus in zich?...
Jezus deed het toch ook op die manier?
Zelf denk ik ook aan al deze mensen die zich geëngageerd hebben voor die 1m2.
Het zijn allemaal druk bezette mensen. Een vol agenda met verschillende taken en opdrachten op één dag, meestal zeven dagen in de week Velen van hen kennen geen rustdag.
Velen van hen hebben in hun dagtaken voortdurend een druk op hun schouders dat het moet vooruitgaan. Wat ze doen moet resultaat geven, meetbaar zijn, of ze zijn niet goed bezig .
*Ik ben echt benieuwd hoe ze naar hun moestuin gaan kijken!
Moet het vooruitgaan? Willen ze snel resultaat? Hebben ze tijd van wachten? Willen ze echt wat kruiden en groenten tonen aan Wim en aan Vlaanderen? Willen ze echt iets op hun bord over enkele weken?
*Wat me vooral bezighoudt is;
Wat zal die moestuin met deze mensen doen?
Gaan ze proeven van het mysterievolle kiemen en groeien terwijl ze slapen?
Hoe nieuwsgierig verwachten ze mooie courgetten, bosjes peterselie, paprika, radijsjes, wat tomaten en sla, ?
Gaan ze vertrouwvol kunnen wachten?
Gaan ze het nodige geduld kunnen opbrengen?
Met hoeveel respect en waardering zullen ze nadien aan tafel gaan?
Hun moestuin zal niet groeien met mediatechnieken, hij is niet opdringerig en voert geen reclame.
Hoe vlug zullen ze ondervinden dat het met hun 1m2 moestuin, niet anders is dan met de vele taken die ze te vervullen hebben in hun drukke agenda!
Wat een rijkdom!!!
In het werken met hun medemensen, hun collegas zal het niet anders zijn. Het zal ook beginnen als een klein onooglijk zaadje.
Of het zal ontkiemen hangt af of het hart van de collegas er voor openstaat, of het hart een vruchtbare voedingsbodem is.
Heel klein en bescheiden vanuit het hart en de goedwil van de collegas zal het groeien.
Ook in deze tijd, voor mensen die leven in een megacultuur waarin alles zo groot en zo opvallend mogelijk moet zijn.
Het werken met hun medemensen, hun collegas, het vraagt enorm geduld en vertrouwen, respect en waardering, om regelmatig te mogen genieten van kleine groeimomenten Om regelmatig te mogen genieten van kleine goede resultaten
En met ons is het ook niet anders, vermoed ik!
Wat een rijkdom!
Zo groeit het rijk van God en niet anders. Heel klein en bescheiden vanuit ons hart en onze goedwil. Ook in deze tijd, voor ons, wij die leven in een megacultuur waarin alles zo groot en zo opvallend mogelijk moet zijn.
Het woord van God blijft dat kleine zaadje. God, Hij moet wel heel groot zijn dat Hij alle zogezegde grootheid van de wereld kan missen.
Ik heb de voorbije maand veel tijd gehad om te lezen. En ik heb me onder andere gewaagd aan een heel dikke turf: de memoires van één van de bekendste Vlaamse politici van de laatste decennia. Naast vele andere interessante dingen viel mij op hoeveel politieke besprekingen en overeenkomsten plaats hadden aan tafel. Een tafel waar gegeten werd.
Soms kwam er een groepje bijeen aan de ontbijttafel, vaak bij iemand thuis. Een ander gezelschap werd uitgenodigd voor de lunch. En de dag nadien kwamen ze samen voor een diner. Dat heeft niet alleen te maken met de Bourgondische levensstijl van de betrokkenen. Maar ook hiermee: samen aan tafel gaan, samen eten schept nu eenmaal een band. Samen eten schept vertrouwen, en maakt soms moeilijke onderwerpen wat gemakkelijker om te bespreken.
Het is bij ons niet anders. Als we thuis bezoek krijgen, bieden we de gasten altijd iets te drinken aan. Maar we vragen niet aan iedereen of ze ook blijven eten. Daarvoor is al een nauwere band nodig, een zekere mate aan vertrouwen.
Samen aan tafel gaan is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Een nieuwe relatie wordt wel eens bezegeld met een etentje, thuis, in de familie of elders.
Na een lange en intense samenwerking sluit men af door samen aan tafel te gaan. We hebben heel goed samengewerkt, we hebben wat bereikt, we zijn er content van, nu gaan we samen toch eens eten. Heel wat verenigingen sluiten hun werkjaar af met een kaas en wijnavond, een barbecue of iets originelers.
Ook mensen die met elkaar zaken doen regelen die wel eens bij een etentje. Soms in een prestigieus restaurant. En dan nemen ze bijvoorbeeld een Bloody Mary als aperitief en nadien een carpaccio voor het voorgerecht. Als soep kiezen ze voor een Agnes Sorel en de hoofdschotel wordt een tournedos Rossini. Afsluiten doen ze met een Pêche Melba.
Ik ga al mijn quizvragen niet verklappen, maar er zijn heel wat gerechten genoemd naar bekende personen. En ook hier: dat geldt ook voor gewone mensen zoals U en ik. In vele families wordt na jaren nog verwezen naar een soep of een ander gerecht dat legendarisch werd omdat moeder of grootmoeder dat zo goed kon maken. Of een tante, of zelfs een nonkel, waarom niet?
Bij bepaalde feesten of andere gelegenheden komt het nog meer naar boven. Als we met allemaal samen waren, dan maakte de Bomma altijd lekker stoofvlees of balletjes in tomatensaus. En weet je nog, met Nieuwjaar: die heerlijke kippensoep van tante Julienne? En nonkel Fons aan zijn barbecue, hij genoot er zelf nog het meest van
Waarom vertel ik dat nu allemaal als we vandaag Sacramentsdag vieren? Wel, lang geleden is het ook begonnen met mensen die samen aan tafel gingen. Mensen die elkaar heel goed kenden, die jaren samen waren opgetrokken. Samen eten was voor hen heel gewoon, heel vertrouwd. En het was op een traditioneel feest voor hen, ze hadden iets te vieren.
En toch was het geen maaltijd als alle andere. Want voor één van hen had die avond een heel bijzondere betekenis en geleidelijk aan voor de anderen ook. Voor één van hen was het letterlijk het laatste avondmaal. En omdat hij die groep mensen had geleid en begeesterd, wilde hij dat zij ook dat laatste avondmaal nooit zouden vergeten. En hij wou die bijzondere betekenis aan hen duidelijk maken.
En hij gaf ook een naam aan wat op tafel kwam. Hij noemde het brood en de wijn naar zichzelf. Hij zorgde ervoor dat ze in dat brood en die wijn hemzelf zouden herkennen. Hij zou straks zijn leven offeren voor hen, voor ons, voor iedereen en brood en wijn zouden daarvan het teken zijn en blijven. Dat teken blijft vandaag, meer dan tweeduizend jaar later, nog altijd overeind, voor miljoenen mensen, overal ter wereld.
Vorige zondag konden we op televisie kijken naar de film Tot altijd. Ook daar was een heel ontroerende scène met een laatste avondmaal. Mario Verstraeten nam afscheid van zijn familie en meest intieme vrienden. En ook daar was het gezelschap er zich heel goed van bewust dat het hun laatste maaltijd samen was. Vandaar tijdens de afscheidsspeech die betekenisvolle woorden: tot altijd
Nu zou ik eigenlijk nog moeten aantonen of verduidelijken dat dat brood en die wijn werkelijk en letterlijk het lichaam en het bloed van Christus zijn. Dat er in elke viering een wonder mee gebeurt. Dat dat brood meer is dan gewoon maar brood en die wijn meer dan gewoon maar wijn. In spirituele zin, in de betekenis die we aan die symbolen geven, is dat ongetwijfeld zo.
Maar gebeurt er tijdens de consecratie ook effectief een mirakel?
We hebben altijd geleerd dat het om een mysterie gaat. En een mysterie kunnen we met ons verstand niet uitleggen. Neem en eet, dit is mijn lichaam, zegt de priester. En neem en drink, dit is mijn bloed.
