Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
Als twee druppels water - 30ste zondag A 2008 - Fred
Dertigste zondag A 2008 - Zaterdag 25 en zondag 26 oktober 2008
Eerste lezing: Exodus 22, 20-26 - 'Ge hebt zelf als vreemdeling in Egypte gewoond' Evangelie: Mattheüs 22, 34-40 - 'De Heer beminnen met heel uw hart'
Als twee druppels water: zo luidt de titel van deze viering. Eigenlijk zijn er geen mensen die op elkaar lijken als twee druppels water. Zelfs bij zogenaamd identieke tweelingen kennen de ouders en naaste familieleden heel goed het verschil tussen beide. En alleen voorwerpen die in serie met een machine worden gemaakt lijken soms in alle details op elkaar. We moeten het in een andere betekenis gaan zoeken. Als we een kraan laten lopen, of water van een fles in een beker gieten, zijn de druppels niet van elkaar te onderscheiden. Niet omdat ze zo op elkaar lijken, maar omdat ze onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn. De ene druppel kan niet zonder de andere, hoort er onafscheidelijk bij. Als twee mensen met elkaar huwen, beloven ze elkaar trouw te blijven in goede en kwade dagen. Die horen inderdaad bij elkaar, zonder de kwade dagen zou je trouwens de goede niet kunnen herkennen en ervan kunnen genieten. Van je kinderen draag je zowel de lusten als de lasten. Als je ergens gaat werken heb je zowel rechten als plichten. En tegen jongeren zeggen we terecht dat vrijheid niet kan zonder verantwoordelijkheid. In die zin moeten we het zoeken. Twee druppels water, omdat de ene niet kan zonder de andere. Dat is het antwoord dat Jezus geeft aan de Farizeeën. Hun vraag is eigenlijk heel begrijpelijk. In de joodse Tora kwamen 248 geboden voor en 365 verboden. In totaal dus zomaar eventjes 613 wetsbepalingen. Logisch dat dan de vraag opduikt: wat is nu het grootste, het voornaamste gebod? En Jezus geeft er niet één, maar twee. Je moet God liefhebben met hart en ziel en verstand. En je moet je naaste liefhebben als jezelf. En die twee geboden zijn allebei even belangrijk. Ze horen bij elkaar als twee druppels water. Niet dat ze op elkaar lijken. Ze zijn van een andere orde. Het eerste gebod, God liefhebben, klinkt dagelijks in de joodse gebeden. Het Sjema wat betekent: hoor Israël baden de Joden elke dag en het roept op God lief te hebben met hart, ziel en verstand. Het is als het ware een antwoord op de liefde die wij van God mogen ervaren. God, die veel groter is dan wij, die ons gegeven is. De naaste heb je anders lief: als jezelf. De naaste liefhebben als jezelf. Doe aan een ander niet, wat je niet wil dat aan jou geschiedt. Het klinkt mooi en we vinden het ook logisch. Als we in God geloven, als we geregeld samenkomen om ons geloof uit te spreken en te beleven, is het vanzelfsprekend dat we ook bereid zijn mee te werken aan dat rijk van God. En dat is een rijk van liefde en vrede. En dat kan alleen tot stand komen als wij de anderen liefhebben als onszelf. In theorie zijn we het er ongetwijfeld allemaal mee eens.
Het wordt iets moeilijker als we ook eens terugkeren naar de eerste lezing van vandaag. Even in herinnering brengen: "Je mag een vreemdeling niet slecht behandelen en hem het leven niet moeilijk maken, want je hebt zelf als vreemdeling in Egypte gewoond. En weduwen en wezen mag je geen onrecht aandoen." Weduwen en wezen waren de kleinsten, de zwaksten in de samenleving. De machtelozen, zo gemakkelijk vergeten en over het hoofd gezien. En vreemdelingen zijn niet alleen mensen die komen uit een ander land. Het is ook een woord voor mensen die ons niet vertrouwd zijn, die er een andere, een afwijkende levenswijze op na houden. Mensen die in onze ogen zich raar gedragen, die ons echt vreemd zijn. Als de naaste onze broer of zus is, of onze buurman, die even welgesteld is als wij, die zich in onze ogen netjes en keurig gedraagt, dan is dat gebod van God niet zo moeilijk om na te leven. Die naaste stelt zich tegenover ons ook vredevol en vriendschappelijk op. Hij is in de ware zin van het woord onze medemens. Maar evenzeer is de vreemdeling onze medemens, onze naaste. We kennen allemaal de parabel van de barmhartige Samaritaan, het antwoord van Jezus op de vraag: "Wie is dan mijn naaste?" In die parabel is het de Samaritaan, de vreemdeling die zich als naaste, als medemens gedraagt. De nauwe band tussen liefde tot God en liefde tot de naaste wordt in de Schrift altijd opnieuw benadrukt. En aangezien God op de eerste plaats de kleinsten en de zwaksten liefheeft, moet ook onze liefde tot de naaste allereerst gestalte krijgen in zorg voor de minsten. Je moet je naaste liefhebben als jezelf. Dat betekent dat je ook jezelf mag liefhebben, moet liefhebben zelfs. Dat betekent niet dat je jezelf moet gaan ophemelen. De bekende dikke nek van de Antwerpenaar wordt hier niet als voorbeeld gesteld. En het is zeker ook geen aansporing om mee te doen met de huidige westerse cultuur van individualisme, van jezelf verwennen, van egoïstisch genieten en profiteren. Jezelf liefhebben is eigenlijk: in vrede leven met jezelf. Tevreden zijn met de persoon die je bent. Vrede nemen met je eigen talenten én met je eigen beperkingen en tekortkomingen. Niet dat je niet naar beter of hoger mag streven. Maar wel dat je niet ongelukkig of afgunstig wordt om dat wat je niet hebt, wat je niet kan, wat je niet hebt bereikt. In vrede leven met jezelf. Vrede nemen met wie je bent. En zo van jezelf ook houden. En dan: de naaste liefhebben als jezelf. Vrede nemen met de ander als persoon, als individu, als uniek wezen. Net als jij kind van God. Die wil dat we van Hem houden. En van onze naaste als van onszelf. Die twee geboden horen bij elkaar als twee druppels water
Als we de laatste weken onze krant durfden open te slaan, of als we naar het nieuws keken, dan ging het steeds weer over geld. De woorden economie, crisis, banken, begroting, zijn schering en inslag. Wie durft er nog naar de beurskoersen kijken? Vandaag veel groen, morgen alles weer diep in het rood. Geen paniek, rustig blijven dat zijn de woorden van wijze mensen. Is het de hebzucht van de mens? Is het de grootheidswaanzin of is het het steeds méér willen, steeds meer risico nemen dat aan de basis ligt van onze huidige problemen? Hoe het ook zij, we zitten ermee. En zij die geld belegd hebben, praten de laatste weken over niets anders. En zij die geen geld hebben, kwamen vrijdag samen op de Dag van de armoede, om duidelijk te maken dat de laagste lonen te laag zijn om menswaardig te leven. En dit terwijl mijn dochter, zoals vele andere kinderen, onbezorgd in haar eigenlijk iets te korte chiro rokje, volgetekend met hartjes en bloempjes naar school vertrok, want het was ook Dag van de jeugdbeweging. We weten niet wat ons nog te wachten staat, maar feit is, dat we toch allemaal even wakkergeschud zijn en beseffen dat het tijdperk van altijd maar méér wel eens mag stoppen. We leven in deze maatschappij, we kunnen er niet buiten. We hebben rekening te houden met bepaalde dingen, of we dat nu leuk vinden of niet. Het is de kunst om er zo goed mogelijk mee om te gaan.
In de tijd van Jezus, ging het niet anders. Geld speelde ook toen een belangrijke rol. De Romeinen hadden geen respect voor het joodse volk en iedereen haatte de Romeinse bezetter en de keizer van Rome. Maar, zoals bij alle volkeren voorkomt, in alle tijden, waren er sommige Joden, zoals de Herodianen, aanhangers van koning Herodes, die probeerden commercieel profijt te halen uit de situatie. Zij wilden enkel méér en verkochten hun ziel aan de Romeinen. Samen met de leerlingen van de Farizeeën probeerden ze Jezus te kunnen strikken. Ze doen dit door Hem eerst wat te vleien en dan de netelige vraag te stellen of men belasting moet betalen aan de keizer of niet. Nu moet je weten dat in die tijd de Romeinse munt als godslastering werd aanzien. Dit had te maken met het feit dat op de muntstukken de afbeelding stond van de keizer met daaronder het opschrift: Tiberius, zoon van de goddelijke Augustus. Dit was voor de joden onaanvaardbaar. In de tempel mocht deze munt dus zeker niet gebruikt worden. Vandaar de aanwezigheid van geldwisselaars voor de tempel. Deze munt gebruiken kon echt niet. Maar wat ging Jezus nu antwoorden op die vraag? Als Jezus ja zegt op de vraag, kiest hij partij voor de Romeinen en dan hebben de Farizeeën een gedroomde aanleiding in handen om Hem te beschuldigen. Antwoordt hij neen, dan hebben de Herodianen hem te pakken en kunnen ze Hem door het hooggerechtshof laten vervolgen wegens opstandigheid tegen de Romeinse overheersers.
