Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
Ruth in de vakantievieringen - Episode 9 - Wij zijn getuige
Wij zijn getuige - zaterdag 30 en zondag 31 augustus 2008
Vorige week in Ruth: Boaz heeft in een rechtszaak bekomen dat hij met zijn geliefde Ruth mag trouwen, want hij is familie van haar schoonmoeder Noömi.
Boaz zei tegen de oudsten en tegen heel het volk: Hiermee bent u getuige dat ik van Noömi het hele bezit van Elimelek koop, met alles wat heeft toebehoord aan Kiljon en Machlon. Bij deze koop is Ruth ingesloten, de Moabitische, de weduwe van Machlon: ik neem haar als vrouw, om de naam van de overledene op zijn familiebezit te laten voortbestaan, zodat die naam niet verdwijnt uit zijn familie en uit de poort van zijn stad. Hiermee bent u getuige. Het volk dat in de poort bijeen was, en de oudsten riepen uit: Wij zijn getuige! Moge de HEER van de vrouw die uw huis binnentreedt een Rachel en een Lea maken, die samen het huis van Israël hebben gebouwd. Word rijk in Efrata en maak uw naam beroemd in Betlehem. Uw huis moge worden als dat van Peres, de zoon van Tamar en Juda, door de kinderen die de HEER u uit deze jonge vrouw zal geven. Zo nam Boaz Ruth tot vrouw. Hij had gemeenschap met haar, door de gunst van de HEER werd zij zwanger en baarde een zoon. Toen zeiden de vrouwen tegen Noömi: Gezegend de HEER, die je nu toch nog een erfgenaam heeft geschonken, wiens naam in Israël beroemd zal zijn. Hij zal je doen herleven en zorgen voor je oude dag, want je schoondochter, die zoveel van je houdt, heeft hem gebaard, zij die meer betekent voor jou dan zeven zonen. Noömi nam het kind op haar schoot en verzorgde het. De buurvrouwen gaven het kind een naam en zeiden: Noömi is een zoon geboren. Zij noemden het kind Obed. Hij is de vader van Isaï, de vader van David.
Ruth in de vakantievieringen - Episode 8 - Boaz huwt Ruth
Boaz huwt Ruth - zaterdag 23 en zondag 24 augustus 2008
Boaz wil heel graag zijn familieverplichtingen nakomen en trouwen met Ruth, de weduwe van zijn verwant. Hij overlaadt Ruth en haar schoonmoeder Noömi met geschenken.
Intussen was Boaz naar de stadspoort gegaan en had daar plaatsgenomen. Toen hij de man zag voorbijkomen die familieverplichtingen tegenover Ruth had en over wie hij had gesproken, riep hij: Zeg Dinges, kom eens hier en ga zitten!. De man kwam en ging zitten. Daarop haalde Boaz er tien van de oudsten van de stad bij en verzocht hun plaats te nemen. Toen zij waren gaan zitten zei hij tegen de man die tegenover Ruth familieverplichtingen had: Het stuk land dat eigendom was van onze broeder Elimelek wordt te koop aangeboden door Noömi, die teruggekeerd is uit de vlakte van Moab. Ik vond dat ik je dit moest meedelen en je zeggen: koop dat stuk land, ten overstaan van hen die hier zitten, ten overstaan van de oudsten van het volk. Wil je van je recht gebruik maken, doe het dan. Wil je het niet, zeg het mij dan, want na jou heeft niemand hier rechten, behalve ik. De man antwoordde: Ik laat mijn recht gelden. Maar Boaz zei: Op het ogenblik dat je van Noömi de akker koopt, koop je meteen Ruth, de Moabitische, de vrouw van de overledene, om de naam van de overledene op zijn familiebezit te laten voortbestaan. Toen verklaarde de man die familieverplichtingen had tegenover Ruth: Dan kan ik mijn recht niet laten gelden. Het zou de ondergang van mijn familiebezit worden. Neem jij mijn rechten maar over; ik kan mijn verplichtingen niet nakomen. Bij terugkoop of ruil bestond vroeger in Israël het volgende gebruik: om de zaak rechtsgeldig te maken, deed de ene partij een sandaal uit en gaf die aan de andere. Zo werd in Israël een overeenkomst bekrachtigd. De man die dus aanspraak kon maken op de koop zei tegen Boaz: Koop jij die grond maar!. En hij deed zijn sandaal uit.
Volgende week in Ruth: Huwelijksklokken in Betlehem want Boaz en Ruth trouwen. We komen te weten dat Ruth niet zomaar een vrouw is, maar iemand met een grote toekomst!
Ruth in de vakantievieringen - Episode 7 - Blijf nu maar hier
Blijf nu maar hier Zaterdag 16 en zondag 17 augustus 2008
Vorige week in Ruth: Ruth en Boaz brengen, volgens het plan van schoonmoeder Noömi, zedig de nacht door op de dorsvloer. Ruth vraagt Boaz zijn familieverplichting na te komen, namelijk te huwen met haar en zo de familienaam in stand te houden.
Ruth bleef tot de ochtend aan de voeten van Boaz liggen en nog voordat het zó licht werd dat men iemand kon herkennen stond zij op, want Boaz had gezegd: Niemand mag weten dat een vrouw op de dorsvloer geweest is. Hij zei tegen Ruth: Kom hier met je omslagdoek en houd hem open. Zij hield hem open en hij mat zes maten gerst af en deed die erin. Daarna ging zij naar de stad. Toen ze bij haar schoonmoeder kwam, vroeg deze: Hoe is het je vergaan, mijn dochter? Ze vertelde wat de man voor haar gedaan had en zei: Hij heeft me zes maten gerst meegegeven en hij zei: Jij mag bij je schoonmoeder niet met lege handen aankomen! Noömi antwoordde: Blijf nu maar hier, mijn dochter, tot je weet hoe de zaak geregeld wordt. Die man zal niet rusten totdat hij vandaag nog de zaak in orde heeft gebracht.
Volgende week in Ruth: Boaz wil trouwen met Ruth en zo de familieverplichtingen nakomen, maar er zijn nog andere kapers op de kust! Het zal moeten beklonken worden met een rechtszaak...
Ruth in de vakantievieringen - Episode 6 - Ruth en Boaz op de dorsvloer
Ruth en Boaz op de dorsvloer - zaterdag 9 en zondag 10 augustus 2008
Vorige week in Ruth: Noömi vertelt aan Ruth dat Boaz, de man op wie ze verliefd is, een verwant is van de overleden man van Noömi en dus een goede trouwpartij. Hij heeft immers de familieverplichting om met Ruth te trouwen om de familienaam niet verloren te laten gaan.
Op een zekere dag zei Noömi, de schoonmoeder van Ruth: Mijn dochter, ik zou jou graag onderdak willen geven waar je gelukkig kunt zijn. Je weet dat Boaz, bij wie je met de vrouwen op het land hebt gewerkt, familie van ons is. Nu gaat hij vannacht op de dorsvloer de gerst wannen. Was je en parfumeer je, doe je mantel om en ga naar de dorsvloer, maar zorg ervoor dat de man je niet opmerkt voordat hij klaar is met eten en drinken. Wanneer hij gaat slapen, let dan goed op waar hij gaat liggen. Dan ga jij erheen, je slaat de deken aan zijn voeteneind op en je gaat daar liggen. Hij zal je dan wel vertellen wat je moet doen. Ruth antwoordde: Ik zal doen wat u mij zegt.
Zij ging naar de dorsvloer en deed wat haar schoonmoeder had gezegd. Boaz at en dronk, en ging goedgemutst naast de graanhoop slapen. Zachtjes liep Ruth naar hem toe, sloeg de deken aan zijn voeteneind op en ging liggen. Midden in de nacht schrok Boaz wakker: hij ging overeind zitten en zag aan zijn voeten een vrouw liggen. Hij vroeg: Wie ben je? Zij antwoordde: Ik ben Ruth, uw dienares. Spreid uw mantel uit over uw dienares, want u hebt familieverplichtingen tegenover mij. Hij zei: Mijn dochter, wees gezegend door de HEER! Dit bewijs van trouw is nog mooier dan het vorige; je hebt geen jonge mannen nagelopen, geen arme en geen rijke. Maak je niet ongerust, mijn dochter; ik zal doen wat je van mij vraagt; iedereen in de stad weet immers dat je een bekwame vrouw bent. Het is inderdaad waar dat ik familieverplichtingen tegenover je heb, maar er is nog iemand anders die deze verplichtingen heeft en die meer aan je verwant is dan ik. Blijf vannacht maar hier. Blijkt morgen dat die man zijn verplichtingen tegenover jou wil nakomen, goed, laat hij ze nakomen. Is hij er niet toe bereid, dan zal ik, zowaar de HEER leeft, mijn verplichtingen tegenover jou nakomen. Slaap nu maar rustig tot het ochtend is.
Volgende week in Ruth: Ruth brengt verslag van het nachtelijk plan aan haar schoonmoeder Noömi.
Ruth in de vakantievieringen - Episode 5 - Zou er iets achter zitten?
Zou er iets achter zitten? Zaterdag 2 en zondag 3 augustus 2008
Vorige week in Ruth: Ruth heeft aren gelezen op de akker van Boaz en deze is heel vrijgevig geweest. Zou er iets achter zitten? Want Boaz heeft gevoelens voor Ruth...