Dat kunnen wij maar heel moeilijk begrijpen of uitleggen. Misschien zit voor ons de belangrijkste boodschap in het zinnetje dat daarna komt. Blijf dit doen, om mij nooit te vergeten
Het verhaaltje kennen jullie wel: Sint Augustinus wou een boek schrijven over de heilige drievuldigheid. Hij zat te denken aan het strand, maar hij had geen inspiratie. En hij zag een kindje dat een kuil had gegraven, en dat liep met een emmertje naar de zee, vulde dat met zeewater, en kapte dat in zijn kuiltje. En de heilige vroeg, manneke, wat doe je? En de kleine antwoordde: ik giet de zee in mijn putteke. Maar dat kan toch niet, de zee is veel te groot! zei Augustinus. En de kleine antwoordde: ik zal rapper de zee in mijn putteke krijgen, dan gij het mysterie van de drievuldigheid in uw koppeke....
Het is vandaag Drievuldigheidszondag, en ik vind dat een troostend verhaaltje. Want eerlijk gezegd, van de drievuldigheid snap ik niet veel. Het geloof dat Jezus voorgeleefd heeft, en dat hij ons vraagt om uit te dragen, kan niet moeilijk zijn. En het gaat in het geloof niet zozeer over 'redeneren', over 'begrijpen', over 'theorieën'.
Ik zeg nu niet dat we over God niet kunnen nadenken, maar op de eerste plaats, geloof ik, is God iemand die ons ons raakt, die we aanvoelen, die we ervaren.
Neen, we zien God niet. Van in de heel oude teksten in de bijbel lezen we dat niemand God kan zien, of hij moet sterven. Hij is te groot, te machtig, te anders.
Hoe zijn mensen dan beginnen vermoeden dat er een God is? Er is een mooi verhaal in de bijbel over Mozes, die vraagt om God te kunnen zien. Maar God zegt: dat zal niet gaan, niemand kan daar tegen. Maar ik zet je in een rotskloof, en leg mijn hand op jou als ik voorbijkom. En als ik voorbij ben, kun je me langs achter zien.
Wat kan dat verhaal betekenen? Misschien dat, als we God tegenkomen, dat niet op de moment van die ontmoeting door hebben, maar als we erop terugkijken, als we ons herinneren wat we meegemaakt hebben. Is dat ook niet zo met andere hoogtepunten en dieptepunten in ons leven? We zijn heel gelukkig geweest, we hebben iets zaligs of iets ergs meegemaakt, er gebeurt iets beslissends. En we beginnen maar echt te beseffen wat er gebeurd is, als het voorbij is en we er naar terugkijken.
Het is ook zo gegaan met de leerlingen van Jezus. Als die met hem Palestina afreisden en hem bezig zagen, wisten ze ook niet wat ze zagen. Ze vermoedden wel iets, op hun beste momenten. Pas als hij gestorven was begon hun euro stilletjes te vallen, en dan nog twijfelden ze. Stilaan zijn ze gaan beseffen dat er in Jezus meer zat dan een gewone mens, dat wie contact had met Jesus, ook contact had met God.
Misschien is dat de betekenis van die verschijningsverhalen: met de ogen van het geloof zien ze Jezus zoals hij echt is.
Jezus zoals hij echt is. Hoe moet je dat wonder onder woorden brengen, een ervaring die veel groter is dan wij kunnen bevatten? Wij kunnen niet anders dan gebrekkige woorden spreken. De God waar Jezus over spreekt, we noemen hem Vader, zoals Jezus ons geleerd heeft. Jezus in wie wij God ontmoeten, we noemen hem de Zoon van God, hij brengt ons de schat van zijn Vader, hij de gezondene, de redder. De kracht die het geloof ons geeft, de bezielende aanwezigheid die we voelen, noemen we zijn Geest, zijn heilige Geest.
God die als een vader leven geeft, Jezus die zo goed als God is, zijn Geest die leeft in ons, zo spreken zijn leerlingen over hun geloof. En dan is het niet zo belangrijk hoe die beelden, die woorden, die ervaringen in mekaar moeten passen. Het gaat niet om de uitleg, het gaat erom dat we ervaren dat we gedragen worden, dat we niet alleen zijn, dat we God af en toe tegenkomen, en dat we dat meestal pas achteraf door hebben.
Maria wist ook niet wat haar overkwam als ze zwanger werd. En ze had ook niet door wie dat kind van haar eigenlijk was. Ze was niet bezig met theologische uitleg. Ze vertrouwde erop dat het allemaal ging goed komen: doe maar wat hij zegt, staat ergens in het evangelie. Dat is de boodschap vandaag: vertrouwen dat God op verschillende manieren onder ons is, en dat hij ons zal thuisbrengen.
In gedachte hoor ik het mijn grootmoeder zaliger nog zeggen, lang geleden voor ze weer eens naar Lourdes vertrok: ik zal een kaars aansteken voor ons Lief Vrouwke en voor je bidden.
Mijn grootmoeder Mamie zegden we ging regelmatig op bedevaart, naar het Onze-Lieve-Vrouwke van t Ruggeveld of naar Scherpenheuvel of Edegem, ook wel eens naar Beauraing of Banneux. Moest ze aan deze kant van de stad gewoond hebben, dan hadden Gaverland, Oostakker en Onze-Lieve-Vrouw ter Duinen vast ook op haar lijstje gestaan. En soms ook een keer naar Lourdes. Met de mensen van jaren zoals zij zegde, de gepensioneerden. Om samen te bidden en te zingen, meestal voor een genezing, voor goede examens of iets anders waar materiële hulp weinig bij helpt.
En voor ze vertrok zei ze dan: ik zal een kaars aansteken voor Onze-Lieve-Vrouwke en voor je bidden.
De week voor Pinksteren is, bij wijze van spreken, wat de Goede week is voor Pasen. Tussen Hemelvaart en Pinksteren: het moet voor de apostelen een erg onzekere tijd geweest zijn. Jezus is uit hun blikveld verdwenen. Hij is vertrokken naar de Vader en zijn heilige Geest, de geest van Pinksteren, is nog niet gekomen.
Tussen Hemelvaart en Pinksteren: eigenlijk is het ook voor ons een erg moeilijke tijd. Wij gedenken dit weekeind de overledenen van de voorbije maand. Zoals Jezus, zijn deze geliefde mensen teruggekeerd naar de Vader en uit het zicht verdwenen. Ook voor de studerende jeugd is het een moeilijke tijd. Zij staan voor examens. Ook zij kunnen misschien wel wat extra verlichting gebruiken, zij het dan het licht van de paaskaars.
In het evangelie vandaag doet Jezus bijna hetzelfde als wat mijn grootmoeder zou doen Hij bidt voor zijn leerlingen.
Ten eerste bidt Hij: Vader, bewaar de eenheid onder hen die u mij hebt toevertrouwd, opdat ze één mogen zijn zoals wij.
Ten tweede bidt Hij ook: Ik vraag u niet hen uit de wereld weg te nemen, maar hen te bewaren voor de macht van het kwaad."
Jezus vraagt aan de Vader om zijn leerlingen te beschermen en te begeleiden. Om hen geleidelijk los te laten wanneer ze groeien in hun christen zijn.
Jezus vraag aan de Vader telt daarom ook voor ons. Ook wij hebben nood aan begeleiding, om geleidelijk te kunnen groeien tot volwassen christenen. Hij vertrouwt ook ons, zijn vrienden en metgezellen, toe aan de liefdevolle zorg van de Vader.
Ouders en opvoeders brengen hun beste jaren door in het begeleiden van kinderen in leven en in geloof. Er komt een geleidelijk loslaten wanneer ze groeien in volwassenheid.
De tweede bede zou kunnen slaan op de leerlingen en studenten, die vandaag hun examen voorbereiden. Zij zijn een stukje van die wereld, maar het is een wereld die ook in hen leeft. Daarom bidt Jezus voor hen, dat God hen mag bewaren voor het kwaad.
Hierin is de bede van Jezus enigszins afwijkend van onze bedevaartgewoonten: ieder huisje heeft zijn Mariabeeldje en ieder Onze-Lieve-Vrouwke kreeg van ons zijn eigen specialiteit. Voor de ene kwaal naar Onze-Lieve-Vrouw van Gaverland, voor een andere naar Onze-Lieve-Vrouw ter Schelde of Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw, voor hopeloze en zware problemen naar Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes of van Beauraing.