Maar Jezus doorziet hun valsheid en antwoord: Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt. Ze staan perplex, dit hadden ze niet verwacht. Maar wat bedoelt Jezus nu eigenlijk? Lange tijd heeft men gedacht dat hij doelde op de scheiding tussen Kerk en Staat, maar dat klopt niet met wat de evangelies over Jezus vertellen. Jezus verkondigt het Rijk Gods en dat stopt niet aan de deur van de kerk, integendeel, het Rijk Gods is midden onder u zegt Hij, dus zowel in de wereldlijke als in de religieuze aspecten van het leven. We kunnen niet los van het wereldlijke leven rondom ons. We leven in een bepaalde maatschappij, met een bepaalde economie, met rechten en plichten die we te vervullen hebben. Dit alles met de bedoeling om zo goed mogelijk samen te kunnen leven. Laten we nog even stilstaan bij de uitspraak: Geef aan God wat aan God toekomt. Waar denken we dan aan? Wat vraagt God van ons? En dan hebben we niet ver te zoeken. Kijken we maar naar Jezus. Wat heeft hij ons voorgeleefd? In de eerste plaats heel bewust kiezen om meer en meer onszelf te worden. En voor ons, gelovigen, durf ik erbij zeggen:zodat we God in ons aanwezig kunnen voelen. Op die manier kunnen we vanuit wie we ten diepste zijn, vanuit ons vertrouwen, vanuit ons geloof in de mens en in het leven, naar anderen toestappen. Aandacht, respect, écht aanwezig zijn bij anderen, dat is geven aan de naaste en dus ook geven aan God. Wij zijn in staat om onze wereld een beetje mooier te maken, onze verantwoordelijkheid mee op te nemen en om onze maatschappij om te vormen. Wij staan niet buiten die maatschappij, wij staan er middenin. Het wereldlijke en het diep menselijke zijn verbonden. Het systeem moet ten dienste staan van de mensen. De mens blijft het allerbelangrijkste. Dit mogen we nooit vergeten. Laat ons stilstaan bij wat écht belangrijk is, waar het écht om gaat. Niet het steeds meer hebben, maar wel het steeds meer zijn, mens-zijn.
Je kent ze wel, de kleine koekjes die je in sommige Chinese restaurants bij de rekening krijgt. Kleine, krom dichtgevouwen, koekjes met een briefje erin: gelukskoekjes. Het zijn die koekjes die een bekend Vlaams koekjesbakker inspireerden tot zijn reclameslogan Geluk zit in een klein koekje. In ons koekje vandaag zit ook een briefje, met het thema van deze viering: Iedereen erbij! Ook wie thuis ziek is. Ziekenzorg organiseert ieder jaar op de tweede zondag van oktober een Nationale Ziekendag. Ziekenzorg koos voor dit thema omdat zij dit jaar de grote zorg om langdurig zieke personen erbij te houden onder onze aandacht wil brengen.
Het gebeurt dikwijls dat dergelijke mensen in het begin van hun ziekte nog veel bezoek krijgen, maar dat na verloop van tijd de kring van familieleden, vrienden of kennissen erg klein wordt. We schuiven een mogelijk bezoek voor ons uit, en uitstel is afstel. Gevolg is dat de leefwereld van deze chronische zieken sterk inkrimpt. Hun kamer, hun kleine hoekje, wordt een verdomhoekje! Geluk zit dus niet zozeer in een klein koekje, dan wel in een klein hoekje! Er is soms maar weinig nodig om deze mensen gelukkig te maken, om deze chronische zieken uit hun isolement te halen, om hen bij het sociale leven in de buurt, in de parochie en bij de wereld te blijven betrekken. Mensen vragen niet dat je ze midden op de Grote Markt zet, maar wel dat je hen niet vergeet, dat je hen kansen geeft om deel te nemen aan activiteiten.
De zorg voor deze zieke mensen thuis mag ook niet beperkt blijven tot de plaatselijke ziekenzorgafdeling. De nood is daarvoor te groot. Met deze actie hopen ze meer mensen te motiveren, hen warm te maken om aan huis gebonden zieken uit onze eigen omgeving niet uit het oog te verliezen. Om hen te laten voelen dat zij belangrijk genoeg zijn voor jouw aandacht.
Onze goede voornemens om snel eens binnen te springen bij een zieke buur, vriend, kennis verdwijnen te veel op de achtergrond. We hebben het altijd zo druk, we moeten nog zoveel doen en er komen altijd zaken tussen die we niet voorzien hadden. En als het dan toch lukt hen te bezoeken, dan mijden we onderwerpen van buiten de ziekenkamer, waar ze niet rechtstreeks mee verbonden zijn. Misschien goed bedoeld, maar zo sluiten wij hen ook af van het echte leven. Zij zijn geen betrokken personen meer. Zij blijven (letterlijk en figuurlijk) zitten in dat verdomhoekje!
Deze nationale ziekendag is een oproep om meer tijd vrij te maken voor wie door ziekte of handicap wat langs de zijlijn van het leven is terechtgekomen. Om meer aandacht te schenken aan jouw langdurig zieke buur of vriend. Om openingen te maken naar het échte leven.
En zo komen we bij het evangelie van vandaag: de dragers van Kafarnaüm zorgen dat de lamme bij Jezus geraakt. Wees gerust, ze gaan hier seffens geen gat in het plafond maken om tot hier te geraken. Ten eerste is de toeloop hier lang niet zo groot als toen bij Jezus in Kafarnaüm. Ten tweede staat hier (zeker vandaag) niemand in de weg om hen tegen te houden. Dat is wel even anders geweest, zélfs in Jezus tijd, zelfs door zijn eigen apostelen. Herinner hoe ze, na een vermoeiende dag, als echte bodyguards probeerden om de kinderen op afstand te houden. Laat de kinderen tot mij komen zei Hij. Hou ze niet tegen want bij Mij zijn kleine mensen, zieke mensen, lijdende mensen, altijd welkom. Ook wij moeten dat (iedere dag opnieuw) leren.
Net zoals Paulus in de brief aan de Romeinen ons uitnodigt, zo vraagt ook Ziekenzorg om het niet bij goede voornemens te laten. Ga één van de volgende dagen écht eens op bezoek. Een klein koekje kan wonderen doen. Het zal deugddoend zijn en iedereen wordt er beter van!
Ik moet u niet vertellen dat Ziekenzorg ook actief is op onze parochie. Ziekenzorg probeert, via huisbezoek en attenties voor thuisgebonden zieken en hun mantelzorgers, in te spelen op contact en nabijheid. De vrijwilligers van ziekenzorg proberen, met hun bezoeken en activiteiten, een antwoord te bieden op de noden en verwachtingen van zieke mensen in de buurt. Daarmee hopen zij het sociale isolement te verbreken.
Maar heel dikwijls weten wij niet wie er langdurig ziek is, want vele mensen komen met hun ziek zijn niet op straat. Daarom doe ik een oproep voor twee zaken. Ten eerste vraag ik om aandacht voor de zieken. Geef hun namen door aan Ziekenzorg. Ten tweede vraag ik uw aandacht voor de omhaling die wij vandaag voor hun werking houden. Maak van hun verdomhoekje opnieuw een klein leefhoekje. Dan dank ik jullie van harte namens de zieken, zowel voor uw concrete aandacht als voor uw milde steun! Amen.
Zevenentwintigste zondag A 2008 - Zaterdag 4 en zondag 5 oktober 2008
Eerste lezing: Jesaja 5, 1-7 - 'De wijngaard van de Heer is Israël' Evangelie: Matteüs 21, 33-43 - 'De wijngaard, verpacht aan wijnbouwers'
Vandaag horen we in het evangelie van Matteüs de parabel die Jezus vertelde over de wijngaard en dan vooral over het gedrag van de pachters. Iedereen begrijpt dat Hij daarmee de machthebbers bedoelt. Hun dagelijkse bezigheden hangen van list en bedrog aan elkaar, gevolg dood en ellende. De mensen die recht hebben op de vruchten van het land krijgen ze niet. Integendeel ze worden zelfs om het leven gebracht! Jezus hangt zijn toehoorders, en ook ons een spiegel voor. Wat toen gebeurde is nog steeds actueel. Denken we maar aan Afrika waar de rijkdommen van het land, het ontginnen van de bodem en de opbrengst hiervan aan de gewone Afrikaan voorbij gaan. De mensen, die werkelijk in het zweet huns aanschijns werken verdienen een habbekrats, nog niet voldoende om hun gezin te onderhouden, terwijl de corrupte machthebbers de grote winsten opstrijken. Dat onrechtmatig verworven geld wordt dan ook nog gebruikt om wapens allerhande aan te schaffen, zodat de bevolking, en de enkele moedigen die het zouden wagen in opstand te komen, of zelfs maar te protesteren, onder de knoet gehouden kunnen worden. Een somber beeld? Helaas maar al te waar, lees er de verslagen van Caritas of Artsen zonder Grenzen, of dichter bij ons de kranten en TV maar op na.
