Sint-Anna-ten-Drieën
De preekploeg houdt van een reactie
E-mail ons!

Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier. Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.

Zoeken in blog

  • Website parochie
  • Preekstoel
  • Portaal preken.be
  • ANNA3
  • Sint-Anneke Centrum
  • 22-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dragers - 7de zondag B 2009 - Jan

    Zevende zondag door het jaar B 2009 - Zaterdag 21 en zondag 22 februari 2009

    Eerste lezing: Jesaja 43, 18, 19, 21-22, 24b-25 - 'Ik vergeef uw ongerechtigheid'
    Evangelie: Marcus 2, 1-12 - 'Uw zonden zijn vergeven'

    Ze kwamen een verlamde bij Hem brengen, door vier man gedragen hoorden we zojuist in het evangelie. 
    En Jezus?  Hij schenkt iets heel anders dan er van Hem verwacht wordt. 
    Hij geeft ‘vergiffenis van zonden’. 
    Daardoor begeeft Hij zich op een gevaarlijk terrein in de joodse traditie…
    Hij eigent zich iets toe wat eigenlijk alleen God toekomt: ‘ zonden vergeven ‘.
    En zo komt Hij in conflict met de Farizeeërs. 
    Het verhaal van de genezing van de lamme, neergeschreven door Marcus, is het eerste in een reeks van 5 twistgesprekken tussen Jezus en de Farizeeën. 
    Iemand die het evangelie niet kent zou kunnen zeggen: “het kan hier nog spannend worden”.

    Dragen, verdragen, meedragen, naartoe dragen, laten dragen. 
    Daarover gaat dit evangelie: Dragen, al kan de persoon zelf geen stap meer verzetten.
    Mensen dragen mensen en mensen worden gedragen.
    Al voor we geboren waren, werden we gedragen in de warmte van de moederschoot, en nadien tot we als kind onze eerste stappen konden zetten. 
    De bruidegom draagt de bruid binnen in zijn huis.
    Als we oud zullen zijn en te verlamd om nog op eigen benen te staan, zullen het weer mensenhanden zijn die ons van de rolstoel naar ons bed zullen dragen of uit het bed helpen en in de stoel zetten. Andere mensen zullen ons naar het graf dragen.

    Het gaat vandaag  niet alleen om de ‘verlamde’.  Onze aandacht gaat ook naar de ‘dragers’.
    Wie waren de dragers die de verlamde naar Jezus brachten?
    Hun geloof in Jezus moet toch wel heel sterk geweest zijn.
    Ze wringen zich door de massa -  die staat te drummen om een glimp van Jezus op te vangen -
    en langs de buitentrap klimmen ze op het dak, breken het open, en laten hun vriend zakken tot net voor de voeten van Jezus. Ze vertrouwen erop dat Jezus hem zou helpen en genezen…
    Toch wel sterk, mensen met zo’n geloof, met zo’n doorzettingsvermogen.

    Ik wou dat wij allemaal zo’n dragers waren…
    Maar zijn we dat soms niet? Wij kennen toch ook verhalen over het ‘dragen van mensen’!
    Zij die de zieken bezoeken, hen troosten, aanmoedigen, naar hen luisteren, met hen naar de bibliotheek gaan, op burenbezoek gaan, gewoon bij een zieke gaan zitten als het zeer stil is rond hem, gewoon samen een klein wandelingetje doen…om maar eens buiten te zijn.

    Zij die de mensen bezoeken die rouwen om iemand die ze verloren hebben.  Hen een troostend woord toespreken, gewoon luisteren naar hun verhaal, naar “hoe erg ze hem of haar missen”…  Mensen die gewoon eens aanbellen en vragen: “gaat het?”
    Dat zijn toch ‘de dragers’ van onze tijd !  
    Ook zij geloven in wat ze doen en helpen anderen in hun miserie.

    Sedert eind december hebben wij in onze parochie al moeten afscheid nemen van héél veel mensen en worden heel veel nabestaanden ‘gedragen’ door hun omgeving.
    Vorige week nog, droeg men in onze kerk een kindje van 6 jaar naar voor om er afscheid van te nemen.  Hoeveel mensen hebben niet helpen dragen?  De juffen van de school, de leiding van de scouts, de kinderen van de klas, de buren, vrienden, familie.. en zoveel anderen.
    Soms zijn wij allemaal al eens drager.  En soms moeten we ook al eens gedragen worden.
    Het is goed om dan voor mekaar klaar te staan.

    De vrienden van de lamme in ons verhaal vertrouwden erop dat Jezus hen zou helpen, hun vriend zou genezen… Maar wat doet Jezus?  Hij vergeeft hem zijn zonden !
    Hun eerste reactie moet geweest zijn: ‘daar zijn we toch niet voor op dit dak geklommen he’!.
    Ze willen dat Jezus hun vriend weer op de been helpt.
    Maar Jezus weet blijkbaar, dat die man ook van binnen genezing nodig heeft, en dat hij misschien zelfs verlamd is, door zijn tekorten en zijn kleinheid, zijn zondigheid.

    “VRIEND“, zegt Hij tegen hem “ je zonden worden je vergeven !”
    En dan horen we de bedenkingen van de schriftgeleerden:
    “Wie anders dan God kan zonden vergeven? “
    Maar juist de vergeving van zijn zonden wordt een kracht,
    die hem weer op de been helpt en hem  DOET GAAN !
    “ IK ZEG JE,  STA OP, neem je bed en GA naar huis. “

    Wij hoorden in het evangelie dat het gemakkelijker is een verlamde te genezen dan iemands zonden te vergeven.
    Ook voor ons is het misschien gemakkelijker iemand een schouderklop te geven of moed in te spreken zodat hij of zij zich kan herpakken en er weer tegenaan kan.
    Het is veel moeilijker om iemand die ons werkelijk gekwetst heeft te vergeven, of iemand die werkelijk iets verkeerd gedaan heeft,  te vergeven, of een hand uit te steken en te zeggen: “zand er over” of “laten wij het weer goed maken”

    Goede vrienden, misschien herken je wel jezelf in die lamme. Misschien heb al eens dat gevoel, dat je geen stap meer vooruit geraakt. Op vele wijzen kunnen wij immers door het leven verlamd worden. Pijn of verdriet kunnen je adem afsnijden.
    Zogenaamde “ VRIENDEN “ kunnen je zo diep kwetsen of ontgoochelen, dat je aan alles en iedereen begint te twijfelen.

    Hopelijk vinden we op zo’n momenten dan ook enkele DRAGERS,
    Dragers die ons optillen uit onze onmacht en ons voor een tijdje
    op hun schouders willen nemen.  Dank zij het sterke geloof van de dragers kon de lamme tot bij Jezus geraken. Dank zij de dragers werd hij genezen.

    Beste mensen, ik hoop dat we mensen die verlamd zijn mogen en kunnen dragen
    en dat we als we zelf verlamd zijn, gedragen worden door anderen…
    We hebben dus mekaar meer dan nodig, klein, onopvallend zichtbaar voor.. wie wil kijken.
    Zoals de eerste lezing zegt:  ‘Het begin is er al, ziet ge het nog niet?’
    In deze verlammende tijd van economische crisis, wereldwijd, kunnen wij christenen tekenen zijn van veerkracht.  We moeten ons geloof en ons vertrouwen aanscherpen.  Ons niet laten verlammen, maar dragers te zijn.  Daarom zegt Hij tegen ieder van ons: neem je bed op en ga, zodat de eigenlijk verlamden zeggen: ‘zoiets hebben we nog nooit gezien’.

    Jan Van Noten , geïnspireerd door R. De Brandt en Frans Gheysen

    22-02-2009 om 21:12 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    15-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Buitensluit - 6de zondag B 2009 - Gie

    Zesde zondag door het jaar B 2009 - Zaterdag 14 en zondag 15 februari 2009

    Eerste lezing: Leviticus 13, 1-2, 45-46 - 'Wie een huidziekte heeft, moet buiten het kamp blijven'
    Evangelie: Marcus 1, 40-45 - 'De melaatsheid verdween en hij was gereinigd'

    Laat ik beginnen met een - misschien wat vreemde - opmerking. We hebben ons niet van dag vergist. Damiaanzondag was enkele weken geleden. De lezingen van vandaag gaan niet over melaatsheid. Tenminste niet over de ziekte die wij vandaag lepra zouden noemen.
    Waarover gaat het dan wel? De lezingen gaan al enkele zondagen over verschillende ‘soorten’ kwalen: een man die bezeten is door een onreine geest, de schoonmoeder van Simon-Petrus die ziek te bed is, volgende week wordt een lamme bij Jezus gebracht. En vandaag gaat het over ‘huidziekte’.

    In Mozes’ tijd werd iemand met huidziekte uit de gemeenschap gestoten. Niemand ontsnapte eraan, zelfs Mozes’ eigen familie niet. Zo wordt verteld dat Mirjam, toen ze het niet eens was met haar broer Mozes, een witte huiduitslag kreeg. Een straf van God? Onrein? Wie zal het zeggen? Maar ook zij moest zeven dagen buiten het kamp verblijven. Wie huidziekte had, hoorde er niet meer bij. Zolang de ziekte duurt, is hij onrein. Hij moet apart wonen en buiten het kamp blijven!
    Toch zijn het mensen die beslissen of je er wel of niet mag bijhoren. Een priester moest uitmaken wie onrein is. Het was ook een priester die moest uitmaken wie gereinigd is. “Ga je laten zien aan de priester, om het bewijs te leveren”.

    Huidziekte gaat dus om gelijk welke kwaal of afwijking, waardoor mensen vinden dat je er niet meer bijhoort. Alle ziekten waar de mens geen remedie voor had, werden aan Gods welwillendheid toevertrouwd. Anders gezegd: mensen werden door de mensen aan hun lot overgelaten.
    Zo heeft iedere tijd zijn eigen ‘melaatsheid’. In de middeleeuwen ging het over de pest of de cholera, in onze tijd misschien over kanker of over aids. Kortom, in iedere tijd is er wel een kwaal die mensen buitensluit, die mensen tot buitenstaanders maakt. Die afwijkingen hoeven niet per se besmettelijk zijn. Maar wie een hond wil slaan, vindt wel een stok.
    Iedere tijd heeft ook zijn eigen ‘melaatsen’, zijn eigen uitgestotenen. Denk aan de vrouwen aan de rand van de middeleeuwse maatschappij, die als heks werden bestempeld. Denk aan de joden in de vorige eeuw, de landlopers en bedelaars tot op vandaag. Mensen met een ander gedrag of een andere huidskleur.
    Waar mensen meten, wordt gemeten met ongelijke maten. Daarom zijn het altijd de zwaksten in de maatschappij, de zwarte schapen, de zondebokken die het moeten ontgelden, die worden buitengesloten.
    Het deed me even denken aan het volksgebruik op Sylvester, de laatste dag van het jaar, of op 21 december, de eerste dag van de winter. Wie als laatste toekwam of als laatste opstond werd ‘buitengesloten’.
    En ook daarbij moest, een beetje zoals voor de reiniging, een offer worden gebracht om de buitensluit af te kopen, met een “wat geefde?” of “wat vraagde?”.

    Het was maar een spel. Het overschot van een oude traditie.
    Maar mensen kunnen elkaar ook nog vandaag huid-ziek maken.
    De huid is de buitenkant van ons lichaam, en dus tegelijkertijd ons contactpunt met de buitenwereld. Eigenlijk is die buitenkant ook onze meest gevoelige kant. En dat laat zich zien. Mensen kunnen elkaar raken, elkaar ziek maken als ze elkaar “de huid wordt volschelden”. Omgekeerd kunnen we wel “bobbelen krijgen” van iemand die ons irriteert.
    Soms lijkt onze huid wel een toverbal. We kunnen wit worden van schrik of rood van woede. Soms ook wel groen van jaloezie of blauw van de kou. Wie zich niet goed in zijn vel voelt, is kwetsbaar. Huiduitslag is vaak het gevolg van een gebrekkig contact met medemensen.
    Mensen kunnen elkaar ook genezen.

    Omgekeerd aan het ontstaan van de kwaal, werkt ook genezing door elkaar te raken, opnieuw aan - te - raken. Dat is wat Jezus doet.
    Jezus is er niet goed van, Hij wordt zelf geraakt. Hij krijgt mede-lijden, com-passie. Zij worden betrokken aan elkaar. En dat kan alleen als je voor elkaar geen buiten-staanders bent.
    Het werkt langs twee kanten. Wíllen zien dat iemand rein is, werkt reinigend. Het is aanraken tegenover zelf (aan)geraakt willen worden. Zolang je denkt dat je een lelijk eendje bent, kan je nooit een mooie zwaan worden.
    De enige manier om de melaatse uit zijn isolement te halen, te bevrijden, te genezen, te reinigen, is de remedie die Jezus toepast: Hij laat zichzelf besmetten!

    Ja, het gevolg is dat Hijzelf wordt buitengesloten. Hij kan niet meer openlijk in de stad komen en moet op eenzame plaatsen verblijven.
    Maar met het effect van antireclame. Want “toch kwamen de mensen van alle kanten naar Hem toe”.
    Misschien is dit Valentijnsweekeind wel een goed moment om elkaar opnieuw aan te raken, om mekaars buitensluit af te kopen.
    Amen.