Bidden en zingen voor een genezing, voor goede examens of iets anders waar geen materiële hulp bij helpt, het kan natuurlijk allemaal.
Maar aan een boze wereld, waarin je altijd en overal je fiets goed op slot moet doen, je auto zorgvuldig gesloten moet parkeren, waar je alarminstallaties moet plaatsen, daar helpen even weinig kaarsen als Onze-Lieve Moederen aan, als voor leerlingen die niet studeren. Wat baten kaars of bril als de uil niet zien en wil.
De eerste bede kan ook, op een andere manier, op ons van toepassing zijn. Bewaar hen in eenheid, bidt Jezus, hoe verschillend ze ook mogen zijn, de Christenen van Linkeroever. Want hoewel ze al meer dan 10 jaar samen parochianen zijn van Sint- Anna- ten- Drieën, voelen zij zich bij momenten nog altijd een beetje méér van Sint-Lucas, van Onze-Lieve-Vrouw ter Schelde of van Sint Anna. Verlos hen van het kwade. Geef eenheid in Uw naam, opdat ze zouden kunnen standhouden in deze wereld. Met het Pinksterfeest in het vooruitzicht, wordt daarvoor dit weekeinde in het bijzonder gebeden. Dat de gaven van Gods Geest allen te beurt mogen vallen.
Zoals Jezus moeten we ook bidden voor wie ver van ons leven en wie we onze actieve zorg niet kunnen geven, waarvoor we hooguit een schamele aalmoes kunnen verzamelen. Dat ook zij een veilige plaats vinden in de armen van de Vader.
Maar misschien moeten we vooral bidden opdat we geest-drift mogen ontvangen, hoe oud of hoe jong we ook zijn: de drift, de drijfkracht van de geest die ons overeind houdt en die op anderen aanstekelijk kan werken.
Evangelie: Johannes 15, 9-17 - 'Dat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen wordt'
Lief hebben, de liefde er is zoveel over geschreven en er w veel rond gepraat. Kijk maar naar al de liefdesliedjes, films, series iedereen praat erover en heel ons leven lijkt er op geent te zijn. Maar hoewel we liefde in al zijn vormen geneigd zijn om te zien als het opperste geluk, dat gene wat ons echt gelukkig gaat maken, misschien wat ons echt tot onszelf maakt, kan het iets heel schrikwekkend zijn. We kunnen weglopen van de liefde omdat we niet weten hoe er nog precies mee om te gaan.
De tijd dat we elkaar leerden kennen op een bal en vervolgens trouwden en voor de rest bij elkaar blijven ligt achter ons. De mensen van vandaag zijn onzekerder geworden. Graag haal ik een gedicht aan van Toon Tellighen die het niet beter kan verwoorden:
Aan het einde van de dag, als iemand aan komt hollen met de liefde.
Als je moe bent en onhandig en toevallig net verward in een warnet van angsten,
wat moet je doen,
wat moet je met de liefde doen, donzig, schrikachtig die iemand je nog brengt
Mensen van vandaag willen nog heel graag geloven dat liefde eeuwig durend is, maar hebben ook veel schrik gekregen. We zijn van maandag tot woensdag met Jambo en t vlot naar Averbode geweest voor drie dagen. Met dertig man, 15 gasten en 15 vrijwilligers. Het zijn altijd drie zeer intense dagen, dagen dat onder u vel kruipen. Niet zozeer omdat we moeite hebben om de gasten in toom te houden, of omdat het ons moeite kost om te sfeer er in te houden. Maar juist omdat wij als vrijwilliger, als mens heel direct worden geconfronteerd met de liefde an sich..
Gasten zeggen dat wij in hun leven de enige zijn die oprecht met een oprechte glimlach om hen geven. Dat doet enorm deugd om te horen, maar is tegelijkertijd schrikwekkend. Ik meen hier de definitie van liefde te herkennen, Ongelofelijk deugddoend en nodig en diepmenselijk maar tegelijk heel schrikwekkend, want wat moet ge er mee met de liefde donzig schrikachtig die iemand u nog brengt. Wij zijn geen vrijwilligers of betaalkracht meer, maar mensen op wie gerekend wordt.
Niet om wille van hun expertise of praktische kennis, maar juist omdat ze menselijk zijn, omdat ze hoe weinig ook liefde brengen. Niets mis mee, maar wat als ge de enige persoon zijt in iemand zijn leven die liefde geeft gratuit. En dit in de leefwereld van gasten die zo verschillend is dan de uwen, wat doet ge met die verantwoordelijkheid?
Het evangelie van vandaag zegt: Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.
Zijn wij vrienden? Kunnen wij vrienden zijn met iemand die uit een totaal andere leefwereld komt? Worden we dan niet meegesleurd in de overlevingsmiserie van de gasten?
Persoonlijk denk ik van niet, bij andere vrienden moeien wij ook niet letterlijk in het huishouden van onze vrienden. We nemen de nodige afstand, hier is dat niet anders. De vele verhalen van gasten raken ons, omdat we om hen geven, omdat we het beste voorhebben met hen en opstandig worden omdat ze zo moeten leven.
Het raakt ons omdat we ook veel terugkrijgen zoals dat ook zo gewoon is in een vriendschap. En toegegeven het voelt een beetje onwennig die vriendschap, maar het besef is daar dat dat nu net het gene is wat zij en wij juist nodig hebben. Dat het liefhebben de brug is, de overeenkomst tussen twee uiterste werelden. Die brug die ons met ons eigen kleine en grote kanten confronteert, die brug die doet beseffen dat zij dezelfde gevoelens en gedachten hebben dan wij. Eigenlijk dankzij die brug is er geen wij en zij, een ons.
Herman zei in een preek een paar weken geleden dat wij allen op zoek zijn en allemaal gevonden willen worden, heb elkander lief
Evangelie: Johannes 15, 1-8 - 'Wie in Mij blijft, draagt veel vrucht'
Lieve mensen
De vreugde van Pasen, zet zich voort in de zes weken durende vreugdevolle wittebroodswekentijd tot aan Pinksteren. En tegelijk is het de zesweken durende rouwtijd van Jezus vrienden en geliefden waarin ze de goddelijke Kracht terugvinden om in Jezus spoor de weg van het leven verder te zetten!
De bijbel symboliseert het zo mooi in zijn verhalen, beginnend met het twijfelverhaal van Thomas die niet direct kan geloven dat Jezus verder leeft bij zijn vrienden
Dan hebben we de Ik ben verhalen waarin we symbolisch de elementen aangereikt krijgen om tot een christelijke gemeenschap te groeien
Om in de verdere verhalen te lezen hoe ons de hulp van de Geest wordt beloofd om na het Hemelvaart verhaal samen uit te groeien tot een begeesterde christelijke gemeenschap !
We horen geregeld hoe Jezus zich voorstelt als ik ben , vorige week sprak Jezus tot ons als: Ik ben de goede Herder. En hoe Hij als goede Herder zich toonde als een warme, bekommerde, genegen Man. Hoe hij zich toonde als Iemand die niet anders wil, dan dat ieder die Hij ontmoet, goed door het leven kan gaan.
In die Ik ben verhalen kunnen we die gestorven Jezus terug zien als onze inspiratiebron, onze spirituele bron, meer zelfs, een ultiem gegeven om met Jezus contact te houden en om er als christen van te leven
Hij geeft zichzelf eigenlijk aan, om niet bij de pakken te blijven zitten. Om Hem als een heel belangrijke schakel te zien voor onze mensenketting, voor onze christelijke mensenketting!
Met Hem als verbindingsfiguur werden we stilaan die christelijke gemeenschap hier op L.O..
Want net zoals wij kijken naar de kinderen die door hun ouders gebracht worden naar de zondagschool voor de moslim gemeenschap, en zoals wij kijken naar de mensen die op zondag naar de evangelische kerk gaan, zo ook kijken al die mensen naar ons! Naar ons die elke zondag na het klokken luiden, naar deze kerk stappen en er binnengaan als christenen.
Het verhaal van de wijnstok en zijn ranken zegt, hoe je niet zomaar in je eentje christen kunt zijn.
Dat kon Jezus zelf ook niet. Het eerste wat Hij deed toen Hij zijn prediking begon, was een aantal leerlingen rond zich verzamelen, want alleen nee, dat gaat niet, toen niet en nu niet.