De parabel van Jezus is nog steeds gaande. Overal waar mensen leiding geven aan anderen, liggen list en bedrog op de loer. Zoals Jezus de vraag stelt: 'Wat zal de eigenaar van de wijngaard doen?', zo kunnen wij ook lering trekken uit het verhaal van de wijngaard. Ook voor ons houdt het nooit op: werken aan vrede en gerechtigheid. Mensen tot hun recht laten komen, ons niet met bedrog en list inlaten, geen valse beloftes doen, anderen niet manipuleren en naar onze pijpen laten dansen. Dat brengt ons naadloos bij het thema van vandaag: een woord van vrede! Wanneer men het woord VREDE opzoekt in een verklarend woordenboek, dan vindt men op de eerste plaats: rust en kalmte. Vrede heeft echter een veel bredere betekenis. Het is een begrip dat men diep aanvoelt, dat veel te maken heeft met gemoedsrust, met 'teVREDEn' zijn. Men is in vrede met zichzelf en de anderen. Het is een staat van zijn die men kan uitstralen. Het draagt een kracht in zich die energie geeft om ook anderen die vrede te geven. Maar het woordenboek gaat verder en geeft in de tweede plaats aan: rust en kalmte wanneer men niet in oorlog is. En hier wordt het delicaat, hoe kunnen wij daar iets aan doen? Oorlog en onvrede zijn plagen die de gewone mens treft in zijn bestaan, waar mensen onder lijden en landen aan tenonder gaan. Wie aan de kant staat en toeziet voelt zich machteloos, wordt wanhopig en weet geen raad om aan deze waanzin en miserie een einde te maken. Landenorganisatie en veiligheidsraden kunnen tot op heden niet verhinderen dat steeds meer mensen betrokken raken in deze rampspoed. Iedereen kiest voor vrede, maar hoe doen we dat? De geschiedenis van de mensheid is een aaneenschakeling van ellende geweest, ondanks de inspanningen van zovelen. Wij mensen wij zijn te klein, we kunnen het niet. We zitten opgesloten in ons egoïsme, in ons streven naar eigen genoeglijkheid en welzijn. Tegelijk is dit een vorm van zelfbehoud. We hebben grenzen en wetten nodig om een gemeenschap te kunnen zijn. Daarbinnen kunnen we het proberen: goed zijn voor elkaar en elkaar het beste wensen. Ieder moet weten wat van de ander is en het ook respecteren, wanneer afspraken niet worden nageleefd veranderd recht in geweld. Wat we vandaag willen aantonen is dat we zelf soms verantwoordelijk zijn voor gevoelens van onvrede, zij ontstaan heel dikwijls door onredelijk gedrag. Niet doen dus, niet onredelijk zijn, proberen begrip op te brengen voor de problemen en de inzichten van de ander. Niet verwijten en een vuist ballen ,maar glimlachen en de hand reiken!
Prioriteiten werkjaar - Startviering parochieteam - Marc
Zesentwintigste zondag A 2008 - Zaterdag 27 en zondag 28 september 2008
Zo hebben we onze visie uitgedrukt:
In onze kerkgemeenschap op Linkeroever zijn alle mensen van goede wil van harte welkom, ongeacht hun leeftijd, geslacht, herkomst of geloof, en nodigen we iedereen uit om, dag na dag, bij vreugde en bij pijn, en met een eigentijdse vorm en taal, samen het leven te vieren omdat we geloven dat we op die manier van het huis van God een warme thuis kunnen maken en een stukje dichter komen bij de ontdekking van de hemel.
Om dit om te zetten in daden, stellen we dit werkjaar volgende prioriteiten:
Verzorgde vieringen: we streven naar een hoge kwaliteit van vorm en inhoud van eucharistievieringen en gebedsvieringen.
Catechese: de ouders ondersteunen mee de catechese voor hun kinderen, en we willen werken aan catechese voor volwassenen
Uitvaart en Rouwen: de begeleiding van wie achterblijft en de zorg voor de uitvaartvieringen is zeer belangrijk.
Dienstbaarheid: onze parochie steunt Welzijnszorg, Broederlijk Delen, de Mazen van het Net. We willen zorg dragen voor de noden van mensen op Linkeroever.
We willen aanwezig zijn bij wat op Linkeroever leeft.
We zijn deel van de bredere kerkgemeenschap: Sint Walburgis, de stadspastoraal, de Federatie
Onze parochie leeft dank zij inspraak en overleg: we willen veel gesprek en contact, en werken aan onze inspraakstructuren.
We hebben aandacht voor de gebouwen waarover we beschikken: een zinvolle vernieuwing van de Sint-Annakerk, de toekomst van de Lucaskerk gaat ons ter harte.
Medewerkers: elke inzet, groot of klein, is meer dan welkom.
Vijfentwintigste zondag A 2008 - Zaterdag 20 en zondag 21 september 2008
Eerste lezing: Jesaja 55,6-9 'Uw gedachten zijn niet mijn gedachten' Evangelie: Mattheüs 20, 1-16a 'Zijt gij kwaad omdat Ik goed ben?'
Waarschijnlijk hebben jullie uit de media wel vernomen dat er weer stakingen op komst zijn. Er wordt stoere taal gesproken, maar gelukkig weten we ook dat men na betogingen en slogans toch aan tafel zal gaan zitten. Stel je nu voor dat een of andere vakbondsdélégué de vergadering zou willen beginnen met een korte bezinning, en hij zou die evangelietekst voorlezen die we net gehoord hebben.... Dat zou pas nieuws zijn... voorstellen dat wie minder werkt evenveel betaald wordt als wie een volle dagtaak heeft... Zal natuurlijk niet gebeuren. Jezus vertelt trouwens al van in het begin van deze parabel, dat hij geen handleiding voor CAOs komt brengen. Het koninkrijk der hemelen..... Daarover wil hij het hebben. Over de gelukkige toekomst die God ons wil geven, de eindbestemming van ons leven, als alle tranen zullen gedroogd worden, zoals staat in het boek der Openbaring. In onze parabel wordt het avond als de werkers uitbetaald worden. Die avond is symbolisch: het leven is voorbij, die toekomst gaat beginnen. En hoe gaat God met ons om, met al die verschillende mensen? Er zijn er die chance hebben gehad, die al vroeg tot de volgelingen van Jezus behoorden en aan de slag zijn gegaan in de wijngaard des heren. Er zijn er anderen die later gekomen zijn. Misschien is de frank laat gevallen. De parabel gaat niet diep in op de mogelijke redenen waarom mensen zo laat in gang schieten. Dat lijkt eigenlijk niet belangrijk te zijn, wat telt is dat ze er uiteindelijk bij zijn, en zich mee inzetten voor dat rijk der hemelen.
Wat blijkt nu? Bij God krijgt iedereen evenveel kansen op die gelukkige toekomst, op de redding uit de onvolkomenheden en de miserie die voor velen dagdagelijkse kost zijn. De landeigenaar betaalt aan iedereen een denarie. Zon denarie was een Romeinse munt, en daar kon een arbeider zijn gezin een dag fatsoenlijk mee onderhouden. Een denarie per dag heb je nodig om te overleven. Al wie dus in de wijngaard van de Heer is komen werken, al wie wil toetreden tot het rijk der hemelen, die krijgt volle levenskansen. God wil het beste, voor iedereen die van goede wil is. En het beste, dat is niet in stukjes te delen. Als men voor iedereen het beste wil, zou het juist niet eerlijk zijn, dat de werkers van het elfde uur maar een twaalfde deel zouden betaald worden. Daar kunnen zij niet van leven, en leven, volop en gelukkig leven, daar is het God om te doen. Dit is dus echt een blijde boodschap. Niemand moet denken: ik kan er niet meer bij, ik ben te laat, er is niets meer aan te doen. God houdt de deur altijd open. Hij is goed en gul.
En daarin is hij gans anders dan mensen. Zijn wegen zijn niet onze wegen, zoals Jesaja zegt inderdaad. Als de heer vraagt: ben je jaloers... omdat ik goed ben?, moeten we dan in eer en geweten niet toegeven, dat er ondanks al onze goed wil ook jaloersheid diep in ons hart loert? Hoe is het met onze gulheid, als het erop aan komt andere mensen nieuwe kansen te geven? Hoe groot is onze bereidheid om onze gemeenschap écht open te zetten voor iedereen, en niet af te wegen wie de goeden zijn en wie de slechten? Het was in Jezus tijd niet anders. De eerste toehoorders van deze parabel waren de welmenende Joden die Jezus ook zagen omgaan met tollenaars en slechte vrouwen, en die zich gepasseerd voelden omdat hij geen onderscheid maakte: iedereen van goede wil was welkom bij hem. En ook zijn leerlingen zullen wel hebben moeten slikken als ze hem dit hoorden vertellen: in hetzelfde hoofdstuk, een tiental regels verder, zal Matteüs vertellen dat de apostelen ruzie begonnen te maken over wie er nu in het rijk der hemelen op de ereplaats mocht zitten. Dat zinnetje op het einde van onze lezing kondigt die passage al aan: Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten. Het is een sterke manier om samen te vatten wat de heer tegen de mopperende werkers van de vroege uren zei: ik wil de laatste evenveel geven als jou. En toen de evangelist zijn tekst op papyrus zette, enkele tientallen jaren na het optreden van Jezus, was er ruzie onder de eerste christenen over de vraag of de heidenen, de niet-Joden even goede volgelingen van Jezus zouden zijn. Een aantal Joodse christenen hadden bezwaren: zij waren toch de eerste volgelingen van Jezus, hadden zij dan geen voorrang? Matteüs zet zich aan de kant van diegenen die de deur voor iedereen wilden openzetten, dat was de lijn die Jezus had uitgezet in zijn verkondiging.
Het is de opdracht van onze kerkgemeenschap, van de mensen die in die wijngaard van het rijk der hemelen aan de slag zijn, om die gulheid van God ook in ons leven in de praktijk te brengen. Dat is een moeilijke opdracht, want de kleinmenselijkheid in ons stribbelt tegen. Maar elk stapje dat wij in die richting zetten, zal ook het rijk der hemelen, de échte vrede, dichterbij brengen.
Het kruisteken, het kruisbeeld heeft in ons leven altijd al een speciale plaats ingenomen. Het is niet meer weg te denken; overal is het aanwezig. Kom je in deze kerk, dan zie je bijna eerst het klassieke kruisbeeld. In de St Anna ten Drieen kerk is het niet anders, al is het wat moderner. Kom je in deze kerk, dat domineert dit moderne kruisbeeld, in de Lucaskerk is het niet anders, al is het daar wat klassieker.
We vieren vandaag de kruisverheffing. Laat ons daar maar niet te lang bij stil staan, ik zou het liever noemen opkijken naar het kruis.