Toen Ruth de aren leeg klopte die ze had bijeengelezen, had ze bijna een hele efa gerst. Ze ging daarmee naar de stad, en liet haar schoonmoeder zien hoe veel zij verzameld had. Daarna haalde zij ook het overschot van de overvloedige maaltijd tevoorschijn en gaf dit aan haar. Haar schoonmoeder vroeg: Waar heb jij vandaag aren gelezen? Waar heb je gewerkt? Gezegend wie zo vriendelijk voor je geweest is. En Ruth vertelde haar schoonmoeder bij wie ze gewerkt had. De man bij wie ik vandaag gewerkt heb, zei ze, heet Boaz. Toen zei Noömi tegen haar schoondochter: Moge die man, die tegenover de levenden en de doden zijn goedheid laat gelden, gezegend zijn door de HEER. Zij vervolgde: Die man is aan ons verwant; hij is een van degenen die familieverplichtingen tegenover ons hebben. Ruth, de Moabitische, zei: Hij heeft mij zelfs gezegd dat ik mij bij zijn knechten kon aansluiten totdat al zijn koren gemaaid is. Noömi antwoordde: Het is goed, mijn dochter, dat je meegaat met de vrouwen die bij hem werken. Op een andere akker zouden ze je misschien moeilijkheden bezorgen. Ruth bleef dus bij de vrouwen die bij Boaz werkten tot het einde van de gerste- en tarweoogst om aren te lezen. Zij woonde bij haar schoonmoeder.
Volgende week in Ruth: schoonmoeder Noömi heeft een plan om haar schoondochter Ruth te koppelen aan haar verwant Boaz. Zal hij over de streep getrokken worden?
Ruth in de vakantievieringen - Episode 4 - Er groeit iets tussen Boaz en Ruth
Er groeit iets tussen Boaz en Ruth - Zaterdag 26 en zondag 27 juli 2008
Vorige week in Ruth: Ruth komt werken op de akker van Boaz. Ze mag er aren komen lezen. Toevallig of niet is Boaz familie van haar schoonmoeder Noömi. Tijdens het werken op de akker, groeit er iets tussen Boaz en Ruth.
Toen zei Boaz tegen Ruth: Hoor eens, mijn dochter, je moet niet op een andere akker gaan lezen. Ga hier niet vandaan en sluit je aan bij de vrouwen die hier werken. Volg ze op de voet en houd je ogen gevestigd op de akker die gemaaid wordt. Ik heb mijn knechten opdracht gegeven je te laten begaan. En als je dorst krijgt, ga dan naar de waterkruiken en drink van het water dat de knechten geput hebben. Ruth wierp zich diep gebogen ter aarde en zei: Waaraan heb ik het verdiend dat u zo goed voor mij bent? Ik ben toch maar een vreemdeling. Boaz antwoordde: Er is mij verteld wat je na de dood van je man allemaal voor je schoonmoeder hebt gedaan; vader, moeder en geboorteland heb je verlaten om naar een volk te gaan dat onbekend voor je was. De HEER, de God van Israël, onder wiens vleugels je een toevlucht hebt gezocht, moge je dat vergelden en je rijkelijk belonen. Ruth antwoordde: U bent goed voor mij, mijn heer, door mij gerust te stellen en zo vriendelijk tot uw dienares te spreken, terwijl ik niet eens een van uw dienaressen ben. Toen het etenstijd was, zei Boaz tegen haar: Kom erbij, dan kun je met ons eten en je brood dopen in de azijn. Zij ging bij de maaiers zitten en Boaz gaf haar gepoft graan. Zij at tot ze verzadigd was en hield nog over. Toen zij opstond om weer aren te gaan lezen, gaf Boaz zijn knechten bevel: Ook rondom de schoven mag zij lezen en jullie mogen het haar niet lastig maken; integendeel, trek opzettelijk wat aren uit de schoven en laat die vallen; en als zij die opraapt houd haar dan niet tegen. Zo bleef zij tot de avond aren lezen op het land.
Volgende week in Ruth: Ruth doet verslag van haar wedervaren aan haar schoonmoeder. Hoe zal zij reageren?
Ruth in de vakantievieringen - Episode 3 - Ruth ontmoet Boaz
Ruth ontmoet Boaz - Zaterdag 19 en zondag 20 juli 2008
Hoofdstuk 2
Vorige week in Ruth: De weduwe Noömi is na een verblijf in Moab teruggekeerd naar haar moederland, getekend door het leven en zonder één cent. Ze heeft haar schoondochter Ruth, ook een weduwe én een vreemdelinge, meegebracht.
Nu was Noömi aan de kant van haar man verwant aan een zekere Boaz, een vermogend man uit de familie van Elimelek. Ruth, de Moabitische, zei tegen Noömi: Ik zou wel naar het land willen gaan om ergens achter een maaier, die mij dat toestaat, aren te lezen. Noömi antwoordde: Doe dat, mijn dochter. Zij ging dus naar het land om aren te lezen achter de maaiers. Toevallig kwam ze terecht op de akker van Boaz, uit het geslacht van Elimelek. En daar kwam ook Boaz uit Betlehem. Hij zei tegen de maaiers: De HEER zij met jullie, en de maaiers antwoordden: Wees gezegend door de HEER. Boaz vroeg de knecht die de leiding had over de maaiers: Van wie is die jonge vrouw? De knecht die de leiding over de maaiers had antwoordde: Het is een jonge Moabitische, die met Noömi is meegekomen uit de vlakte van Moab. Zij vroeg of zij aren mocht lezen achter de maaiers. Sinds zij vanmorgen hier is gekomen, is zij onafgebroken bezig geweest en heeft zij zich amper rust gegund.
Volgende week in Ruth: Er groeit blijkbaar iets tussen Boaz en Ruth. Maar zal zij als vreemdelinge geaccepteerd worden?
Ruth in de vakantievieringen - Episode 2 - Een verblijf in Moab
Een verblijf in Moab Zaterdag 12 en zondag 13 juli 2008
Vorige week in Ruth: De Israëlitische Noömi vlucht omwille van hongersnood naar Moab met haar man en twee zonen. De zonen huwen met een plaatselijke schone, maar sterven beiden vroeg. Ook de man van Noömi sterft. De hongersnood is voorbij en er zit niets anders op dan terug naar haar eigen land te gaan, maar wat moet er met haar schoondochters Ruth en Orpa gebeuren?
Noömi verliet dus, samen met haar beide schoondochters, Moab, de plaats waar zij gewoond had. Maar op de terugweg naar Juda zei Noömi tegen haar beide schoondochters: Ga maar terug naar het huis van je moeder. De HEER moge jullie trouw blijven, zoals jullie het zijn gebleven tegenover de doden en mij. Dat de HEER ieder van jullie een man geeft, in wiens huis je geborgenheid vindt. Daarop kuste zij hen. Maar zij begonnen luid te wenen en zeiden: Nee, wij willen met u teruggaan naar uw volk. Maar Noömi drong aan: Ga toch terug, mijn dochters! Waarom zouden jullie met mij meegaan? Heb ik dan nog zonen in mijn schoot, die jullie mannen kunnen worden? Ga toch terug, mijn dochters. Ik ben immers te oud om nog een man te krijgen. En al zou ik zeggen: Er is nog hoop voor mij, en al zou ik nog vannacht een man hebben en zonen krijgen, wachten jullie dan tot ze groot zijn? Zouden jullie zo lang alleen blijven en zonder man leven? Nee, mijn dochters, mijn lot is te bitter voor jullie, want de hand van de HEER heeft zich tegen mij gekeerd. Maar zij bleven luid wenen. Ten slotte kuste Orpa haar schoonmoeder vaarwel, maar Ruth klemde zich aan haar vast. Noömi zei: Je schoonzuster gaat terug naar haar volk en haar god. Ga toch met haar mee! Maar Ruth antwoordde: Dring er niet langer op aan dat ik u verlaat en terugga, zo ver van u vandaan. Waar u gaat, ga ik; waar u blijft, blijf ik. Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God. Waar u sterft, wil ik sterven en daar wil ik ook begraven worden. De HEER moge mij dit aandoen en nog erger, wanneer iets anders dan de dood ons zou scheiden. Toen Noömi zag dat Ruth vastbesloten was om met haar mee te gaan, drong zij niet langer aan. Samen gingen zij verder tot zij in Betlehem kwamen. Hun komst bracht de hele stad in beroering; de vrouwen zeiden: Maar dat is Noömi! Zij antwoordde: Noem mij niet langer Noömi; noem mij liever Mara, want de Almachtige heeft mij een heel bitter leven gegeven. Rijk ben ik hier weggegaan, met lege handen laat de HEER mij terugkomen. Waarom mij nog Noömi noemen, nu de HEER tegen mij heeft getuigd en de Almachtige mij zoveel ongeluk heeft gebracht? Zo keerde Noömi, samen met haar schoondochter Ruth, de Moabitische, uit de vlakte van Moab terug. Zij kwamen in Betlehem aan bij het begin van de gersteoogst.
Volgende week in Ruth: hoe zal het Ruth vergaan in een vreemd land? Zal ze zich kunnen aanpassen? Zal ze alleen blijven of ontmoet ze toevallig iemand? En... bestaat het toeval wel?
Ruth in de vakantievieringen - Episode 1 - Terugkeer van Noömi en Ruth
Tijdens de vakantie is de preekploeg ook op vakantie. De preek wordt elke week vervangen door een woordje over de lezingen. Tijdens de eerste lezingen horen we zeven weken na elkaar het verhaal over 'Ruth'.