Jezus zegt ook: . Wie in Mij blijft terwijl Ik blijf in hem, draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets, houdt ge het niet lang vol . Hij zegt hiermee om het wat gemakkelijker uit te drukken, houdt contact met Mij
Voor velen onder ons wordt dat contact vooral in het dagelijks gebed als een onafscheidelijk contact gezien en aangevoeld
Anderen hebben voldoende aan de wekelijkse vieringen.
Nog anderen hebben voldoende aan enkele belangrijke hoogtepunten in het jaar en in het leven.
Kijken we naar de onze eerste communiekantjes, hun ouders en familie.
Ze zijn er! En vooral de kinderen leerden intens Jezus kennen via de vele verhalen die ze van hun juf, meester of thuis hoorden! Ze willen iets van Jezus in hun opvoeding doorgeven. Ontmoeten ze hier mensen waarmee ze contact willen houden? Hoe houden we dat samen christen-zijn vast? Hoe blijven we verbonden met elkaar?
Kijken we naar Jambo, een groep van kwetsbare mensen die aan de rand van onze parochie leven. Die zich ook aan de rand van het leven voelen en voor heel veel gesloten deuren staan. Vanavond hebben zij een gebedsviering in de H.Hartkerk in t hartje van de stad, om morgen samen naar Averbode te trekken. Samen onder de vleugels van enkele geëngageerde christenen die hun lot aantrekken. Samen op stap, samen aan tafel, samen rond een kampvuur in gesprek Vooral, enkele dagen niet alleen!
Mogen ervaren wat het is verbonden te zijn met anderen eens een ander sap door hun lichaam voelen stromen, zo proberen een weg zoeken, om het vol te houden in het leven
Kijken we naar een uitvaart waarbij we in onze kerk betrokken zijn. Hoe sterk spreekt hier het contact? Meer nog, hoe sterk spreekt hier de verbondenheid. Hoe sterk spreekt hier de Wijnstok als ankerpunt om ons gedragen te weten. Hoe sterk voelen we, spijts de dood, het leven doorheen onszelf stromen door de goede warme, bekommerde contacten die we in die dagen met elkaar mogen beleven?
Dat contact hebben met de mensen, was zo belangrijk voor Jezus! Geen mens wou Hij laten vallen, iedereen die hij ontmoette wou Hij hartverwarmend en zorgzaam nabij zijn nooit zou Hij iemand zomaar wegsturen, zomaar afwijzen
Spreekt het verhaal over verdorde takken snoeien en verbranden in het vuur, dan gaat het wel over het werk dat we ieder met onszelf hebben. Dan gaat het over ons ongeduld, over onze onverschilligheid soms
Dan gaat het vooral over onze zorg voor elke druif opdat die ten volle zou kunnen groeien. Dan gaat het over elk sprankeltje hoop dat we door onze zorg aan elkaar kunnen geven
Jezus, ook al is hij gestorven, als wijnstok wil Hij verder leven onder ons. Wil Hij ons doorvoeden met zijn leven, opdat we samen een ongelooflijke gemeenschap opbouwen waar het goed is om leven
Wat hoop ik dat we nog vele keren, bij een goei fleske wijn, het leven kunnen vieren. En dat we het zó hoopvol uithouden, minstens tot aan Pinksteren.
De herdertjes lagen bij nachte. Zij lagen bij nacht in het veld. Zij hielden getrouwe de wachte. Zij hadden hun schaapjes geteld. Wees gerust, ik heb mij niet vergist in de tijd van het jaar en ik heb ook niet per ongeluk een verkeerde preek uit mijn archief gehaald. Ik weet dat we in de paastijd zitten en niet meer in de kersttijd. Maar het evangelie van vandaag deed mij heel sterk denken aan dat overbekend Vlaams kerstlied.
Want het gaat weer eens over de goede herder. Weer eens, want het gaat er wel vaker over in de bijbel. Misschien waren herders en vissers wel de meest bekende beroepen uit die tijd. Geen wonder dat Jezus in parabels vaak teruggrijpt naar herders. En allicht geen toeval dat zij ook de eersten waren die bij de geboorte van Jezus het kind te zien kregen.
Twee typische kenmerken van herders worden genoemd in het liedje waarmee ik begon. Zij hielden getrouwe de wachte. Herders houden de wacht bij hun kudde, herders zijn waakzaam. Herders laten hun aandacht niet verslappen, zij blijven geconcentreerd en op hun hoede. Want er kunnen wolven zijn en rovers. Gevaar kan van alle kanten dreigen voor hun kudde.
En het tweede zinnetje dat opvalt: zij hadden hun schaapjes geteld. Herders tellen hun schaapjes, want voor hen is elk individueel schaapje even belangrijk. Huurlingen tellen hun schaapjes niet, zegt Jezus. Voor hen is het verlies van één schaapje op de honderd geen ramp. Er blijven er nog genoeg over, 99%. Economisch gezien stelt dat verlies nauwelijks iets voor. De herder redeneert anders. Hij telt zijn schapen, hij wil er geen enkel kwijt. Hij kent ze ook allemaal bij naam, en zij kennen hem.
Herders zijn natuurlijk niet alleen wat dat betreft. Voor ouders en grootouders telt elk kind of kleinkind in dezelfde mate mee. Er mag er geen benadeeld of verwaarloosd worden, er kan er zelfs geen op de tweede of derde plaats komen. Als leerkrachten een reis of een uitstap maken met hun klas, gaan ze ook bij elke stopplaats of elke vertrekplaats hun leerlingen tellen. Leiders van een jeugdbeweging hebben ook geregeld hun telmomenten.
En ook in ziekenhuizen bijvoorbeeld tracht men elke patiënt de aandacht te geven die hij of zij verdient. En iedereen met de nodige en gelijkwaardige zorg te omringen. En ook in een woon- en zorgcentrum en in andere verzorgingshuizen doen vele mensen hun best om iedereen in gelijke mate te laten meetellen en te laten meedelen in zorg en aandacht.
En dat is niet alleen omdat die mensen alle bewoners van dat huis of alle leden van die jeugdbeweging of alle leerlingen van die klas even belangrijk vinden, maar ook omdat zij een verantwoordelijkheid hebben te dragen. Een herder is bekommerd om zijn schapen, is verantwoordelijk voor hen. Hij leidt ze in de goede richting, hij zorgt ervoor dat ze niet verloren lopen en hij brengt ze veilig thuis. Wat dat betreft zijn er ook nu, in onze tijd, vele mensen die herder zijn voor anderen, voor vele anderen.
Het is vandaag ook roepingenzondag. Nu is roeping voor de meesten van ons een ietwat ouderwets woord, dat veel van zijn inhoud heeft verloren. We worden niet meer zo geboeid door het idee dat God op een wat magische manier mensen roept om hun leven helemaal aan Hem te wijden.
Maar toch is de kerk op zoek naar herders. Pastores in het Latijn. In de letterlijke betekenis zijn dat inderdaad pastoors, of priesters, mensen die gewijd zijn en officieel een functie hebben in de kerk. Of twee functies of drie of vier. Waardoor het voor hen alsmaar moeilijker wordt om al hun taken te vervullen. Zeker als ze ook aandacht willen schenken aan die schapen die uit de kudde zijn weggelopen of zich er niet meer thuis voelen.
Maar roepingenzondag richt zich tot veel meer mensen. Eigenlijk tot iedereen die bereid is om schaapjes te tellen. Niet alleen omdat hij niet kan slapen, want daar helpt schaapjes tellen ook voor, naar het schijnt. Maar omdat hij geen schaap wil zien verdwalen of verloren gaan. En daar misschien van wakker ligt. Roepingenzondag richt zich tot iedereen die schapen wil leiden en richting wil geven. Tot iedereen die zich bekommerd voelt om anderen.
Tot iedereen die bereid is een of andere vorm van verantwoordelijkheid op zich te nemen. In onze parochie wordt er sinds de start van de Verrekijker, zowat een jaar geleden, intensief gewerkt in diverse platformen. Die platformen zitten eigenlijk in zekere zin vol met herders.