Alles begint met een oude legende die vertelt dat Helena, de moeder van keizer Constantijn, bij opgravingen in Jeruzalem, Jezuskruis heeft gevonden. Ze mocht daar zeker van zijn want een zwaar zieke vrouw die het aanraakte werd onmiddellijk genezen. Dit kruis kwam in de basiliek van het heilig graf. Op 14 september herdenkt men de inwijding van deze H. Grafkerk.
Volgens een andere legende zag keizer Constantijn in een droom een kruis aan de hemel, met de boodschap: in dit teken zul je overwinnen. Vandaar dat dit kruisbeeld werd afgedrukt op zijn schilden, op vlaggen en wimpels. Dit teken werd gedragen door legers, door de kruisvaarders toen ze op tocht gingen om heilige plaatsen op de Moslims te heroveren.
Je rilt toch wel van dit verhaal, van deze legende? Het is de basis van veel misverstanden, van veel bloedvergieten voor de goede zaak. Achter dit kruis mocht alles. In de geschiedenis werd niet zo veel verschil gemaakt tussen het kruis en het zwaard. Tussen het kruis en het geweer .in de naam van God .
Ik hoop dat wij wijzer zijn.
Dit wil niet zeggen dat we het kruis geen plaats in ons leven moeten geven.
Ik heb hier een kruisje, zelf gemaakt, meer dan 45 jaar geleden. Wij waren destijds op kamp met de chiro en waren 16 jaar. We moesten een soort verbintenis uitspreken, onze belofte voor de toekomst. Daarvoor moesten we alleen in een bos, om 4 uur s ochtends vertrekken. Je moest 4 uur wegblijven en ondertussen op de een of andere manier een kruis maken. Dit heb ik toen gesneden en het hangt nog altijd in mijn bureel. Misschien dan toch waardevol? Of een herinnering aan een belangrijk moment in mijn leven? Al ben ik geen houtsnijder ik kan dit kruisje niet weggooien.
Ik zie in de kerk nog steeds het kruis liggen met Goede Vrijdag. Met bloemen getooid, aangrijpend. Zinvol beeld als herinnering aan Zijn lijden en aan het lijden van zoveel mensen
Wij zijn nog maar pas terug van een vakantie in de bergen. Ongelooflijk hoeveel kruisen daar staan. Op elke top of heuvel staat er een; in het dal langs de weg of gewoon aan de rand van een wei of een alm. Is dit een afbakening of een teken of een vorm van bijgeloof? Ik geloof het niet de mensen die die kruisen geplant hebben deden dit als herinnering aan iets of aan iemand. Misschien als teken van respect voor de schone natuur. Als vraag om bescherming. Als nagedachtenis aan iemand, een dierbare misschien.
Al verschillende jaren doen wij tijdens die bergvakantie - een bepaalde tocht een top van een berg, naar een kruis: met familieleden of vrienden en / of met onze kinderen. Dit jaar mocht zelfs al een kleinkind van 6 zelf klimmen. Een zeer zware wandeling, maar zo deugddoend. We kruipen of klauteren bijna naar het kruis. Het kruis is dan een eindpunt, het doel van de wandeling. Is het omwille van de uitdaging? Of voelen we ons daar misschien een stukje dichter bij de hemel? Bij diegenen die er niet meer zijn ? Of is het een een moment om even stil te staan of zitten, om je heen te kijken en dank je te zeggen. Het kruis als doel Misschien toch niet zo ouderwets?
Ik herinner me levendig dat we ooit op een berg klommen naar een kruis. Met alle broers en zussen en kinderen. Het was voor ons een speciale berg want vele jaren daar voor was onze broer met zijn vriend van diezelfde berg dodelijk in een ravijn gestort. Ons vader en ons moeder waren zo ver meegegaan als ze konden. Ze bleven zitten en keken met een grote verrekijker naar ons. Stapje voor stapje, mekaar vasthoudend, op weg naar het kruis. Daar boven hebben we een tekst neergelegd onder het kruis. Ook dit kruis had voor ons een betekenis; was een herinnering. We zullen die momenten nooit vergeten. Wij geven thuis mekaar nog elke dag een kruisje voor het slapen gaan. Soms is het maar een krabbel, want je bent moe, maar het is een traditie. Het kruisje van de ouders voor hun kinderen, van de grootouders voor hun kleinkinderen. Vroeger zei er een bij ons: in plaats van God zegene en beware u, zei hij tot zegen en bewaren. Dit was nog niet zo verkeerd. Een zegen en een goede conditie gewenst.
En welk gezin draagt niet zijn eigen kruis. Welke zieke, welke alleenstaande draagt niet zijn of haar eigen kruis? O.L.Heer droeg zo ook zijn eigen kruis. Hij is er 3 maal onder gevallen. Ze moesten hem helpen om terug recht te staan. Dit kruis is nog steeds het symbool van lijden, van afzien, van pijn, van verdriet .
Het kruisje van de vormelingen, het kruis aan de schouw, het kruisje van een paternoster in de handen van een afgestorvene, het kruis op een graf, het missiekruisje, het kruis van de kunstenaar, het kruis van de kruisweg, het kruis van de zegen, het rode kruis, het gele kruis, elk kruispunt waar mensen passeren, het kruis is een wegwijzer.
Elk kruis heeft zo zijn waarde. Als we dit maar onthouden van deze viering. En misschien vinden jullie je eigen waarde in één of ander kruisje in huis, of op jouw weg.
Het kruis verbindt altijd de hemel met de aarde en alle mensen met mekaar (kruisteken)
Je ziet, ondanks oubollige teksten die wij vandaag hoorden en die de jeugd uit de kerk houdt, toch nog een teken dat ons aanspreekt. Is het kruis dan niet het teken waaraan men ons kan herkennen? Laat ons dit kruisteken delen met allen die het nodig hebben.
We zijn zonet gewoontegetrouw deze viering begonnen met het kruisteken. Wanneer we het straks aan het einde van de mis weer maken, laat het dan geen routine zijn. We noemen Vader, Zoon en Geest, en doen dat met een herkenbaar teken omdat we niet willen vergeten dat we Gods verlossend werk in herinnering moeten houden.
Op het eerste gezicht gaat het in het evangelie van vandaag bijna over een juridische procedure, waarmee iemand uit de gemeenschap kan worden gestoten. Eerst is er een waarschuwing onder vier ogen, dan worden er getuigen bij geroepen, dan heel de gemeenschap en tenslotte is de uitstoting een feit. Het lijkt wel of er koninklijke bemiddelaars een procedure, een manier van werken hebben voorgesteld. Maar, als we de tekst goed lezen, is hij absoluut niet dwaas of wereldvreemd. Integendeel, hij bevat ook voor ons een wijze les. In elke gemeenschap komen conflicten voor, in elke vorm van samenleving zijn er wel eens mensen die tot de orde moeten worden geroepen. Dat was bij de eerste christenen niet anders.
Matteus schreef zijn evangelie kort na het jaar 70 na Christus. Toen al worstelde die eerste kerk met vragen en problemen. Vragen als: wanneer wordt iemand zijn gedrag heidens? Vanaf wanneer hoort hij er niet meer bij? Matteus geeft zijn vrienden en ons hier een wijze raad: als er een conflict is, hou het dan klein. Hou het conflict klein. Hang het niet onmiddellijk aan de grote klok. Maak er niet meteen een staatszaak van. Haal er niet meteen de hoge raad of het hoogste gezag bij. Neen, probeer het eerst in alle stilte en eenvoud te regelen. Praat eens met de betrokkene. En als hij niet wil luisteren, haal er dan twee of drie getuigen, twee of drie andere mensen bij. Pas als dat allemaal niet lukt, kan het probleem worden voorgelegd aan de kerk, aan de hele gemeenschap. Wij leven in een tijd waarin conflicten zelden klein worden gehouden. Alles wordt meteen breed uitgesmeerd in de media. Zelfs een klein incident wordt gefilmd of gefotografeerd en belandt op het televisienieuws of op het internet. De kans om het conflict in der minne te regelen is dan vaak verkeken.
Moet een politicus aan de schandpaal omdat hij een scheve schaats rijdt in zijn privé-leven? Moet een kandidaat vice-president gewraakt worden omdat haar ongehuwde dochter zwanger is? Moet een wielrenner worden geschorst omdat hij toevallig betrapt werd op cocaïnegebruik? Ik stel de vragen maar, want ik heb geen pasklare antwoorden. En ik wil helemaal niet ontkennen dat de mensen waarover ik het daarnet had iets verkeerd hebben gedaan, dat hun gedrag moet worden goedgepraat. Wat ik wil zeggen is: door meteen alles tot in de details naar buiten te brengen, is het probleem of het conflict uitvergroot. We zijn net een nieuw schooljaar begonnen. Iedereen die in het onderwijs staat, en eigenlijk iedereen die met de opvoeding van kinderen te maken heeft, weet dat er met die kinderen wel eens problemen ontstaan. En dat er soms moet worden opgetreden en ingegrepen. Maar ook hier geldt de regel: als het even kan, hou dan het conflict klein. Praat met de betrokken leerling, ga niet meteen naar de directie, leg geen fotokopies over het probleem in het postvakje van al je collega's.