    Gie Stappaerts

    15-02-2009 om 19:01 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    11-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoop - 5de zondag B 2009 - Martine

    Vijfde zondag door het jaar B 2009 - Zaterdag 7 en zondag 8 februari 2009

    Eerste lezing: Job 7, 1-4,6-7 - 'Mijn leven is een ademtocht'
    Evangelie: Marcus 1, 29-39 - 'Vele zieken genas Hij'

    Ken je die drie krachten nog? ‘Geloof, Hoop en Liefde’.
    Het zijn drie verschillende dingen en toch zijn ze heel dikwijls heel nauw met elkaar verbonden.
    Bij het begraven van de slachtoffers van hetgeen zich in Dendermonde heeft afgespeeld, werden woorden van hoop gesproken. Het brengt de kindjes en zorgende onthaalmoeder niet terug, maar het helpt om de pijn te verwerken. Woorden van hoop…
    Het thema van deze viering: ‘Nabijheid en troost.’ is opgenomen in het bad van de hoop.
    Zonder hoop kunnen we niet vooruit. We blijven zitten in onze miserie, zien geen licht meer en voelen ons hopeloos verloren.
    Het is wat Job uitspreekt in de eerste lezing. Hij laat de moed zakken. Job vertolkt de klacht van talloze zieke en lijdende mensen die men bij Jezus bracht, om door hem te worden genezen. Job staat hier symbool voor alle mensen die in de put zitten, die het niet meer zien zitten, waar alle hoop verdwenen is. Misschien hebben we ook al zo’n momenten meegemaakt, momenten waarin we ons afvroegen hoe we door deze moeilijke periode kunnen doorkomen. Wat heeft je dan geholpen?  Was het je geloof? Was het de liefde? Op welke manier heb je weer hoop gekregen?

    Toevallig kreeg ik deze week een mail doorgestuurd van een vriendin met volgende tekst:
       Geluk maakt je vriendelijk
       Beproevingen maken je sterk
       Verdriet houdt je menselijk
       Mislukkingen houden je nederig
       Maar alleen de hoop laat je vooruitgaan...
       Alleen de hoop laat je vooruitgaan…

    En Jezus brengt hoop. In de evangelielezing zien we hoe Jezus de schoonmoeder van Simon geneest van de koorts. Zij reageert met dienstbaarheid, wat betekent dat ze ervoor gekozen heeft om Jezus te volgen.  Daarna brengt men zieken en mensen die van demonen te lijden hadden bij hem. Ook deze mensen heeft hij genezen. Hij heeft ze weer nieuwe hoop gegeven.
    Maar Jezus doet dit niet uit winstbejag of uit sensatie. Als zijn leerlingen hem gevonden hebben, zeggen ze: ‘Iedereen zoekt U’. Maar Jezus gaat niet mee naar de menigte. Hij wil niet hun held zijn, niet in de belangstelling staan. Hij wil de blijde boodschap, deze boodschap van Geloof, Hoop en Liefde, verder dragen en delen. Dit is de reden van zijn komst, dit is zijn doel, zijn opdracht in dit leven.
    Hij laat zich niet verleiden door de roem en de bekendheid. Hij kiest niet de gemakkelijkste weg, de gekende weg. Neen, hij trekt weer verder om mensen te helpen rechtop te komen, om mensen opnieuw hoop te geven, om mensen te leren vrij te zijn en dicht bij zichzelf te leven zodat ook zij God in zichzelf kunnen horen en aanvoelen.

    Toen ik aan het nadenken was wat ik hier ging zeggen, heb ik ook stilgestaan bij de symbolen van deze drie krachten. Ken je ze nog? Dat het kruisje staat voor Geloof en het hartje voor de Liefde, dat wist ik nog met zekerheid. Maar dat een anker staat voor de Hoop, daar was ik niet meer zo zeker van. Ik ben blijven hangen bij het anker. Wat kan daar nu de betekenis van zijn?
    Ik heb het antwoord gevonden in het evangelie. Als Jezus in alle vroegte opstaat, naar buiten gaat, een eenzame plaats opzoekt en er blijft bidden, dan voel ik dat dit alles te maken heeft met het anker.

    Op dat moment maakt Jezus het stil en gaat naar binnen, in zijn innerlijke wereld. In die stilte luistert Hij naar wat God van Hem vraagt. Hij komt bij wie Hij ten diepste is en slaat zijn anker uit in die kern. Van daaruit wil hij leven, van daaruit doet hij de dingen die hij doet. Hij slaat als het ware zijn anker uit in de essentie van wie hij is, in zijn waarheid. Dit helpt hem om door te gaan en zijn taak te volbrengen. Het is die hoop op een betere wereld, die hoop dat bevrijding mogelijk is voor alle mensen die ervoor openstaan, die hoop die hem voortstuwt.
    Het kan ook die hoop zijn die ons steeds opnieuw doet opstaan en niet opgeven.
    Het is de hoop die ons laat vooruitgaan…

    Er is een stilte, die tevens een enorme kracht is in elke mens, die ons steeds vooruitstuwt. Laten ook wij ons anker uitslaan in die kern van wie we zijn en van daaruit onze weg gaan.
    Laten we Hoop in ons leven beleven en doorgeven en dit in Geloof, en in Liefde voor onszelf en voor de mensen rondom ons. 

    Martine Andries.

    11-02-2009 om 17:20 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    01-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kennen en gekend worden - 4de zondag B 2009 - Marc

    Vierde zondag door het jaar B 2009 – Zaterdag 31 januari en zondag 1 februari 2009

    Eerste lezing: Deuteronomium18, 15-20 - 'Ik zal een profeet doen opstaan'
    Evangelie: Marcus 1, 21-28 - 'Hij onderwees hen met gezag'

    Bij het voorbereiden van deze preek kon ik niet anders dan denken aan de onreine geest, die die jongen in Dendermonde in zijn macht heeft. Zoals zovelen vraag ik me af: wat bezielde hem?
    2000 na het schrijven van de evangelies, hebben we de illusie dat we toch veel meer weten dan de mensen van toen. De verhalen over “onreine geesten”, we zijn geneigd van daar een rationele verklaring aan te geven: ja, toen wisten de mensen niets van psychiatrie, van Freud, van therapieën en goede medicijnen. En dan is dat optreden van Jezus niet zo speciaal: wij zijn er niet zo van onder de indruk als iemand erin lukt om een geesteszieke te kalmeren. Wij weten hoe dat werkt.

    Maar is het wel zo eenvoudig? Weten wij wel wat er in de mens omgaat, en hoe wij dat kunnen genezen? Begrijpen wij wat Europeanen bezield heeft, erfgenamen van onze Westerse cultuur, als ze in twee wereldoorlogen mekaar uitgemoord hebben? Wat bezielde degenen die mensen vergast hebben omdat ze zogezegd van een ander ras waren? Wat bezielt regeringsleiders als ze wetens en willens steden en dorpen bombarderen, waar niet alleen vijanden, maar ook totaal onschuldige burgers, vrouwen, kinderen zitten? Wat bezielt zelfmoordterroristen die zichzelf en tot duizenden anderen – die niets met hun zaak te maken hebben de dood in jagen? En ik wil het nu niet altijd over moord en doodslag hebben. Wat bezielt kinderen die hun ouders op hun hart trappen, het aftrappen, of ze terroriseren? Wat bezielt ouders die hun kind verstoten, en zelfs uithongeren? Wat bezielt mannen die hun partners afranselen? Wat bezielt journalisten, die tegen alle dringende vragen in, zich in het privé-leven van slachtoffers, van daders, van families wringen om geld te verdienen met de miserie van dodelijk gekwetste mensen, die ze als voer voor het publiek gooien? En wat bezielt ons, soms – of dikwijls, als we anderen kwetsen? Het is goed in ’t eigen hart te kijken, maar wat we dan zien is niet altijd zo fraai....

    Het woord 'onrein' betekent: dat men in een toestand is, waarin de relatie met God verbroken is. Nu wordt dat in de Bijbel nogal eens gebruikt in situaties, waar wij nu van ingezien hebben, dat oprecht geloof er weinig mee te maken heeft. De wetten op het voedsel en nogal wat andere voorschriften die in de loop van de geschiedenis van Israël ontstaan waren, daar heeft Paulus al van gezegd dat die er niet veel toe doen.
    Maar de kernidee, dat de harmonie tussen God en de mens verbroken kan zijn, die blijft staan. En dat een mens bezield kan worden door ideeën, verlangens, driften, wanen, noem het maar “een geest”, die slecht zijn voor hem en voor anderen, en die dus ook de harmonie met God verstoren, dat is de essentie van wat in het evangelie over “onreine geesten” verhaald wordt.
    Er zijn twee soorten “onreine geesten”. De eerste soort, dat zijn degene die we zelf oproepen. Wij zijn in staat om willens en wetens kwaad te doen. Wij zijn verantwoordelijk voor veel leed dat mensen aangedaan wordt. Wij zouden dus ook in staat moeten zijn om die kwade geesten terug in de fles te krijgen: wij kunnen ons bekeren.

    In het evangelie staat dat Jezus sprak met gezag. Zijn boodschap was helder en overtuigend. Het evangelie is niet moeilijk: het wordt samengevat in één zinnetje: heb God lief, en uw naaste als uzelf. Als Jezus in de synagoge spreekt met gezag, dan richt hij zich tot ieder van ons, om onze verantwoordelijkheid op te nemen, en het kwade uit te bannen waar we mee verantwoordelijk voor zijn.
    De andere soort “onreine geesten”, dat is, denk ik, het kwaad dat mensen in zijn macht heeft.  Er is ziekte, er is veel miserie die ons overkomt, er is leed waar we machteloos tegenover staan. Die arme mens in de synagoge, is duidelijk slachtoffer.
    Marcus schildert hier een Jezus die de strijd aan gaat met kwaad, ook als dat sterker is dan mensen. Deze passage is een samenvatting van de Jezus die Marcus wil verkondigen: een Redder, die mensen aanzet om zichzelf te bekeren, maar die ook mensen uit de klauwen van de diepste miserie zal halen: hij verlost ons van het kwade.

    Dat is een boodschap die geloof vraagt. Jezus is geen wonderdokter. Het evangelie van Marcus vraagt om in zijn geheel gelezen te worden. De strijd met het kwaad zal heel bitter zijn. De onreine geest van vandaag laat zich maar met veel moeite en pijn uitdrijven. Jezus zal op het kruis een nederlaag lijden, zoals zovele anderen die door het kwade overweldigd zijn. Wie hem wil volgen zal zelf ook zijn kruis moeten dragen. Maar wie hem volgt, getuigt Marcus, zal uiteindelijk dat kwaad mee overwinnen. Na Goede Vrijdag komt Pasen. Dat is het geloof waarvan de evangelies getuigen. Als wij voor Hem echt open staan, als wij ons door hem laten aanspreken, kan dat geloof ook ons bezielen. Dan zullen de onreine geesten over ons geen macht meer hebben.

    01-02-2009 om 17:43 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    25-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hem achterna - 3de zondag B 2009 - Fred

    Derde zondag door het jaar B 2009 - Zaterdag 24 en zondag 25 januari 2009

    Eerste lezing: Jona 3, 1-5.10 - 'Jona's optreden in Nineve'
    Evangelie: Marcus 1, 14-20 - 'Roeping van enkele vissers'

    Net als vorige week krijgen wij in het evangelie van vandaag weer een verhaal over de roeping van de eerste leerlingen. En die roeping gebeurt op een heel eenvoudige manier. Zo eenvoudig dat het voor mensen van onze tijd eigenlijk heel moeilijk te begrijpen is.
    Veronderstel maar eens even dat er nu iemand op zoek zou gaan naar medewerkers om een kerk, of een andere gemeenschap, op te bouwen die meer dan tweeduizend jaar zou moeten standhouden. Waarschijnlijk zou die persoon dan beginnen met een profiel op te stellen waaraan die medewerkers moeten voldoen. En vervolgens zou men de kandidaten uitgebreid gaan screenen en testen en aan allerlei proeven onderwerpen. Jezus doet het anders. Hij spreekt gewoon een paar simpele vissers aan. En wat nog merkwaardiger is: die mannen laten meteen hun netten in de steek en volgen Hem. De enige aansporing of informatie die ze krijgen is: "De tijd is rijp en het koninkrijk van God is ophanden. Bekeer u en geloof in de goede boodschap".

    Onbegrijpelijk of toch ook weer niet? Simon, Andreas, Jacobus, Johannes: waren dat dan supermensen? Hebben die niet even getwijfeld en zich afgevraagd of ze het wel zouden kunnen, of ze van het ene moment op het andere hun vertrouwd leventje zouden achterlaten? Wie waagt er nu zomaar een sprong in het onbekende? En: zou dat ook in onze tijd nog kunnen?
    Zo radicaal misschien niet, maar het kan wel. En het gebeurt ook. Mensen worden ook nu nog geregeld gevraagd om een taak op zich te nemen, of uitgedaagd om hun grenzen te verleggen. En heel dikwijls is de eerste reactie dan: dat is niets voor mij, ik kan dat niet, ik ben daar niet voor opgeleid, ik heb daar geen tijd voor. Maar enkelen wagen het toch. Zij vinden de tijd rijp, zij geloven in de boodschap. En dan gebeurt soms een klein wonder.

    Een paar voorbeelden. Sinds enkele jaren wordt in onze parochie de catechese van de vormelingen gedragen door ouders. Bij een eerste ouderavond wordt er gevraagd wie er dit jaar bereid is om mee te werken. Dat houdt in: wie wil er een paar avonden samenkomen om de catechese voor te bereiden en dan ook een zaterdag of een zondag daadwerkelijk catechese geven aan de vormelingen? De meeste mensen denken dan: dat is toch niets voor mij, ik kan dat niet. Maar ieder jaar zijn er die de stap wagen. En dan ondervinden ze dat ze het wél kunnen, als ze maar samenwerken en elkaar bemoedigen en inspireren. En achteraf horen we dan dat ze er heel veel deugd aan beleefd hebben.
    Hetzelfde zien we bij de voorbereiding van de eerste communicanten. Ook hier worden ieder jaar weer ouders gevonden die vrijwillig willen meewerken. Dit jaar weer een pak meer dan de vorige jaren. Ouders die vinden dat voor hun kinderen de tijd rijp is en die de goede boodschap mee willen doorgeven.

