Al heeft Hij ons verlaten
Hij laat ons nooit alleen
Het is een sterk verhaal dat we vandaag bij Lucas horen.
Een verhaal dat eigenlijk al begon op paasdagmorgen met de vrouwen die op stap gingen en het graf leeg vonden. Daarna kwamen de leerlingen terug van Emmaüs, met het verhaal dat ze de Heer hadden gezien en dat Hij met hen het brood gebroken had. En nu staat Hij daar in hun midden en zegt: Vrede zij u, wees toch niet bang.
Een sterk verhaal dat eeuwenlang altijd opnieuw werd verder verteld.
Zou het echt zo gebeurd zijn, of werd het verhaal bij iedere vertelling beetje bij beetje aangedikt? Gaat het, met andere woorden, om visserslatijn?
Lucas was een volgeling van Paulus. We weten dus zeker dat hij niet bij de eerste generatie apostelen was. Toch vertelt hij het verhaal alsof hij er zelf bij was. Hij vertelt het voor nieuwe volgelingen, zoals wij.
Maar is het sterk genoeg om ook ons over de streep te trekken? Is het overtuigend genoeg om ook ons te overtuigen dat het hier werkelijk over de verrezen Heer gaat?
Is het daarom dat hij er nog een schepje bovenop doet en Jezus voor hun ogen een stuk geroosterde vis laat opeten?
Wordt het nu geen onmogelijk, geen ongelooflijk verhaal?
Neen en ja.
Als je praat met mensen die iemand verloren hebben die ze echt lief hadden, dan duiken er steeds weer verhalen op. Verschillende van hen zullen getuigen hoe zij hem of haar nog tegenkwamen, in vele kleine dingen van elke dag. Zij zullen vertellen hoe zij hun verloren partner herkennen in hun kinderen (een glimlach, een houding, een manier van spreken). Hoe elk voorwerp, elke kamer in huis herinneringen oproept. Een briefje, gevonden in een schuif.
De gewoonte om op een bepaalde manier de tafel te dekken of eten te koken. Niet zonder reden noemen we vertrouwde gerechten klaargemaakt op grootmoeders wijze.
Het gaat dus niet om een echt onmogelijk verhaal. Het gaat wel om een ongewone, niet alledaagse situatie. Het is niet zo dat deze mensen het gevoel hebben dat hun geliefde weer iedere dag met hen aan tafel zit.
Ook bij de leerlingen van Jezus gaat dat herkennen niet van de ene dag op de andere. Het gebeurt het niet doorlopend, maar slechts af en toe, op goede momenten, als zij er klaar en gevoelig voor zijn. Het gaat als het ware in vlagen: soms is Hij er, soms is Hij er niet.
Lucas laat Jezus letterlijk zeggen: dit zijn mijn woorden die ik sprak toen Ik nog bij u was.
Hij is er dus wel, maar op een andere, nieuwe manier. Hij is er als zij zich woorden herinneren die Hij tot hen sprak toen Hij nog bij hen was. Jezus gaat voor hen weer leven als hun geest toegankelijk is om het te begrijpen.
En terwijl de leerlingen zich Jezus herinneren, brengen zij ook gaandeweg zijn woorden en daden in praktijk. Zij gaan met elkaar om als Jezus. Zij handelen, leven, breken en delen alles op Jezus wijze. Zij worden als kleine Jezussen voor elkaar.
Dat blijkt ook uit de preek van Petrus in de eerste lezing, over hoe de leerlingen gaan getuigen over de Heer die uit de doden is opgestaan.
Het is opvallend hoe de leerlingen Jezus herkennen als gekruisigde, aan zijn verwondingen. Jezus komt niet terug zoals Hij vertrokken is. Hij komt terug zoals voetballers na het winnen van de beker of zoals een renner na het behalen van de zege. Hij komt terug, stralend, maar met de sporen van zijn overwinning in de hand, letterlijk.
De nieuwe Jezus is niet dezelfde als voor zijn lijden en dood. Zo zijn de leerlingen die over Hem getuigen ook niet meer hetzelfde.
Om Jezus met zijn leerlingen te vergelijken, gebruikt Paulus in een van zijn brieven aan de Corinthiërs het beeld van een Graankorrel en de aar die daar uit groeit. Joannes gebruikt elders het beeld van de Wijnstok en de ranken die daar uit groeien.
Ieder beeld, iedere vergelijking vertelt hetzelfde, op een andere manier. Het groeit eruit voort, maar toch is het totaal anders.
Als wij, 40- 50 generaties later, Jezus verhaal verder vertellen, dat wij verder van Hem getuigen, dan mag dat ook op een andere, eigentijdse manier zijn. Belangrijk is dat zijn beeld herkenbaar blijft. Dat het laat zien dat Hij het écht is, en dat Hij aanwezig is als een Levende.
Wanneer wordt Jezus voor ons levend, van vlees en bloed? Als Hij meer is dan alleen een naam die wij op zondag een paar keer uitspreken in de kerk. Als Hij meer mag zijn dan kinderlijke fantasie, herinnering en verloren illusies. Als Hij adem krijgt, eten en drinken wordt. Als Hij erbij is wanneer je samen aan tafel gaat. Als Hij een eind met je meegaat, wanneer je op weg bent.
Jezus komt ook in ons midden als wij de weg gaan die Lucas aangeeft:
- Als wij eensgezind samen zijn, in de vrede van de Heer. Daarom beginnen wij iedere viering met een vergevingsmoment.
- Als wij Jezus opnieuw leren kennen uit alles wat er over Hem in de schrift staat, te beginnen bij Mozes en de profeten. Daarom lezen wij iedere keer opnieuw een stukje uit het Oude Testament en een stukje uit het Evangelie.
- Als wij, zoals Jezus ons voordeed op de Laatste Avond, samen danken en delen aan elkaar, dan leeft Hij midden onder ons.
- Als wij samen vrede bouwen, niet enkel met woorden maar ook met daden.
Waar mensen samen vrede bouwen, daar is de Heer (in) hun midden.
Waar mensen samen bidden, danken, breken en delen, daar gebeurt Jezus.
Waar mensen de schrift lezen en doorvertellen, daar leeft Jezus. Daar, in de confrontatie met het Evangelie, wordt Jezus het vleesgeworden woord, een raadsman en tochtgenoot die met ons mee op weg gaat.
Zo wordt Jezus, ook in ons midden, gaandeweg tastbaar en levend. Geloven is dan veel meer dan een vredevolle droom. Geloven is eten en drinken. Geloven is kijken, betasten en beluisteren. Geloven is leven met de Levende. Geloven gebeurt gaandeweg, gaande-de-weg.
Amen.