Er is nog een ander woord belangrijk in het evangelie. Er staat: Wijs uw broeder onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen. Verder hoopt Matteus dat hij zal luisteren naar de twee of drie getuigen en tenslotte dat hij zal luisteren naar de kerk. Luisteren is het sleutelwoord. En dan is het merkwaardig dat Matteus zegt: als hij ook naar de kerk niet wil luisteren, beschouw hem dan als een heiden of een tollenaar. En laten dat nu juist de mensen zijn in wier gezelschap Jezus voortdurend te vinden is en uit wie Hij zelfs zijn leerlingen kiest. Want bij een conflict hanteert Jezus ook nog andere normen. En dat brengt ons bij de eerste lezing, uit de brief van Paulus. Liefde vervult de gehele wet, hoorden we daar. Bemin uw naaste als uzelf. Nu is liefde wel een erg groot woord. Als ouders hun kinderen op het matje moeten roepen, is het natuurlijk evident dat zij hun kinderen ook blijven liefhebben. Maar elke naaste beminnen??? Er zijn nu eenmaal mensen die wij sympathieker vinden dan anderen. Iedereen die wij op onze weg tegenkomen echt liefhebben, dat is wel een beetje veel gevraagd.
Maar liefde voor onze naaste kan ook op een andere manier worden verstaan. In de zin van: de ander recht doen, de ander laten zijn wie hij is, de ander als een volwaardige partner, een volwaardig mens beschouwen. Of, zoals het ergens ook heel simpel in de Bijbel staat: doe aan een ander niet, wat je niet wil dat aan jou gedaan wordt. Dat is wat Jezus deed en wat in het evangelie van Matteus een beetje ontbreekt. Matteus klasseerde de mensen die niet wilden luisteren meteen bij de heidenen en de tollenaars. Jezus benadert ook die heidenen en tollenaars met liefde. Voor Hem zijn het in de eerste plaats mensen, volwaardige mensen. Met de benaming heiden of tollenaar wordt niet de hele mens omschreven. Jezus laat ook hen de kans zichzelf te zijn. En zo zien we dat er wellicht nog een ander aspect ontbreekt bij Matteus. Hij wil dat de broeder die gezondigd heeft naar ons luistert. Of naar die twee of drie getuigen, of naar de gemeenschap. Maar het omgekeerde is ook waar. Wij moeten ook goed naar hem luisteren. Zo leert Jezus het ons toch.
Soms moeten mensen worden beoordeeld en terechtgewezen. Wij zijn tenslotte ook mee verantwoordelijk voor elkaar. Maar we kregen in dat verband vandaag toch een belangrijke les. Als het enigszins kan, hou dan het conflict klein. En luister goed naar elkaar. En vooral: benader elkaar met een vorm van liefde. Beschouw elkaar als volwaardige partners. En doe aan een ander niet wat je niet wil dat aan jou geschiedt
Ruth in de vakantievieringen - Episode 9 - Wij zijn getuige
Wij zijn getuige - zaterdag 30 en zondag 31 augustus 2008
Vorige week in Ruth: Boaz heeft in een rechtszaak bekomen dat hij met zijn geliefde Ruth mag trouwen, want hij is familie van haar schoonmoeder Noömi.
Boaz zei tegen de oudsten en tegen heel het volk: Hiermee bent u getuige dat ik van Noömi het hele bezit van Elimelek koop, met alles wat heeft toebehoord aan Kiljon en Machlon. Bij deze koop is Ruth ingesloten, de Moabitische, de weduwe van Machlon: ik neem haar als vrouw, om de naam van de overledene op zijn familiebezit te laten voortbestaan, zodat die naam niet verdwijnt uit zijn familie en uit de poort van zijn stad. Hiermee bent u getuige. Het volk dat in de poort bijeen was, en de oudsten riepen uit: Wij zijn getuige! Moge de HEER van de vrouw die uw huis binnentreedt een Rachel en een Lea maken, die samen het huis van Israël hebben gebouwd. Word rijk in Efrata en maak uw naam beroemd in Betlehem. Uw huis moge worden als dat van Peres, de zoon van Tamar en Juda, door de kinderen die de HEER u uit deze jonge vrouw zal geven. Zo nam Boaz Ruth tot vrouw. Hij had gemeenschap met haar, door de gunst van de HEER werd zij zwanger en baarde een zoon. Toen zeiden de vrouwen tegen Noömi: Gezegend de HEER, die je nu toch nog een erfgenaam heeft geschonken, wiens naam in Israël beroemd zal zijn. Hij zal je doen herleven en zorgen voor je oude dag, want je schoondochter, die zoveel van je houdt, heeft hem gebaard, zij die meer betekent voor jou dan zeven zonen. Noömi nam het kind op haar schoot en verzorgde het. De buurvrouwen gaven het kind een naam en zeiden: Noömi is een zoon geboren. Zij noemden het kind Obed. Hij is de vader van Isaï, de vader van David.
Ruth in de vakantievieringen - Episode 8 - Boaz huwt Ruth
Boaz huwt Ruth - zaterdag 23 en zondag 24 augustus 2008
Boaz wil heel graag zijn familieverplichtingen nakomen en trouwen met Ruth, de weduwe van zijn verwant. Hij overlaadt Ruth en haar schoonmoeder Noömi met geschenken.
Intussen was Boaz naar de stadspoort gegaan en had daar plaatsgenomen. Toen hij de man zag voorbijkomen die familieverplichtingen tegenover Ruth had en over wie hij had gesproken, riep hij: Zeg Dinges, kom eens hier en ga zitten!. De man kwam en ging zitten. Daarop haalde Boaz er tien van de oudsten van de stad bij en verzocht hun plaats te nemen. Toen zij waren gaan zitten zei hij tegen de man die tegenover Ruth familieverplichtingen had: Het stuk land dat eigendom was van onze broeder Elimelek wordt te koop aangeboden door Noömi, die teruggekeerd is uit de vlakte van Moab. Ik vond dat ik je dit moest meedelen en je zeggen: koop dat stuk land, ten overstaan van hen die hier zitten, ten overstaan van de oudsten van het volk. Wil je van je recht gebruik maken, doe het dan. Wil je het niet, zeg het mij dan, want na jou heeft niemand hier rechten, behalve ik. De man antwoordde: Ik laat mijn recht gelden. Maar Boaz zei: Op het ogenblik dat je van Noömi de akker koopt, koop je meteen Ruth, de Moabitische, de vrouw van de overledene, om de naam van de overledene op zijn familiebezit te laten voortbestaan. Toen verklaarde de man die familieverplichtingen had tegenover Ruth: Dan kan ik mijn recht niet laten gelden. Het zou de ondergang van mijn familiebezit worden. Neem jij mijn rechten maar over; ik kan mijn verplichtingen niet nakomen. Bij terugkoop of ruil bestond vroeger in Israël het volgende gebruik: om de zaak rechtsgeldig te maken, deed de ene partij een sandaal uit en gaf die aan de andere. Zo werd in Israël een overeenkomst bekrachtigd. De man die dus aanspraak kon maken op de koop zei tegen Boaz: Koop jij die grond maar!. En hij deed zijn sandaal uit.
Volgende week in Ruth: Huwelijksklokken in Betlehem want Boaz en Ruth trouwen. We komen te weten dat Ruth niet zomaar een vrouw is, maar iemand met een grote toekomst!
Ruth in de vakantievieringen - Episode 7 - Blijf nu maar hier
Blijf nu maar hier Zaterdag 16 en zondag 17 augustus 2008
Vorige week in Ruth: Ruth en Boaz brengen, volgens het plan van schoonmoeder Noömi, zedig de nacht door op de dorsvloer. Ruth vraagt Boaz zijn familieverplichting na te komen, namelijk te huwen met haar en zo de familienaam in stand te houden.
Ruth bleef tot de ochtend aan de voeten van Boaz liggen en nog voordat het zó licht werd dat men iemand kon herkennen stond zij op, want Boaz had gezegd: Niemand mag weten dat een vrouw op de dorsvloer geweest is. Hij zei tegen Ruth: Kom hier met je omslagdoek en houd hem open. Zij hield hem open en hij mat zes maten gerst af en deed die erin. Daarna ging zij naar de stad. Toen ze bij haar schoonmoeder kwam, vroeg deze: Hoe is het je vergaan, mijn dochter? Ze vertelde wat de man voor haar gedaan had en zei: Hij heeft me zes maten gerst meegegeven en hij zei: Jij mag bij je schoonmoeder niet met lege handen aankomen! Noömi antwoordde: Blijf nu maar hier, mijn dochter, tot je weet hoe de zaak geregeld wordt. Die man zal niet rusten totdat hij vandaag nog de zaak in orde heeft gebracht.
Volgende week in Ruth: Boaz wil trouwen met Ruth en zo de familieverplichtingen nakomen, maar er zijn nog andere kapers op de kust! Het zal moeten beklonken worden met een rechtszaak...
Ruth in de vakantievieringen - Episode 6 - Ruth en Boaz op de dorsvloer
Ruth en Boaz op de dorsvloer - zaterdag 9 en zondag 10 augustus 2008
Vorige week in Ruth: Noömi vertelt aan Ruth dat Boaz, de man op wie ze verliefd is, een verwant is van de overleden man van Noömi en dus een goede trouwpartij. Hij heeft immers de familieverplichting om met Ruth te trouwen om de familienaam niet verloren te laten gaan.
Op een zekere dag zei Noömi, de schoonmoeder van Ruth: Mijn dochter, ik zou jou graag onderdak willen geven waar je gelukkig kunt zijn. Je weet dat Boaz, bij wie je met de vrouwen op het land hebt gewerkt, familie van ons is. Nu gaat hij vannacht op de dorsvloer de gerst wannen. Was je en parfumeer je, doe je mantel om en ga naar de dorsvloer, maar zorg ervoor dat de man je niet opmerkt voordat hij klaar is met eten en drinken. Wanneer hij gaat slapen, let dan goed op waar hij gaat liggen. Dan ga jij erheen, je slaat de deken aan zijn voeteneind op en je gaat daar liggen. Hij zal je dan wel vertellen wat je moet doen. Ruth antwoordde: Ik zal doen wat u mij zegt.