Achtergrond bij het boek Ruth
Dit boekje, genoemd naar de hoofdfiguur Ruth, wordt in de joodse synagoge voorgelezen op het Pinksterfeest, omdat het verhaal zich afspeelt in de oogsttijd. Deze mooie en zeer menselijke bijbelse novelle, met haar fijne psychologie, staat onmiddellijk in verband met het koningshuis van David. het verhaal speelt zich af in de bewogen tijd van de rechters, vóór de instelling van het koningschap. Juda wordt door hongersnood geteisterd. Daarom vertrekken Elimelek, zijn vrouw Noömi en hun twee zonen uit Betlehem naar Moab, een heidens gebied ten oosten van de Dode Zee (huidige Jordanië). Beide zonen huwen daar met Moabitische vrouwen, Orpa en Ruth. Na de dood van Elimelek besluit Noömi naar haar land terug te keren. Ruth, die inmiddels ook weduwe is geworden, wil kost wat kost mee, ofschoon Noömi erop aandringt dat zij in haar land zou blijven. Maar Ruth zegt veelbetekenend: Dring er niet langer op aan dat ik u verlaat ... Waar u gaat, ga ik; waar u blijft, blijf ik. Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God. In Juda voorziet Ruth in het onderhoud van haar schoonmoeder door op de akkers aren te lezen. Toevallig, of beter gezegd door Gods voorzienigheid, leert zij een zekere Boaz kennen, een familielid van haar overleden man. Als rechtsgetrouwe Jood neemt deze de leviraatsplicht op zich en huwt hij met de kinderloze weduwe Ruth, om zo de naam van de familie voort te zetten. Ruth en Boaz krijgen een zoon, Obed, van wie uitdrukkelijk gezegd wordt dat hij de vader is van Isaï, de vader van David. Dit vers is het doel van het hele verhaal. De heidense Ruth, de Moabitische vreemdelinge, wordt de overgrootmoeder van koning David. Zij wordt de waardige stammoeder van Gods volk. Door haar keuze voor de Heer (uw God is mijn God) werkt zij mee aan Gods heilsplan. Aan de overlevering over de Moabitische afkomst van koning David ligt waarschijnlijk een historische kern ten grondslag. De Ruth-novelle probeert dit schandaal aanvaardbaar te maken voor de Joden, die geen heidense inmenging duldden. Het boek Ruth leert dat God werkzaam kan zijn via elke mens, ook via vrouwen en vreemdelingen die onder zijn vleugels een toevlucht zoeken. Zonder Ruth zou er geen geen koning David zijn geweest en uiteindelijk ook geen Zoon van David (Jezus).
Terugkeer van Noömi en Ruth - Zaterdag 5 en zondag 6 juli 2008
In de tijd van de rechters brak er in het land een hongersnood uit. Een man trok weg uit Betlehem, in Juda, om zich met zijn vrouw en zijn twee zonen als vreemdeling in de vlakte van Moab te vestigen. De man heette Elimelek; zijn vrouw heette Noömi; de twee zonen heetten Machlon en Kiljon. Het waren Efratieten uit Betlehem in Juda. Toen zij de vlakte van Moab bereikten, bleven zij daar wonen. Elimelek, de man van Noömi, stierf en zij bleef achter met haar zonen. Die trouwden beiden met een Moabitische vrouw; de ene vrouw heette Orpa, de andere Ruth. Ongeveer tien jaar woonden zij daar. Toen stierven ook Machlon en Kiljon, en na het verlies van haar beide zonen en haar man bleef de vrouw alleen achter. Samen met haar schoondochters aanvaardde zij de terugtocht uit de vlakte van Moab, want zij had gehoord dat de HEER zich het lot van zijn volk had aangetrokken en het weer brood gaf.
Volgende week staat Ruth voor een moeilijke keuze: blijft ze als kinderloze weduwe in haar land achter of volgt ze haar schoonmoeder naar een vreemd land?
Vakantieviering A 2008 - Zaterdag 28 en zondag 29 juni 2008
Dit evangelie zou ik het Palieterevangelie willen noemen Het is alsof Jezus languit in het gras ligt. Hij is niet bezorgd over het leven. Niet bezorgd over wat zullen we eten, niet bezorgd om wat zullen we aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Dit is een evangelie dat oproept om niet bezorgd te zijn over je ziel en over je lichaam. De letterlijke vertaling van bezorgd zijn is bezorgd bezig zijn Wij zijn te veel bezig met bezorgd te zijn voor dingen die niet fundamenteel zijn. We zijn zo actief bezig zijn met de alledaagse werkzaamheden dat er geen ander perspectief meer over blijft. Als je kijkt waarover wij ons bezorgd maken dan gaat het over: Als ik maar een parkeerplaats vind voor mijn deur Als de file bij de bakker maar niet te lang is. Of als er maar niemand aan de deur belt wanneer ik naar de voetbal kijk Of wat moet ik toch aantrekken voor die receptie vanavond Eigenlijk allemaal aardse dingen die ons nog zenuwachtiger maken dan we al zijn.
En dan zegt Jezus plots: Kijk dan naar de raven en de leliën op het veld, ze zaaien niet, ze maaien niet, ze spinnen en ze weven niet. En toch zijn ze gezond en dragen ze het prachtigste kleed Is dat geen Palieter-evangelie?
Vrienden, de boodschap van vandaag is duidelijk.
We moeten er uit er tussenuit tijd vinden voor onszelf, tijd maken voor die dingen die we graag doen. Neem toch de tijd, als is het maar héél even, om de mens naast u te zien en te ontmoeten. Neem de tijd, als is het maar héél even, om in stilte Zijn schepping te bewonderen. Liefst nog met een grassprietje in de mond; Neem de tijd, als is het maar héél even, om eens echt te genieten en dankbaar te zijn. Neem de tijd om er over na te denken dat elke dag een gave is , maar ook een opgave. Vul zelf maar in welke goede daad je wil doen. Neem de tijd om eens rond te zien waar je kunt helpen. Dit sterkt ook uw vakantiegevoel. Neem gewoon de tijd om gelukkig te zijn. Je maakt er anderen ook gelukkig mee. Jouw glimlach zal aanstekelijk zijn voor anderen.
Als je dan die mens ontmoet die je hartelijk aanspreekt, die je boeit, die je lief heeft, zie dan in hem die God die in de mensen leeft. Als je dan die hand op uw schouder voelt, als je dan die schouderklop voelt, zie dan in de helpende mens de Vader. De goddelijke bezorgdheid die er is voor jou. En als je dan geniet van de mooiste dingen op aarde, kunstwerken, vergezichten, natuurlijke wonderen, als je luistert naar het muziek van de vogel, Waan je dan in de hemel, bij die God bij die vader. Als je al deze dingen ervaart mag je dan niet zeggen: Leven wij niet een beetje als in een hemel op aarde? Laat ons hopen dat dit in de komende vakantie zo is.
Manu Verhulst wil vandaag onze gids zijn:
Ooit al eens gedacht? Vandaag haast ik mij niet voor niets of niemand. Vandaag reken ik niet met minuten of seconden. Vandaag wil ik glimlachten naar alle mensen. Vandaag streel ik de dag en laat hem over mij gaan als het water van een stortbad. Vandaag vertel ik wat ik deze nacht gedroomd heb en ik vind het boeiender dan de krant. Vandaag vind ik ieder ander belangrijker dan mijzelf en ik ben er blij om. Alleen zo kan elk gewicht en elke duisternis van jou afvallen tot je licht genoeg bent om in één of andere zeepbel binnen te stappen en vakantie te nemen. Misschien op een koertje, op uw terras, misschien in een boeiing of in een tentje, Wat doet het er toe? Vandaag he, dat begint in je hart, vandaag, dat begint in uw geest
Muziek vogel
Ze zaaien niet, ze maaien niet maar zingen het schoonste lied.
Beste vrienden, Rust in vrede. Je moet dit ook eens doen terwijl je nog leeft.
De lezingen van deze zondag draaien allemaal rond het thema 'angst'. Een ietsje vervelend thema om een prediking rond op te bouwen. Immers met angst heeft ieder van ons af en toe te maken, al praten we er niet zo graag over. We kennen verschillende redenen om angstig, of beter nog, ongerust te zijn. Bang kunnen we zijn om fouten te maken, om onze toekomst en die van onze kinderen. We kunnen bang zijn van vreemdelingen, maar ook voor onze eigen gevoelens en verlangens, voor eenzaamheid en financieel gebrek.
Maar dit is niet de angst waarvoor Jezus , bij monde van Matteüs zijn leerlingen waarschuwt. Hij weet immers, dat wanneer Hij zijn leerlingen uitstuurt, ze als schapen onder de wolven zullen zijn. Het is dus normaal dat ze angst hebben. Tegelijk geeft Hij hun hoop: zij moeten niet bevreesd zijn voor hun sterfelijk lichaam, de ultieme redding ligt bij God. En hun onsterfelijke ziel. Mooie woorden maar wie heeft zoveel vertrouwen? Wie kunnen we vertrouwen? Wees niet bang! Ja dat willen we wel, maar er is zoveel dat rondom ons gebeurt en waar we zelf schijnbaar geen invloed op hebben! Zoveel naargeestige bedenkingen en dat op een zomerse dag!
Wie is de verkondiger van deze aanmaningen? Wie zegt : 'De leerlingen zijn niet meer dan de Meester?'.
We lezen uit het evangelie volgens Matteüs de evangelist die zeer duidelijk een evangelie schreef naar de Joden, bekeerde en andere, toe. Voornamelijk was het bedoeld voor die Joden die in Jezus geloofden. Het werd geschreven in de periode 70-80 na Christus. Aanvankelijk werd gedacht dat het Matteüs, een van de apostelen, was en dus een bevoorrechte en goed geïnformeerde getuige. Latere studies echter menen dat de evangelist en de apostel twee verschillende personen waren. Dit doet voor ons echter weinig ter zake. Voor ons telt de boodschap die Matteüs in veel verschillende verhalen brengt.
Zijn grote bezorgdheid was: Hoe kunnen de leerlingen trouw blijven aan Jezus, aan zijn evangelie ook zonder Jezus? Een vraag die zich ook voor ons stelt. Het antwoord van Matteüs is door de waardevolle dingen van het verleden niet prijs te geven, maar ook door het nieuwe niet af te wijzen. En die weg kunnen we alleen nemen in een gemeenschap van mensen die elkaar bemoedigen in het geloof, die geleid worden door mensen in Jezus, die elkaar vergeven en openstaan voor iedereen zonder rekening te houden met afkomst en verleden.