Gisteren zijn onze vormelingen op stap geweest van Gaverland naar Linkeroever. Ze hebben samen de viering bijgewoond in de Lucaskerk en zijn bij elkaar gebleven tot s avonds laat voor hun afsluitdag met de ultieme catechese op weg naar hun vormsel. Een paar herders hebben hen begeleid op die tocht en op het hele voorbereidingsjaar.
Ook voor die jonge mensen, die weldra gevormd worden, is het vandaag roepingenzondag. Er gaan er allicht niet veel echt priester worden. Maar ze zijn wel op weg naar hun volwassenheid en worden opgeroepen tot verantwoordelijkheid. Misschien kunnen wij sommigen van hen, die we kennen of leren kennen, wat helpen en begeleiden op hun tocht. Als goede herders
Evangelie: Lucas 24, 35-48 - 'Zo moet Christus lijden en verrijzen'
Al heeft Hij ons verlaten Hij laat ons nooit alleen
Het is een sterk verhaal dat we vandaag bij Lucas horen.
Een verhaal dat eigenlijk al begon op paasdagmorgen met de vrouwen die op stap gingen en het graf leeg vonden. Daarna kwamen de leerlingen terug van Emmaüs, met het verhaal dat ze de Heer hadden gezien en dat Hij met hen het brood gebroken had. En nu staat Hij daar in hun midden en zegt: Vrede zij u, wees toch niet bang.
Een sterk verhaal dat eeuwenlang altijd opnieuw werd verder verteld.
Zou het echt zo gebeurd zijn, of werd het verhaal bij iedere vertelling beetje bij beetje aangedikt? Gaat het, met andere woorden, om visserslatijn?
Lucas was een volgeling van Paulus. We weten dus zeker dat hij niet bij de eerste generatie apostelen was. Toch vertelt hij het verhaal alsof hij er zelf bij was. Hij vertelt het voor nieuwe volgelingen, zoals wij.
Maar is het sterk genoeg om ook ons over de streep te trekken? Is het overtuigend genoeg om ook ons te overtuigen dat het hier werkelijk over de verrezen Heer gaat?
Is het daarom dat hij er nog een schepje bovenop doet en Jezus voor hun ogen een stuk geroosterde vis laat opeten?
Wordt het nu geen onmogelijk, geen ongelooflijk verhaal?
Neen en ja.
Als je praat met mensen die iemand verloren hebben die ze echt lief hadden, dan duiken er steeds weer verhalen op. Verschillende van hen zullen getuigen hoe zij hem of haar nog tegenkwamen, in vele kleine dingen van elke dag. Zij zullen vertellen hoe zij hun verloren partner herkennen in hun kinderen (een glimlach, een houding, een manier van spreken). Hoe elk voorwerp, elke kamer in huis herinneringen oproept. Een briefje, gevonden in een schuif.
De gewoonte om op een bepaalde manier de tafel te dekken of eten te koken. Niet zonder reden noemen we vertrouwde gerechten klaargemaakt op grootmoeders wijze.
Het gaat dus niet om een echt onmogelijk verhaal. Het gaat wel om een ongewone, niet alledaagse situatie. Het is niet zo dat deze mensen het gevoel hebben dat hun geliefde weer iedere dag met hen aan tafel zit.
Ook bij de leerlingen van Jezus gaat dat herkennen niet van de ene dag op de andere. Het gebeurt het niet doorlopend, maar slechts af en toe, op goede momenten, als zij er klaar en gevoelig voor zijn. Het gaat als het ware in vlagen: soms is Hij er, soms is Hij er niet.
Lucas laat Jezus letterlijk zeggen: dit zijn mijn woorden die ik sprak toen Ik nog bij u was.
Hij is er dus wel, maar op een andere, nieuwe manier. Hij is er als zij zich woorden herinneren die Hij tot hen sprak toen Hij nog bij hen was. Jezus gaat voor hen weer leven als hun geest toegankelijk is om het te begrijpen.
En terwijl de leerlingen zich Jezus herinneren, brengen zij ook gaandeweg zijn woorden en daden in praktijk. Zij gaan met elkaar om als Jezus. Zij handelen, leven, breken en delen alles op Jezus wijze. Zij worden als kleine Jezussen voor elkaar.
Dat blijkt ook uit de preek van Petrus in de eerste lezing, over hoe de leerlingen gaan getuigen over de Heer die uit de doden is opgestaan.
Het is opvallend hoe de leerlingen Jezus herkennen als gekruisigde, aan zijn verwondingen. Jezus komt niet terug zoals Hij vertrokken is. Hij komt terug zoals voetballers na het winnen van de beker of zoals een renner na het behalen van de zege. Hij komt terug, stralend, maar met de sporen van zijn overwinning in de hand, letterlijk.
De nieuwe Jezus is niet dezelfde als voor zijn lijden en dood. Zo zijn de leerlingen die over Hem getuigen ook niet meer hetzelfde.
Om Jezus met zijn leerlingen te vergelijken, gebruikt Paulus in een van zijn brieven aan de Corinthiërs het beeld van een Graankorrel en de aar die daar uit groeit. Joannes gebruikt elders het beeld van de Wijnstok en de ranken die daar uit groeien.
Ieder beeld, iedere vergelijking vertelt hetzelfde, op een andere manier. Het groeit eruit voort, maar toch is het totaal anders.
Als wij, 40- 50 generaties later, Jezus verhaal verder vertellen, dat wij verder van Hem getuigen, dan mag dat ook op een andere, eigentijdse manier zijn. Belangrijk is dat zijn beeld herkenbaar blijft. Dat het laat zien dat Hij het écht is, en dat Hij aanwezig is als een Levende.
Wanneer wordt Jezus voor ons levend, van vlees en bloed? Als Hij meer is dan alleen een naam die wij op zondag een paar keer uitspreken in de kerk. Als Hij meer mag zijn dan kinderlijke fantasie, herinnering en verloren illusies. Als Hij adem krijgt, eten en drinken wordt. Als Hij erbij is wanneer je samen aan tafel gaat. Als Hij een eind met je meegaat, wanneer je op weg bent.
Jezus komt ook in ons midden als wij de weg gaan die Lucas aangeeft:
Als wij eensgezind samen zijn, in de vrede van de Heer. Daarom beginnen wij iedere viering met een vergevingsmoment.
Als wij Jezus opnieuw leren kennen uit alles wat er over Hem in de schrift staat, te beginnen bij Mozes en de profeten. Daarom lezen wij iedere keer opnieuw een stukje uit het Oude Testament en een stukje uit het Evangelie.
Als wij, zoals Jezus ons voordeed op de Laatste Avond, samen danken en delen aan elkaar, dan leeft Hij midden onder ons.
Als wij samen vrede bouwen, niet enkel met woorden maar ook met daden.
Waar mensen samen vrede bouwen, daar is de Heer (in) hun midden.
Waar mensen samen bidden, danken, breken en delen, daar gebeurt Jezus.
Waar mensen de schrift lezen en doorvertellen, daar leeft Jezus. Daar, in de confrontatie met het Evangelie, wordt Jezus het vleesgeworden woord, een raadsman en tochtgenoot die met ons mee op weg gaat.
Zo wordt Jezus, ook in ons midden, gaandeweg tastbaar en levend. Geloven is dan veel meer dan een vredevolle droom. Geloven is eten en drinken. Geloven is kijken, betasten en beluisteren. Geloven is leven met de Levende. Geloven gebeurt gaandeweg, gaande-de-weg.
Ze hebben gezien wat er met Jezus gebeurd is. Of waren ze bang voor hun eigen lafheid?
Eigenlijk waren ze gaan lopen in de Hof van Olijven. Alleen Maria Magdalena en de vrouwen kwamen naar het graf. Toch blijkt hun angst niet nodig. Het eerste wat Jezus zegt en hen toewenst is Vrede.
Wij noemen Thomas de ongelovige. Maar deze ongelovige legt wel de sterkste geloofsbelijdenis af die we in de bijbel vinden.
Nergens in het Johannesevangelie wordt Jezus God genoemd. Behalve door onze ongelovige. Mijn Heer en mijn God zegt hij. Hij wou de wonden van Jezus zien, dat is positief en eigenlijk te begrijpen. Verrijzenisgeloof is niet gemakkelijk. Ook niet voor ons.
