Vijfentwintigste zondag A 2008 - Zaterdag 20 en zondag 21 september 2008
Eerste lezing: Jesaja 55,6-9 'Uw gedachten zijn niet mijn gedachten' Evangelie: Mattheüs 20, 1-16a 'Zijt gij kwaad omdat Ik goed ben?'
Waarschijnlijk hebben jullie uit de media wel vernomen dat er weer stakingen op komst zijn. Er wordt stoere taal gesproken, maar gelukkig weten we ook dat men na betogingen en slogans toch aan tafel zal gaan zitten. Stel je nu voor dat een of andere vakbondsdélégué de vergadering zou willen beginnen met een korte bezinning, en hij zou die evangelietekst voorlezen die we net gehoord hebben.... Dat zou pas nieuws zijn... voorstellen dat wie minder werkt evenveel betaald wordt als wie een volle dagtaak heeft... Zal natuurlijk niet gebeuren. Jezus vertelt trouwens al van in het begin van deze parabel, dat hij geen handleiding voor CAOs komt brengen. Het koninkrijk der hemelen..... Daarover wil hij het hebben. Over de gelukkige toekomst die God ons wil geven, de eindbestemming van ons leven, als alle tranen zullen gedroogd worden, zoals staat in het boek der Openbaring. In onze parabel wordt het avond als de werkers uitbetaald worden. Die avond is symbolisch: het leven is voorbij, die toekomst gaat beginnen. En hoe gaat God met ons om, met al die verschillende mensen? Er zijn er die chance hebben gehad, die al vroeg tot de volgelingen van Jezus behoorden en aan de slag zijn gegaan in de wijngaard des heren. Er zijn er anderen die later gekomen zijn. Misschien is de frank laat gevallen. De parabel gaat niet diep in op de mogelijke redenen waarom mensen zo laat in gang schieten. Dat lijkt eigenlijk niet belangrijk te zijn, wat telt is dat ze er uiteindelijk bij zijn, en zich mee inzetten voor dat rijk der hemelen.
Wat blijkt nu? Bij God krijgt iedereen evenveel kansen op die gelukkige toekomst, op de redding uit de onvolkomenheden en de miserie die voor velen dagdagelijkse kost zijn. De landeigenaar betaalt aan iedereen een denarie. Zon denarie was een Romeinse munt, en daar kon een arbeider zijn gezin een dag fatsoenlijk mee onderhouden. Een denarie per dag heb je nodig om te overleven. Al wie dus in de wijngaard van de Heer is komen werken, al wie wil toetreden tot het rijk der hemelen, die krijgt volle levenskansen. God wil het beste, voor iedereen die van goede wil is. En het beste, dat is niet in stukjes te delen. Als men voor iedereen het beste wil, zou het juist niet eerlijk zijn, dat de werkers van het elfde uur maar een twaalfde deel zouden betaald worden. Daar kunnen zij niet van leven, en leven, volop en gelukkig leven, daar is het God om te doen. Dit is dus echt een blijde boodschap. Niemand moet denken: ik kan er niet meer bij, ik ben te laat, er is niets meer aan te doen. God houdt de deur altijd open. Hij is goed en gul.
En daarin is hij gans anders dan mensen. Zijn wegen zijn niet onze wegen, zoals Jesaja zegt inderdaad. Als de heer vraagt: ben je jaloers... omdat ik goed ben?, moeten we dan in eer en geweten niet toegeven, dat er ondanks al onze goed wil ook jaloersheid diep in ons hart loert? Hoe is het met onze gulheid, als het erop aan komt andere mensen nieuwe kansen te geven? Hoe groot is onze bereidheid om onze gemeenschap écht open te zetten voor iedereen, en niet af te wegen wie de goeden zijn en wie de slechten? Het was in Jezus tijd niet anders. De eerste toehoorders van deze parabel waren de welmenende Joden die Jezus ook zagen omgaan met tollenaars en slechte vrouwen, en die zich gepasseerd voelden omdat hij geen onderscheid maakte: iedereen van goede wil was welkom bij hem. En ook zijn leerlingen zullen wel hebben moeten slikken als ze hem dit hoorden vertellen: in hetzelfde hoofdstuk, een tiental regels verder, zal Matteüs vertellen dat de apostelen ruzie begonnen te maken over wie er nu in het rijk der hemelen op de ereplaats mocht zitten. Dat zinnetje op het einde van onze lezing kondigt die passage al aan: Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten. Het is een sterke manier om samen te vatten wat de heer tegen de mopperende werkers van de vroege uren zei: ik wil de laatste evenveel geven als jou. En toen de evangelist zijn tekst op papyrus zette, enkele tientallen jaren na het optreden van Jezus, was er ruzie onder de eerste christenen over de vraag of de heidenen, de niet-Joden even goede volgelingen van Jezus zouden zijn. Een aantal Joodse christenen hadden bezwaren: zij waren toch de eerste volgelingen van Jezus, hadden zij dan geen voorrang? Matteüs zet zich aan de kant van diegenen die de deur voor iedereen wilden openzetten, dat was de lijn die Jezus had uitgezet in zijn verkondiging.
Het is de opdracht van onze kerkgemeenschap, van de mensen die in die wijngaard van het rijk der hemelen aan de slag zijn, om die gulheid van God ook in ons leven in de praktijk te brengen. Dat is een moeilijke opdracht, want de kleinmenselijkheid in ons stribbelt tegen. Maar elk stapje dat wij in die richting zetten, zal ook het rijk der hemelen, de échte vrede, dichterbij brengen.
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|