    Het is trouwens niet alleen in de kerk dat we dat meemaken. Hoeveel mensen zetten zich niet actief en met hart en ziel in voor de school van hun kinderen in een oudercomité of werkgroep? In een buurtcomité of in de organisatie van straatfeesten? Hoeveel jongeren zijn niet actief in een jeugdbeweging of een sportclub? En hoeveel van die mensen dachten aanvankelijk niet dat ze er het talent niet voor hadden, dat de tijd hen ontbrak, dat ze het niet gingen kunnen?
    De laatste zomers was er op zondagavond op televisie het programma "Fata Morgana". Een gemeente werd daar uitgedaagd om een vijftal opdrachten uit te voeren en sterren te behalen. Daarvoor was telkens de medewerking vereist van honderden vrijwilligers. Een week tijd kregen ze om een bouwwerk in elkaar te steken, een kunstwerk na te maken, een reuzetapijt te weven, noem maar op. En ook hier weer: de eerste reactie was vaak: ik kan dat niet, dat is niets voor mij. Tot men zag hoeveel anderen er meededen en het aantal vrijwilligers groeide maar aan. En we weten natuurlijk allemaal dat in dat programma wel een en ander zal gemanipuleerd zijn, maar toch. De inzet van die duizenden mensen, daar kon je toch niet naast kijken.

    Als mensen ingaan op een uitnodiging, een uitdaging, een roeping, dan kunnen ze niet anders dan een sprong nemen in het onbekende. En ook vandaag blijft God ons roepen, niet om ons leven radicaal te veranderen, maar toch om – vaak in heel kleine dingen – mee te werken aan zijn Rijk. En daarvoor is altijd een stukje bekering nodig. Of verandering of herbronning, een nieuw inzicht. Net zoals bij die eerste leerlingen.
    Ik kom nog even terug op dat evangelie. Jezus zegt daar tot die vissers: "Kom achter Mij aan, en Ik zal jullie tot vissers van mensen maken". Die zin is lang opgevat als een uitnodiging om mensen in de netten te vangen zoals men vissen vangt. Om mensen te bekeren tot het enige, ware geloof. En ze dus in onze kerk, in ons clubje te krijgen.
    Maar we kunnen het ook anders begrijpen. Vissers van mensen zijn erop gericht andere mensen op te vissen. Mensen die dreigen te verdrinken, die kopje onder aan het gaan zijn. En dan komen we regelrecht bij pater Damiaan. Hij probeerde geen mensen in zijn netten te vangen, hij viste de mensen in miserie op. Dàt opvissen van mensen, dat kunnen wij eigenlijk allemaal. Op de plaats waar we zijn, in het milieu waarin we ons bevinden. Daarvoor is de tijd altijd rijp.
    Als we tenminste geloven in de goede boodschap … 

    25-01-2009 om 10:50 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    18-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Tweede zondag door het jaar B 2009 - Zaterdag 17 en zondag 18 januari 2009

    Eerste lezing: 1 Samuël 3, 3b-10.19 - 'Spreek, Heer, uw dienaar luistert'
    Evangelie: Johannes 1, 35-42 - 'De eerste leerlingen bij Jezus'

    Vorige week hoorde ik op de radio een jonge moslim zeggen: 'Als ze me toelaten, dan ga ik vechten in Gaza! Ik ben van niemand bang, van niemand!' en dan wat stiller: 'behalve van Allah!'.
    Dat greep me toch wel aan en zette mij aan ‘t denken.

    Een jongen vol branie die ingetogen zegt dat hij bang is van Allah!
    Hij geeft Allah dus duidelijk een plaats in zijn leven, meer nog, hij stelt zelfs zijn handelingen af op wat hij de wil of het woord van Allah meent te zijn. Fanatiek zul je misschien denken, maar is dat wel zo?

    Ik vraag me af wanneer ik zou vragen aan mijn kinderen, op die leeftijd, of ze bang zijn voor God, wat hun antwoord wel zou zijn.
    Ik denk dat ze me eerst stomverbaasd zouden aankijken, en schouderophalend iets zouden antwoorden in de zin van: 'Moet dat?' of 'Waarom?' en in het meest voor de hand liggend geval: 'Zeg moeder, wat vraag je nu weer!'. Gesprek over,terug naar belangrijker dingen.

    Nu is het natuurlijk wel zo dat wij, Christenen, niet meer opgevoed worden met een Godsbeeld dat angstaanjagend is. Jezus heeft het meermaals zelf gezegd dat we God als een liefhebbende Vader moeten beschouwen, dat vergeving van zonden en misstappen nog altijd kan. Wij geloven niet in een God die ons ten allen tijde kan of wil straffen en dat is goed. Het is geruststellend dat wij mogen vertrouwen op Gods goedheid, maar het zet tegelijk de weg open naar een verregaande onverschilligheid. Wij gaan daardoor misschien steeds minder rekening houden met Gods wil en zijn geboden in ons leven!

    Daarom is het goed terug het zo gekende verhaal van de jonge Samuel nog eens te horen.
    Samuel, zo jong als hij was, hoort de stem van God en geeft er gehoor aan. Hij biedt zich aan en antwoord. Het is de stem van God en het antwoord van Samuel dat een omkeer zal brengen, zowel in het leven van Samuel als voor Israël . Door wat hij hoort begint ook Samuel te zien! Hij ziet de misstanden die heersen en hij zal zijn roeping vinden als profeet en aldus veranderingen teweeg brengen. Zijn naam zal door allen geëerd en geacht worden. Hij zal op voorspraak van God zelve Saul zalven als eerste koning van het volk Israel. Steeds weer zal Samuel bij de Heer te rade gaan en zal hij het woord dat God tot hem spreekt volgen.

    Het verhaal van de roeping van de leerlingen is van een heel andere orde. Hier is verwachting en hoop. Johannes geeft het aan: 'dat is de man die jullie moeten volgen, dat is Jezus, het Lam Gods!'. En de leerlingen gehoorzamen hem en gaan Jezus achterna. Zij spreken Hem ook dadelijk met Meester aan. Zij volgen Hem maar ze halen er ook de anderen bij! Zo groot is hun vertrouwen, dat zij bereid zijn een ander leven te beginnen. Misschien zouden ook wij een man als Johannes kunnen gebruiken om ons de goede weg  aan te wijzen.

    Zo roept God nog steeds mensen om Zijn  Zoon te volgen. Het is niet gemakkelijk in deze tijd van eeuwig lawaai Zijn stem te horen. En toch…het is niet altijd stilte die we nodig hebben om te horen. Wij kunnen ook zien! En begrijpen waar God ons wil heen sturen, wij kunnen ook zien waar het fout gaat.

    Zijn stem kan ook diep in ons klinken en zich in gevoelens van medeleven uiten en in een aangeboren rechtsgevoel. Een gevoel dat ons doet steigeren bij het zien van onrecht en leed, een gevoel dat ons aanzet tot protest... en, moeten wij nu bang zijn voor God? Zolang wij Zijn stem willen horen, zolang wij willen zien wat juist is en wij het lichtend voorbeeld van Zijn Zoon willen volgen, zolang zal Hij een Goede Vader voor ons zijn en daar hoeven wij niet bang voor te zijn.

    18-01-2009 om 20:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    11-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geen ijzig stilstaand oud gegeven - Doop van de Heer B 2009 - Herman

    Doop van de Heer B 2009 - Zaterdag 10 en zondag 11 januari 2009

    Eerste lezing: Jesaja 55, 1-11 - Kom naar het water
    Evangelie: Marcus 1, 7-11 - Jezus' doop in de Jordaan

    Hopelijk vond de doop van Jezus niet echt plaats de tweede zondag van januari. Anders zou Hij het wel eens verschrikkelijk koud kunnen gehad hebben .
    Overal ligt ijs nu. Soms een prachtige zwarte spiegel. Soms een dikke laag sneeuw erop. Op kleinere vennen en grachten kun je redelijk veilig schaatsen, toch kun je maar beter uitkijken. Lang geleden dat er zo´n winter is geweest. Mooi voor sommigen, lastig voor anderen al dat bevroren water.
    Maar eigenlijk moet water helemaal niet stilstaan en bevroren zijn. Het moet leven en stromen, leven voortbrengen en levensbron zijn. Alle leven komt toch voort uit water, zeggen de geleerden en ook voor ons gelovige en zoekende mensen heeft het water toch een levengevende betekenis. We dopen onze kinderen met water en onze doopcatechisten maken het water voor de kindjes zelfs een beetje warm om ze niet al te zeer te laten schrikken.

    Ook Johannes de Doper doopt met water, zoals hij zelf verkondigt. Het was en is een teken van omkering. Door het water gaan wil zeggen, een nieuw mens worden. Johannes bedoelt, kind van God worden, mogen ervaren, mogen weten, dat je er nooit alleen voor staat. Kind worden van de nieuwe wereld van liefde, vrede en gerechtigheid. Daar hoort meteen een opdracht bij, dat je daaraan ook je eigen bijdrage moet leveren en dat je er al je talenten voor moet inzetten.
    Johannes staat daar niet toevallig aan de Jordaan. Het is de plaats waarlangs destijds het joodse volk het beloofde land binnenging. Ze waren 40 jaar door de woestijn getrokken, een plaats van droogte en eenzaamheid, een plaats van bezinning en loutering. De laatste barrière was het water van de Jordaan. Nu, zeker in het droge seizoen is dat niet veel meer dan een brede beek. Maar het is wel een symbolische plek. Het deed hen zeker denken aan het water van de Rietzee dat ze hadden doorgestoken. En daarachter, achter de Jordaan, daar lag het Beloofde Land, het vruchtbare land, het land van melk en honing.
    Johannes kiest juist deze plek om te dopen. De mensen moeten de woestijn ingaan, zich bezinnen, zich vanbinnen louteren om zich te laten dopen, door het water van de Jordaan te gaan en als nieuwe mensen boven te komen.

    Dat is niet toevallig. Water is leven gevend. Water brengt vruchten voort. Op dit feest van de Doop van de Heer worden wij uitgenodigd terug te kijken naar ons eigen doopsel. We herinneren het ons uiteraard niet meer. Maar we mogen teruggrijpen naar de diepe betekenis.
    We mogen dat water niet laten bevriezen en tot ijzige mensen worden, maar mogen vertrouwen op Gods nabijheid en ook met onze mond, met ons hart, met onze ogen oren handen en voeten, vruchten voortbrengen.

    De doop van de Heer is geen ijzig stilstaand oud gegeven. Het is het opnieuw vieren van onze eigen doop, zodat we steeds weer opnieuw kinderen van deze nieuwe tijd mogen zijn, kinderen van God mogen zijn, van het grote Geheim dat God is. Jezus zelf maakt een glimp van dat geheim zichtbaar en wij mogen zijn voorbeeld navolgen door vruchtbaar stromend, liefdevol en leven gevend als water te zijn.
    Een mooie boodschap aan het begin van dit prille en koud begonnen nieuwe jaar, dat de warmte van Gods liefde uit ons hart mag stromen.

    Met dank aan Richard Schreurs en Nico Ter Linden

    11-01-2009 om 09:42 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    04-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rond vreemdeling en de openbaring - Openbaring van de Heer B 2009 - Jan

    Openbaring van de Heer B 2009 - Zaterdag 3 en zondag 4 januari 2009

    Eerste lezing: Jesaja 60,1-6 - 'Jeruzalem, de zon gaat over u op'
    Evangelie: Mattheüs 2, 1-12 - 'Wij komen uit het Oosten'

    Toen de wijzen uit het oosten in Jeruzalem arriveerden en vroegen naar de plaats waar dat bijzonder kind geboren was, was er geen kat die van iets wist.
    Meestal is dat zo: degenen die het moeten weten, weten van niets.
    De mensen zagen met zo’n groot verlangen uit naar de geboorte van de Messias;
    En dan gebeurt het onder hun ogen en ze zien het niet.
    ‘Geestelijk blind’ zijn ze geworden .

    Waarom moet God altijd mensen van buitenaf – vreemden  mag je wel zeggen - gebruiken
    om ons op iets te wijzen of om ons iets te tonen?
    Er is iets aan de hand en we beseffen het niet.
    We hebben ogen en we zien het niet, we hebben oren en we horen het niet,
    we hebben een tong en we spreken niet, we hebben verstand en we verstaan het niet.

    Eén van de merkwaardige dingen in ons land is bijvoorbeeld, onze houding tegenover vreemdelingen en tegenover godsdienst. Mensen uit het oosten komen ons land binnen, doen de moskeeën vol lopen. Die mensen vallen op hun knieën neer en aanbidden God en wij:
    ‘de modale mens’ neemt er aanstoot aan.

    God gebruikt mensen van ‘buitenaf’ om ons iets te tonen. Om te zeggen dat er iets aan de hand is. We weten het wel, maar we doen er niets aan.
    En net als Herodes, voelen we ons alleen maar bedreigd en vragen we ons af: ‘wat kunnen we daar tegen doen?’.

    En dan beginnen we! We vaardigen een deel wetten uit.
    Het verbod op het dragen van een hoofddoek. Religieuze symbolen zijn verboden op het werk. De kruisbeelden worden uit de klaslokalen gehaald. De kerststal onder de kerstboom op openbare plaatsen is verboden. Sinterklaas mag geen kruis op zijn mijter hebben.
    We graven putten voor een ander en zijn er intussen al lang zelf ingetuimeld. Maar we beseffen het niet. ‘Godsdienstvrijheid’ staat in onze grondwet geschreven, maar het mag enkel binnen de muren, verborgen voor het oog van anderen.