Kunnen we de verrijzenis van Jezus zo maar voor waar aannemen? Twijfels zijn in dit geval toch wel normaal? Wanneer je in onze tijd mensen aanspreekt over de verrijzenis, dan krijg je toch meestal niet meer dan een schouderophalen of een meelijdend lachje van onbegrip als antwoord.
Zelfs voor ons, die toch aan het verrijzenisgeloof vasthouden, valt het echt niet gemakkelijk om ons voor te stellen wat we nu eigenlijk geloven. Daarom zijn er velen die zich daar in het openbaar niet meer over willen uitspreken.
In het licht van de wetenschap en van al onze kennis en ervaring, die steeds weer steunen op bewijzen, lijkt die verrijzenis voor ons en voor velen meer op wishfull thinking. Gelukkig is er onze ongelovige Thomas. Hij toont ons dat het verrijzenisgeloof niet enkel een probleem is van onze tijd.
Toon Hermans schreef ooit eens:
Sterven doe je niet ineens,
Maar af en toe een beetje.
Verrijzen, opstaan uit de dood
doe je niet ineens
maar af en toe een beetje
Kijk maar naar Jezus..
Wij zeggen dat Hij verrezen is en uit de dood is opgestaan.
Maken we het ons niet wat gemakkelijker als we geloven dat hij, in zijn leven, verschillende keren is opgestaan?
- Zo STOND HIJ OP in de synagoge van zijn geboortedorp Nazareth, om voor te lezen uit de Schrift dat grandioze visioen over het goede nieuws dat aan de armen wordt gebracht. Uit hoeveel weerstand, weerstand tegen het riskante bestaan van een profeet is Hij toen niet opgestaan?
- Zo STOND HIJ OP uit de slaap, daar in die boot, om de storm op het meer te bedaren. Uit hoeveel vermoeidheid en teleurstelling om hun ongeloof is Hij toen niet overeind gekomen?
- Zo STOND HIJ OP van tafel, om Zijn leerlingen de voeten te wassen. Uit hoeveel verzet tegen die moeilijke rol van knecht en dienaar van allen is Hij toen niet losgekomen?
- Zo STOND HIJ OP uit zijn gebed in de Hof van Olijven. Of beter: Zijn gebed deed Hem toen opstaan. Al biddend kwam Hij zijn angst voor de dood te boven.
- Hij STOND OP, staat er iedere keer. Met het paas-werkwoord. verrijzen Hij, de Levende, de Opstandige Hij was eigenlijk heel zijn leven op Zijn paasbest.
Verrijzenis is in het leven, vóór de dood. Is uitbreken uit macht die mensen klein houdt. Recht komen uit de dood die ons dagdagelijks bekruipt. Telkens opnieuw en onvoorwaardelijk kiezen voor het leven.
En Griet Op de Beeck schrijft in DeMorgen van paaszaterdag:
Ik wil ze bedanken en eren. Al de doorbijters. De koppigaards. De durvers. De moedigen. De believers. De stemverheffers. De actie-ondernemers. De van-antwoord-dieners. De voor-hun-overtuiging-opkomers. De verder-kijkers-dan-het-eigenbelang.
Dat zijn diegenen die opstaan, die opstaan in het leven, misschien wel zoals Jezus het deed.
Zelfs al zijn er momenten waarop alles in vraag wordt gesteld en op losse schroeven komt te staan. We zijn niet altijd even sterk, in ons doen en laten, in ons geloven
Heel je leven heb je geloofd en je geloofsbelijdenis uitgesproken.
En dan plotseling krijg je bericht dat je ongeneeslijk ziek bent, dat een geliefd iemand sterft, of dat door eigen mislukking alle zekerheden verdwijnen en je ganse Godsvertrouwen onderuit wordt geveegd: Heer, wij weten niet waarheen wij moeten gaan. Ik zie de weg niet meer, we snakken naar het Licht.
In een dergelijke situatie spreekt Thomas dan de woorden uit van het Evangelie van vandaag.
Na de catastrofe van het kruis, als hij de eerste stemmen over Jezus verrijzenis hoort, spreekt hij de woorden uit die we allemaal kennen: Alleen als ik de wonden van de nagels in zijn handen zie, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.
Niet voor niets legt Thomas de vinger op de wonde.
Probeer je die te verbergen, dan zou het geloof vlak en oppervlakkig zijn. Want het zijn juist de wonden die het ons zo moeilijk maken al die kwetsuren, het onrecht, ziekten, mislukking, het lege graf.
Thomas wordt vandaag een beetje onze vriend. Niet alleen omdat we in hem zoveel van ons zelf herkennen.
Maar bovenal omdat we door hem gevoelig worden voor een liefdevolle aanwezigheid, die we soms God of Vader of Heer
Je bent deze kerk binnengekomen in het duister. En misschien voelde je jezelf er niet zo goed bij. Je hebt misschien je been gestoten tegen een bank, gestruikeld over je voeten, je hebt misschien niet gezien naast wie je ging zitten (en toen het licht aanging misschien wel verschoten). Misschien was je zelfs een beetje slecht gezind: Die pastoor of dat parochieteam met zijn ideeën altijd... Ik zal het eerlijk zeggen: dat is allemaal zo bedoeld!
Duisternis... Wellicht hebt u het wel eens meegemaakt: s nachts verdwalen in een bos bij een nachtdropping op kamp, een elektriciteitspanne op een herfstige avond , in een mistige winternacht de weg niet meer terug kunnen vinden...
De duisternis van de paasnacht, die we daarstraks aan den lijve hebben ondervonden, symboliseert onze situatie, de toestand van de mensheid, overgeleverd aan geweld en onderdrukking, aan lijden en dood. Wie kan ons verlossen uit onze onmacht en verslagenheid? Zelf kunnen we het niet...
Maar de duisternis dat verkondigt ons deze paasnacht heeft niet het laatste woord. Met één simpel vlammetje wordt haar macht doorbroken... het licht van de brandende paaskaars die wordt binnengedragen, verdrijft de duisternis. Wat is dat toch een wonder dat één zon klein kwetsbaar vlammetje in staat is om werkelijk een hele ruimte te verlichten! Wat is het bijzonder dat dit licht niet afneemt als ervan gedeeld wordt.
We hoorden het ook in de mooie getuigenissen die mochten klinken bij het begin van deze viering. Alle vier blijven ze niet zitten bij het donker en de leegte, maar gaan ze op zoek naar plaatsen en mensen waarin ze kracht vinden: familie, vrienden, engagement, relaties, ... Samen gaat het beter. Als we elkaar kunnen dragen, kunnen we het duister wel aan. Met een groepje van vier was die nachtdropping toch plezant en een nacht om nooit te vergeten.
Als de elektriciteit uitvalt, steken we kaarsen aan en halen nog eens dat ouderwetse Mens, erger je niet? boven. En het is verdorie veel plezanter dan die onnozele TV of computer. Je hebt spijt wanneer het licht terug aan gaat.
Nog een woord over het evangelie dat klonk, waarin ons de verrijzenis van Jezus wordt verkondigd. We hebben het deze nacht gehoord uit het oudste evangelie, dat volgens Marcus.
Het is eigenlijk een uiterst merkwaardig verhaal en het eindigt bijna bizar: met die geschrokken, wegvluchtende vrouwen. Ontsteld zijn ze, van hun stuk gebracht. Vertelt dat misschien iets over het ongelooflijke: een leeg graf, de Heer die is opgestaan, opgestaan uit de dood?
Op de eerste dag van de week gaan de vrouwen heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. Dat staat er niet voor niets: op de eerste dag van de week. Daarin resoneert mee wat God deed op die eerste dag... Déze dag is de eerste dag van de nieuwe schepping.
Elke week vieren wij christenen deze dag: de dag van de verrijzenis, de dag van de Heer, de zondag, de dag van de zon. Ja, dat staat ook in dit verhaal: dat ze in alle vroegte, vlak na zonsopgang, naar het graf gingen. Allemaal tijdsaanduidingen, maar aanduidingen van een nieuwe tijd, een nieuw begin, nieuw leven.