Het evangelie van Matteüs is een oud boek, geschreven in een bepaald milieu dat nu reeds lang voorbij is. Maar als men nagaat welke invloed en uitwerking het gehad heeft, en dan nog meer door de verhalen die erin vervat zijn, dan blijkt het een boek van alle tijden te zijn. Heel wat uitspraken uit deze verhalen zijn tot nu bewaard gebleven en hebben niets van hun zeggingskracht verloren. Denken we aan bv. 'Gaat en onderwijst alle volkeren', het zendingswoord, dat eeuwenlang de missies op gang getrokken heeft. Of nog: 'Ik had honger en gij hebt mij te eten gegeven', het werd de basis van de christelijke caritas. De Bergrede uit dit zelfde evangelie werd de grondwet van het christendom. Zo kunnen we er nog enkele opnoemen, genoeg om nogmaals het belang en de waarde van dit evangelie en zijn schrijver te vermelden . Om deze prediking voor te bereiden heb ik gegrasduind in diverse geschriften waaronder de bloemlezing: 'Matteüs opnieuw' van F. Van Segbroeck Benoit Standaert gaat in zijn zoektocht in Matteüs nog verder in de opdrachten die de evangelist aan zijn toehoorders of lezers geeft. Hij maakt nog andere lijsten van 'armen' en van behoeftigen, en ook andere typische 'werken' waarin de Messias zich laat herkennen. 'Genees zieken, wek doden op, reinig melaatsen en drijf demonen uit'. 'Voor niets hebben jullie gekregen, voor niets moet je geven.' Matteüs is de enige evangelist die zo sterk Jezus als lesgever, als leider laat spreken. Ook de volgende weken zullen we nog dergelijke voorbeelden horen. Uit al deze passages zien we hoe Jezus, zelf een zachtmoedige en nederig van hart, Zijn leerlingen aanzet om even nederig en zachtmoedig naar de armen te gaan om Zijn werk verder te zetten, ondanks alle tegenkanting en verzet ten spijt. Is het die boodschap die Matteüs ook aan ons geeft? Is dit dan de o zo moeilijke weg die wij moeten gaan om vrede te vinden bij onszelf en ook bij God?
Het onderwerp van deze viering is: ' Op weg gaan.'. De eerste lezing is een verhaal uit het Boek van de Uittocht. Ook de Joden zijn op weg gegaan, maar niet alleen. God ging met hen mee. God zal zijn volk dragen op arendsvleugelen. Wanneer een arendsjong begint uit te vliegen, vliegt de arend onder het jong zodat het, wanneer het moe is, op zijn rug kan rusten. Wat een prachtig beeld. Ook de tien geboden die Mozes later zal ontvangen, zijn een beeld dat Gods zorg voor het jonge volk uitdrukt. In de woestijn van het leven zal het heel wat moeilijkheden moeten trotseren en de geboden, of beter de regels, helpen om met elkaar veilig die woestijn door te geraken. God is met ons begaan. Het doet deugd om dit te weten, om ons gedragen te voelen, vooral die momenten waarop we het moeilijk hebben. We mogen erin geloven en erop vertrouwen dat God de weg met ons meegaat. Maar over welke weg gaat het hier dan eigenlijk?
In het evangelie wordt het ons allemaal duidelijk. We lezen dat Jezus bewogen wordt door medelijden met mensen die op de dool zijn, schapen zonder herder. Met mensen die door één of andere vorm van kwaad getroffen worden. Mensen die lichamelijk, materieel of geestelijk te kort worden gedaan. Het raakt hem enorm. Hij wil er iets aan doen, maar hij kan het niet alleen. De oogst is groot, maar arbeiders zijn er te weinig. Vanuit zijn grote zorg voor mensen, roept hij zijn leerlingen op en zendt hij ze uit om op weg te gaan naar noodlijdenden. Hij roept mensen, doodgewone mensen zoals jij en ik, roept hij op, mensen met uiteenlopende karakters, andere interesses, andere capaciteiten. Van heel gewone mensen maakt hij bewogen mensen. Zijn leerlingen werden gezonden, maar ook wij worden gezonden met een opdracht. Onreine geesten uitdrijven lezen we in het evangelie. We zouden dit kunnen vertalen naar: mensen helpen bevrijden van grote of kleine duiveltjes van oa hebzucht, eigenbelang, maar ook zelfvernietigend gedrag, zelfbeklag, Allemaal zaken die soms heel moeilijk en onder fel protest de mens verlaten. De opdracht: alle ziekten en kwalen genezen, kunnen we verstaan als, mensen opnieuw zin doen krijgen in het leven, weer van het leven leren houden. Depressie, levensmoeheid, geweld, racisme en alle andere soorten kwalen van deze tijd, aanpakken.
Hoe kunnen wij die opdracht tot een goed einde brengen? Wat is er voor nodig om herders van mensen te worden? 1) Vooreerst moeten we geraakt worden door mensen die hulp nodig hebben. Het moet ons aangrijpen en ons in beweging brengen. 2) Ten tweede is onze houding belangrijk. Een houding van respect, van een diep luisteren, van grote aandacht voor de andere, van openheid en meeleven. 3) Een derde belangrijk iets is ons geloof en ons vertrouwen in de andere. Het kan ongelooflijk helpend zijn dat er iemand naast je staat die, ook al ben jij volledig de trappers kwijt, in jouw plaats gelooft dat het allemaal goed komt. Hier schuilt een enorme kracht in. 4) En dit brengt ons naar een vierde punt. Ons eigen geloof en ons eigen vertrouwen in onszelf en in het leven. Het is goed dat wij ons gedragen voelen door God, dat wij ons als arendsjongen mogen voelen, met een God die ons opvangt als we moe worden. Het is Gods liefde voor ons en de kracht die we daarvan mogen ondervinden, die ons bekwaam maakt om op onze beurt lief te hebben. Als we deze vier dingen in ons kunnen voelen, zijn we goed op weg.
In het evangelie lezen we nog iets raar: Hij zond hen uit met de opdracht: beweeg je niet onder de heidenen. Dit is maar te begrijpen wanneer je weet dat Mattëus een schriftgeleerde was en dus vanuit de Joodse traditie geloofde dat de Messias eerste en vooral voor het uitverkoren volk zou komen. Vandaag zouden wij dit misschien kunnen vertalen als: zoek het niet te ver, kijk rondom je, er is werk in overvloed.
Laten we dan op weg gaan, stap voor stap, de weg die Jezus ons heeft voorgedaan. Dat we ons laten raken door medemensen in nood, dat onze aandacht voor hen levend mag blijven, ons geloof en ons vertrouwen in hen steeds groter mag worden en dat we vooral ook Gods Liefde mogen ervaren door dicht bij onze kern te vertoeven. We zijn op weg, samen.
Ouders en grootouders hebben meestal het beste voor met hun kinderen en kleinkinderen. Daardoor maken ze zich ook vaak zorgen. Eén van de grote bekommernissen en zelfs angsten is: dat hun kinderen toch geen slechte of verkeerde vrienden zouden ontmoeten. Dat ze niet zouden optrekken met leeftijdsgenoten die een slechte invloed op hen uitoefenen. Die bekommernis is natuurlijk heel normaal en begrijpelijk.
Maar wat zijn dat eigenlijk: slechte vrienden? Als we heel eerlijk zijn, moeten we erkennen dat we liefst hebben dat onze kinderen omgaan met mensen zoals wij, mensen die bij ons passen. Bij voorkeur moeten hun vrienden en vriendinnen dezelfde etnische en sociale afkomst hebben als wij. Liefst houden ze er ook dezelfde of een vergelijkbare levensstijl op na. En om het helemaal mooi te maken delen ze ook ons geloof en onze interesses.
We zien ze liever niet omgaan met mensen die helemààl anders leven en denken dan wij. En ook bij onze kennissen en buren hebben wij wel eens bedenkingen over "het volk waarmee zij omgaan", over hun vriendenkring, hun sociale contacten, hun vrijetijdsbesteding.
Waarschijnlijk is het altijd zo geweest. In het evangelie wordt er ook duchtig geroddeld achter de rug van Jezus. Hij gaat om met tollenaars en zondaars, Hij zit met hen aan tafel. Eigenlijk is dat commentaar ook weer begrijpelijk. Met iemand aan tafel gaan was toen ook al een teken van verbondenheid, een bewijs dat men elkaar respecteerde en apprecieerde.
In de joodse traditie van Jezus' tijd was iedere maaltijd zelfs een religieus gebeuren, waarbij men God dankte voor de gave van het leven, voor het voedsel door de aarde voortgebracht, voor de vriendschap tussen de aanwezigen. Een maaltijd schept verbondenheid en is daarom een zeer geschikt ritueel om een verbond te bezegelen. Men ging dus niet zomaar met gelijk wie aan tafel. Vandaar de verontwaardiging bij de farizeeën als Jezus met tollenaars en zondaars aan tafel gaat.
Want tollenaars waren natuurlijk geen toonbeelden van deugdzaamheid. Ze waren niet populair, maar dat hadden ze vooral aan zichzelf te danken. Ze gingen in naam van de Romeinse bezetter tol ophalen en dus collaboreerden ze met de vijand. En bovendien hadden ze nog de reputatie dat het ze het niet te nauw namen met de eerlijkheid. Ze eisten meer tol dan nodig en hielden de winst voor zichzelf. Brave en oplettende joodse ouders zullen toen wel gedacht hebben: als die van ons maar nooit naar huis komen met de zoon of de dochter van een tollenaar.
De tollenaar met wie Jezus aan tafel gaat heet Matteüs. Misschien is het wel de evangelist zelf, al is dat lang niet zeker. En Jezus gaat niet alleen bij hem aan tafel, hij spreekt hem ook aan: "Volg Mij". En de man stond op en volgde Hem. Jezus roept hem en hij geeft gevolg aan die roeping. De maaltijd die zij met elkaar delen is dus niet vrijblijvend. Het is niet zo dat Jezus te kennen wil geven dat hij het gedrag en de levenswijze van die tollenaar goedkeurt. Wel integendeel. Hij roept hem eerst op zich te bekeren, aan zijn leven een andere richting te geven. Dan pas gaan ze samen aan tafel, als het ware om dat verbond te bezegelen.
Jezus bakt geen zoete broodjes met tollenaars. Hij bevestigt ze niet in wat ze doen. Hij maakt ze beter. En ook dat is niet helemaal juist gezegd. Hij haalt eigenlijk het betere, het beste in hen naar boven. Hij doorprikt de clichés en de vooroordelen en geeft de mensen de kans hun ware ik te tonen.
