Christus-Koning - Zaterdag 22 en zondag 23 november 2008
Eerste lezing: Ezechiël 34, 11-12, 15-17 - 'Ik zal recht doen aan het ene dier tegenover het andere' Evangelie: Mattheüs 25, 31-46 - 'Zoals een herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken'
Soms is het evangelie verbluffend eenvoudig. De lezing uit Matteüs die we net hoorden, is duidelijk. Hoe zal over goed en kwaad geoordeeld worden? Wat ge voor de minsten van zijn broeders gedaan hebt, hebt ge voor hem gedaan. Wat ge niet gedaan hebt voor die geringsten, hebt ge niet voor hem gedaan. Voilà, meer woorden moeten daar niet aan vuil gemaakt worden. Is dit de kern van Jezus boodschap? Ja. Het is zelfs meer: volgens Matteüs is dit zijn testament. Met deze woorden besluit Jezus zijn laatste prediking. In de volgende hoofdstukken gaat hij met zijn leerlingen Pasen vieren, het échte paasfeest, dat hem eerst naar Goede Vrijdag zal voeren. Zijn boodschap is dus hiermee afgerond. En het belang van deze laatste tekst wordt nog duidelijker, als we doorhebben dat hij eigenlijk de inhoud van de eerste woorden van Jezus herneemt: bij Matteüs begint Jezus zijn prediking met de zaligsprekingen. Zalig de armen, de zachtmoedigen, zalig zij die vervolgd worden. Zalig zij die niet meetellen, maar in de hoek zitten waar de klappen vallen. Zieken, gevangenen, vreemdelingen, mensen met honger en dorst. Die staan centraal. De boodschap gaat in twee richtingen. Een boodschap van troost en hoop voor verdrukten. Zij moeten niet wanhopen, de koning staat aan hun kant. Letterlijk. Hij is hun broeder. Als wij de verdrukte mens in de ogen kijken, kijken we in de ogen van Jezus. Het evangelie is een verhaal van hoop, dat de verdrukte, lijdende mens zich niet alleen kan herkennen in de lijdende Jezus, die net zoals hij geslagen, vernederd, verworpen is, maar zich ook mag herkennen in de verrezen heer. Het lijden zal overwonnen worden. Maar de boodschap gaat ook in de richting van diegenen die het geluk hebben aan de andere kant van de barrière te staan. Geldt dat niet voor de meesten onder ons? Al is ons leven niet altijd rozengeur en maneschijn, voor velen onder ons hoop ik zal de balans van het leven over het algemeen wel meevallen. En als het dan goed gaat met ons, dan zijn wij het die vanuit onze min of meer comfortabele positie in de ogen kijken van die zieke, die eenzame, die zwerver, die gevangene, een van die geringsten die in dit evangelie de maatstaf zijn waaraan de waarde van ons gedrag afgemeten zal worden. En dan luidt de boodschap: we worden beoordeeld volgens wat we doen voor die mensen...
Als degenen die met de daad de boodschap van Jezus beleven schapen worden genoemd in deze tekst, is dat dus een compliment. En dat ligt in de lijn van de Joodse traditie: een schaap was een kostbaar dier. Zij stamden tenslotte af van een herdersvolk, van mannen als David en Mozes die als herders begonnen waren, en die dan herders van hun volk werden. En het is even betekenisvol dat de schapen hier tegenover de bokken geplaatst worden. Bokken en rammen, Ezekiël in de eerste lezing spreekt over hen als over één groep zijn de sterke dieren, die in een kudde de baas spelen. Zij willen domineren, en duwen de zwakkere dieren opzij. In teksten uit het Oude Testament worden de leiders van het volk dikwijls bokken of rammen genoemd, als de profeten hen hun machtswellust en de onderdrukking van de armen willen verwijten.
We kunnen ons wel herkennen, ergens tussen die massa die voor de troon van glorie staan, ergens tussen de schapen en de bokken. En als ik dan dat verhaal over mij... nog eens lees, valt mij daar vooral de dubbele verbazing op van de mensen die geoordeeld worden. Eerst de verbazing dat het eigenlijk Jezus is, die ze daar in die kleine mens tegenkomen. Heer, wanneer hebben we u gezien...? En dan is de oprechte verbazing dat het zo belangrijk was, wat die mensen gedaan hebben of niet gedaan hebben: iemand helpen of niet, een goed woord of een hard woord, op bezoek gaan bij een mens in de miserie of die lastige klus maar vergeten, een gevangene als mens behandelen of hem laten wegrotten. Ik kan me zo voorstellen dat de schapen er nooit bij hadden stilgestaan dat hun menslievend gedrag nu zo belangrijk was. Zij deden wat ze dachten wat ze moesten doen, wat hun gewone plicht als mens was. Zoals de bokken zulle gedacht hebben dat ze het gelijk volledig aan hun kant hebben, dat het leven nu eenmaal een competitie is waar het er op aan komt de eerste en de beste te zijn, en pech voor wie uit de boot valt... De schapen en de bokken uit deze tekst waren verbaasd, want zij wisten niet wat wij wel weten: wat je voor de geringsten doet, dat telt. Wij zullen dus niet moeten komen vertellen: wij wisten het niet..... We hoorden vandaag het testament van Jezus. En wij krijgen de opdracht het uit te voeren.
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|