    Weet je beste mensen, ik heb het daar soms heel moeilijk mee. Onze koning moet op zijn kousenvoeten zijn kerstboodschap uitspreken en zijn tong afbijten om maar geen enkel religieus woord uit te spreken.
    De koningin van Nederland begint met: Vandaag vieren we de geboorte van Jezus Christus, zoon van God. Ze moet helemaal niet bang zijn om naar God te verwijzen. En ze eindigt met nogmaals te verwijzen naar het kersttafereel. Na haar toespraak kunnen mensen luisteren naar een Engelse versie van psalm 134, met vertaling erbij: "Komt de Heer nu loven, dienaars van de Heer. Gij die in zijn tempel staat in dit avonduur.

    Beste mensen, zijn wij eigenlijk bereid om tot God te bidden en ons te laten genezen van onze geestelijke blindheid om klaar te zien wat Hij in ons leven aan het doen is?

    We worden al zo veel misleid door de wereld rondom ons
    Zijn wij bereid om opnieuw deemoedig te worden, om als simpele herders op zoek te gaan naar de waarheid, naar dat kind?
    Naar wat voor u en voor mij belangrijk is in dit leven?  
    Dingen waar ALLE mensen, zonder onderscheid, beter van worden.
    Naar die waarden waar de wijzen uit het Oosten op zoek naar waren…

    Wist je dat de wijzen uit het Oosten  de eerste oecumenische dialoog vertegenwoordigden in het christendom?
    Joodse herders en vreemde mannen van buiten Israel kwamen naar de kribbe en bezochten dat wondere kind. Dit betekende heel wat in die tijd!

    En wat hebben wij daar nu mee te maken? 
    Wat hebben wij gemeen met hen, met die vreemden?

    Weet je dat wij bidden juist zoals onze Joodse broeders en zusters, dat wij belijden dat God de Schepper is van het heelal en dat hij de Heilige is?  Dat doen zij ook.
    Weet je dat wij bidden zoals onze Islamitische broeders en zusters, dat wij belijden dat God de Almachtige is, de Volmaakte, de Onsterfelijke. Dat doen zij ook.
    Weet je dat wij bidden zoals onze Hindoe broeders en zusters, dat wij belijden dat God de Ene onbeschrijfelijke is. Dat doen zij ook.
    Weet je dat wij bidden zoals onze broeders en zusters boeddhisten, dat wij belijden dat de Uiteindelijke Werkelijkheid niet kan uitgedrukt worden?  Dat doen zij ook.
    Weet je dat wij zijn zoals de mensen zonder godsdienst?  Dat wij zijn zoals andere mensen van goede wil, dat wij met hen belijden dat de rechten van de mens, van de vrouw en van het kind fundamenteel zijn?

    Dan moeten wij toch niet steeds zeggen dat al die anderen vreemdelingen zijn?  Wij bidden toch tot dezelfde God?  Wij noemen hem alleen anders.
    Kunnen we met deze gedachte niet een stukje dichter bij mekaar komen?

    Het is gemakkelijk om een hoop nadelen op te sommen, van de komst van al die mensen uit het Oosten en het Zuiden.
    Mijn bedoeling vandaag is enkel:  laat ons zien wat we kunnen betekenen voor mekaar.
    In het evangelie wordt gesproken van ‘magiërs’ uit het oosten. 
    Je kan ze ook ‘nomaden’ of ‘vluchtelingen’ noemen.  Of asielzoekers…
    Kunnen we niet proberen hen een beetje minder als “vreemdelingen” te beschouwen?

    Met de godsdiensten uit het Oosten belijden wij dat God stilte en “Adem” (inspiratie, nieuw leven…) betekent voor ons.  En met de Joden en de Moslims belijden wij dat God “Woord” is.  Woord is “boodschap – iets om te volgen – een goede raad…”
    Stemt deze gemeenschappelijke belijdenis niet tot vrede?.

    Deze vrede wensen wij u van harte voor heel 2009.
    Laat ons zoeken wat ons bindt en niet naar wat ons als vreemdelingen tegenover mekaar zet.

    Hun vrede zij met u…

    Naar een idee van Paul Beernaert. en Antoine Rubbens

    04-01-2009 om 19:48 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    29-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Als we kunnen loslaten - Heilige Familie B 2008 - Marc

    Heilige Familie B 2008 - Zaterdag 27 en zondag 28 december 2008

    Eerste lezing: Hebreeën 11,8.11-12.17-19 -  'Het geloof van Abraham'
    Evangelie: Lucas 2, 22-40 - 'De opdracht in de tempel'

    Jezus had ook een privé-leven. De eerste dertig jaar was hij helemaal geen “BJ”, een bekende Jood, hij was de zoon van Maria en Jozef. Lucas vertelt een episode uit het prille begin van dat familieleven. En hij plaatst zijn verhaal in dezelfde sfeer als zijn kerstverhaal: Maria en Jozef zijn gewone mensen, die doen wat een machtig gezag hen oplegt. Deze keer gaat het niet om een volkstelling, maar om de “kerkgang” van Maria, in gehoorzaamheid aan de Joodse wet. En weer valt het kind dat ze komen opdragen niet op, toch niet bij die drukke massa tempelgangers en bij de priesters die daar waarschijnlijk heel gewichtig liepen te doen.

    Lucas brengt dan weer – zoals de herders in de kerstnacht – twee eenvoudige zielen op het toneel. Zij zijn stokoud, en tellen niet meer mee. Maar zij zien wat de anderen niet door hebben.
    De boodschap is ook hier: God werkt door gewone, kleine mensen. Maar er is wel een voorwaarde. God heeft iets nodig. Hij heeft mensen nodig die kunnen loslaten. In de eerste lezing zijn Abraham en Sara het voorbeeld: zij gaven alle zekerheden op. Abraham klampte zich zelfs niet vast aan het leven van zijn enige zoon, omdat zijn geloof in Gods goedheid groter was dan de angst om zijn kind te verliezen.
    Zo komen ook Simeon en Hanna – hoogbejaard zoals Abraham en Sara - in dit verhaal naar voor als mensen die geleerd hebben afscheid te nemen, en de zekerheden in dit leven los te laten. Zo zijn zij in staat in de kleinheid van dit gezinnetje Gods werk te zien.
    Maar ook Maria en Jozef zullen moeten loslaten. Daarin zijn zij ouders zoals alle andere. “Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat er van hem gezegd werd.” Hun Jezus zal iemand worden waar zij nooit aan hadden kunnen of durven denken. En als ze er een vermoeden van zouden gehad hebben, zouden zij hem waarschijnlijk daarvoor willen behoeden. Lucas laat Simeon zeggen wat Maria nog niet kan weten, maar wat ze zal moeten aanvaarden: dat haar kind heel veel miserie zal kennen, en dat hij haar moederhart zal doen bloeden. Zij zullen hun kind moeten loslaten, en zijn eigen weg laten gaan.

    Daarin verschilt de “heilige” familie niet van elk ander gezin. Ik ben iemand anders geworden dan mijn ouders verwacht hadden, en sommige van mijn beslissingen hebben hen pijn gedaan. Zo zal het wel met de meesten van ons zijn. En even goed moet ik mijn ouders kunnen loslaten: ook zij zijn anders dan het ideaal beeld dat een jong kind zich van zijn ouders maakt. Maar ik heb kunnen ondervinden dat ik ben kunnen worden wie ik ben, omdat ik mijn eigen weg heb mogen gaan. En als ik mijn ouders ben gaan zien zoals zij werkelijk zijn, ben ik ze nog liever gaan zien.
    Daarom is dat gezinnetje van Nazareth een “heilige” familie geworden. Zij hebben Jezus losgelaten. Zij zullen hem heel graag gezien hebben, ze zullen hem zo goed mogelijk opgevoed hebben,  ze zullen hem goede manieren geleerd hebben. En ze hebben hem laten gaan. Omdat hij zijn weg is kunnen gaan, is hij “het heil voor alle volkeren” kunnen worden.

    De heilige familie is een voorbeeld, niet alleen voor onze gezinnen, maar voor ieder die probeert te geloven. Geloof kan maar groeien als we kunnen loslaten,  en als we durven geloven dat Gods heil onze lege handen wel zal vullen.
    Zo lag dat kindje in de oude, nutteloze handen van Simeon, een kindje waar niemand iets in zag. Ja, zijn ouders, maar die wisten zelf helemaal niet wat hun nog te wachten stond. Simeon was in staat Gods krachtige goedheid tastbaar aanwezig te zien, omdat hij in staat alles los te laten, ook zijn leven. Gelovig loslaten zet ons op de weg naar de vrede.

    29-12-2008 om 19:17 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    25-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God is mens geworden - Kerstmis B 2008 - Herman
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Kerstmis B 2008 - Woensdag 24 en donderdag 25 december 2008

    Eerste lezing: Jesaja 9, 1-3.5-6 - 'Een kind is ons geboren'
    Evangelie: Lucas 2, 1-14 - 'Heden is ons een Redder geboren'

    Beste vrienden,

    Met Kerstmis vieren we Gods menswording. God is mens geworden in deze wereld. 2008 jaar geleden, of toch ongeveer. 

    Stel je voor dat God vandaag weer mens zou worden. Hoe zou Hij dat doen? Opnieuw als een kind? Waar zou hij geboren worden?
    Bij de Mensen zonder Papieren? Ook voor hen is er geen plaats in de herberg die ‘Europa’ heet.
    Of bij een vrouw in een vluchtelingenkamp in Oeganda? Ook voor haar is er geen plaats in haar eigen land, dat door oorlog verscheurd is.
    Of in een gewoon bescheiden gezin hier op Linkeroever, dat zich niet te veel aantrekt van al die overroepen Santa Claus-romantiek, maar lekker knus bij elkaar Kerstmis viert? Ook zij voelen zich vreemd in die overgecommercialiseerde maatschappij.
    Waar zou Hij geboren worden?

    Ik denk: overal!
    Het wonder van Kerstmis is juist dat Hij geboren wordt, telkens opnieuw.
    God is mens geworden. God is concreet geworden.
    Sinds die eerste Kerstnacht is niets nog hetzelfde.
    Sinds die eerste Kerstnacht weten wij hoe God concreet wordt: in de mens die onze naaste is.

    Dat kleine kerstkind heeft het ons laten zien en doen voelen: dat wij uit liefde geboren zijn en tot liefde bestemd. Dat mensen geroepen zijn vredestichters te worden. Dat mensen licht kunnen zijn in de duisternis die medemensen dreigt te overmeesteren. Dat ieder mensenkind geboren is om te leven met een naam en een gezicht. Dat niemand er te veel is. Dat mensen elkaar kunnen aansteken om te leven met geloof in de ogen en liefde in het hart. Dat wij op die manier het goddelijke gestalte geven. Midden in het leven. Goddelijke menswording.

    Sinds die eerste Kerstnacht weten we en voelen we dat de naam van God niet verbonden is met macht en heerlijkheid, met heersen en regeren. God is niet te zoeken in de hemel. Hij is geen supermacht die van bovenaf tussen beide komt. Wat Jezus zijn hele leven getoond en beleefd heeft, wordt in het kerstverhaal uitdrukkelijk in beeld gebracht. We hebben toekomst omdat er een kind is dat een beroep op ons doet. Het kind schenkt ons toekomst. Omwille van dit kind, van elk kind dat geboren wordt, loont het de moeite te blijven dromen van en te werken aan een wereld van vrijheid en gerechtigheid.

    Wij weten namelijk dat er in deze wereld veel geschrei is dat vraagt gehoord te worden, veel hulpgeroep en lijden dat gezien wil worden. Niet alle kinderen worden uit liefde geboren. Niet allen beseffen dat ze tot liefde bestemd zijn. Velen stellen hun vertrouwen in geweld en agressie. Velen willen groot zijn door medemensen te onderdrukken. Velen zoeken geluk door zich blind te houden voor de vraag van medemensen. Hun ogen worden hard en hun hart verdroogt.

    Maar God laat zich vinden. Als je hem niet zoekt hierboven. Maar hem vindt, hier beneden. En je moet je diep genoeg bukken om iets van hem te kunnen zien. Je moet uit je hoge positie van aanzien en macht en geld afdalen. Je vindt God door beschikbaar te zijn voor de hulpeloosheid van een pasgeboren kind.

    Met heel veel dank aan Ignace D’Herdt o.p.

    25-12-2008 om 11:58 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    23-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ruimte in het hart - 4de adventszondag B 2008 - Ria

    4e zondag van de advent B 2008 – Zaterdag 20 en zondag 21 december 2008

    Eerste lezing: 2 Sam. 7, 1-5.8b-12.14a.16 - 'De Heer zal voor u een huis oprichten'
    Evangelie: Lucas 1, 26-38 - 'Zie, gij zult zwanger worden'

    Het is reeds de vierde zondag van de advent: Kerstmis komt nu wel erg dichtbij!
    Het zijn niet alleen de misteksten die er ons aan herinneren, kerstmarkten,versieringen en verlichting, muziek, kerstmannen en kerstbomen, alles en iedereen doet zijn best om in de donkere dagen van de winter licht en sfeer op te roepen!
    Is het verkeerd dat de commercie op volle toeren draait en zich Kerstmis als het ware toeeigend? Het is tenslotte het feest van het licht en dat is altijd en overal het moment geweest om te vieren en daar horen eten en drinken en geschenkjes bij, samenzijn met familie en goede vrienden.
    Dat is ook de reden dat wij hier samen zijn  Het vooruitzicht van de geboorte van een kind ontroerd en maakt blij. Een kind draagt immers de toekomst in zich, alle dromen en verwachtingen kunnen nog.Wat het later wordt, dat zijn zorgen voor later!

    De boodschap aan Maria met de vraag of zij het Kind wil ontvangen is ook een vraag aan ons. Zullen wij ook zo nederig en open Ja zeggen tegen de Heer? Willen wij het Kind ontvangen en de gevolgen ook dragen? Is er voldoende ruimte in ons hart om, zoals bij de huwelijksbelofte, in goede en kwade dagen trouw te blijven aan Gods boodschap?
    Wij kunnen het Kind niet echt dragen, maar de Geest die Hem tot Gods zoon maakte, diezelfde Geest die ook Maria kon bezielen en haar deed kiezen voor het Kind, die Geest kan en wil ook in ons hart wonen.