Want nog eens: tollenaars waren geen heiligen. De slechte reputatie die ze genoten hadden ze zich grotendeels zelf op de hals gehaald. Maar precies door die slechte reputatie geraakten ze vast in hun levenspatroon. Ze waren toch niet geliefd, ze hoorden er toch niet bij, alles wat ze deden werd toch verkeerd uitgelegd. Dus konden ze maar beter voor zichzelf blijven zorgen, zich verrijken en daardoor nog meer sympathie verspelen. Tot er dan iemand komt die hen wel de kans geeft hun betere kant te tonen.
Het is bij ons niet anders. We proberen wel verdraagzaam te zijn en ruimdenkend. We veroordelen in gesprekken en discussies elke vorm van racisme en discriminatie. Maar in het dagdagelijkse leven merken we vaak dat we toch nog vol vooroordelen zitten.
En ook wij hebben waarschijnlijk toch ook al een paar keer onze mening moeten herzien over bepaalde medemensen. De eerste indruk kan soms heel negatief zijn. Vaak weer door vooroordelen: iemand met zo een uiterlijk, met dat soort kledij, met die familie, uit die buurt, met dat studie- of beroepsverleden, dat belooft weinig goeds.
Tot we die persoon beter leren kennen. Dan komen ook zijn goede eigenschappen aan het licht. Dan smelten onze vooroordelen stilaan weg. Misschien omdat er wat meer vertrouwen is gegroeid, ook van ons uit. Misschien omdat hij eindelijk de kans heeft gekregen zijn betere ik te tonen. In elke mens schuilt immers iets goeds, waarschijnlijk heel veel goeds. We weten dat wel, maar we moeten er onze ogen voor durven openen.
"Ik wil liever barmhartigheid en liefde dan offergaven" klonk het in de eerste lezing. Het betekent zoveel als: liever geen mooie woorden en theorieën, maar een leven geïnspireerd aan dat van Jezus. Wat je in de kerk zegt of verkondigt, kan niet los staan van het leven van iedere dag. Een christen herkent men niet zozeer aan zijn woorden, maar wel aan zijn daden. Jezus stond niet te preken over tollenaars. Hij ging met hen aan tafel en haalde hun betere ik naar boven. In het licht van het evangelie van vandaag is dit allicht een belangrijke opdracht voor ons, christenen: het beste in elkaar naar boven halen.
Mensen van Linkeroever hebben veel ervaring met het bouwen van een huis op de rots; beter gezegd met het bouwen van hun huis door het heien van palen tot op de vaste grond. De weinige huizen waarbij dat niet gebeurd is zijn allemaal gaan verzakken, door de tientallen meters opgespoten Scheldeslib waarmee de gronden jaren geleden werden opgehoogd. Jullie zullen zich zeker nog de diepe' vorm herinneren van de vloer in de zaal van het SAC. Het terras aan de voorkant helt ook zo af (en dat heeft niets te maken met de diepgaande gesprekken die er worden gehouden). Daarover heeft Mattheus het in het evangelie van vandaag. En wat dat gedeelte betreft, kunnen we hem nog goed volgen ook.
De zinnen die eraan voorafgaan, dat is een ander paar mouwen. Jezus gaat erin tekeer tegen mensen die Hem aanroepen (Heer, Heer) en zelfs tegen mensen die in zijn naam profetische woorden spreken, duivels uitdrijven of in zijn naam machtige daden verrichten. Ik ken jullie niet, zegt Jezus, jullie zijn overtreders van Gods wet. Allez, ik krijg hier als predikant meteen een dikke veeg uit de pan. Begrijpe wie het begrijpen kan.
En dan is er eerste lezing van vandaag, de brief van Paulus aan de Romeinen, de inwoners van Rome. Deze roemruchte brief, over de rechtvaardiging door het geloof, vormde in de tijd van Luther en Calvijn één van de speerpunten om hun protest tegen de kerk van Rome te verantwoorden. En dat juist nu wij deze zondagmiddag samen met onze protestantse geloofsgenoten willen gaan picknicken op het grasveld voor de kerk.
Aan de ene kant is er Mattheus die Jezus laat zeggen: als je er niks voor gedààn hebt, dan ken Ik je niet! Aan de andere Paulus die lijkt te zeggen dat we er niks voor moéten doen. Dat iedereen door God als rechtvaardige wordt aangenomen, omdat hij door zijn geloof in Christus Jezus werd verlost. Het lijkt wel een complete tegenstelling. Hoog tijd dus om alles even in het juiste daglicht te bekijken.
Beginnen we met de brief aan de Romeinen. Paulus schreef die brief speciaal aan de Romeinse burgers die, vanuit het heidendom, christen waren geworden. Hij schreef hun dat het helemaal niet nodig was zich aan de regels van de Joodse Wet te houden, zoals bijvoorbeeld de besnijdenis, de sabbat of de voedselwetten. Doordat Jezus zijn taak op aarde tot in de puntjes en helemaal tot op het einde volbracht heeft, zijn die wetten niet meer nodig, zijn de christenen nu vrij van de wet. In de tijd van Luther en Calvijn vormde de lezing natuurlijk een unieke gelegenheid om de christenen er op te wijzen dat alléén het geloof van tel was en niet de toenmalige regels van Rome. Denk in het bijzonder aan het betalen van aflaten om je hemel te verdienen, maar die in feite bedoeld waren om de bouw van peperdure kerken in Rome te financieren.
Maar dan nog lijkt het in tegenstelling met de tekst van het evangelie. In Hem geloven is niet genoeg. Wondere daden verrichten of duivels uitdrijven in zijn naam is niet genoeg. En in zijn naam profetische woorden spreken, helpt niet. Zolang jullie niet handelen naar de wil van zijn hemelse Vader, blijft Jezus rechtuit zeggen: Ik ken jullie niet. Jullie gaan in tegen de wet van God!
Wat is er dan mis met Pater Damiaan, die in Christus naam demonen verdreef en wondere daden verrichtte? Wat is er mis met Martin Luther King, die in Jezus naam profetische woorden sprak? Helemaal niets! De oplossing staat een regeltje eerder in het Mattheus evangelie: aan hun vruchten kunnen jullie hen herkennen.
Pater Damiaan heeft zeker wonderen verricht, maar heeft vooral zieke melaatsen verzorgd. Dominee King heeft inderdaad profetische woorden gesproken, maar is vooral met mensen op weg geweest. Ik mag hier staan preken zoveel ik wil. Maar zolang ik er niet naar hàndel, is mijn preken even zinloos al een onvervulde verkiezingsbelofte. Dan zal Jezus tegen mij zeggen: Ik ken je niet. Je gaat in tegen de wil van mijn hemelse Vader.
We kunnen het beschouwen als de muziek op een notenbalk. Er zijn een aantal regels waarop noten geschreven staan. Maar er staan ook noten tussen de regels. Ook die moeten we lezen. Zo niet krijgen we een schrale mi-sol-si-re toonladder.
De wetten of regels zijn belangrijk, ze geven een richting aan. Maar het belangrijkste is het geloof: de noten die op en tussen de regels staan. Zij vormen de melodie. Alleen zij maken dat er echt muziek in zit. Jullie zijn in de eerste plaats echte christenen, omdat jullie geloven. En al wie gelooft, zal juist daaruit de kracht putten om van zijn leven een mooi en aanstekelijk melodietje te maken. Amen.
Anderhalf jaar geleden is een oom van mij gestorven. De man was priester, was een zeer lieve en goede mens, en is bijna de helft van zijn lange leven multiple - sclerose - patiënt geweest. Het was een heilige mens.
Aan de muur naast zijn bed hing een klein verzilverd kruisje. Dat ligt nu op mijn bureau. Ik kijk er af en toe naar, en dan is hij nog bij ons. Hij is een voorbeeld, en dikwijls denken we in de familie aan hem.
Is het zoiets, als we geloven dat Jezus in de eucharistie, in het heilig sacrament, tegenwoordig is? We herinneren ons Jezus, we halen hem ons voor de geest, we laten ons inspireren door zijn voorbeeld.
Zoiets is het, en het is nog meer.
Het vieren van de eucharistie is een zeer oud gebruik. Het heeft zijn wortels diep in de geschiedenis, nog eeuwen voor het Laatste Avondmaal. Ik vind dat geweldig: als we samenkomen rond het altaar stappen we in een eeuwenoude ketting, we spreken en handelen zoals duizenden jaren lang gelovige mensen het ons hebben voorgedaan. Het is alsof de tijd wegvalt, we staan in een gemeenschap die er al eeuwen is.
De wortels van het delen van brood en wijn zijn verankerd in de paasnacht die het volk van Israël de bevrijding uit Egypte bracht. En eeuwen lang hebben ze in de paasnacht brood en wijn gezegend en gedeeld zoals in die eerste paasnacht, het voedsel dat ze toen nodig hadden, want ze hadden een zware tocht voor de boeg.
Dat herdenken in al die volgende paasnachten was meer dan herinneren. Ze geloofden dat hun redding niet alleen toen gebeurde, maar dat die bleef duren. God bleef bij hen, de tocht door de woestijn was niet alleen een historisch feit, maar een werkelijkheid die ze telkens opnieuw meemaakten: de moeilijkheden, de miserie, de vervolging tot in de verschrikkingen van de twintigste eeuw. En de gelovige Jood viert elke paasnacht dat God hen ook nu weer zal bevrijden: God en zijn Verbond zijn voor eeuwig.
Zo vierde ook Jezus de paasnacht: zijn Vader brengt redding, in het nu, voor hem, voor ieder mens die zich aan God toevertrouwt.
