Op mijn levensweg kreeg ik een koffer mee. Ik stond aan het begin, dus was het leeg.
Ik stopte er gaandeweg heel wat gedachten in en spullen die ik onderweg soms kreeg. Er waren dingen bij waarvan ik het nut niet zag. Ik dacht misschien begrijp ik ze wel beter op een dag. Ik gooide dingen weg waarvan ik vond die moet ik kwijt. Soms luchtte het op, soms had ik spijt.
Ik ontmoette vele mensen op mijn levenspad.
Soms was er iemand waar ik sympathie voor had. Dan gunde ik ze een blik in dat koffertje van mij. Vaak ging zon moment te snel voorbij.
Op een dag vond ik een vakje.
Het zat helemaal verstopt, waarin ik een herinnering diep had verstopt. Ik kon er niet om heen, ik voelde me heel raar. Ik kwam niet meer vooruit, want mijn koffer was te zwaar. Er kwamen vele mensen, zij liepen mij voorbij.
Helpen konden ze mij niet. Ik werd steeds moedelozer, ik zag geen uitweg meer. Ik was overmand van verdriet.
Toen kwam er een man. Hij sloeg zijn armen om mij heen. Hij nam mijn koffer op.
Ik was niet meer alleen. Hij heeft toen alle dingen uit mijn koffer doorgenomen. De meeste deed Hij terug. Een paar heeft Hij meegenomen.
Ik moest verder op mijn reis, maar Hij bleef in mijn hart, die vriend van wie ik nu vertel.
Ik heb daarna van alles in mijn koffer nog gestopt, zwaarder werd hij niet, mooier werd hij wel.