    Nog een les die wij uit dit verhaal leren is dat God tussen de mensen wil verblijven. Zoals Hij in de eerste lezing kiest voor een tent, tussen de andere tenten, in plaats van in een schitterend tempelgebouw ondergebracht te worden.
    Voor de menswording van zijn Zoon kiest Hij ook niet voor een prinses of iemand uit de rijkere bevolking. Neen juist een eenvoudig meisje uit een eenvoudig gezin, die wordt door Hem uitverkoren om Zijn zoon te ontvangen.
    Hij brengt in haar een radicale ommekeer teweeg. Haar vrees verandert in vreugde, haar niet begrijpen maakt plaats voor bereidheid en ontvankelijkheid. God, bij monde van zijn boodschapper de engel Gabriël, neemt zelf het initiatief.
    Het is duidelijk: God wil bij mensen wonen en Hij kiest bij voorkeur eenvoudige mensen uit.

    Tal van gewone mensen, ook nu nog, hebben in het spoor van Maria, JA tegen God gezegd.
    Zij hebben meer uitzicht en meer inzicht gekregen. Hun leven kreeg een nieuwe wending want Ja zeggen tegen God houdt een engagement in! Men zegt Ja niet alleen met het hoofd maar ook met de handen. Er wordt wel wat verwacht: men moet zich bereid voelen om te luisteren, niet alleen naar de innerlijke stem die ons aanspoort om goed te zijn en goed te doen, maar we moeten ook kunnen luisteren naar de stem van de mens in nood, en ook dan iets doen.
    Voor een Christen mens zou het een blijvende uitdaging moeten zijn om elke dag aan God een belangrijke plaats in zijn leven te geven. Dat zou van ons meer blije mensen maken, in het besef dat God ons draagt en met ons gaat op de reis van ons leven.

    Ik heb nog een mooi gebed gevonden dat aansluit bij de viering van vandaag.
    Het is van de hand van Erwin Roosen. Ik wil het graag met jullie delen:

    Wil ook mij jouw Heilige Geest schenken, God,
    Net als Je toen bij Maria deed.
    Laat jouw liefde mij overschaduwen
    En in mijn hart een bron van vreugde
    Doen ontspringen.
    Maak van mij een enthousiaste
    En warmhartige christen.
    Geef mij de durf héél mijn leven
    Door Jou te laten bepalen
    En met alles wat ik heb
    En wat ik ben “ja” te zeggen
    Op Jouw uitnodiging
    Om Jezus in mij
    Te laten geboren worden.

    Door Jou te laten bepalen
    En met alles wat ik heb

    23-12-2008 om 19:11 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    15-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Armoede schaadt de gezondheid - 3de adventszondag B 2008 - Martine

    Derde Adventszondag B 2008 - Zaterdag 13 en zondag 14 december 2008
     
    Eerste lezing: Jesaja 61, 1-2a.10-11 - 'De Heer laat zijn glorie ontluiken'
    Evangelie: Johannes 1,6-8.19-28 - 'Midden onder u staat Hij die gij niet kent'

    Het is vandaag reeds de derde zondag van de advent. Advent: wachten, verlangen naar, … Zou het daarom zijn dat we alle kaarsen van de adventskrans niet in één keer aansteken?
    Zou het daarom zijn dat we wel al de kerststal klaarzetten, maar het beeldje van Jezus nog even wegstoppen? De plaats blijft nog even leeg. Wij wachten en verlangen.
    En wat doen we ondertussen?
    Gaan we op ons luie achterwerk zitten en consumeren en sakkeren dat het crisis is? Leven we oppervlakkig verder en blijven we onze verantwoordelijkheden ontlopen? Gaan we ons leven laten bepalen door anderen, zonder zelf ons stuur in handen te nemen?
    Of misschien willen we meer komen tot verstilling, tot het stil maken in onszelf?
    Of geven we God de kans om te spreken door ons, zoals we zien bij Jesaja? Zetten we ons open voor Zijn boodschap en willen we getuigen van het Licht, net zoals Johannes?
    Misschien voelen we ons uitgenodigd om ons mee in te zetten voor hen die het niet zo gemakkelijk hebben. Misschien kies je ervoor om mee te helpen in de Wereldwinkel, of misschien heb je op een kerstmarkt wel één en ander verkocht voor een goed doel? Of misschien ben jij diegene die die zaken steunt door iets te kopen. Misschien heb je wel een mooie kaars gekocht ten voordele van Welzijnszorg.
    Vandaag is het de zondag van Welzijnszorg. Zij ontfermen zich over de mensen die in armoede moeten leven. De campagne voor 2008 is : ‘Armoede schaadt de gezondheid.’

    Wist je dat er in België heel wat  mannen leven met een lage scholing, en dus een veel lager loon en dat deze mensen gemiddeld vijf jaar korter leven dan mensen met een hogere opleiding?
    Wist je dat laaggeschoolde vrouwen gemiddeld 3 jaar vroeger sterven en dat al deze mensen gemiddeld ook nog eens 15 jaar in minder goede gezondheid verkeren dan mensen met een hoog opleidingsniveau?
    We staan er niet bij stil, maar mensen in armoede moeten vechten om rond te komen en dit maakt hen depressief en angstig. België telde vorig jaar ongeveer een miljoen mensen die niet naar de dokter gingen (en nog minder naar de apotheek), omdat ze het remgeld niet konden betalen.
    Wist je dat vijftien procent van de Belgische bevolking niet meer verdient dan het leefloon? Schulden stapelen zich op. Facturen die binnenkomen laten ze liggen, ze kunnen ze niet betalen. Tot er een nieuwe factuur komt met een boete erbij. En zo worden de problemen steeds groter.
    En dan hoor je soms reacties : “Kunnen ze niet een beetje vooruit kijken? Kunnen ze zich niet laten helpen? Kunnen ze niet een beetje meer sparen?...”

    Het antwoord is: ‘Neen. Mensen die armoede kennen, vechten om te overleven, dag na dag. Ze kunnen niet kijken naar overmorgen. Ze zijn soms beschaamd om hulp te vragen. Ze zijn heel dikwijls moedeloos, zien het niet zitten en compenseren al deze teleurstelling, al deze vernederingen, al deze pijn met dingen die wij soms niet kunnen begrijpen.”
    Wat gaan wij hieraan doen? Gaan we deze mensen laten creperen en aan hun lot overlaten? Of zetten we ons mee achter de campagne van Welzijnszorg?

    De campagne formuleert vijf beleidsvoorstellen. Eenvoudig gezegd gaan ze over:
    1. dat een ziekenhuisopname voor iedereen betaalbaar moet blijven
    2. dat alle mensen steeds geholpen kunnen worden door hun huisarts
    3. dat mensen met een laag inkomen, die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming, deze automatisch krijgen
    4. dat de doolhof van administratie rond mogelijke toekenning voor alle niet-medische kosten zoals verzorgingsproducten, thuiszorg enz., eenvoudiger wordt gemaakt
    5. dat er meer gerichte acties komen voor gelijke kansen op een gezond leven voor iedereen

    Als jij hier mee kan achterstaan, laat je hierin dan kennen, door straks, na de mis, op een klever je naam te schrijven, te tekenen en deze dan te plakken op dit beleidsvoorschrift. Zo laat ook jij zien dat de bestaande gezondheidsongelijkheid onaanvaardbaar is.
    Uiteraard kan je deze actie ook financieel steunen. We kunnen iets van ons vermogen geven aan Welzijnszorg om mensen in armoede te helpen overleven op een meer gezonde manier. 
    Verder kan je in je omgeving mensen die het niet zo breed hebben, leren bekijken met andere ogen, ze meer als evenwaardige mensen behandelen, ze opnieuw kansen geven.
    Misschien denk je: ‘Het helpt toch allemaal niet.’ Maar samen kunnen we veel bereiken.
    Dus geef een paar minuutjes van je tijd en teken mee de petitie.
    Denk bij de omhaling even aan jouw gevoel voor rechtvaardigheid en steun de actie.
    Wij zijn getuigen, getuigen van het Licht. En daar komen we voor uit.

    15-12-2008 om 22:03 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    07-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een hart onder de riem - 2de adventszondag B 2008 - Fred

    Tweede Adventszondag B 2008 - Zaterdag 6 en zondag 7 december 2008

    Eerste lezing: Jesaja 40,1-5,9-11 - 'Baan een weg voor de Heer'
    Evangelie: Marcus 1,1-8 - 'Maakt de paden van de Heer recht'

    De uitdrukking "iemand een hart onder de riem steken" is al heel oud en betekent zoveel als "iemand moed geven, iemand bemoedigen". Het hart heeft hier de betekenis van de zetel van moed. Diezelfde betekenis vinden we terug in uitdrukkingen als: hij heeft het hart niet zoiets te doen, hij heeft een groot hart, en: het hart zonk hem in de schoenen.
    Een hart onder de riem steken is vermoedelijk als beeldspraak ontleend bij het leger, bij de soldaten. Een soldaat droeg indertijd zijn riem of gordel schuin over het lichaam, de riem liep van de schouder over de borst. Recht over het hart dus. Bij het begin van een veldslag stak men de soldaat een hart onder de riem, men gaf hem dus de nodige moed mee.
    Iemand een hart onder de riem steken is tegelijkertijd heel gemakkelijk en heel moeilijk. We kunnen er ons simpel van afmaken door iemand gewoon, vrijblijvend moed toe te wensen: "Het beste, hou je goed, hou de moed erin, het komt allemaal wel in orde." Een uitspraak die ons niet veel moeite kost, maar die ook weinig oplevert.

    Minder eenvoudig is het als we mensen in nood écht willen bemoedigen, écht weer moed en hoop willen bieden. Dan moeten we niet alleen een paar mooie woorden uit onze mouw schudden, maar ook bereid zijn echt iets te doen. En dat wordt goed geïllustreerd door de eerste lezing van vandaag, uit Jesaja.
    Jesaja was de profeet uit de tijd van de ballingschap, een heel zware tijd voor het volk van Jahweh. En hij kondigt het einde van de ballingschap aan, hij brengt het goede nieuws dat zij weldra naar hun land zullen kunnen terugkeren. Hij steekt zijn volk in nood, een hart onder de riem. Hij brengt goed nieuws, hij brengt een blijde boodschap.
    Maar hij geeft ook meteen een opdracht mee. Baan een weg door de woestijn, effen een pad door de steppe. Ieder dal moet worden verhoogd, iedere heuvel geslecht. Een tocht door de woestijn is immers niet eenvoudig. Daar lopen geen wegen, daar moeten wegen worden gemaakt. Jesaja zegt niet alleen: het komt allemaal wel goed. Hij zegt er ook bij: doe iets om dat doel te bereiken. En zo steekt hij een hart onder de riem, zo brengt hij goed nieuws, zo brengt hij zijn volk een blijde boodschap.

    Dat is ook wat het woord "evangelie" letterlijk betekent: blijde boodschap. En Marcus brengt ons vandaag het begin van zijn evangelie, het begin van die blijde boodschap. En Marcus begint zijn evangelie bij Johannes de Doper, ook een profeet, of toch minstens een bode. Iemand die de weg moet banen of klaarmaken. En ook Johannes bevindt zich in de woestijn. De woestijn staat in de Bijbel voor het dorre land, waar geen echt leven is. Het land van zondigheid en kwetsbaarheid. Het land waar mensen doorheen moeten om tot het volle leven te komen.
    En in die woestijn brengt Johannes een blijde boodschap, brengt hij goed nieuws, steekt hij mensen een hart onder de riem. En ook hij geeft de mensen een opdracht mee. Hij roept hen op zich te laten dopen en tot inkeer te komen. Hij roept hen op zich te bekeren. Hun leven en hun levenswijze te herzien en een nieuwe start te nemen.
    Is het ook niet de taak van wie zich vandaag christen noemt, mensen een hart onder de riem te steken? De blijde boodschap te verkondigen, niet alleen met woorden, maar ook met daden? En eigenlijk zelf die blijde boodschap te zijn? Wij hebben in onze tijd die boodschap trouwens hard nodig.

    Onze tijd wordt getekend door de angst. Hoe meer de techniek vooruitgaat, hoe groter de angst schijnt te worden. Angst voor een kernoorlog, angst voor milieuvervuiling, angst voor werkloosheid. En mensen gaan dan op zoek naar troost. Bij dokters en psychiaters, in alcohol en drugs, in het opgaan in zijn werk, in moedeloosheid en cynisme.
    Is het niet onze taak hier een ander soort troost te bieden? Door echt een hart onder de riem te steken, door echt een blijde boodschap te brengen of te zijn? Neem nu even de campagne van Welzijnszorg. Armoede schaadt de gezondheid. Arm maakt ziek en ziek maakt arm. We kunnen meewarig knikken en denken: dat is juist, maar wat doe ik eraan? Is dat misschien mijn schuld? En een cynicus zou zeggen: ik wil wel een bijdrage storten, maar dat is eigenlijk niet meer dan een druppel op een hete plaat. En de ultieme dooddoener is dan: de politici moeten dat maar oplossen, het is de taak van de staat daar iets aan te doen.