Nu was die laatste paasviering van Jezus iets speciaals. Hij geeft aan dat oude ritueel een nog diepere betekenis. Als Jezus zegt dat brood en wijn zijn lichaam en bloed zijn, zegt hij dat de weg naar Gods verlossing uit de woestijn, de weg naar ons heil, ons geluk, loopt in het spoor van zijn leven. Het spoor van zijn boodschap, het spoor van geven en delen, het spoorook van lijden en dood. Jezus bleef kwaad met goed vergelden. Goedheid in deze wereld is broos en wordt telkens opnieuw vernietigd. Maar goedheid is het enige dat telt, omdat God het leven blijft behoeden, ook voorbij de dood. Dat is ons geloof, die overtuiging dreef hem, en allen die zijn spoor proberen te volgen.
Hij is ons eten en drinken dat ons recht zal houden in de woestijn, hij is die redding die altijd aanwezig is, en die elke paasnacht gevierd wordt, vanaf die eerste Joodse paasnacht.
We zijn elke zondag gaan vieren als een paasfeest: het feest van Gods blijvende reddende kracht, die Jezus ons geeft. In de loop der eeuwen hebben velen geprobeerd de betekenis van brood en wijn uit te leggen, en vrome verhalen over bloedende hosties leren ons hoe sterk de gelovigen ervan overtuigd waren dat Jezus levend bij hen was. De kern is dat wij vieren hoe we vandaag verlost worden uit de woestijn van ons gebrekkig leven: door de weg van Jezus te gaan, door ons leven te delen en weg te geven, zoals we naar zijn voorbeeld in die laatste nacht brood en wijn delen.
Velen die het wel zien zitten in de boodschap van Jezus, zetten toch de stap niet of niet meer naar de zondagsviering. Ze zeggen, en ik heb het ook gezegd: voor mij is een wandeling in de natuur, een zinnige tekst, een maaltijd met mijn dierbaren, genoeg, zo beleef ik ook Gods aanwezigheid. Ik denk inderdaad dat dit kan. Gods wegen zijn wonderbaar, en ik geloof dat hij op heel veel manieren en in heel veel symbolen kan beleefd worden. Maar ik geloof ook dat ons delen van brood en wijn een schat van een traditie is, die mag gekoesterd worden. En als het waar is wat wij belijden, dan zal die schat niet verloren gaan, en zullen gelovigen er zich altijd in kunnen herkennen.
Hier vinden wij mekaar, de mensen die in die eeuwenoude traditie stappen. Hier zijn wij samen, wensen we mekaar vrede, de vrede die God ons wil geven. Ik ben content dat we elkaar regelmatige hier eens terugzien, en voelen dat we samen geloven, en proberen te delen met elkaar. Dat doet deugd. Ik ben hier gère....
Soms kan ik mij zeer goed in het thema van een viering inleven. Hebben jullie dat ook?
Vorige zondag, met Pinksteren, overkwam me dat bijvoorbeeld. Een aantal bange apostelen in een afgesloten ruimte. Schrik, onzekerheid, ongerustheid, het gevoel dat je vastzit tot plots iemand een ingeving heeft, een vurig moment en dit weet over te brengen op de anderen. Ze verstaan mekaar terug; ze spreken in alle talen zo klonk het evangelie En dan kunnen we enthousiast weer verder! Daar moeten we het mee doen.
Vandaag, op de dag van de Drie-eenheid ligt het thema moeilijker! Wie begrijpt dat van die drie-ene God?
Theologen kunnen daar een hele zinvolle analyse over maken. Maar dat brengt ons niet altijd dichter bij God. Hoe dikwijls in ons leven maakten wij al niet dat kruisteken: in de naam van die vader, en van de zoon en de van de heilige geest denken wij hier nog bij na?
Geef toe: het is niet gemakkelijk. Mensen hebben alle tijden door geworsteld met God en zullen dat wel blijven doen, dat hoort bij geloven. Want God is niet te vatten in onze menselijke woorden en begrippen.
En toch zien we onszelf als gelovige mensen die God een plaats proberen te geven in ons leven, die tot Hem willen bidden en hem daarbij allerlei namen geven Wat is Hij voor u: is hij de schepper, rechter, strenge en barmhartige leider, koning, tochtgenoot, broeder of vriend?
Mozes noemde Hem Heer, daar op de berg Sinai. Och Heer, wees zo goed en trek met ons mee. Ons volk heeft u nodig. Wij snakken naar een teken, leidt ons door de woestijn. Weet dat wij afdwalen, dat wij zoeken. Help ons voort te zoeken naar het beloofde land. Voor Mozes is God de Helper van zijn volk. Iemand die barmhartig en genadig, geduldig, vol liefde en trouw is. Durven wij of kunnen wij, mensen van de 21e eeuw, met problemen eigen aan onze tijd, nog vertrouwen in God?
Beste vrienden, we worden toch wel elke dag geconfronteerd met de strijd tussen goed en kwaad. In onszelf, maar ook in de wereld om ons heen. Die Oostenrijkse vader die zijn dochter vierentwintig jaar in een kelder opsluit, haar misbruikt en zeven kinderen bij haar verwekt. Neem Fourniret die eindelijk voor de rechtbank en voor zijn slachtoffers en hun families wil praten, neem het terrorisme, de militaire dictatuur in Myanmar die nog liever honderdduizenden mensen laat omkomen van ellende dan dat ze buitenlandse hulp toelaat na de zware cycloon van twee weken geleden, neem de aardbeving in China, en dan hebben we het nog niet over alle persoonlijke belevenissen
Het kwade geeft niet het niet op, en het zal het ook nooit opgeven. Maar altijd zal God er zijn, Een God die dit kwaad niet gewild heeft. Wie is God in de 21e eeuw? En staat die drie-ene God dan zo ver van alle realiteit?
God die barmhartig is en vol medelijden, en groot in liefde en in trouw. God die liefde is. God die ons zijn tien geboden heeft gegeven, God die ons in zijn Zoon Jezus het goede is komen voorleven, God die ons zijn Geest schenkt. Zijn Geest van liefde, vrede en vreugde. Want zo is onze God, onze Drie-ene God: liefde, vrede, vreugde. Goedheid dus
Ik heb altijd geleerd: als je een groot probleem hebt waar je niet kan overzien moet je het in stukjes knippen, in stappen oplossen, vele kleine stapjes, een stappenplan, een plan van aanpak opstellen. Alleen zo kan je dit probleem de baas. Dus toch een analyse maken?
Ik las bij de voorbereiding van deze preek ergens een artikel ene Myrjam De Keyser dat ons toch op weg zet Zij schrijft: ik hou niet zo van kapot analyseren van mooie dingen. Als je vb wil weten wat een roos is, dan moet je ze in je tuin zien opgroeien. Dan volg je het wonder van een kleine kleurloze knop, die op een morgen uitbarst in een heerlijke waaier van fluwelen blaadjes. Dan zie je de strenge stengel met doornen en als je geluk hebt dan ruik je de zachte verleidelijke geur. Rozen staan lang in een tuin, en ze hebben iets. Rozen zijn niet voor niets de lievelingsbloemen van verliefde mensen. Laat echter een botanicus een roos uit elkaar rafelen en je houdt niets meer over. Wat kroonblaadjes,slap op het papier gelegd, kelkblaadjes, een stamper, alles wat een andere bloem ook heeft. Maar weg is de roos, weg de magie van geliefden,
Een analyse is goed, maar wat belangrijk is, is het geheel. Laten we dus proberen ook God een gezicht te geven , maar niet alleen in onze gedachten maar veel meer in ons leven! De onzichtbare God moet zichtbaar worden in mensen. Zo kan dat éne gezicht op verschillende manieren zichtbaar worden in de wereld. In wat mensen zijn, in wat mensen zeggen en wat mensen doen.
Je hebt het mysterieuze, het hele grote, dat wat niet te begrijpen is, wat ons overstijgt. Het mysterieuze van onze afkomst, van het scheppingsverhaal. We kennen het en aanvaarden het maar begrijpen het niet. Dat grote overkoepelende dat zou de je Vader kunnen noemen: God boven mij.
Je hebt wat leeft in mensen aan zorg en wederzijdse hulp, aan menselijke kennis en bekwaamheid. De bekommernis om met mekaar om te gaan. De dagdagelijkse motivatie om mekaar voort te helpen. Zomaar, dat zou je de zoon kunnen noemen: God naast mij.
En je hebt de innerlijke drijfveer, de stuwende liefde, de verre hoop die in elke mens woont en ons steeds weer doet verder gaan. Het waarom wij het doen. Het waarom wij mekaar graag zien, het waarom van onze bekommernis voor mekaar. Dat zou de geest kunnen zijn, God in mij.
Zo heb je de Drie. Begrijpen wij God nu wat beter? Komen wij wat dichter bij hoe hij is? Ik hou van rozen en ik probeer ook van God te houden. Ik hou van rozen in alle kleuren in de tuin. Soms zie ik door die rozen God beter.
We zijn nu tussen Hemelvaart en Pinksteren. Deze zondag heeft een eigen karakter. Jezus is heengegaan en de Geest is nog niet gekomen. Dit kunnen we ook lezen in de eerste lezing. Jezus heeft zijn leerlingen de wijde wereld in gezonden. Hoe zullen zij standhouden? De lezingen wijzen de weg. De eerste lezing valt nog mee, maar de evangelielezing is niet zo eenvoudig. Wat ik wil doen in deze homilie is zoeken naar het centrale thema en dan eens kijken of we dit in ons leven ook kunnen inbouwen. Wat komt er terug in de twee lezingen, wat zijn de themas? Wachten, bidden en blijven en dit met anderen samen, eensgezind, daar gaat het over in de teksten.
Ons eerste thema dat in beide lezingen aan bod komt is wachten. In de eerste lezing staat dat de leerlingen verblijf houden in de bovenzaal. Daar wachten zij, zoals Jezus hun had opgedragen, de belofte van de Vader af. Daar wachten zij op de heilige Geest. De negen dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren zijn een tijd van wachten en waakzaam zijn. Het is dus geen passief wachten. Het is een zich heel bewust openstellen voor dat wat komende is. In de evangelielezing is het Jezus die wacht, want het uur is gekomen. Jezus wacht op de verheerlijking, Jezus wacht om naar zijn Vader terug te keren. En hoe zit het in ons leven? Kunnen wij ons openstellen voor het nieuwe, het verfrissende? Waakzaam zijn voor wat ons gegeven wordt. Vertrouwen blijven hebben. In de eerste plaats vertrouwen in onszelf, maar ook vertrouwen in de ander én vertrouwen in het leven. En dit, samen met anderen, eensgezind.