De vrouwen gaan naar het graf en vinden het, blijkbaar tegen hun verwachting in, leeg. In het graf zien ze een in het wit geklede jongeman zitten, van wie ze vreselijk schrikken. Wees niet bang, is het eerste wat hij tegen hen zegt. Hoe vaak had Jezus dat ook niet tegen mensen gezegd: dat ze niet bang moesten zijn...? U zoekt Jezus, vervolgt hij, Hij is niet hier. Hij is opgewekt uit de dood. Hij gaat jullie voor naar Galilea. Naar Galilea. Daar kwamen ze vandaan, daar waren ze thuis. Jezus gaat ons voor daar waar wij thuis zijn, de plek waar wij wonen en werken. Hij gaat ons voor, voor ons uit. Hij wijst ons de weg door voor ons uit te lopen.
En wij?
Wat doen wij?
Volgen wij Hem?
Gaan wij achter Hem aan...? Hij ziet vandaag naar ons om. Hij kijkt naar ons om... of wij wel volgen...
Het lijdensverhaal spreekt voor zichzelf. Ik zal dan ook kort zijn. Ik wil even teruggaan naar de intocht in Jeruzalem. Jezus wordt triomfantelijk ontvangen in dezelfde straten, waardoor hij volgende vrijdag als een hond zal doorgejaagd worden.
Volgens de traditie wordt hij met palmtakken geëerd, en straks gaan wij naar huis met ons takje. Voor velen is dat een teken van bijgeloof. Maar dat denk ik niet. Het is een zegepalm, de palm van de overwinning. Want geloven wij niet dat deze week, de goede week, een tocht is naar de overwinning van het leven op de dood?
De massa die daar stond te wuiven, wist niet wat ze deed. Hun onwetendheid wordt gruwelijk zichtbaar enkele dagen later. Dan geven ze Jezus geen zegekrans meer, maar een doornenkroon. Schijnbaar wordt de zachtmoedigheid dan verpletterd, de zachtmoedige mens die op een ezelsjong de stad was binnengekomen.
De massa aanvaardde hem niet. Die was vlug in hem teleurgesteld, en loopt achter de sterken, de heersers, de geweldenaars aan. Ze weten niet wat ze doen.
Ik moet deze dagen dikwijls denken aan die man in Tunis, die zijn vrouw verloor bij die aanslag en zelf zwaar gekwetst werd. Hij zei bijna woordelijk Jezus na: de moordenaars wisten niet wat ze deden. In hem leefde een goedheid die zich door het leed dat hem werd aangedaan niet liet meesleuren om te haten. Zo volgen wij de weg van Jezus. Alleen gelovige zachtmoedigheid kan het kwaad overwinnen, alleen de weg van Jezus kan ons voorbij de dood naar het leven leiden.
Het takje dat we mee naar huis nemen, is de zegepalm waarmee we Jezus feestelijk ontvangen als hij binnenkomt in ons leven. De koning van de zachtmoedigheid willen we volgen, hij is ons steunpunt. In al onze angstige twijfel geloven we dat zijn goedheid sterker zal zijn dan het ergste dat ons kan overkomen.
Onze eerste communicanten komen dit weekeind te weten hoe brood wordt gemaakt. Dat we er bloem en gist en water voor nodig hebben. Dat we het moeten kneden en geduldig laten rijzen en daarna bakken.
Wij steken vandaag iets op van wat aan bloem en brood vooraf gaat. Het evangelie van Johannes hangt ons een prachtig beeld op over de graankorrel die in de aarde valt en sterft, maar die daarna veel vruchten draagt.
Op de letter beschouwd, is dit geen exacte plantkunde.
Een dode graankorrel rot gewoon weg en brengt helemaal niets voor. Eigenlijk wordt bedoelt dat het graan gaat kiemen. Uiteraard blijft daarbij van de originele graankorrel weinig of niets over.
Er is iets merkwaardigs aan de hand met dat kiemende graan, iets spectaculairs zelfs. Onder invloed van vocht en warmte, explodeert het vitaminegehalte. Onderzoekers vandaag ontdekten dat ontkiemde granen en peulvruchten meer vitamine C bevatten dan bessen. In sommige kiemen zit zes keer zoveel vitamine C als in sinaasappelsap. Tijdens het kiemproces stijgt het gehalte van sommige B vitaminen met honderden procenten. Bij testen met haver bijvoorbeeld nam het gehalte aan vitamine B6 tijdens het kiemen toe met 500 % en vitamine B2 zelfs met 1300 %. Over vruchtbaarheid gesproken
Maar we wijken af.
Johannes gebruikt dit mooie beeld om ons iets heel anders duidelijk te maken.
Het verhaal speelt zich af kort na Jezus intrede in Jerusalem. Enkele Griekse pelgrims willen die Koning op zijn ezel eens van dichtbij zien.
Het moment is gekomen, zegt Jezus, het uur van de waarheid.
Met de gelijkenis over de graankorrel legt Jezus uit hoe zwaar het is, om de consequenties van zijn keuze te volgen. Dit is een moeilijk moment, een crisismoment.
De woorden die Johannes gebruikt zijn, niet zonder reden, dezelfde die de andere drie evangelisten gebruiken in de hof van olijven, aan het begin van het lijdensverhaal: Nu ben Ik doodsbang. Vader, laat dit ogenblik aan mij voorbijgaan? Maar hiervoor ben Ik juist gekomen Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader.
Toen klonk er een stem uit de hemel: Ik heb mijn grootheid getoond en Ik zal mijn grootheid weer tonen.
De mensen die daar stonden en dit hoorden, zeiden: Een donderslag! Maar er waren er ook die zeiden dat het een engel was die tegen hem gesproken had.
Er staan wel meer voorbeelden in de Bijbel waarbij er een stem uit de hemel klinkt, om een belangrijke boodschap te verkondigen. Zoals bij het doopsel van Jezus in de Jordaan of bij de verheerlijking op de berg Tabor. Het vreemde eraan is dat blijkbaar niet iedereen die stem hoort of verstaat. Wie het moet horen, verstaat wat er gezegd wordt, de anderen horen alleen maar gedonder.
Een goeie verstaander heeft maar een half woord, misschien helemaal geen woorden nodig.
Het is vergelijkbaar met wat Jeremia ons wil duidelijk maken in de eerste lezing. Ik zal met mijn volk een nieuw verbond sluiten, Ik zal met hen een nieuwe afspraak maken. Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven.
Zij moeten de wet, de spelregels, niet van buiten leren, zij moeten ze uit hun hoofd kennen. Zoals ze in het Engels zeggen: by heart. Zolang het een wet blijft van woorden en lettertjes, werkt hij niet.
Die stem heeft niet voor Mij gesproken, maar voor jullie, zei Jezus. Heb je ze verstaan, of klonk het jullie als gedonder in de oren?
Als je mijn vraag begrepen hebt, dan zal je verstaan dat Ik niet alleen jullie handen en ogen, maar vooral jullie hart nodig heb om het kwade, de heerser van deze wereld, uit te bannen.
Als de ander je hulp, je raad, je ondersteuning nodig heeft, dan is het belangrijk dat je niet alleen met je ogen kijkt, met je oren luistert, maar ook je hart opent. Want als je alleen met je ogen kijkt en met je oren luistert, dan bestaat de kans dat je dingen over het hoofd ziet. Maar als je met je hart kijkt, dan zal je zien en voelen wat de ander nodig heeft.
Wie zijn leven liefheeft, verliest het. Maar wie zijn leven aan een ander verliest, behoudt het voor het eeuwige leven.
Wie mij dient, moet mij volgen: waar Ik ben zal ook mijn dienaar zijn, en wie mij dient zal door de Vader geëerd worden.
Deze lezing van vandaag gaat over Johannes die aanspoort om het goede toe doen door in Jezus te geloven.
Iedereen weet dat hij het goede moet doen, MAAR hoelang horen we dat al (50, 60, 2000 jaar)
We krijgen dan visioenen van het eeuwig leven voorgeschoteld, beelden van een hemelrijk, Soms zelfs een tweede Bethlehem met Maria en engelen. we kennen ze allemaal
Maar in het dagelijks leven, tijdens het schillen van de aardappelen, de dagelijkse zorgen, ritten van en naar het werk, in hoeverre zijn we daar dan mee bezig, Hoe vaak denken we dan aan het eeuwige leven en hoe vaak komt dan het beeld van zo'n hemelrijk op ons netvlies? Eerlijk?