Zij ging naar de dorsvloer en deed wat haar schoonmoeder had gezegd. Boaz at en dronk, en ging goedgemutst naast de graanhoop slapen. Zachtjes liep Ruth naar hem toe, sloeg de deken aan zijn voeteneind op en ging liggen. Midden in de nacht schrok Boaz wakker: hij ging overeind zitten en zag aan zijn voeten een vrouw liggen. Hij vroeg: Wie ben je? Zij antwoordde: Ik ben Ruth, uw dienares. Spreid uw mantel uit over uw dienares, want u hebt familieverplichtingen tegenover mij. Hij zei: Mijn dochter, wees gezegend door de HEER! Dit bewijs van trouw is nog mooier dan het vorige; je hebt geen jonge mannen nagelopen, geen arme en geen rijke. Maak je niet ongerust, mijn dochter; ik zal doen wat je van mij vraagt; iedereen in de stad weet immers dat je een bekwame vrouw bent. Het is inderdaad waar dat ik familieverplichtingen tegenover je heb, maar er is nog iemand anders die deze verplichtingen heeft en die meer aan je verwant is dan ik. Blijf vannacht maar hier. Blijkt morgen dat die man zijn verplichtingen tegenover jou wil nakomen, goed, laat hij ze nakomen. Is hij er niet toe bereid, dan zal ik, zowaar de HEER leeft, mijn verplichtingen tegenover jou nakomen. Slaap nu maar rustig tot het ochtend is.
Volgende week in Ruth: Ruth brengt verslag van het nachtelijk plan aan haar schoonmoeder Noömi.
Ruth in de vakantievieringen - Episode 5 - Zou er iets achter zitten?
Zou er iets achter zitten? Zaterdag 2 en zondag 3 augustus 2008
Vorige week in Ruth: Ruth heeft aren gelezen op de akker van Boaz en deze is heel vrijgevig geweest. Zou er iets achter zitten? Want Boaz heeft gevoelens voor Ruth...
Toen Ruth de aren leeg klopte die ze had bijeengelezen, had ze bijna een hele efa gerst. Ze ging daarmee naar de stad, en liet haar schoonmoeder zien hoe veel zij verzameld had. Daarna haalde zij ook het overschot van de overvloedige maaltijd tevoorschijn en gaf dit aan haar. Haar schoonmoeder vroeg: Waar heb jij vandaag aren gelezen? Waar heb je gewerkt? Gezegend wie zo vriendelijk voor je geweest is. En Ruth vertelde haar schoonmoeder bij wie ze gewerkt had. De man bij wie ik vandaag gewerkt heb, zei ze, heet Boaz. Toen zei Noömi tegen haar schoondochter: Moge die man, die tegenover de levenden en de doden zijn goedheid laat gelden, gezegend zijn door de HEER. Zij vervolgde: Die man is aan ons verwant; hij is een van degenen die familieverplichtingen tegenover ons hebben. Ruth, de Moabitische, zei: Hij heeft mij zelfs gezegd dat ik mij bij zijn knechten kon aansluiten totdat al zijn koren gemaaid is. Noömi antwoordde: Het is goed, mijn dochter, dat je meegaat met de vrouwen die bij hem werken. Op een andere akker zouden ze je misschien moeilijkheden bezorgen. Ruth bleef dus bij de vrouwen die bij Boaz werkten tot het einde van de gerste- en tarweoogst om aren te lezen. Zij woonde bij haar schoonmoeder.
Volgende week in Ruth: schoonmoeder Noömi heeft een plan om haar schoondochter Ruth te koppelen aan haar verwant Boaz. Zal hij over de streep getrokken worden?
Ruth in de vakantievieringen - Episode 4 - Er groeit iets tussen Boaz en Ruth
Er groeit iets tussen Boaz en Ruth - Zaterdag 26 en zondag 27 juli 2008
Vorige week in Ruth: Ruth komt werken op de akker van Boaz. Ze mag er aren komen lezen. Toevallig of niet is Boaz familie van haar schoonmoeder Noömi. Tijdens het werken op de akker, groeit er iets tussen Boaz en Ruth.
Toen zei Boaz tegen Ruth: Hoor eens, mijn dochter, je moet niet op een andere akker gaan lezen. Ga hier niet vandaan en sluit je aan bij de vrouwen die hier werken. Volg ze op de voet en houd je ogen gevestigd op de akker die gemaaid wordt. Ik heb mijn knechten opdracht gegeven je te laten begaan. En als je dorst krijgt, ga dan naar de waterkruiken en drink van het water dat de knechten geput hebben. Ruth wierp zich diep gebogen ter aarde en zei: Waaraan heb ik het verdiend dat u zo goed voor mij bent? Ik ben toch maar een vreemdeling. Boaz antwoordde: Er is mij verteld wat je na de dood van je man allemaal voor je schoonmoeder hebt gedaan; vader, moeder en geboorteland heb je verlaten om naar een volk te gaan dat onbekend voor je was. De HEER, de God van Israël, onder wiens vleugels je een toevlucht hebt gezocht, moge je dat vergelden en je rijkelijk belonen. Ruth antwoordde: U bent goed voor mij, mijn heer, door mij gerust te stellen en zo vriendelijk tot uw dienares te spreken, terwijl ik niet eens een van uw dienaressen ben. Toen het etenstijd was, zei Boaz tegen haar: Kom erbij, dan kun je met ons eten en je brood dopen in de azijn. Zij ging bij de maaiers zitten en Boaz gaf haar gepoft graan. Zij at tot ze verzadigd was en hield nog over. Toen zij opstond om weer aren te gaan lezen, gaf Boaz zijn knechten bevel: Ook rondom de schoven mag zij lezen en jullie mogen het haar niet lastig maken; integendeel, trek opzettelijk wat aren uit de schoven en laat die vallen; en als zij die opraapt houd haar dan niet tegen. Zo bleef zij tot de avond aren lezen op het land.
Volgende week in Ruth: Ruth doet verslag van haar wedervaren aan haar schoonmoeder. Hoe zal zij reageren?
Ruth in de vakantievieringen - Episode 3 - Ruth ontmoet Boaz
Ruth ontmoet Boaz - Zaterdag 19 en zondag 20 juli 2008
Hoofdstuk 2
Vorige week in Ruth: De weduwe Noömi is na een verblijf in Moab teruggekeerd naar haar moederland, getekend door het leven en zonder één cent. Ze heeft haar schoondochter Ruth, ook een weduwe én een vreemdelinge, meegebracht.
Nu was Noömi aan de kant van haar man verwant aan een zekere Boaz, een vermogend man uit de familie van Elimelek. Ruth, de Moabitische, zei tegen Noömi: Ik zou wel naar het land willen gaan om ergens achter een maaier, die mij dat toestaat, aren te lezen. Noömi antwoordde: Doe dat, mijn dochter. Zij ging dus naar het land om aren te lezen achter de maaiers. Toevallig kwam ze terecht op de akker van Boaz, uit het geslacht van Elimelek. En daar kwam ook Boaz uit Betlehem. Hij zei tegen de maaiers: De HEER zij met jullie, en de maaiers antwoordden: Wees gezegend door de HEER. Boaz vroeg de knecht die de leiding had over de maaiers: Van wie is die jonge vrouw? De knecht die de leiding over de maaiers had antwoordde: Het is een jonge Moabitische, die met Noömi is meegekomen uit de vlakte van Moab. Zij vroeg of zij aren mocht lezen achter de maaiers. Sinds zij vanmorgen hier is gekomen, is zij onafgebroken bezig geweest en heeft zij zich amper rust gegund.
Volgende week in Ruth: Er groeit blijkbaar iets tussen Boaz en Ruth. Maar zal zij als vreemdelinge geaccepteerd worden?
Ruth in de vakantievieringen - Episode 2 - Een verblijf in Moab
Een verblijf in Moab Zaterdag 12 en zondag 13 juli 2008
Vorige week in Ruth: De Israëlitische Noömi vlucht omwille van hongersnood naar Moab met haar man en twee zonen. De zonen huwen met een plaatselijke schone, maar sterven beiden vroeg. Ook de man van Noömi sterft. De hongersnood is voorbij en er zit niets anders op dan terug naar haar eigen land te gaan, maar wat moet er met haar schoondochters Ruth en Orpa gebeuren?