In beide lezingen is er sprake van bidden, het tweede thema. In de eerste lezing lezen we dat de leerlingen eensgezind volharden in het gebed. En in de evangelielezing bidt Jezus tot de Vader voor zichzelf, voor zijn leerlingen en voor alle gelovigen. De tijd van wachten is dus geen tijd van leegte, maar een tijd vol van aandachtig verwijlen bij God en bij de mensen, een tijd van bidden om de Geest. En hoe zit het bij ons? Bidden is soms ver weg uit ons leven. Het gaat allemaal zo snel, de druk is zo groot, zoveel te doen, zoveel werk Maar bidden is ook stilvallen, het rustig maken, tijd maken om in stilte bij onszelf te zijn. Eigenlijk gaat het om voedsel voor onze geest, zo noodzakelijk in ons soms zo drukke bestaan. Bidden is ons ook overgeven aan God, zijn aanwezigheid en zijn aanmoedigingen voelen. Als we dit met anderen kunnen doen, is dit echt een geschenk.
Het derde en laatste thema dat in beide lezingen ter sprake komt: blijven. Blijven in de betekenis van niet weggaan, maar ook doorzetten, kiezen voor. In de eerste lezing verblijven de leerlingen in de bovenzaal, ze blijven eensgezind volharden in het gebed. Ze kiezen ervoor om niet te vluchten, maar samen steun te zoeken bij elkaar en bij God. In de evangelielezing bidt Jezus voor zijn leerlingen, die in de wereld blijven, opdat zij in eenheid verbonden mogen blijven met elkaar, met Jezus en met God. De leerlingen blijven in de wereld. Zij hebben hier nog een taak te volbrengen. Ze kiezen ervoor en geven niet op. En wij? Kunnen wij eensgezind blijven? Niet vluchten, maar samen blijven. Zoeken naar oplossingen. Samen moeilijkheden aanpakken in respect voor elkaar. Kiezen om te doen wat Jezus ons geleerd heeft. Niet opgeven, doorgaan in dat wat goed is voor ons en voor de anderen. Blijven is ook trouw blijven aan jezelf, niet van jezelf vervreemden, maar goed blijven voelen wie jij bent en wat jij nodig hebt om jouw bijdrage aan de maatschappij te kunnen leveren.
Wij zijn geboren als vrije mensen, wij kunnen dus op elk moment kiezen of we iets doen met deze themas of niet. Daarom zou ik willen eindigen met een zin die Gandalf heeft gezegd in de film The Lord of the Rings: We hebben enkel te beslissen wat we doen met de tijd die ons gegeven is.
Het is hier te doen - Onze-Lieve-Heer Hemelvaart A 2008 â Herman
Onze-Lieve-Heer Hemelvaart A 2008 Donderdag 1 mei 2008
Beste vrienden,
Het gebeurt uiterst zelden dat de feestdag van Onze-Lieve-Heer Hemelvaart op 1 mei valt. Twee feestdagen in één! Het nadeel is dat we dan een verlofdag verliezen. Maar het mooie is dat de twee grootste arbeidersbewegingen samen naar buiten komen met hun eisen en verlangens. Of mooier gezegd: met hun dromen over een betere en mooiere samenleving. Verschillenden onder hebben de tijd nog meegemaakt nog meegemaakt dat de socialisten en de katholieken lijnrecht tegenover elkaar stonden. Socialist was een scheldwoord. En omgekeerd kon volgens het andere kamp van een tjeef of een katholiek niet veel goeds komen. Die tijd is wel voorbij. We zijn niet helemaal hetzelfde en dat hoeft ook niet. Maar de overtuiging is wel gegroeid dat we veel dingen gemeenschappelijk hebben: de droom van een samenleving waar ieder tot zijn recht komt, de kleinen en zwakken het eerst. Een droom van solidariteit: wie meer heeft, moet meer geven, opdat niemand iets tekort komt. Als we de Handelingen van de Apostelen lezen, dan leefden de eerste christenen communistisch: ze deelden alles gemeenschappelijk en uit de gemeenschappelijke pot kreeg ieder, naargelang zijn behoefte. Het zal wel een ideaalbeeld zijn en of het zo toegepast is, is nog de vraag. Maar toch... We delen dezelfde droom.
Het is alleen de inspiratie die verschilt. Onze inspiratie (daarin hoor je het woord spirit geest) vinden we in het feest van vandaag: Hemelvaart. het feest van hemel en aarde. Het is een feest vol paradoxen: hemel aarde boven beneden loslaten vasthouden ...
Dit feest van Hemelvaart verbindt deze paradoxen.
Jezus wordt aan het zicht van de leerlingen ontnomen. Ze moeten hem loslaten. Maar meer dan ooit is hij hun nabij. Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voleinding van d wereld. Of zoals Toon Hermans dichtte bij het afscheid van zijn geliefde echtgenote: Nu je er niet meer bent, raak je mijn hart nog duidelijker aan.
De leerlingen vragen aan Jezus: gaat nu eindelijk het moment komen dat het koninkrijk van David in ere wordt hersteld? Een politieke vraag. Wanneer begint de revolutie? Maar Jezus zegt: daarover gaat het niet! Gij moet verkondigen en getuigen wat ge gezien hebt!
De leerlingen staan naar de hemel te kijken, en de witte mannen zeggen: het is hier te doen! Loop niet met je hoofd in de wolken, maar sta met je voeten stevig op de grond. Er is nog zoveel werk te doen. Het werk van verkondiging: getuig over heel de wereld. Doop in de naam van de Vader, en de Zoon en de Heilige Geest. Breng zo eenheid tot stand. Leer hen te onderhouden wat Ik u heb gezegd: liefde als hart van de wet, een nieuwe kans voor zondaars, zorg voor wat klein en weerloos is, barmhartigheid tot in zeven werken toe: hongerigen spijzen, dorstigen laven, naakten kleden, vreemdelingen opnemen, zieken bezoeken, naar gevangenen gaan en de doden begraven. Door zo de wijde wereld in te gaan, wordt het overal een hemel op aarde. Door zo te gaan hoeven we niet naar de hemel te staren.
Dat hebben christenen door de eeuwen heen goed begrepen en Hemelvaart is dan ook het feest geworden van onze christelijke solidariteit, van ons engagement, van de hemel op aarde die we voor elkaar willen zijn. Geïnspireerd en gestuwd door de Helper, de Heilige Geest, die Hij ons met Pinksteren belooft, blijven we dromen van die mooiere wereld, die samenleving waar ieder tot zijn recht mag komen, de minsten het eerst.
met dank aan: Werkboek Weekendliturgie, Gooi en Sticht
Dit is mijne wereld, dit is mijne wereld ni zingt de Antwerpse muziekgroep Think Of One op zijn nieuwste cd. Hoewel het Arabisch en het Antwerps dialect in hun nummers meestal goed samenklinken, laten beide werelden zich niet altijd even vlot met elkaar mengen. Dit is mijne wereld, dit is mijne wereld ni. Aan dat zinnetje dacht ik toen ik de woorden in het evangelie hoorde. De wereld kan Hem niet ontvangen, omdat ze Hem niet ziet en ook niet kent en nog maar een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, terwijl jullie Mij wel zullen zien. Johannes zegt het op de manier die hem zo eigen is. Johannes is zo enthousiast, is zo vol van wat de Geest hem doet meemaken, dat zijn woorden wel een waterval lijken. De Geest van de waarheid is inderdaad over Johannes neergedaald. Maar wij, wij begrijpen er niks meer van. Laten we het evangelie even opnieuw lezen, het met andere woorden vertellen. Jezus vertelt over zijn heengaan. Hij houdt een soort afscheidsrede om aan zijn leerlingen duidelijk te maken waar het op aan komt. Wat de boodschap is die ze ervan moeten meedragen. Jezus zegt: Ik heb geleefd, zoals God wil dat de mensen leven. Zó levend, ben Ik erg op God gaan lijken. Zie je Mij, dan zie je God. En ook al ga Ik nu voorgoed van jullie weg, je zult God toch nog kunnen zien. Want Ik stuur hulp: mijn geest zal blijven, mijn geest die de Geest van God is. En alles wat jullie doen en laten in mijn Geest, gebeurt, op de manier zoals Ik jullie dat heb voorgedaan. Als jullie mijn geboden onderhouden, dan zal Ik er zijn, dan zal God er zijn, tot het einde der tijden. Zo verstaan we het al beter. We begrijpen dat het ook over onszelf gaat. Toch blijven we balanceren op de tweespalt van twee werelden: Aan de ene kant is er de wereld van Jezus. Een nieuwe wereld waarin de leerlingen veilig zitten zolang ze zijn geboden onderhouden. Een wereld die openstaat voor het goddelijke. Aan de andere kant is er de oude wereld, gekenmerkt door een zekere geslotenheid. Een wereld die onbekwaam is om de Geest te ontvangen. Tussen die twee werelden bestaat een opvallende tegenstelling. Een tegenstelling die eigenlijk van alle tijden is. Altijd zullen er mensen zijn die God een plaats geven in hun leven en anderen die niet in God geloven. God verplicht je niet om in hem te geloven. Hij nodigt ons alleen uit, in alle vrijheid. Er moet een zekere bereidheid zijn om je leven te richten op de verbondenheid met God en om je hart af te stemmen op de golflengte van het evangelie. Mensen vinden het handig om de wereld op te delen in duidelijk herkenbare groepen. Dat is in de loop van de geschiedenis dikwijls gebeurd en het gebeurt nog steeds. De goeden en de slechten; de bokken en de schapen; gelovigen en ongelovigen; rechtvaardigen en zondaars; armen en rijken; autochtonen en allochtonen; zieken en gezonden, en zo voort. Bij zo'n onderscheid tussen mensen, volgt al vlug de gedachte: God zij dank, wij staan toch aan de juiste kant, wij zijn de goeden en die anderen kunnen we beter mijden, negeren, afstand houden, ofwel hen bekeren, op andere gedachten brengen en wie