    Natuurlijk: de campagne van Welzijnszorg zal de armoede in de wereld of zelfs in onze eigen stad niet oplossen. En het zal nog wel een tijdje zo blijven dat armoede de gezondheid schaadt. Maar dat geeft ons niet het recht helemaal niets te doen. We kunnen tenminste proberen mensen een hart onder de riem te steken. Niet alleen omdat onze financiële bijdrage een directe nood kan lenigen, maar ook – en vooral – omdat wij op die manier mensen kunnen doen ervaren dat zij volwaardig meetellen. Want misschien is dat nog wel veel erger dan arm te zijn of ziek: het gevoel te hebben er niet bij te horen, niet als volwaardig beschouwd te worden, niet meer mee te tellen in onze maatschappij.
    En dan is een hart onder de riem steken misschien vooral: de nood van de ander erkennen en ernstig nemen. Niet wegwuiven als onbelangrijk. Maar proberen uitzicht te bieden en hoop. En hopen wil zeggen dat wij ons niet tevreden stellen met de gang van zaken in onze wereld, dat wij ons ook daadwerkelijk willen inzetten om een wereld op te bouwen zoals God die droomt.
    Dat wil zeggen dat wij in deze wereld wegen willen banen van gerechtigheid en solidariteit. Dàt is de bekering die van ons wordt gevraagd, veel meer dan alleen maar een geldelijke bijdrage volgende week. Alleen op die manier kunnen wij mensen een blijde boodschap brengen, een blijde boodschap voor hen zijn. Alleen op die manier steken wij hen een hart onder de riem...

    07-12-2008 om 08:57 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    30-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op de kleintjes letten - 1ste adventszondag B 2008 - Gie

    Eerste Adventszondag B 2008 - Zaterdag 29 en zondag 30 november 2008

    Eerste lezing: Jesaja 63, 16b-17.19b; 64, 3b-7 - 'Scheur de hemel open'
    Evangelie: Marcus 13, 33-37 - 'Weest waakzaam voor de komst'

    Is het al lang geleden dat je nog eens met de trein gereden hebt? Het aanhoudende gesjokkel is een van de beste manieren om in slaap te dommelen. Meestal gelukt dat precies op het moment dat we moeten gaan uitstappen.
    Wees waakzaam, laat je niet in slaap sjokkelen zegt Marcus ons vandaag.
    Je kunt je afvragen hoe het mogelijk is om vandaag de dag niet waakzaam, niet alert te zijn. Ding-dongende deurbellen, rinkelende telefoons, piepende en opflitsende gsm’s, jankende sirenes en allerlei alarmsignalen beveiligen onze huizen en auto’s. Onzichtbare stralen en elektronische ogen houden ons in de gaten. Men is nog nooit zo op zijn qui-vive geweest als nu. Elk mogelijk teken van onraad, bedreiging, onveiligheid wordt meteen opgevangen en gesignaleerd. Nooit was de waakzaamheid zo groot als in deze tijd.
    Maar over welke waakzaamheid gaat het dan meestal? Wat is dat eigenlijk, waakzaamheid en waakzaam zijn?
    Waakzaam zijn de vele vaders en moeders tijdens de nacht van zaterdag op zondag wanneer hun jonge volkje uit is. Officieel zijn ze naar daar en daar, maar waar zitten ze écht? En wanneer komen ze thuis? En hoe? Ze zijn maar gerust als ze de garagedeur horen dichtvallen… Waakzaamheid is meer dan niet slapen, maar gespannen afwachten.
    Waakzaam zijn de automobilisten die, lettend op de baan, attent zijn voor iedere ijzelplek, voor elke onverwachte hindernis, maar ook speurend naar eventuele snelheidscontroles… En als er dan nog een paar tegenliggers met de lichten knipperen…
    Waakzaam zijn is onder andere die tekens kunnen interpreteren.
    Waakzaam zijn de mensen die bezoek verwachten… Als ze zo rond de middag iemand verwachten … durven ze al vanaf 10 uur niet meer weg. De bezoekers mochten eens wat vroeger komen en voor de deur staan… Waakzaamheid is open staan, is voorbereid zijn.
    Waakzaam zijn deze dagen ook die ontelbare kinderen die Sinterklaas verwachten. Ook hun ouders zijn er, zij het op een héél andere manier, even waakzaam voor.
    Waakzaamheid is veel meer dan niet indommelen, maar met gespannen aandacht, attent voor alles wat kan gebeuren, op alles voorbereid zijn. Waakzaamheid is open staan voor…, is verlangen en verwachten.
    Ik zet jullie op het verkeerde been als ik zeg dat ‘aankomen’ iets te maken heeft met ‘in verwachting zijn’. Nochtans betekent Advent, van het Latijn invenire, zoveel als ‘aankomen’ en brengt het ons ‘in verwachting’ naar wat komen gaat.
    Vandaag begint de advent. Nog vier weken en het is weer Kerstmis, het feest van het aankomen, van de geboorte van God tussen de mensen, van Gods geboren worden in de mens. Advent is uitkijken naar die komst, die komst écht verwachten. Advent is een tijd van zwangerschap. Er groeit iets, er staat iets te gebeuren. Er is wat gaande dat je niet mag missen. Zorg er toch voor dat het niet aan je voorbijgaat, want dat zou jammer zijn. Vandaar de vele oproepen tot waakzaamheid.

    We hebben vandaag één enkele kaars aangestoken.
    Wat heb je nu aan één onnozele kaars? Weinig of niets, zul je zeggen.
    Maar let eens op hoeveel licht één kaars geeft die je opsteekt bij een elektriciteitspanne. Hoever het licht van dat ene vlammetje doordringt tot in de verste hoeken van de kamer. Één enkel vlammetje geeft honderd percent méér licht, dan helemaal geen licht.
    Er is iets vreemds aan de hand: ónze advent, ónze voorbereiding voor Kerstmis, begint van langsom meer te lijken op die van de buur die geen christen is, die niks met de kerk te maken heeft. Wij liggen niet meer wakker van de komst van de Heer. Onze christelijke waakzaamheid zit in de crisis. We hebben het waken wat verleerd omdat we lang niet meer zo overtuigd zijn dat de Heer komt. We richten ons leven in alsof er met Gods komst geen rekening moet gehouden te worden.
    Toegegeven, de commercie maakt het ons extra moeilijk. Het is niet gemakkelijk om tussen al die kerstmannen, rendieren en sneeuwmannen nog een kerststalletje terug te vinden. Het valt niet mee om tussen al het commerciële gedjingel en lawaai nog een hart te horen kloppen. Het is van langsom moeilijker om dan nog kerstcadeautjes te geven aan iemand waar je gegarandeerd niks van terugkrijgt.
    De oproep in het evangelie vandaag komt juist daarom op het goede moment. Jesus vraagt ons niet om paranoia te worden, integendeel. Hij vraagt ons om aandacht te houden, om alert te zijn voor zijn signalen, omdat “je niet weet wanneer het ogenblik daar is”. De Heer komt op een uur en op een manier die je niet verwacht. Maar als het zover is, hoe zul je dan zien dat Hij het is?
    Als ik jullie een tip mag geven: let vooral op de “kleintjes”. De kleine mensen in onze maatschappij, zijn dikwijls goed geholpen met een kleine, maar volgehouden gift.

    Daarom mogen we met één enkele kaars beginnen … als we maar zorgen dat die blijft branden.
    Het is een beetje als met de godslamp in onze kerk: een kleine blikvanger die ons alert houdt voor Gods aanwezigheid. Een grote schijnwerper zou alleen maar verblindend werken.
    Tegenover het commerciële geschreeuw, roept dat kleine signaaltje ons op om terug aandacht te hebben voor het kleine. Laat dit gunstige moment niet voorbij gaan.
    God kan alleen God van mensen zijn, als wij mensen van God willen zijn.
    Misschien vormt het aanbod van Welzijnszorg wel een uitgestoken hand. Waakzaamheid spoort ons aan tot concreet handelen, tot daden. De actie Welzijnszorg is de vertaling van die waakzaamheid in concrete daden. Zij helpt ons om Gods goedheid en trouw, zijn komen God tussen de mensen, te vertalen naar menselijke nabijheid en liefdevolle zorg. Vooral tegenover mensen die ‘in de kou’ van het leven staan.
    Één van de moderne hulpmiddelen om vandaag aandachtig te blijven is de GPS. Als je ook maar één straat verkeerd inrijdt, volgt onmiddellijk het bericht: “keer zo mogelijk terug”. Op ongeveer dezelfde manier roept de advent ons op om terug te gaan geloven in de komst van de Heer, die een God van mensen wil zijn.
    Het is een beetje zoals bij Klein Duimpje die terugkijkt, op zoek naar de achtergebleven keitjes of kruimeltjes. Ook wij worden gedwongen om terug te keren, om om te kijken.
    Niet naar onze eigen kruimeltjes, maar naar mensen, vooral de kleintjes die ons nodig hebben. Die mede-mensen … zij zijn de lichtpuntjes achtergelaten door Gods aanwezigheid.
    Amen.
    Inspiratie deels ontleend aan de adventspreek van december 2002 van Jan Arnouts, o.p. 

    30-11-2008 om 10:29 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    23-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koning en Herder - Christus Koning A 2008 - Marc

    Christus-Koning - Zaterdag 22 en zondag 23 november 2008

    Eerste lezing: Ezechiël  34, 11-12, 15-17 - 'Ik zal recht doen aan het ene dier tegenover het andere'
    Evangelie: Mattheüs 25, 31-46 - 'Zoals een herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken'

    Soms is het evangelie verbluffend eenvoudig. De lezing uit Matteüs die we net hoorden, is duidelijk. Hoe zal over goed en kwaad geoordeeld worden? Wat ge voor de minsten van zijn broeders gedaan hebt, hebt ge voor hem gedaan. Wat ge niet gedaan hebt voor die geringsten, hebt ge niet voor hem gedaan.
    Voilà, meer woorden moeten daar niet aan vuil gemaakt worden. Is dit de kern van Jezus’ boodschap? Ja. Het is zelfs meer: volgens Matteüs is dit zijn testament. Met deze woorden besluit Jezus zijn laatste prediking. In de volgende hoofdstukken gaat hij met zijn leerlingen Pasen vieren, het échte paasfeest, dat hem eerst naar Goede Vrijdag zal voeren.
    Zijn boodschap is dus hiermee afgerond. En het belang van deze laatste tekst wordt nog duidelijker, als we doorhebben dat hij eigenlijk de inhoud van de eerste woorden van Jezus herneemt: bij Matteüs begint Jezus zijn prediking met de zaligsprekingen. Zalig de armen, de zachtmoedigen, zalig zij die vervolgd worden. Zalig zij die niet meetellen, maar in de hoek zitten waar de klappen vallen. Zieken, gevangenen, vreemdelingen, mensen met honger en dorst. Die staan centraal.
    De boodschap gaat in twee richtingen. Een boodschap van troost en hoop voor verdrukten. Zij moeten niet wanhopen, de koning staat aan hun kant. Letterlijk. Hij is hun broeder. Als wij de verdrukte mens in de ogen kijken, kijken we in de ogen van Jezus. Het evangelie is een verhaal van hoop, dat de verdrukte, lijdende mens zich niet alleen kan herkennen in de lijdende Jezus, die net zoals hij geslagen, vernederd, verworpen is, maar zich ook mag herkennen in de verrezen heer. Het lijden zal overwonnen worden.
    Maar de boodschap gaat ook in de richting van diegenen die het geluk hebben aan de andere kant van de barrière te staan. Geldt dat niet voor de meesten onder ons? Al is ons leven niet altijd rozengeur en maneschijn, voor velen onder ons – hoop ik – zal de balans van het leven over het algemeen wel meevallen. En als het dan goed gaat met ons, dan zijn wij het die vanuit onze min of meer comfortabele positie in de ogen kijken van die zieke, die eenzame, die zwerver, die gevangene, een van die geringsten die in dit evangelie de maatstaf zijn waaraan de waarde van ons gedrag afgemeten zal worden. En dan luidt de boodschap: we worden beoordeeld volgens wat we doen voor die mensen...

    Als degenen die met de daad de boodschap van Jezus beleven “schapen” worden genoemd in deze tekst, is dat dus een compliment. En dat ligt in de lijn van de Joodse traditie: een schaap was een kostbaar dier. Zij stamden tenslotte af van een herdersvolk, van mannen als David en Mozes die als herders begonnen waren, en die dan herders van hun volk werden.
    En het is even betekenisvol dat de schapen hier tegenover de bokken geplaatst worden. Bokken – en rammen, Ezekiël in de eerste lezing spreekt over hen als over één groep – zijn de sterke dieren, die in een kudde de baas spelen. Zij willen domineren, en duwen de zwakkere dieren opzij. In teksten uit het Oude Testament worden de leiders van het volk dikwijls bokken of rammen genoemd, als de profeten hen hun machtswellust en de onderdrukking van de armen willen verwijten.

    We kunnen ons wel herkennen, ergens tussen die massa die voor de troon van glorie staan, ergens tussen de schapen en de bokken. En als ik dan dat verhaal – over mij... – nog eens lees, valt mij daar vooral de dubbele verbazing op van de mensen die geoordeeld worden. Eerst de verbazing dat het eigenlijk Jezus is, die ze daar in die kleine mens tegenkomen. “Heer, wanneer hebben we u gezien...?” En dan is de oprechte verbazing dat het zo belangrijk was, wat die mensen gedaan hebben – of niet gedaan hebben: iemand helpen – of niet, een goed woord – of een hard woord, op bezoek gaan bij een mens in de miserie – of die lastige klus maar vergeten, een gevangene als mens behandelen – of hem laten wegrotten. Ik  kan me zo voorstellen dat “de schapen” er nooit bij hadden stilgestaan dat hun menslievend gedrag nu zo belangrijk was. Zij deden wat ze dachten wat ze moesten doen, wat hun gewone plicht als mens was. Zoals de bokken zulle gedacht hebben dat ze het gelijk volledig aan hun kant hebben, dat het leven nu eenmaal een competitie is waar het er op aan komt de eerste en de beste te zijn, en pech voor wie uit de boot valt...
    De schapen en de bokken uit deze tekst waren verbaasd, want zij wisten niet wat wij wel weten: wat je voor de geringsten doet, dat telt. Wij zullen dus niet moeten komen vertellen: “wij wisten het niet....”. We hoorden vandaag het testament van Jezus. En wij krijgen de opdracht het uit te voeren.