Wanneer heb je nog voor het laatst hardop gedroomd. En niet over een betere wereld, dat is zo megalomaan. Zo groots, niet te bevatten eigenlijk en dat het weinig uitnodigt tot concreet handelen. Het is ergens makkelijk om te denken: Moest ik eerste minister zijn, dan zou ik de wereld nog al eens kunnen veranderen.
Laten we het eens klein houden voor een keer, wat was uw laatste hoopvolle droom voor en over de mensen die ge graag ziet? Wat was uw laatste droom waarvan ge dacht: dat maakt mij nu eens gelukkig. Een droom, idee dat makkelijk haalbaar is, maar toch een klein duwtje nodig om het waar te maken, dat kleine duwtje nodig heeft dat ons over de grens duwt. Wat doet ge dan met die droom, maakt ge plannen?
Gaat ge ervoor?
Maakt ge ze waar?
Wat belet u om ze waar te maken,
Wat belet u dan op dat moment om het goede te doen?
We hoeven bij het denken van het goede doen, niet persé enkel en alleen naar de andere kant van de wereld te kijken, Naar een noodlijdend land waar we de situatie toch niet zomaar kunnen veranderen. of naar armoede hier in België dat ver van ons ligt, hoewel het het een steenworp van ons verwijdert ligt.
Het goede doen heeft iets te maken met geluk en dus ook met ons eigen geluk dat beleefd word samen met de andere, de gene die we graag zien.
Ja, het begint bij ons zelf, helaas een waarheid als een koe. En dat is veel ingewikkelder en complexer dan na te denken over grote problemen die ver van ons liggen.
Het is geen vlot thema Het goede doen. Het is haast hetzelfde zeggen als: Wat is dat dan?
Bestaat er een vaste definitie van het goede? Een geijkte versie waar we steeds naartoe kunnen voor als we beginnen twijfelen.
Helaas niet nee, het goede is niet te vatten in een aantal regels waar we als brave mens steeds naar terug kunnen grijpen. Wat in de ene situatie als OK wordt bevonden is dat totaal niet in een andere.
Het is een voortdurend wikken en wegen, voortdurend zoeken en overleggen en daar zit dan juist de moeilijkheid in. Het goede ontstaat door er over te denken, te praten, door te rade te gaan bij andere mensen en plots door iets bijna niet te verklaren, waardoor we zelf over die grens stappen. Het goede ontstaat door in verbinding te staan.
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om te oordelen, maar om te redden, zegt het evangelie van vandaag.
Noch Jezus, Noch God oordeelt, veroordeelt, wij dus ook niet. Uit de meningen van elkaar, de dromen en ideeën, door te praten met elkaar, te overleggen, ontstaat wat wij het goede zouden noemen. Het is de context, de situatie en de consensus, niet onbelangrijk, die dan bepaalt wat precies dat goede is.
We zitten midden in de vastentijd, traditioneel gekenmerkt door boetedoening. Hedendaags ingevuld door de 40 dagen zonder vlees acties, de veertig dagen zonder suiker acties. Of de veertig dagen alle dagen sporten en geen frisdranken waar ik al in zijn volheid in gefaald ben.
Daarom dacht ik: Zou het eens niet leuk zijn om in deze vastenperiode, naast wat vasten of spiritueel vasten, ook eens na te denken over de kleine en haalbare dromen en ze ook effectief uit te voeren voor de mensen die we belangrijk vinden.
Want: wie de waarheid en dus het goede doet, gaat naar het licht, opdat van zijn daden moge blijken dat zij in God zijn gedaan.'
Tien woorden, om ons te richten - 3e vastenzondag B 2015 - Marc
Derde zondag in de veertigdagentijd B 2014 - Zaterdag 7 en zondag 8 maart 2015
Eerste lezing: Exodus 20, 1-17 - 'De wet, door Mozes gegeven'
Evangelie: Johannes 2, 13-25 - 'In drie dagen zal Ik de tempel doen herrijzen'
Een persoon waar ik veel sympathie voor heb, is heer Bommel. Een van zijn geliefde uitspraken is: Een eenvoudige doch voedzame maaltijd. En ook: Geld speelt geen rol voor een heer.
Zou heer Bommel écht bestaan?
Als dat het geval zou zijn, zou hij zich in deze tijd niet thuis voelen. Want geld speelt een hoofdrol. En is dat zo niet altijd geweest? In elk geval was ook in de tijd van Jezus was geld zo machtig, dat het zelfs de heiligste plaatsen kon innemen.
Ik zou vandaag willen nadenken over die eerste regels uit ons evangelie, over dat stormachtig optreden van Jezus. Het verhaal wordt in de vier evangelies verteld, en dat zegt dat het belang had voor de eerste christenen, die de verhalen over Jezus verzameld hebben en opgeschreven. Het zou me kunnen helpen om te antwoorden op de vraag: Hoe gaat een leerling van Jezus om met geld?
Om daar een antwoord op te vinden, moeten we heel het evangelie in ons achterhoofd houden. En ik denk dat we daaruit kunnen leren dat Jezus met geldzaken ontspannen omging. Hij hield van een feestje, hij had ook rijke vrienden, hij zegt nergens dat geld slecht zou zijn. En als Maria Magdalena veel geld uitgegeven had aan reukwerk voor Jezus, had hij daar geen bezwaar tegen. Geld hebben en geld uitgeven is niet slecht, we kunnen dus met een gerust geweten straks met de schaal rondgaan.
Nu denk ik dat het evangelie daarnaast duidelijk maakt dat geld ook niet belangrijk is, en het mag dat ook niet worden. Jezus kon er afstand van doen, hij leefde sober, hij had geen steen om zijn hoofd op te leggen. Hoe minder we ons zorgen maken over geld, hoe meer kans we hebben om in het spoor van Jezus te gaan. Dan kijken we niet voortdurend naar onze bankrekening, maar richten we ons op wat wel belangrijk is: een goed mens te worden, in zijn geest. Onder andere daarom is een campagne als Broederlijk Delen helemaal op zijn plaats in de veertigdagentijd. Als geld niet belangrijk is, dan kunnen we vrijgevig zijn, ons bezit loslaten om er goed mee te doen.
Maar geld kan ook een struikelblok en een gevaar worden. Dan gebeuren er ongelukken. Dan wordt dat geld belangrijker dan mensen. Voor geld wordt over lijken gegaan. Voor winst worden mensen behandeld als vee, als koopwaar, als machines. Met geld heeft Judas zich laten omkopen.
Waar dat gebeurt, wordt het geld een god: het geld bepaalt hoe we moeten leven, richt ons gedrag, wordt het hoogste gebod. Maar de tien geboden wijzen in de andere richting. Waar het geld heerst, is er geen plaats voor de God van het evangelie, de vader voor wie alle mensen evenveel waard zijn. Hij kijkt niet naar de portemonnee maar naar het hart.
Daarom wordt Jezus zo kwaad. De tempel, waar God aanwezig en bereikbaar zou moeten zijn voor iedereen, op de eerste plaats voor de minstens onder de mensen, is een markt geworden. Op de markt geldt de wet van de sterkste: die bepaalt de prijs, de waarde, van alle goed, ook van een mens. En waar geld de plaats van God inneemt, worden de zwakken het slachtoffer.
Daarom, denk ik, zijn leerlingen van Jezus in onze wereld nodig. Om tegen de stroom in te roeien. Om duidelijk te maken dat geld niet het belangrijkste is. Als wij in ons eigen leven, en als onze kerk in haar instellingen en in haar gedrag, die houding in praktijk zouden brengen, dan zouden we gist in de deeg zijn: ervoor zorgen dat deze aarde voedzaam wordt voor iedereen, niet alleen voor wie genoeg geld heeft om de rijke tafel voor zich alleen te kopen.
Dit weekend komen onze vormelingen naar de kerk voor hun belofteviering. Gaan ze later nog veel naar de kerk komen? Ik hoop vooral dat ze dat zouden kunnen meenemen van hun catechese: belangrijk is niet bezit, maar een goede, gulle mens te worden, in het spoor van Jezus. Dan zullen ze op hun manier er mee voor zorgen dat er minder plaats voor de markt, en meer plaats voor God. Daar zullen alle mensen beter van worden. En God zal zien dat dat goed is.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.