Noömi verliet dus, samen met haar beide schoondochters, Moab, de plaats waar zij gewoond had. Maar op de terugweg naar Juda zei Noömi tegen haar beide schoondochters: Ga maar terug naar het huis van je moeder. De HEER moge jullie trouw blijven, zoals jullie het zijn gebleven tegenover de doden en mij. Dat de HEER ieder van jullie een man geeft, in wiens huis je geborgenheid vindt. Daarop kuste zij hen. Maar zij begonnen luid te wenen en zeiden: Nee, wij willen met u teruggaan naar uw volk. Maar Noömi drong aan: Ga toch terug, mijn dochters! Waarom zouden jullie met mij meegaan? Heb ik dan nog zonen in mijn schoot, die jullie mannen kunnen worden? Ga toch terug, mijn dochters. Ik ben immers te oud om nog een man te krijgen. En al zou ik zeggen: Er is nog hoop voor mij, en al zou ik nog vannacht een man hebben en zonen krijgen, wachten jullie dan tot ze groot zijn? Zouden jullie zo lang alleen blijven en zonder man leven? Nee, mijn dochters, mijn lot is te bitter voor jullie, want de hand van de HEER heeft zich tegen mij gekeerd. Maar zij bleven luid wenen. Ten slotte kuste Orpa haar schoonmoeder vaarwel, maar Ruth klemde zich aan haar vast. Noömi zei: Je schoonzuster gaat terug naar haar volk en haar god. Ga toch met haar mee! Maar Ruth antwoordde: Dring er niet langer op aan dat ik u verlaat en terugga, zo ver van u vandaan. Waar u gaat, ga ik; waar u blijft, blijf ik. Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God. Waar u sterft, wil ik sterven en daar wil ik ook begraven worden. De HEER moge mij dit aandoen en nog erger, wanneer iets anders dan de dood ons zou scheiden. Toen Noömi zag dat Ruth vastbesloten was om met haar mee te gaan, drong zij niet langer aan. Samen gingen zij verder tot zij in Betlehem kwamen. Hun komst bracht de hele stad in beroering; de vrouwen zeiden: Maar dat is Noömi! Zij antwoordde: Noem mij niet langer Noömi; noem mij liever Mara, want de Almachtige heeft mij een heel bitter leven gegeven. Rijk ben ik hier weggegaan, met lege handen laat de HEER mij terugkomen. Waarom mij nog Noömi noemen, nu de HEER tegen mij heeft getuigd en de Almachtige mij zoveel ongeluk heeft gebracht? Zo keerde Noömi, samen met haar schoondochter Ruth, de Moabitische, uit de vlakte van Moab terug. Zij kwamen in Betlehem aan bij het begin van de gersteoogst.
Volgende week in Ruth: hoe zal het Ruth vergaan in een vreemd land? Zal ze zich kunnen aanpassen? Zal ze alleen blijven of ontmoet ze toevallig iemand? En... bestaat het toeval wel?
Ruth in de vakantievieringen - Episode 1 - Terugkeer van Noömi en Ruth
Tijdens de vakantie is de preekploeg ook op vakantie. De preek wordt elke week vervangen door een woordje over de lezingen. Tijdens de eerste lezingen horen we zeven weken na elkaar het verhaal over 'Ruth'.
Achtergrond bij het boek Ruth
Dit boekje, genoemd naar de hoofdfiguur Ruth, wordt in de joodse synagoge voorgelezen op het Pinksterfeest, omdat het verhaal zich afspeelt in de oogsttijd. Deze mooie en zeer menselijke bijbelse novelle, met haar fijne psychologie, staat onmiddellijk in verband met het koningshuis van David. het verhaal speelt zich af in de bewogen tijd van de rechters, vóór de instelling van het koningschap. Juda wordt door hongersnood geteisterd. Daarom vertrekken Elimelek, zijn vrouw Noömi en hun twee zonen uit Betlehem naar Moab, een heidens gebied ten oosten van de Dode Zee (huidige Jordanië). Beide zonen huwen daar met Moabitische vrouwen, Orpa en Ruth. Na de dood van Elimelek besluit Noömi naar haar land terug te keren. Ruth, die inmiddels ook weduwe is geworden, wil kost wat kost mee, ofschoon Noömi erop aandringt dat zij in haar land zou blijven. Maar Ruth zegt veelbetekenend: Dring er niet langer op aan dat ik u verlaat ... Waar u gaat, ga ik; waar u blijft, blijf ik. Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God. In Juda voorziet Ruth in het onderhoud van haar schoonmoeder door op de akkers aren te lezen. Toevallig, of beter gezegd door Gods voorzienigheid, leert zij een zekere Boaz kennen, een familielid van haar overleden man. Als rechtsgetrouwe Jood neemt deze de leviraatsplicht op zich en huwt hij met de kinderloze weduwe Ruth, om zo de naam van de familie voort te zetten. Ruth en Boaz krijgen een zoon, Obed, van wie uitdrukkelijk gezegd wordt dat hij de vader is van Isaï, de vader van David. Dit vers is het doel van het hele verhaal. De heidense Ruth, de Moabitische vreemdelinge, wordt de overgrootmoeder van koning David. Zij wordt de waardige stammoeder van Gods volk. Door haar keuze voor de Heer (uw God is mijn God) werkt zij mee aan Gods heilsplan. Aan de overlevering over de Moabitische afkomst van koning David ligt waarschijnlijk een historische kern ten grondslag. De Ruth-novelle probeert dit schandaal aanvaardbaar te maken voor de Joden, die geen heidense inmenging duldden. Het boek Ruth leert dat God werkzaam kan zijn via elke mens, ook via vrouwen en vreemdelingen die onder zijn vleugels een toevlucht zoeken. Zonder Ruth zou er geen geen koning David zijn geweest en uiteindelijk ook geen Zoon van David (Jezus).
Terugkeer van Noömi en Ruth - Zaterdag 5 en zondag 6 juli 2008
In de tijd van de rechters brak er in het land een hongersnood uit. Een man trok weg uit Betlehem, in Juda, om zich met zijn vrouw en zijn twee zonen als vreemdeling in de vlakte van Moab te vestigen. De man heette Elimelek; zijn vrouw heette Noömi; de twee zonen heetten Machlon en Kiljon. Het waren Efratieten uit Betlehem in Juda. Toen zij de vlakte van Moab bereikten, bleven zij daar wonen. Elimelek, de man van Noömi, stierf en zij bleef achter met haar zonen. Die trouwden beiden met een Moabitische vrouw; de ene vrouw heette Orpa, de andere Ruth. Ongeveer tien jaar woonden zij daar. Toen stierven ook Machlon en Kiljon, en na het verlies van haar beide zonen en haar man bleef de vrouw alleen achter. Samen met haar schoondochters aanvaardde zij de terugtocht uit de vlakte van Moab, want zij had gehoord dat de HEER zich het lot van zijn volk had aangetrokken en het weer brood gaf.
Volgende week staat Ruth voor een moeilijke keuze: blijft ze als kinderloze weduwe in haar land achter of volgt ze haar schoonmoeder naar een vreemd land?
Vakantieviering A 2008 - Zaterdag 28 en zondag 29 juni 2008
Dit evangelie zou ik het Palieterevangelie willen noemen Het is alsof Jezus languit in het gras ligt. Hij is niet bezorgd over het leven. Niet bezorgd over wat zullen we eten, niet bezorgd om wat zullen we aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Dit is een evangelie dat oproept om niet bezorgd te zijn over je ziel en over je lichaam. De letterlijke vertaling van bezorgd zijn is bezorgd bezig zijn Wij zijn te veel bezig met bezorgd te zijn voor dingen die niet fundamenteel zijn. We zijn zo actief bezig zijn met de alledaagse werkzaamheden dat er geen ander perspectief meer over blijft. Als je kijkt waarover wij ons bezorgd maken dan gaat het over: Als ik maar een parkeerplaats vind voor mijn deur Als de file bij de bakker maar niet te lang is. Of als er maar niemand aan de deur belt wanneer ik naar de voetbal kijk Of wat moet ik toch aantrekken voor die receptie vanavond Eigenlijk allemaal aardse dingen die ons nog zenuwachtiger maken dan we al zijn.
En dan zegt Jezus plots: Kijk dan naar de raven en de leliën op het veld, ze zaaien niet, ze maaien niet, ze spinnen en ze weven niet. En toch zijn ze gezond en dragen ze het prachtigste kleed Is dat geen Palieter-evangelie?
Vrienden, de boodschap van vandaag is duidelijk.
We moeten er uit er tussenuit tijd vinden voor onszelf, tijd maken voor die dingen die we graag doen. Neem toch de tijd, als is het maar héél even, om de mens naast u te zien en te ontmoeten. Neem de tijd, als is het maar héél even, om in stilte Zijn schepping te bewonderen. Liefst nog met een grassprietje in de mond; Neem de tijd, als is het maar héél even, om eens echt te genieten en dankbaar te zijn. Neem de tijd om er over na te denken dat elke dag een gave is , maar ook een opgave. Vul zelf maar in welke goede daad je wil doen. Neem de tijd om eens rond te zien waar je kunt helpen. Dit sterkt ook uw vakantiegevoel. Neem gewoon de tijd om gelukkig te zijn. Je maakt er anderen ook gelukkig mee. Jouw glimlach zal aanstekelijk zijn voor anderen.
Als je dan die mens ontmoet die je hartelijk aanspreekt, die je boeit, die je lief heeft, zie dan in hem die God die in de mensen leeft. Als je dan die hand op uw schouder voelt, als je dan die schouderklop voelt, zie dan in de helpende mens de Vader. De goddelijke bezorgdheid die er is voor jou. En als je dan geniet van de mooiste dingen op aarde, kunstwerken, vergezichten, natuurlijke wonderen, als je luistert naar het muziek van de vogel, Waan je dan in de hemel, bij die God bij die vader. Als je al deze dingen ervaart mag je dan niet zeggen: Leven wij niet een beetje als in een hemel op aarde? Laat ons hopen dat dit in de komende vakantie zo is.
Manu Verhulst wil vandaag onze gids zijn:
Ooit al eens gedacht? Vandaag haast ik mij niet voor niets of niemand. Vandaag reken ik niet met minuten of seconden. Vandaag wil ik glimlachten naar alle mensen. Vandaag streel ik de dag en laat hem over mij gaan als het water van een stortbad. Vandaag vertel ik wat ik deze nacht gedroomd heb en ik vind het boeiender dan de krant. Vandaag vind ik ieder ander belangrijker dan mijzelf en ik ben er blij om. Alleen zo kan elk gewicht en elke duisternis van jou afvallen tot je licht genoeg bent om in één of andere zeepbel binnen te stappen en vakantie te nemen. Misschien op een koertje, op uw terras, misschien in een boeiing of in een tentje, Wat doet het er toe? Vandaag he, dat begint in je hart, vandaag, dat begint in uw geest
Muziek vogel
Ze zaaien niet, ze maaien niet maar zingen het schoonste lied.