niet horen wil, moet voelen: uitstoten en uitroeien desnoods. Die opdeling in twee werelden is niet van Jezus afkomstig. Jezus volgt niet de grenzen van onze menselijke opdelingen. Het onderscheid is niet op zon eenvoudige manier te maken. De grens valt niet zomaar te trekken. We lopen het gevaar ons te vergissen. Want hoewel er tussen beide een wereld van verschil is, blijft het toch onduidelijk waar de ene wereld eindigt en waar de andere wereld, die vreemde wereld, begint. Het is ook zeer de vraag tot welke wereld wij zelf behoren. Behoren wij wel tot die nieuwe wereld van de Geest? Zitten we op het goede spoor? Zijn we wel (zoals Johannes) gegrepen door de Geest, of blijven we hangen in burgerlijke middelmatigheid? Is het niet vaak zo dat die grens tussen twee werelden eigenlijk door onszelf heen loopt? Een christen staat in de wereld, maar is niet van deze wereld. Is het dan niet in deze wereld dat we moeten leven als christen? Moeten we ons van deze wereld afkeren, ons eruit terugtrekken en afzonderen? Of is dit de wereld waarin wij begeestering moeten brengen, die wij moeten omvormen in Jezus' Geest? Wij zijn tegelijk christen én ten volle een kind van onze tijd. En deze twee werelden botsen. Er zijn zoveel momenten waarop cultuur en christendom vandaag met elkaar in botsing komen. De maatschappij vraagt ons om te presteren, te concurreren, carrière te maken en eerst aan onszelf te denken. Ons geloof nodigt uit om steeds voorrang te geven aan de ander, om nederig en dienstbaar te zijn. Het is precies 50 jaar geleden dat de wereld zich tentoonstelde in Brussel. Misschien niet toevallig is het ook 50 jaar geleden dat Johannes XXIII paus werd. De paus die het Vaticaans Concilie bijeen riep om de kerk weer bij de tijd te brengen. Telkens weer moet ons geloof vorm krijgen in onze tijd en in onze eigen wereld. Telkens weer nodigt de Blijde Boodschap ons uit om de tekenen van onze tijd te verstaan en in te gaan op de noden van onze wereld. Christen zijn in deze wereld vraagt blijkbaar veel kunst- en vliegwerk. Als we teveel bij het oude blijven, verstarren we en belanden we in fundamentalisme. Als we ons teveel aanpassen, verliezen we onze eigenheid en gaan we verloren. Er is een toenemende spanning tussen onze Westerse wereld en het christendom. Mogen we nog uitkomen voor ons geloof, of is geloven louter een privé-aangelegenheid? Misschien is er juist daarom een Helper nodig. Een Geest van de waarheid om te weten waar het op aankomt. Zeker als van ons, van de leerlingen, verwacht wordt dat we zelf begeestering kunnen geven. Welke hulp mogen wij eigenlijk verwachten. Het gaat zeker niet om een eerste hulp bij ongevallen of een wegenhulp die ons komt depanneren. Het gaat wel om een hulp-langs-de-weg die ons komt bemoedigen. Wij worden opgeroepen om Jezus weg te volgen, hem te leren kennen en zijn geboden te onderhouden. Hij zal ons de Geest van de waarheid zenden, die langs die weg staat te supporteren, opdat we het nog een volgende mile zouden volhouden. Ik wil afsluiten met een kort gebed, met de woorden van Chesterton: "Heer, geef ons de kracht om de dingen te aanvaarden die onvermijdelijk zijn. Geef ons de moed om de dingen te veranderen die veranderd moeten worden. En geef ons boven alles de wijsheid om beide van elkaar te onderscheiden." Gie Stappaerts Er werd inspiratie geput uit een overweging van Marion Corvers en uit een preek van Emmanuel Van Lierde.
In de weken na Pasen wordt de eerste lezing meestal genomen uit de Handelingen van de Apostelen. Dat is zowat het dagboek van de jonge kerk, het relaas en wedervaren van de eerste volgelingen van Jezus. In kinderbijbels krijgen die Handelingen soms als ondertitel: "Het begin van de kerk". En soms wordt er van die eerste, beginnende kerk ook een geïdealiseerd beeld opgehangen. Er gebeurden vele wonderen en tekenen door toedoen van de apostelen. Vele nieuwe gelovigen sloten zich aan en wijdden zich aan het breken van het brood en het gebed. Ze bleven bijeen en bezaten alles gemeenschappelijk. Ze verkochten hun bezit en verdeelden dat onder allen naar ieders behoeften. Kan het nog mooier? Maar het fragment dat we daarnet hoorden vertelt een ander verhaal. Er waren ook in die jonge kerk van bij het begin een aantal praktische problemen. En er was ook verschil van mening en zelfs onenigheid. Waar ging het over? De Hellenisten begonnen tegen de Hebreeën te morren, omdat bij de dagelijkse ondersteuning hun weduwen achtergesteld werden. Het doet bijna denken aan een discussie in de stijl van "eigen volk eerst". Even iets over die weduwen. In de oudheid waren zij de armste en de zwakste mensen in een gemeenschap. Vrouwen waren in die tijd volledig afhankelijk van hun echtgenoot, en als hij stierf, hadden ze niets meer: geen status en ook geen inkomen. Zorg voor weduwen staat dus eigenlijk voor het steunen en opvangen van de armsten en de zwaksten uit de samenleving. En ook dàt hadden die eerste volgelingen van Jezus zich tot doel gesteld. Eigenlijk is het niet zozeer een twist tussen twee volkeren van verschillende afkomst. Het gaat veeleer over de vraag welke taak of taken bij de apostelen en hun volgelingen voorrang moeten krijgen. Vandaag noemen wij dat op een studiedag of in een workshop: het stellen van prioriteiten. En in die eerste kerk had men zich een drietal prioriteiten gesteld: het gebed, de bediening van het woord en de ondersteuning. Die drie taken heeft de kerk nu nog: zorg voor liturgie en de bediening van sacramenten, verkondiging van het woord in onderwijs en catechese, en dienstbaarheid voor de zwakkeren, met een geleerder woord diaconie genoemd. De apostelen lossen het probleem op door een zevental mannen te kiezen die zich specifiek met de diaconie of ondersteuning gaan bezig houden. De anderen kunnen zich blijven wijden aan het gebed of de verkondiging van het woord. Ook toen was er dus al een taakverdeling, om dezelfde redenen als nu. Iedereen heeft immers specifieke talenten of mogelijkheden. En er is geen mens die zomaar àlle taken op zich kan nemen.
Er is een tijd geweest dat mensen zich een goede christen konden noemen als ze maar elke zondag trouw en op tijd in de kerk waren. Wat ze in de loop van de week deden kwam er veel minder op aan. Nu is de slinger naar de andere kant geslagen. Bidden en naar de Mis gaan is niet meer nodig, als we maar in vrede met elkaar kunnen omgaan. De waarheid zal wel weer in het midden liggen. Wil de kerk leefbaar blijven en mensen aanspreken, dan is er altijd nood aan gebed, aan liturgie. Ook in onze parochie zijn er diverse groepen mensen die daarvoor hun bijdrage leveren. Zij maken of kiezen teksten, ze musiceren of zingen, ze zorgen voor decor en bloemschikking, ze lezen, verwelkomen of bereiden de dienst voor. Even belangrijk is de verkondiging van het woord. Gelukkig zijn er onder ons nog mensen die aan doopcatechese willen doen of die de 57 kinderen die gisteren hun eerste communie deden daarvoor wat hebben voorbereid. En gelukkig zijn er mensen die de vormelingen van vorig weekend een jaar lang wilden begeleiden. Verkondiging van het woord kan overigens ook op school en in het gezin gebeuren. En nog eens even belangrijk is die diaconie, of dienstbaarheid. Het gaat van ziekenzorg tot rouwverwerking, van welzijnszorg tot broederlijk delen, van de wereldwinkel tot de mazen van het net. En het is niet mijn bedoeling om iedereen te vernoemen, ik geef maar voorbeelden. Ik wil zeker niet de mensen vergeten die op een of andere manier bijdragen tot het vormen van een echte gemeenschap, bij jongeren of ouderen, in jeugdbewegingen en sportclubs, in culturele of gewoon ontspannende activiteiten. Laten we ieder maar op zijn of haar eigen terrein en met de inzet van de beschikbare talenten hun gang gaan. En laten we voor elke taak maar evenveel waardering opbrengen. In het evangelie van vandaag horen we Jezus toch zeggen: "In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen". Of in een andere vertaling: "In het huis van mijn Vader zijn vele kamers". Een ander zinnetje dat ons in het evangelie misschien trof is: "Ik ben de weg, de waarheid en het leven". Dat is wat moeilijker te begrijpen, maar we moeten eraan denken dat dit woorden zijn uit de afscheidsrede van Jezus, tijdens het laatste Avondmaal. Hij had vlak daarvoor de voeten van zijn leerlingen gewassen. Pas daarna volgen die woorden. Het gaat dus om: "Ik, die zojuist jullie voeten gewassen heb, ben de weg, de waarheid en het leven". Ik, die diensbaar wil zijn, zelfs tot de dood erop volgt. Niemand heeft God ooit gezien, maar Jezus heeft Hem ons doen kennen. Er is nooit zoveel van God te zien geweest, als in het leven en sterven van Jezus van Nazaret. Daarom is Hij voor ons de weg en de waarheid. Zowel in gebed als in verkondiging van het woord. En, zoals de titel van deze viering aangeeft, gaat Hij ons ook voor op de weg van de dienstbaarheid.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.