    23-11-2008 om 18:16 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    17-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.‘I have a dream’ - 33ste zondag A 2008 - Jan

    Drieendertigste zondag A 2008 - Zaterdag 15 en zondag 16 november 2008

    Eerste lezing: Tessalonica 5, 1-6 - 'De dag des Heren komt als een dief'
    Evangelie: Mattheüs 25, 14-30 - 'Over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen'

    ‘I have a dream’, zei de Martin Luther King op 28 augustus 1963. 
    Beste vrienden, Martin Luther King sprak die droom uit in Washington, op het einde van de grootste mars voor gelijke burgerrechten die de Verenigde Staten ooit gezien had. Het werd de beroemdste redevoering van de hele twintigste eeuw. Zijn gehoor van zo’n 250 000 mensen bestond vooral uit zwarten. King droomde van het ogenblik waarop alle Amerikanen zouden aannemen dat alle mensen gelijk en gelijkwaardig zijn. Hij droomde van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid van blank en zwart, hij droomde van gerechtigheid, en van de dag dat zijn vier kleine kinderen zouden leven in een land waar ze niet zouden beoordeeld worden op hun huidskleur, maar op hun karakter. En hij droomde ook van de dag waarop de bergen en de ravijnen tussen de rassen zouden worden geëffend. Dat was zijn droom, maar het was ook zijn geloof. Hij wist: ooit zal die dag er zijn, en met ziel en lichaam zette hij zich daarvoor in, want hij was niet alleen een dromer, maar ook een doener. Nog geen jaar later, op 4 april 1968, werd hij vermoord om zijn inzet. Maar zijn droom bleef bestaan, want dromen van gerechtigheid, vrede, gelijkheid en broederlijkheid kunnen niet uitgeroeid worden. 
    Dus blijft King zeggen: ‘I have a dream.’ En 45 jaar later, op 5 november 2008, volgt het antwoord: ‘Yes we can’, zegt de nieuw verkozen zwarte Amerikaanse president Barack Obama. Ook hij droomt van een maatschappij waarin plaats is voor iedereen, en net als Martin Luther King gelooft hij in die droom. Hij sprak zijn nu al beroemde redevoering uit in Chicago, voor een publiek van zo’n miljoen enthousiaste en geëmotioneerde mensen – meer blanken dan zwarten –  die voelden: hier wordt een vuile bladzijde uit onze geschiedenis omgedraaid. We staan aan een nieuw begin, en we willen er iets van maken. ‘Yes we can’, antwoordden ze vol vuur op de uitdagingen die hun nieuw verkozen zwarte president opsomde. Hopelijk is Obama geen dromer, maar ook een doener.
    Beste vrienden, waarom maken we deze vergelijking?  Omdat het hot news is, maar ook omdat beiden toch wel geloven in de mogelijkheden van de mens.  In de talenten die de mens gekregen heeft.  Het evangelie van vandaag komt dus precies op tijd.
    En weet je:  Jezus was niet alleen een dromer, Hij was vooral een doener. Dus genas hij zieken, raakte Hij melaatsen aan, hielp Hij blinden op de juiste weg, en richtte Hij zondaars en tollenaars weer op. 
    ‘Blijf niet bij de pakken zitten’, zei Hij in woord en daad. Doe dus niet zoals die derde dienaar in de parabel van vandaag. Die wist niets beters te bedenken dan het talent dat zijn heer hem had toevertrouwd in de grond te stoppen, in de grond van de gemakzucht, de hebzucht of de angst.
    Stop die liefde niet in de grond maar beleg ze in daden van liefde.
    Maar laten we de parabel vooral juist begrijpen: met de talenten bedoelt Jezus niet de natuurlijke gaven die we bij onze geboorte hebben meegekregen, wél wat God ons toevertrouwt.
    Stop die liefde niet in de grond, maar beleg ze in daden van liefde.
    God, precies in deze periode dat wij niet meer weten waar we ons geld moeten in bewaring geven, zouden we bijna zeggen: die derde dienaar heeft het nog zo slecht niet bekeken.  Vandaag zou hij gelukkig zijn dat zijn geld, zijn aandeel niet in rook is opgegaan.  De actualiteit maakt het ons toch niet altijd gemakkelijk.
    Goede vrienden, in deze parabel vertelt Jezus ons wat God van ons verwacht: dat we meebouwen aan zijn Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid.
    Dat is toch een oproep die wij moeten verstaan?  . Of we nu man zijn of vrouw, oud of jong, blank of gekleurd, politieman of gepensioneerde, of je nu een blanke Antwerpse volkszanger zijt, de Wannes die zingt over een wereld die moet verbeterd worden,  of een Zuid Afrikaanse positief ingestelde zwarte zangeres, Myriam Makeba, altijd moeten mensen, altijd moeten we ons afvragen of onze medemens, of onze gemeenschap, of de wereld beter wordt van wat wij doen.
    Daarvoor hebben wij de talenten gekregen.
    Het Rijk Gods niet in de grond stoppen, maar er onze schouders onder zetten, en zo een droom van een wereld tot stand brengen. 
    ‘I have a dream,’ zei God bij de schepping. ‘Yes we can’, ‘Ja, we gaan ervoor’, antwoorden wij. Moge het zo zijn. Amen
    Jan Van Noten
    Met dank aan Romain Debbaut voor de geweldige inspiratie.

    17-11-2008 om 18:18 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    09-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waakzaam en wijs - 32ste zondag A 2008 - Ria

    Tweeëndertigste zondag A 2008 - Zaterdag 8 en zondag 9 november 2008

    Eerste lezing: Wijsheid 6,12-16
    Evangelie: Mattheüs 25, 1-13

    In de eerste lezing wordt de wijsheid bezongen als een belangrijke gave die nooit bederft en die te vinden is voor iedereen die haar zoekt. Een mooie en poëtische tekst die aangeeft dat zij niet alleen toebehoord aan enkele uitverkorenen.
    Zij is voor die haar zoeken een onuitputtelijke bron en een ware schat omdat zij inzicht geeft en daardoor ons handelen stuurt en richt.
    Ook in het evangelie is er sprake van wijsheid en het gebrek eraan! Hier stelt Mattheüs in een ietwat overdreven verhaal vol symboliek de wijsheid van de enen tegenover de dwaasheid en het onverantwoord gedrag van de anderen!
    Eigenlijk gaat om een vergetelheid maar op het eind van het verhaal blijkt dat het om een fatale inschatting gaat. Immers de domme meisjes worden uitgesloten, zij zullen het bruiloftsfeest niet bijwonen! Als wij de bruidegom vervangen door Jezus of de Messias, dan weten we dat het hier niet gaat om een wereldlijk feest, maar dat het om het rijk Gods gaat.
    We weten van Mattheüs dat hij zich  richtte tot de joden ,vooral zij die zich tot Christus bekeerd hadden. Hij geeft hen een duidelijke verwittiging mee en daartoe gebruikt hij deze vergelijking.
    De meisjes hebben zich niet allemaal goed voorbereid. Hier is er  dus duidelijk een tekort aan wijsheid en inzicht! We spreken hier niet over een gebrek en solidariteit, er zijn nu eenmaal dingen die je niet aan anderen kan vragen; en het gaat hier duidelijk niet om materiële zaken als wat olie, maar wel om respect en toewijding voor de hedendaagse werkelijkheid. Daarbij komt dat op het moment van het oordeel, niemand nog iets voor een ander kan doen: de wijzen kunnen niets meer geven aan de dwazen.
    Mattheüs is duidelijk niet opgezet met de levenswijze van zijn toehoorders, zij moeten zich beraden en hun inzet en energie beter aanwenden om het rijk Gods te mogen betreden. Zorgen voor meer energie voor onderweg heeft altijd te maken met werken aan gerechtigheid.
    Mattheüs verwijst naar de goede werken van het geloof: zorg voor armen en daklozen, hongerigen en uitgestotenen, kortom voor mensen in nood. Het is door die bekommernis voor de naaste en er daadwerkelijk iets aan te doen, te leven zoals Jezus het heeft voorgedaan dat we het Rijk Gods dat we aldus zelf hebben gecreëerd kunnen binnengaan en er ons licht kunnen laten schijnen.
    Toch is dat niet altijd zo eenvoudig. Want wat is dat eigenlijk dat zogenaamd bruiloftsfeest? Hoe moeten wij ons zoiets voorstellen? De parabels en de vergelijkingen die Jezus gebruikte waren duidelijk bedoeld voor de mensen van zijn tijd. Wij zijn niet altijd vertrouwd met de levensgewoonten van 2000 jaar geleden en dat maakt het moeilijk om ze naar onze situaties over te brengen.

    Uit vroegere teksten leren we echter dat Jezus met zijn rijk Gods heel dikwijls aangaf dat wij dat zelf in de hand hebben. Maar een ideale maatschappij opbouwen, is dit geen Utopie? Toch hebben in de loop van de tijden heel wat mensen het geprobeerd, er werden leefgroepen in het leven geroepen, goederen en geld werden gedeeld, het ideaalbeeld van een gemeenschap werd in het leven geroepen.
    Zoveel probeersels, zoveel mislukkingen! Altijd zijn er moeilijkheden gerezen, altijd is er wel iets misgelopen .Het blijft een zware opgave, maar toch zijn er lichtpunten, toch zijn er nog steeds lantarens die brandend gehouden worden! Op kleine schaal kan het, kleine groepen van goeddenkende mensen kunnen het aan: uit de bezorgdheid van hun hart zorg en aandacht besteden aan al wie hulp nodig heeft. Zij kunnen het aan hun leven ten dienste te stellen.
    Het zijn de wijze maagden uit ons verhaal die het feest van ons leven verlichten met hun licht want zij hebben nog olie in voorraad!

    09-11-2008 om 20:18 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    26-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Als twee druppels water - 30ste zondag A 2008 - Fred

    Dertigste zondag A 2008 - Zaterdag 25 en zondag 26 oktober 2008

    Eerste lezing: Exodus 22, 20-26 - 'Ge hebt zelf als vreemdeling in Egypte gewoond'
    Evangelie: Mattheüs 22, 34-40 - 'De Heer beminnen met heel uw hart'

    Als twee druppels water: zo luidt de titel van deze viering. Eigenlijk zijn er geen mensen die op elkaar lijken als twee druppels water. Zelfs bij zogenaamd identieke tweelingen kennen de ouders en naaste familieleden heel goed het verschil tussen beide. En alleen voorwerpen die in serie met een machine worden gemaakt lijken soms in alle details op elkaar.
    We moeten het in een andere betekenis gaan zoeken. Als we een kraan laten lopen, of water van een fles in een beker gieten, zijn de druppels niet van elkaar te onderscheiden. Niet omdat ze zo op elkaar lijken, maar omdat ze onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn. De ene druppel kan niet zonder de andere, hoort er onafscheidelijk bij.
    Als twee mensen met elkaar huwen, beloven ze elkaar trouw te blijven in goede en kwade dagen. Die horen inderdaad bij elkaar, zonder de kwade dagen zou je trouwens de goede niet kunnen herkennen en ervan kunnen genieten. Van je kinderen draag je zowel de lusten als de lasten. Als je ergens gaat werken heb je zowel rechten als plichten. En tegen jongeren zeggen we – terecht – dat vrijheid niet kan zonder verantwoordelijkheid.
    In die zin moeten we het zoeken. Twee druppels water, omdat de ene niet kan zonder de andere. Dat is het antwoord dat Jezus geeft aan de Farizeeën. Hun vraag is eigenlijk heel begrijpelijk. In de joodse Tora kwamen 248 geboden voor en 365 verboden. In totaal dus zomaar eventjes 613 wetsbepalingen. Logisch dat dan de vraag opduikt: wat is nu het grootste, het voornaamste gebod?
    En Jezus geeft er niet één, maar twee. Je moet God liefhebben met hart en ziel en verstand. En je moet je naaste liefhebben als jezelf. En die twee geboden zijn allebei even belangrijk. Ze horen bij elkaar als twee druppels water.
    Niet dat ze op elkaar lijken. Ze zijn van een andere orde. Het eerste gebod, God liefhebben, klinkt dagelijks in de joodse gebeden. Het Sjema – wat betekent: hoor Israël – baden de Joden elke dag en het roept op God lief te hebben met hart, ziel en verstand. Het is als het ware een antwoord op de liefde die wij van God mogen ervaren. God, die veel groter is dan wij, die ons gegeven is. De naaste heb je anders lief: als jezelf.
    De naaste liefhebben als jezelf. Doe aan een ander niet, wat je niet wil dat aan jou geschiedt. Het klinkt mooi en we vinden het ook logisch. Als we in God geloven, als we geregeld samenkomen om ons geloof uit te spreken en te beleven, is het vanzelfsprekend dat we ook bereid zijn mee te werken aan dat rijk van God. En dat is een rijk van liefde en vrede. En dat kan alleen tot stand komen als wij de anderen liefhebben als onszelf. In theorie zijn we het er ongetwijfeld allemaal mee eens.

