Een persoon waar ik veel sympathie voor heb, is heer Bommel. Een van zijn geliefde uitspraken is: Een eenvoudige doch voedzame maaltijd. En ook: Geld speelt geen rol voor een heer.
Zou heer Bommel écht bestaan?
Als dat het geval zou zijn, zou hij zich in deze tijd niet thuis voelen. Want geld speelt een hoofdrol. En is dat zo niet altijd geweest? In elk geval was ook in de tijd van Jezus was geld zo machtig, dat het zelfs de heiligste plaatsen kon innemen.
Ik zou vandaag willen nadenken over die eerste regels uit ons evangelie, over dat stormachtig optreden van Jezus. Het verhaal wordt in de vier evangelies verteld, en dat zegt dat het belang had voor de eerste christenen, die de verhalen over Jezus verzameld hebben en opgeschreven. Het zou me kunnen helpen om te antwoorden op de vraag: Hoe gaat een leerling van Jezus om met geld?
Om daar een antwoord op te vinden, moeten we heel het evangelie in ons achterhoofd houden. En ik denk dat we daaruit kunnen leren dat Jezus met geldzaken ontspannen omging. Hij hield van een feestje, hij had ook rijke vrienden, hij zegt nergens dat geld slecht zou zijn. En als Maria Magdalena veel geld uitgegeven had aan reukwerk voor Jezus, had hij daar geen bezwaar tegen. Geld hebben en geld uitgeven is niet slecht, we kunnen dus met een gerust geweten straks met de schaal rondgaan.
Nu denk ik dat het evangelie daarnaast duidelijk maakt dat geld ook niet belangrijk is, en het mag dat ook niet worden. Jezus kon er afstand van doen, hij leefde sober, hij had geen steen om zijn hoofd op te leggen. Hoe minder we ons zorgen maken over geld, hoe meer kans we hebben om in het spoor van Jezus te gaan. Dan kijken we niet voortdurend naar onze bankrekening, maar richten we ons op wat wel belangrijk is: een goed mens te worden, in zijn geest. Onder andere daarom is een campagne als Broederlijk Delen helemaal op zijn plaats in de veertigdagentijd. Als geld niet belangrijk is, dan kunnen we vrijgevig zijn, ons bezit loslaten om er goed mee te doen.
Maar geld kan ook een struikelblok en een gevaar worden. Dan gebeuren er ongelukken. Dan wordt dat geld belangrijker dan mensen. Voor geld wordt over lijken gegaan. Voor winst worden mensen behandeld als vee, als koopwaar, als machines. Met geld heeft Judas zich laten omkopen.
Waar dat gebeurt, wordt het geld een god: het geld bepaalt hoe we moeten leven, richt ons gedrag, wordt het hoogste gebod. Maar de tien geboden wijzen in de andere richting. Waar het geld heerst, is er geen plaats voor de God van het evangelie, de vader voor wie alle mensen evenveel waard zijn. Hij kijkt niet naar de portemonnee maar naar het hart.
Daarom wordt Jezus zo kwaad. De tempel, waar God aanwezig en bereikbaar zou moeten zijn voor iedereen, op de eerste plaats voor de minstens onder de mensen, is een markt geworden. Op de markt geldt de wet van de sterkste: die bepaalt de prijs, de waarde, van alle goed, ook van een mens. En waar geld de plaats van God inneemt, worden de zwakken het slachtoffer.
Daarom, denk ik, zijn leerlingen van Jezus in onze wereld nodig. Om tegen de stroom in te roeien. Om duidelijk te maken dat geld niet het belangrijkste is. Als wij in ons eigen leven, en als onze kerk in haar instellingen en in haar gedrag, die houding in praktijk zouden brengen, dan zouden we gist in de deeg zijn: ervoor zorgen dat deze aarde voedzaam wordt voor iedereen, niet alleen voor wie genoeg geld heeft om de rijke tafel voor zich alleen te kopen.
Dit weekend komen onze vormelingen naar de kerk voor hun belofteviering. Gaan ze later nog veel naar de kerk komen? Ik hoop vooral dat ze dat zouden kunnen meenemen van hun catechese: belangrijk is niet bezit, maar een goede, gulle mens te worden, in het spoor van Jezus. Dan zullen ze op hun manier er mee voor zorgen dat er minder plaats voor de markt, en meer plaats voor God. Daar zullen alle mensen beter van worden. En God zal zien dat dat goed is.