Beste vrienden, Rust in vrede. Je moet dit ook eens doen terwijl je nog leeft.
De lezingen van deze zondag draaien allemaal rond het thema 'angst'. Een ietsje vervelend thema om een prediking rond op te bouwen. Immers met angst heeft ieder van ons af en toe te maken, al praten we er niet zo graag over. We kennen verschillende redenen om angstig, of beter nog, ongerust te zijn. Bang kunnen we zijn om fouten te maken, om onze toekomst en die van onze kinderen. We kunnen bang zijn van vreemdelingen, maar ook voor onze eigen gevoelens en verlangens, voor eenzaamheid en financieel gebrek.
Maar dit is niet de angst waarvoor Jezus , bij monde van Matteüs zijn leerlingen waarschuwt. Hij weet immers, dat wanneer Hij zijn leerlingen uitstuurt, ze als schapen onder de wolven zullen zijn. Het is dus normaal dat ze angst hebben. Tegelijk geeft Hij hun hoop: zij moeten niet bevreesd zijn voor hun sterfelijk lichaam, de ultieme redding ligt bij God. En hun onsterfelijke ziel. Mooie woorden maar wie heeft zoveel vertrouwen? Wie kunnen we vertrouwen? Wees niet bang! Ja dat willen we wel, maar er is zoveel dat rondom ons gebeurt en waar we zelf schijnbaar geen invloed op hebben! Zoveel naargeestige bedenkingen en dat op een zomerse dag!
Wie is de verkondiger van deze aanmaningen? Wie zegt : 'De leerlingen zijn niet meer dan de Meester?'.
We lezen uit het evangelie volgens Matteüs de evangelist die zeer duidelijk een evangelie schreef naar de Joden, bekeerde en andere, toe. Voornamelijk was het bedoeld voor die Joden die in Jezus geloofden. Het werd geschreven in de periode 70-80 na Christus. Aanvankelijk werd gedacht dat het Matteüs, een van de apostelen, was en dus een bevoorrechte en goed geïnformeerde getuige. Latere studies echter menen dat de evangelist en de apostel twee verschillende personen waren. Dit doet voor ons echter weinig ter zake. Voor ons telt de boodschap die Matteüs in veel verschillende verhalen brengt.
Zijn grote bezorgdheid was: Hoe kunnen de leerlingen trouw blijven aan Jezus, aan zijn evangelie ook zonder Jezus? Een vraag die zich ook voor ons stelt. Het antwoord van Matteüs is door de waardevolle dingen van het verleden niet prijs te geven, maar ook door het nieuwe niet af te wijzen. En die weg kunnen we alleen nemen in een gemeenschap van mensen die elkaar bemoedigen in het geloof, die geleid worden door mensen in Jezus, die elkaar vergeven en openstaan voor iedereen zonder rekening te houden met afkomst en verleden.
Het evangelie van Matteüs is een oud boek, geschreven in een bepaald milieu dat nu reeds lang voorbij is. Maar als men nagaat welke invloed en uitwerking het gehad heeft, en dan nog meer door de verhalen die erin vervat zijn, dan blijkt het een boek van alle tijden te zijn. Heel wat uitspraken uit deze verhalen zijn tot nu bewaard gebleven en hebben niets van hun zeggingskracht verloren. Denken we aan bv. 'Gaat en onderwijst alle volkeren', het zendingswoord, dat eeuwenlang de missies op gang getrokken heeft. Of nog: 'Ik had honger en gij hebt mij te eten gegeven', het werd de basis van de christelijke caritas. De Bergrede uit dit zelfde evangelie werd de grondwet van het christendom. Zo kunnen we er nog enkele opnoemen, genoeg om nogmaals het belang en de waarde van dit evangelie en zijn schrijver te vermelden . Om deze prediking voor te bereiden heb ik gegrasduind in diverse geschriften waaronder de bloemlezing: 'Matteüs opnieuw' van F. Van Segbroeck Benoit Standaert gaat in zijn zoektocht in Matteüs nog verder in de opdrachten die de evangelist aan zijn toehoorders of lezers geeft. Hij maakt nog andere lijsten van 'armen' en van behoeftigen, en ook andere typische 'werken' waarin de Messias zich laat herkennen. 'Genees zieken, wek doden op, reinig melaatsen en drijf demonen uit'. 'Voor niets hebben jullie gekregen, voor niets moet je geven.' Matteüs is de enige evangelist die zo sterk Jezus als lesgever, als leider laat spreken. Ook de volgende weken zullen we nog dergelijke voorbeelden horen. Uit al deze passages zien we hoe Jezus, zelf een zachtmoedige en nederig van hart, Zijn leerlingen aanzet om even nederig en zachtmoedig naar de armen te gaan om Zijn werk verder te zetten, ondanks alle tegenkanting en verzet ten spijt. Is het die boodschap die Matteüs ook aan ons geeft? Is dit dan de o zo moeilijke weg die wij moeten gaan om vrede te vinden bij onszelf en ook bij God?
Het onderwerp van deze viering is: ' Op weg gaan.'. De eerste lezing is een verhaal uit het Boek van de Uittocht. Ook de Joden zijn op weg gegaan, maar niet alleen. God ging met hen mee. God zal zijn volk dragen op arendsvleugelen. Wanneer een arendsjong begint uit te vliegen, vliegt de arend onder het jong zodat het, wanneer het moe is, op zijn rug kan rusten. Wat een prachtig beeld. Ook de tien geboden die Mozes later zal ontvangen, zijn een beeld dat Gods zorg voor het jonge volk uitdrukt. In de woestijn van het leven zal het heel wat moeilijkheden moeten trotseren en de geboden, of beter de regels, helpen om met elkaar veilig die woestijn door te geraken. God is met ons begaan. Het doet deugd om dit te weten, om ons gedragen te voelen, vooral die momenten waarop we het moeilijk hebben. We mogen erin geloven en erop vertrouwen dat God de weg met ons meegaat. Maar over welke weg gaat het hier dan eigenlijk?
In het evangelie wordt het ons allemaal duidelijk. We lezen dat Jezus bewogen wordt door medelijden met mensen die op de dool zijn, schapen zonder herder. Met mensen die door één of andere vorm van kwaad getroffen worden. Mensen die lichamelijk, materieel of geestelijk te kort worden gedaan. Het raakt hem enorm. Hij wil er iets aan doen, maar hij kan het niet alleen. De oogst is groot, maar arbeiders zijn er te weinig. Vanuit zijn grote zorg voor mensen, roept hij zijn leerlingen op en zendt hij ze uit om op weg te gaan naar noodlijdenden. Hij roept mensen, doodgewone mensen zoals jij en ik, roept hij op, mensen met uiteenlopende karakters, andere interesses, andere capaciteiten. Van heel gewone mensen maakt hij bewogen mensen. Zijn leerlingen werden gezonden, maar ook wij worden gezonden met een opdracht. Onreine geesten uitdrijven lezen we in het evangelie. We zouden dit kunnen vertalen naar: mensen helpen bevrijden van grote of kleine duiveltjes van oa hebzucht, eigenbelang, maar ook zelfvernietigend gedrag, zelfbeklag, Allemaal zaken die soms heel moeilijk en onder fel protest de mens verlaten. De opdracht: alle ziekten en kwalen genezen, kunnen we verstaan als, mensen opnieuw zin doen krijgen in het leven, weer van het leven leren houden. Depressie, levensmoeheid, geweld, racisme en alle andere soorten kwalen van deze tijd, aanpakken.
Hoe kunnen wij die opdracht tot een goed einde brengen? Wat is er voor nodig om herders van mensen te worden? 1) Vooreerst moeten we geraakt worden door mensen die hulp nodig hebben. Het moet ons aangrijpen en ons in beweging brengen. 2) Ten tweede is onze houding belangrijk. Een houding van respect, van een diep luisteren, van grote aandacht voor de andere, van openheid en meeleven. 3) Een derde belangrijk iets is ons geloof en ons vertrouwen in de andere. Het kan ongelooflijk helpend zijn dat er iemand naast je staat die, ook al ben jij volledig de trappers kwijt, in jouw plaats gelooft dat het allemaal goed komt. Hier schuilt een enorme kracht in. 4) En dit brengt ons naar een vierde punt. Ons eigen geloof en ons eigen vertrouwen in onszelf en in het leven. Het is goed dat wij ons gedragen voelen door God, dat wij ons als arendsjongen mogen voelen, met een God die ons opvangt als we moe worden. Het is Gods liefde voor ons en de kracht die we daarvan mogen ondervinden, die ons bekwaam maakt om op onze beurt lief te hebben. Als we deze vier dingen in ons kunnen voelen, zijn we goed op weg.
In het evangelie lezen we nog iets raar: Hij zond hen uit met de opdracht: beweeg je niet onder de heidenen. Dit is maar te begrijpen wanneer je weet dat Mattëus een schriftgeleerde was en dus vanuit de Joodse traditie geloofde dat de Messias eerste en vooral voor het uitverkoren volk zou komen. Vandaag zouden wij dit misschien kunnen vertalen als: zoek het niet te ver, kijk rondom je, er is werk in overvloed.
Laten we dan op weg gaan, stap voor stap, de weg die Jezus ons heeft voorgedaan. Dat we ons laten raken door medemensen in nood, dat onze aandacht voor hen levend mag blijven, ons geloof en ons vertrouwen in hen steeds groter mag worden en dat we vooral ook Gods Liefde mogen ervaren door dicht bij onze kern te vertoeven. We zijn op weg, samen.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.