    Het wordt iets moeilijker als we ook eens terugkeren naar de eerste lezing van vandaag. Even in herinnering brengen: "Je mag een vreemdeling niet slecht behandelen en hem het leven niet moeilijk maken, want je hebt zelf als vreemdeling in Egypte gewoond. En weduwen en wezen mag je geen onrecht aandoen."
    Weduwen en wezen waren de kleinsten, de zwaksten in de samenleving. De machtelozen, zo gemakkelijk vergeten en over het hoofd gezien. En vreemdelingen zijn niet alleen mensen die komen uit een ander land. Het is ook een woord voor mensen die ons niet vertrouwd zijn, die er een andere, een afwijkende levenswijze op na houden. Mensen die in onze ogen zich raar gedragen, die ons echt vreemd zijn.
    Als de naaste onze broer of zus is, of onze buurman, die even welgesteld is als wij, die zich in onze ogen netjes en keurig gedraagt, dan is dat gebod van God niet zo moeilijk om na te leven. Die naaste stelt zich tegenover ons ook vredevol  en vriendschappelijk op. Hij is in de ware zin van het woord onze medemens.
    Maar evenzeer is de vreemdeling onze medemens, onze naaste. We kennen allemaal de parabel van de barmhartige Samaritaan, het antwoord van Jezus op de vraag: "Wie is dan mijn naaste?" In die parabel is het de Samaritaan, de vreemdeling die zich als naaste, als medemens gedraagt.
    De nauwe band tussen liefde tot God en liefde tot de naaste wordt in de Schrift altijd opnieuw benadrukt. En aangezien God op de eerste plaats de kleinsten en de zwaksten liefheeft, moet ook onze liefde tot de naaste allereerst gestalte krijgen in zorg voor de minsten.
    Je moet je naaste liefhebben als jezelf. Dat betekent dat je ook jezelf mag liefhebben, moet liefhebben zelfs. Dat betekent niet dat je jezelf moet gaan ophemelen. De bekende dikke nek van de Antwerpenaar wordt hier niet als voorbeeld gesteld. En het is zeker ook geen aansporing om mee te doen met de huidige westerse cultuur van individualisme, van jezelf verwennen, van egoïstisch genieten en profiteren.
    Jezelf liefhebben is eigenlijk: in vrede leven met jezelf. Tevreden zijn met de persoon die je bent. Vrede nemen met je eigen talenten én met je eigen beperkingen en tekortkomingen. Niet dat je niet naar beter of hoger mag streven. Maar wel dat je niet ongelukkig of afgunstig wordt om dat wat je niet hebt, wat je niet kan, wat je niet hebt bereikt.
    In vrede leven met jezelf. Vrede nemen met wie je bent. En zo van jezelf ook houden. En dan: de naaste liefhebben als jezelf. Vrede nemen met de ander als persoon, als individu, als uniek wezen. Net als jij kind van God. Die wil dat we van Hem houden. En van onze naaste als van onszelf. Die twee geboden horen bij elkaar als twee druppels water … 

    26-10-2008 om 18:13 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (1)


    20-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geef aan God wat God toekomt - 29ste zondag A 2008 - Martine

    Negenentwintigste zondag A 2008 - Zaterdag 18 en zondag 19 oktober 2008

    Eerste lezing: Tessalonicenzen 1, 1-5b - 'Wij gedenken uw geloof, hoop en liefde'
    Evangelie: Mattheüs 22, 15-21 - 'Geef aan God wat God toekomt'

    Als we de laatste weken onze krant durfden open te slaan, of als we naar het nieuws keken,  dan ging het steeds weer over geld. De woorden economie, crisis, banken, begroting, zijn schering en inslag. Wie durft er nog naar de beurskoersen kijken? Vandaag veel groen, morgen alles weer diep in het rood. ‘Geen paniek, rustig blijven’ dat zijn de woorden van wijze mensen. Is het de hebzucht van de mens? Is het de grootheidswaanzin of is het ‘het steeds méér willen, steeds meer risico nemen’ dat aan de basis ligt van onze huidige problemen? Hoe het ook zij, we zitten ermee. En zij die geld belegd hebben, praten de laatste weken over niets anders. En zij die geen geld hebben, kwamen vrijdag samen op de Dag van de armoede, om duidelijk te maken dat de laagste lonen te laag zijn om menswaardig te leven. En dit terwijl mijn dochter, zoals vele andere kinderen, onbezorgd in haar eigenlijk iets te korte chiro rokje, volgetekend met hartjes en bloempjes naar school vertrok, want het was ook ‘Dag van de jeugdbeweging’.
    We weten niet wat ons nog te wachten staat, maar feit is, dat we toch allemaal even wakkergeschud zijn en beseffen dat het tijdperk van ‘altijd maar méér’ wel eens mag stoppen.
    We leven in deze maatschappij, we kunnen er niet buiten. We hebben rekening te houden met bepaalde dingen, of we dat nu leuk vinden of niet. Het is de kunst om er zo goed mogelijk mee om te gaan.

    In de tijd van Jezus, ging het niet anders. Geld speelde ook toen een belangrijke rol.
    De Romeinen hadden geen respect voor het joodse volk en iedereen haatte de Romeinse bezetter en de keizer van Rome. Maar, zoals bij alle volkeren voorkomt, in alle tijden, waren er sommige Joden, zoals de Herodianen, aanhangers van koning Herodes, die probeerden commercieel profijt te halen uit de situatie. Zij wilden enkel ‘méér’ en verkochten hun ziel aan de Romeinen. Samen met de leerlingen van de Farizeeën probeerden ze Jezus te kunnen strikken. 
    Ze doen dit door Hem eerst wat te vleien en dan de netelige vraag te stellen of men belasting moet betalen aan de keizer of niet.
    Nu moet je weten dat in die tijd de Romeinse munt als godslastering werd aanzien. Dit had te maken met het feit dat op de muntstukken de afbeelding stond van de keizer met daaronder het opschrift: “Tiberius, zoon van de goddelijke Augustus”. Dit was voor de joden onaanvaardbaar. In de tempel mocht deze munt dus zeker niet gebruikt worden. Vandaar de aanwezigheid van geldwisselaars voor de tempel.
    Deze munt gebruiken kon echt niet. Maar wat ging Jezus nu antwoorden op die vraag?
    Als Jezus ja zegt op de vraag, kiest hij partij voor de Romeinen en dan hebben de Farizeeën een gedroomde aanleiding in handen om Hem te beschuldigen.
    Antwoordt hij neen, dan hebben de Herodianen hem te pakken en kunnen ze Hem door het hooggerechtshof laten vervolgen wegens opstandigheid tegen de Romeinse overheersers.

    Maar Jezus doorziet hun valsheid en antwoord: ‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt’.
    Ze staan perplex, dit hadden ze niet verwacht.
    Maar wat bedoelt Jezus nu eigenlijk? Lange tijd heeft men gedacht dat hij doelde op de scheiding tussen Kerk en Staat, maar dat klopt niet met wat de evangelies over Jezus vertellen. Jezus verkondigt het Rijk Gods en dat stopt niet aan de deur van de kerk, integendeel, “het Rijk Gods is midden onder u” zegt Hij, dus zowel in de wereldlijke als in de religieuze aspecten van het leven. We kunnen niet los van het wereldlijke leven rondom ons. We leven in een bepaalde maatschappij, met een bepaalde economie, met rechten en plichten die we te vervullen hebben. Dit alles met de bedoeling om zo goed mogelijk samen te kunnen leven.
    Laten we nog even stilstaan bij de uitspraak: “Geef aan God wat aan God toekomt”. Waar denken we dan aan?  Wat vraagt God van ons? En dan hebben we niet ver te zoeken. Kijken we maar naar Jezus. Wat heeft hij ons voorgeleefd?
    In de eerste plaats heel bewust kiezen om meer en meer onszelf te worden. En voor ons, gelovigen, durf ik erbij zeggen:’zodat we God in ons aanwezig kunnen voelen’. Op die manier kunnen we vanuit wie we ten diepste zijn, vanuit ons vertrouwen, vanuit ons geloof in de mens en in het leven, naar anderen toestappen. Aandacht, respect, écht aanwezig zijn bij anderen, dat is ‘geven aan de naaste’ en dus ook ‘geven aan God’. Wij zijn in staat om onze wereld een beetje mooier te maken, onze verantwoordelijkheid mee op te nemen en om onze maatschappij om te vormen. Wij staan niet buiten die maatschappij, wij staan er middenin. Het wereldlijke en het diep menselijke zijn verbonden. Het systeem moet ten dienste staan van de mensen. De mens blijft het allerbelangrijkste. Dit mogen we nooit vergeten.
    Laat ons stilstaan bij wat écht belangrijk is, waar het écht om gaat. Niet het ‘steeds meer hebben’, maar wel het ‘steeds meer zijn’, ‘mens-zijn’.

    Martine Andries

    20-10-2008 om 00:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    19-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In een klein hoekje - 28ste zondag A 2008 - Gie

    Achtentwintigste zondag A 2008 - Nationale ziekendag - zaterdag 11 en zondag 12 oktober 2008

    Eerste lezing: Romeinen 12, 1a.2.9-18
    Evangelie: Marcus 2, 1-12

    Je kent ze wel, de kleine koekjes die je in sommige Chinese restaurants bij de rekening krijgt. Kleine, krom dichtgevouwen, koekjes met een briefje erin: gelukskoekjes. Het zijn die koekjes die een bekend Vlaams koekjesbakker inspireerden tot zijn reclameslogan “Geluk zit in een klein koekje”.
    In ons koekje vandaag zit ook een briefje, met het thema van deze viering: “Iedereen erbij! Ook wie thuis ziek is”.
    Ziekenzorg organiseert ieder jaar op de tweede zondag van oktober een Nationale Ziekendag. Ziekenzorg koos voor dit thema omdat zij dit jaar de grote zorg om langdurig zieke personen “erbij” te houden onder onze aandacht wil brengen.

    Het gebeurt dikwijls dat dergelijke mensen in het begin van hun ziekte nog veel bezoek krijgen, maar dat na verloop van tijd de kring van familieleden, vrienden of kennissen erg klein wordt. We schuiven een mogelijk bezoek voor ons uit, en uitstel is afstel. Gevolg is dat de leefwereld van deze chronische zieken sterk inkrimpt. Hun kamer, hun kleine hoekje, wordt een verdomhoekje!
    Geluk zit dus niet zozeer in een klein koekje, dan wel in een klein hoekje! Er is soms maar weinig nodig om deze mensen gelukkig te maken, om deze chronische zieken uit hun isolement te halen, om hen bij het sociale leven in de buurt, in de parochie en bij de wereld te blijven betrekken.
    Mensen vragen niet dat je ze midden op de Grote Markt zet, maar wel dat je hen niet vergeet, dat je hen kansen geeft om deel te nemen aan activiteiten.

    De zorg voor deze zieke mensen thuis mag ook niet beperkt blijven tot de plaatselijke ziekenzorgafdeling. De nood is daarvoor te groot. Met deze actie hopen ze meer mensen te motiveren, hen warm te maken om aan huis gebonden zieken uit onze eigen omgeving niet uit het oog te verliezen. Om hen te laten voelen dat zij belangrijk genoeg zijn … voor jouw aandacht.

    Onze goede voornemens om snel eens binnen te springen bij een zieke buur, vriend, kennis … verdwijnen te veel op de achtergrond. We hebben het altijd zo druk, we moeten nog zoveel doen en er komen altijd zaken tussen die we niet voorzien hadden.
    En als het dan toch lukt hen te bezoeken, dan mijden we onderwerpen van buiten de ziekenkamer, waar ze niet rechtstreeks mee verbonden zijn. Misschien goed bedoeld, maar zo sluiten wij hen ook af van het echte leven. Zij zijn geen betrokken personen meer. Zij blijven (letterlijk en figuurlijk) zitten in dat verdomhoekje!

    Deze nationale ziekendag is een oproep om meer tijd vrij te maken voor wie door ziekte of handicap wat langs de zijlijn van het leven is terechtgekomen.
    Om meer aandacht te schenken aan jouw langdurig zieke buur of vriend. Om “openingen” te maken naar het échte leven.

    En zo komen we bij het evangelie van vandaag: de “dragers van Kafarnaüm” zorgen dat de lamme bij Jezus geraakt.
    Wees gerust, ze gaan hier seffens geen gat in het plafond maken om tot hier te geraken. Ten eerste is de toeloop hier lang niet zo groot als toen bij Jezus in Kafarnaüm. Ten tweede staat hier (zeker vandaag) niemand in de weg om hen tegen te houden. Dat is wel even anders geweest, zélfs in Jezus tijd, zelfs door zijn eigen apostelen. Herinner hoe ze, na een vermoeiende dag, als echte bodyguards probeerden om de kinderen op afstand te houden. “Laat de kinderen tot mij komen” zei Hij. “Hou ze niet tegen” want bij Mij zijn kleine mensen, zieke mensen, lijdende mensen, altijd welkom.
    Ook wij moeten dat (iedere dag opnieuw) leren.

    Net zoals Paulus in de brief aan de Romeinen ons uitnodigt, zo vraagt ook Ziekenzorg om het niet bij goede voornemens te laten. Ga één van de volgende dagen écht eens op bezoek. Een klein koekje kan wonderen doen. Het zal deugddoend zijn en iedereen wordt er beter van!

    Ik moet u niet vertellen dat Ziekenzorg ook actief is op onze parochie. Ziekenzorg probeert, via huisbezoek en attenties voor thuisgebonden zieken en hun mantelzorgers, in te spelen op contact en nabijheid. De vrijwilligers van ziekenzorg proberen, met hun bezoeken en activiteiten, een antwoord te bieden op de noden en verwachtingen van zieke mensen in de buurt. Daarmee hopen zij het sociale isolement te verbreken.

    Maar heel dikwijls weten wij niet wie er langdurig ziek is, want vele mensen komen met hun ziek zijn niet op straat.
    Daarom doe ik een oproep voor twee zaken. Ten eerste vraag ik om aandacht voor de zieken. Geef hun namen door aan Ziekenzorg. Ten tweede vraag ik uw aandacht voor de omhaling die wij vandaag voor hun werking houden. Maak van hun verdomhoekje opnieuw een klein leefhoekje.
    Dan dank ik jullie van harte namens de zieken, zowel voor uw concrete aandacht als voor uw milde steun!
    Amen.

    Gie Stappaerts

    19-10-2008 om 14:58 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    De preekploeg van Sint-Anna-ten-Drieën, Antwerpen Linkeroever

    In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen.
    Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt.
    De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag.
    Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek.
    In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.

    Blog als favoriet !
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 06-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs