Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
Evangelie: Johannes 10, 11-18 - 'Joh 15, 1-8 Wie in Mij blijft, draagt veel vrucht'
Het evangelie van de wijnstok en de ranken doet mij spontaan denken aan mijn kindertijd.
Wij hadden thuis een kleine serre met een druivelaar. Als de druivelaar gesnoeid werd was ik gefascineerd en vroeg me af waarom zoveel ranken weggeknipt werden.
Ik kreeg de uitleg dat die ranken moesten verwijderd worden opdat de andere meer vruchten zouden dragen.
Ik haal mij dit beeld voor ogen van een wijnstok met zijn ranken, groot en klein. Op welke rank lijk ik?
Is mijn rank gezond of eerder verdord en moe?
Kan ik de toewijding van de wijngaardenier aanvaarden wanneer Hij deze rank snoeit? Vertrouw ik er op dat mijn rank dan veel vrucht zal dragen als het oogsttijd wordt?
Vandaag word ik uitgenodigd om mijn nauwe band met Jezus te erkennen, een relatie die Hij vergelijkt met die tussen een wijnstok en de ranken die eraan groeien.
Wat betekent het voor mijn leven dat het leven van Jezus in mij stroomt? Wat betekent het voor mij persoonlijk om te weten dat ik net zo goed een deel van Jezus ben als de rank een deel van de wijnstok is? Zijn er dingen in mijn leven die anders zouden zijn als ik me dat bewust zou realiseren? Welke zijn dat? Ik denk na over deze dingen…
De vruchten van ons leven als Christen zijn het werk van God. Ieder van ons is in staat dat werk in anderen aanwezig te zien - in dienstbaarheid, in liefde, in toewijding, moed, uithoudingsvermogen en in gewone alledaagse vriendelijkheid en meelevendheid. Ieder van ons is bovendien op een eigen wijze verbonden met Jezus.
Wij kunnen vrucht dragen zoals niemand anders kan.
En wat zijn dan die goede vruchten? Het gaat om leven geven, vrede maken, gerechtigheid doen, verbondenheid met elkaar aanwakkeren.
Dat we die goede vruchten bij elkaar mogen ontdekken en waarderen!
Een herder komen wij deze dagen niet zo vaak meer tegen. In sommige streken nog wel, soms bij speciale evenementen en in Bokrijk misschien.
Maar het beeld van de herder kennen wij alleen uit sprookjes en oude verhalen van vroeger en misschien vooral uit de bijbel. Op deze zondag in de Paastijd komt het altijd aan bod. Jezus als de goede herder die zijn leven geeft voor zijn schapen. Wij leven niet meer in een agrarische tijd en soms gaan mensen op zoek naar andere beelden, naar andere formuleringen.
Welke termen kunnen wij gebruiken in plaats van een herder? Een coach misschien, maar dat is niet helemaal hetzelfde. Een coach werkt naar een doel toe, vaak een sportief doel. Een herder niet. Een leider dan of een manager? Een chef, een voorganger of een animator?
Een bezieler?
Een genezer?
Een therapeut?
Allemaal mooie benamingen, maar ze hebben niet dezelfde waarde als een herder. Het woord dat er het dichtst bij komt is een pastor. Maar dat is eigenlijk het Latijnse woord voor herder.
Wat is nu typisch voor een herder? Kenmerkend is vooral zijn plaats in de kudde. Soms loopt hij vooraan, soms achteraan, dan weer in het midden. Hij loopt niet constant vooraan, zoals een leider of een chef of een animator.
Hij staat niet aan de zijkant om te beoordelen, zoals een coach of een therapeut. Een goede herder leeft in verbondenheid met zijn schapen. Hij zal meer luisteren en dialogeren en inspireren dan bevelen of beleren.
We kunnen misschien eens naar onszelf kijken, naar de manier waarop wij het liefst van al omgaan met onze kinderen en kleinkinderen. Soms moeten wij wel eens optreden als een coach, iemand die aanmoedigt in moeilijke of belangrijke momenten.
Soms moeten wij misschien de leiding nemen en knopen doorhakken. Op andere ogenblikken treden wij misschien op als een soort therapeut. Maar het liefst van al kruipen we in de rol van herder. Soms vooraan, soms achteraan, vaak in het midden.
Een herder probeert vooral zijn kudde bij elkaar te houden, hij zorgt ervoor dat iedereen meekan, dat niemand achterblijft of verloren loopt, dat iedereen zich veilig voelt.
Een herder blijft voor zijn kudde zorgen in goede en kwade dagen. Een herder wil zijn schapen niet laten presteren, geen records laten breken. We zien nooit een herder die zijn schapen kunstjes laat uitvoeren om er applaus voor te krijgen, zoals bij andere dieren wel eens gebeurt. Een herder wil vooral dat schapen zich veilig voelen bij hem.
Straks na de communie gaan we het trouwens in een lied zingen. God is de herder die waakt over mij, die mij geleidt naar de groenende weiden. God is mijn herder, mij altijd nabij, om mij naar vredige wateren te leiden. Liefelijk lokt mij zijn wenkende stem, God is mijn herder, ‘k ben veilig bij Hem.
Dat is misschien het meest kenmerkend voor een herder: we voelen ons veilig bij hem. Een coach of een chef of een leider kan wel eens te ver gaan in het stimuleren of opzwepen van anderen, hen te dwingen tot het uiterste te gaan. Dan wordt hij misschien beticht van grensoverschrijdend gedrag. Een therapeut kan dat soms ook meemaken. Een herder nooit. Hij houdt zijn kudde gewoon veilig en wel bij elkaar. Dat is onze diepste wens toch ook, bij onze kinderen en kleinkinderen, iedereen veilig bij elkaar houden.
Deze vierde Paaszondag horen wij altijd een evangelie over een herder, en daarom is deze zondag ook bekend als roepingenzondag.
Vroeger werd toen ons gebed gevraagd om toch maar voldoende mensen te vinden die bereid waren hun leven ten dienste te stellen van de kerk, van de gemeenschap, als priester of kloosterling. Dat is nu wel een beetje anders.
Maar nog steeds worden mensen geroepen om een stukje herder te zijn. Velen van ons besteden vele uren aan een of andere vorm van vrijwillige dienstverlening, ook in onze parochie. En dan heb ik het niet vooral over de meest opvallenden, zij die aan het altaar of de lezenaar het woord voeren, of zij die vooral hun muzikale talenten ten dienste stellen.
Ik heb het dan vooral over de zogenaamde herderlijke taken: in de jongerencatechese, in ziekenzorg (Samana) of in de werkgroep rouwen. Zij vervullen de rol van een herder, zij gaan mee met de kudde, soms vooraan, soms achteraan, vaak in het midden.
Zij houden de schapen bij elkaar, zorgen dat niemand verloren loopt, dat iedereen zich veilig voelt. Zij zijn er wanneer de kudde hen nodig heeft. Hun rol is niet altijd even spectaculair of opvallend, maar ze zijn in feite zo goed als onmisbaar. Zij zijn de ware herders, die thuishoren op deze roepingenzondag.
Maar eigenlijk hoort de hele kudde er thuis, wij allemaal dus. De tijd is al lang achter de rug dat we in een parochie of bisdom het aantal zogenaamde roepingen moesten tellen en in statistieken bewaren. Om er misschien trots op te zijn en mee uit te pakken bij anderen.
Iedereen is geroepen als schaap of als herder.
Samen op weg naar groenende weiden en vredige wateren.
Evangelie: Lucas 24, 35-48 - 'Zo moet Christus lijden en verrijzen'
De grootouders onder ons hebben het allemaal wel eens meegemaakt als ze hun kleinkinderen bezig zien: hoe erg ze soms lijken op hun ouders, je eigen kinderen.
En hoe het dan wel eens gebeurt dat je hen daardoor aanspreekt met de verkeerde voornaam, van een generatie eerder.
Dat heeft niks te maken met een vorm van geheugenverlies en nog minder met alzheimer. Bijna het tegenovergestelde is waar: jij bent het die de gelijkenis herkent.
Waarom begin ik daarover?
En wat heeft dat te maken met de lezingen van vandaag? Hoe moeten of kunnen we het verband leggen tussen vroeger en vandaag?
Petrus legt dat verband ook in de eerste lezing: nadat God eerder door alle profeten had aangekondigd dat de Messias zou sterven, heeft de Heer nu die Messias uit de doden doen opstaan, en zo de belofte in vervulling doen gaan.
Maar de wereld ziet er vandaag helemaal anders uit dan toen. Hoe moeten wij dan dat verband zien?
Ik neem jullie graag even terug mee naar de ochtend van Pasen. Alle vier de evangelisten vertellen daar over. Hoe Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jacobus, samen met Salome in de vroege morgen met welriekende kruiden naar het graf van Jezus gingen, om Hem te gaan balsemen. Enkel Johannes gaat nog wat verder in op het verhaal.
Hij vertelt hoe Maria Magdalena bij het graf komt en ziet dat het lichaam van Jezus verdwenen is. Er liggen alleen nog enkele zwachtels en er zitten een paar in het wit geklede figuren. Maria is ontzet en begint te huilen. En op dat moment hoort ze een vraag: “Waarom huil je?” Maria antwoordt: “Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd.”
Daarna kijkt ze om en ziet Jezus staan, maar ze weet niet dat het Jezus is. Ze denkt dat het de tuinman is. “Waarom huil je?” vraagt Jezus. “Wie zoek je?” “Heer, als u Hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u Hem hebt neergelegd, dan kan ik Hem meenemen.” Jezus zei tegen haar: “Maria!” Ze draait zich om en zegt: “Rabboeni!”, dat betekent zoveel als lieve Meester. (Johannes 20:11b-16)
Zo lang onze ogen vol tranen zitten, is het moeilijk om met andere ogen te zien, zien we niet het nieuwe dat we moeten zien. Pas als Maria Magdalena helder ziet en hoort, herkent zij haar geliefde Meester.
Pas als wijzelf helder zien, kunnen we verder zien dan onze neus lang is…
Het is ook zo moeilijk om wakker te worden uit een droom, om een levende te zien, als je verwacht om een dode aan te treffen.
Met de twee leerlingen uit Emmaüs gebeurt min of meer hetzelfde. Terwijl ze met Hem onderweg zijn, herkenden ze Hem eerst niet. Een beetje vreemd voor mensen die toch lange tijd met Hem doorbrachten. Maar nu lopen ze immers rond met hun ziel onder de arm. Alsof alles wat ze samen meemaakten een leugen of een droom was.
Dan, als in een flits, herkennen ze Hem aan zijn woorden (“Vrede zij u”), zien zij de tekens in Zijn handen en voeten, herkennen zij Hem in het breken van het brood. Plots is het allemaal wél écht.
Om het nog duidelijker te maken, doet Lucas er nog een schepje bovenop en laat Jezus voor hun ogen een stuk geroosterde vis opeten. Als om te zeggen: wordt wakker, jullie dromen niet! Ik ben het écht!
Wordt het voor ons nu geen onmogelijk, geen ongelooflijk verhaal? Is het sterk genoeg om ook ons over de streep te trekken? Om ons te overtuigen dat het hier over de verrezen Heer gaat?
Neen en ja.
Als je praat met mensen die iemand verloren hebben die ze echt lief hadden, dan duiken er steeds weer verhalen op. Verschillende van hen zullen getuigen hoe zij hem of haar nog tegenkwamen, in vele kleine dingen van elke dag. Zij zullen vertellen hoe zij hun verloren partner herkennen in hun kinderen (een glimlach, een houding, een manier van spreken). Hoe elk voorwerp, elke kamer in huis herinneringen oproept. Een briefje, gevonden in een schuif. De gewoonte om op een bepaalde manier de tafel te dekken of eten te koken. Niet zonder reden noemen we vertrouwde gerechten “klaargemaakt op grootmoeders wijze”.
Het gaat dus niet om een onmogelijk verhaal. Het gaat wel om een ongewone, niet alledaagse situatie. Het is niet zo dat deze mensen het gevoel hebben dat hun geliefde weer iedere dag met hen aan tafel zit.
Ook bij de leerlingen van Jezus gaat dat “herkennen” niet van de ene dag op de andere. Het gebeurt niet doorlopend, maar slechts af en toe, op goede momenten, als zij er klaar en gevoelig voor zijn. Het gaat als het ware in vlagen: soms is Hij er, soms is Hij er niet.
Lucas laat Jezus letterlijk zeggen: “dit zijn mijn woorden die ik sprak toen Ik nog bij u was”. Hij is er dus wel, maar op een andere, nieuwe manier. Hij is er als zij zich woorden herinneren die Hij tot hen sprak toen Hij nog bij hen was. Jezus gaat voor hen weer leven als hun geest toegankelijk is om het te begrijpen.
En terwijl de leerlingen zich Jezus herinneren, brengen zij ook gaandeweg zijn woorden en daden in praktijk. Zij gaan met elkaar om als Jezus. Zij handelen, leven, breken en delen alles “op Jezus’ wijze”. Zij worden als kleine Jezussen voor elkaar.
Dat blijkt ook in de eerste lezing, waarin Petrus zegt: “God heeft Hem uit de doden doen opstaan; daarvan zijn wij getuigen”.
Het is opvallend hoe de leerlingen Jezus herkennen als gekruisigde, aan zijn verwondingen. Jezus komt niet terug zoals Hij vertrokken is. Hij komt terug zoals voetballers na het winnen van de beker of zoals een renner na het behalen van de zege. Hij komt terug, stralend, maar met de sporen van zijn overwinning in de hand, letterlijk.
De “nieuwe Jezus” is niet dezelfde als voor zijn lijden en dood. De leerlingen die over Hem getuigen zijn ook niet meer dezelfden.
Als wij, 50 generaties later, Jezus’ verhaal verder vertellen, dat wij verder van Hem getuigen, dan mag dat ook op een andere, eigentijdse manier zijn. Belangrijk is dat zijn beeld herkenbaar blijft. Dat het laat zien dat Hij het écht is, en dat Hij aanwezig is als een Levende.
Wanneer wordt Jezus voor ons levend, “van vlees en bloed”? Als Hij meer is dan alleen een naam die wij op zondag een paar keer uitspreken in de kerk. Als Hij meer mag zijn dan kinderlijke fantasie, herinnering en verloren illusies. Als Hij adem krijgt, eten en drinken wordt. Als Hij erbij is wanneer je samen aan tafel gaat. Als Hij een eind met je meegaat, wanneer je op weg bent.
Waar mensen samen vrede bouwen, daar is de Heer (in) hun midden.
Waar mensen samen bidden, danken, breken en delen, daar “gebeurt” Jezus.
Waar mensen de schrift lezen en doorvertellen, daar “leeft” Jezus. Daar, in de confrontatie met het Evangelie, wordt Jezus het “vleesgeworden woord”, een raadsman en tochtgenoot die met ons mee op weg gaat.
Zo kan Jezus, ook in ons midden, gaandeweg tastbaar en levend worden.
Geloven is dan veel meer dan een vredevolle droom. Geloven is eten en drinken. Geloven is kijken, betasten en beluisteren. Geloven is leven met de Levende.
Lieve mensen, Het evangelie dat we zojuist hoorden kunnen we allen bijna letterlijk navertellen. Twijfel! Petrus twijfelde: (al voor Jezus’ dood) “ik ken Hem niet.” Pilatus twijfelde: “ik vind geen schuld in Hem.” Jezus twijfelde: “God mijn God, waarom heb Je mij verlaten?” Maar God houdt zijn woord: “Ik laat je niet in de steek.”
“Twijfel”; het is des mensen! Thomas leeft in tweestrijd, Thomas wil weten waar nu wel de kern van zijn geloof ligt, wat hem tot christen maakt. Zal hij meegaan in het dol enthousiaste geloof in de Verrezene, of in de Verrezene die gekruisigd, doorstoken, genageld, vernederd en geschonden werd?
Het antwoord van Jezus liegt er niet om: “leg je hand in mijn zijde, voel de plaats van de nagels!” Wanneer Thomas dit terug voor ogen krijgt, reageert hij wél opgeladen: Mijn Heer en mijn God! En kan zijn hart niet anders dan aan Jezus’ kant gaan staan.
Voor ons is het dan ook goed dat we Thomas hebben die ons er aan herinnert, hoe wij ons niet mogen verliezen in triomfalisme. Die onze ogen opent om, midden de schoonheid en goedheid van ons bestaan, ook aan de kant van de gekruisigde te blijven… Misschien lijkt het een domper midden de vreugde van Pasen, van het nieuwe leven dat overal rondom ons open bloeit. En toch is dat niet, het Paasfeest is de twee te gelijk! De confrontatie met Jezus’ wonden inspireert niet alleen Thomas ook wij worden erdoor geïnspireerd om de wereld mooier te maken:
Aan de kant van de kleine man gaan staan. Jezus, Hij en niemand anders maakt van ons een ware christen, doet ons zijn boodschap belijden en vooral navolgen. Aan de kant duwen, negeren, uitbuiten, tot slaven maken, machtsmisbruik, het is er nog steeds! En hoe meer aandacht wij hieraan schenken, hoe meer mensen zich ooit mogen en kunnen ‘beter voelen’. Zowel hier rondom ons als wereldwijd! Thomas volgt zijn hart, hij vertrouwt zich toe. Een nieuwe Thomas staat op. Een gelovig man.
Naast een diamanten bruiloft, hebben we deze week ook 75 jaar NAVO gevierd! Al 75 jaar biedt de NAVO veiligheidsgaranties voor haar lidstaten. Vandaag zijn dat er 32! Dat is ook voor ons!
Samen overleggen zij ‘tegen’ oorlog en bouwen zo toch beetje bij beetje aan een betere wereld... Hoe ver het ook van ons afstaat, hoe weinig we ook in de pap te brokken hebben, welke bedenkingen we ook hebben... toch weten we en beseffen we dat we SAMEN STERK ZIJN.
Ook in onze keuze om christen te blijven staan we samen sterk!
Vanaf het begin heeft Jezus niets anders gewild dan de taak volbrengen die de Vader hem had toevertrouwd. En die taak bestond erin Gods Liefde voor alle mensen bekend te maken, ook voor wie daar niet op in willen of kunnen gaan. Dat te realiseren was zijn enig levensdoel, zo wilde hij het van binnenuit. Door zijn leven te geven werd Jezus wie hij ten diepste was, in de ogen van velen een mislukkeling, maar niet in de ogen van God, integendeel.
Zo staat in het midden van ons geloof een man die in de ogen van velen een verliezer was, een ‘loser’, wat tegenwoordig ongeveer het ergste is wat je kan overkomen. Je telt immers mee als je succes hebt. Je moet het ver brengen in het leven. Daar gaat Jezus’ leven regelrecht tegen in. Hij komt op voor een manier van samenleven waar mensen loskomen van alleen maar eigenbelang.
Als dat lukt, worden we van binnenuit andere mensen. We worden mensen die zich door de nood van anderen laten aanspreken en elkaar trouw blijven. Dan doe je die wondere ervaring op dat je jezelf niet verliest als je heel ver wilt gaan in liefde voor mensen naast je. Je gaat wel dood aan je eigen kleine ik, maar het is een sterven dat doet léven.
Door zo je leven te verliezen kun je het winnen. Inzetten op liefde is dan ook een win-winsituatie. En zo hebben christenen altijd iets tegendraads. Ze voelen zich thuis in de wereld, maar ze vormen tegelijk ook altijd een contrast. Ze zijn niet ongevoelig voor de verlokkingen van ieder-voor-zich, maar ze willen toch laten zien dat het ook anders kan.
Eigenlijk beantwoordt zo’n manier van leven waar iedereen meetelt en met elkaar verbonden is, aan een heel diep verlangen in ieder van ons. En als christenen worden we uitgedaagd om op een verstandige en geduldige manier met dat verlangen naar verbondenheid om te gaan. Wie zo ijveren voor een leefbaardere samenleving, zien het gebeuren dat een graankorrel die in de aarde valt en sterft, heel veel vrucht draagt. Juist daartoe roept Broederlijk Delen ons op om ‘samen het leven te dienen’.
We worden vandaag om de oren geslagen met twee lezingen waar meer dan één woordje uitleg bij nodig is.
En, we zijn nu eenmaal in de vasten, daarbij wil Broederlijk Delen een verhaal laten aansluiten over de boeren in Djuma en Kwili (in Congo), die daar samenwerken om toegang te krijgen tot de grond en om braakliggende velden vruchtbaar te maken. Ze willen herbebossen en groenten telen.
Eerst iets over de eerste lezing, een verhaal over een gebeurtenis van héél lang geleden. We horen hoe het joodse volk zich had misdragen, en dat daardoor de tempel in Jeruzalem werd verwoest en het volk in ballingschap naar Babylonië werd weggevoerd. Ongeveer 60 jaar later wordt Kores/ Cyrus, de nieuwe koning van het veel grotere Perzische rijk.
Het vreemde is dat die nieuwe koning de joden misschien liever kwijt dan rijk was. En zo gebeurt er iets totaal onverwacht: hij vaardigt een maatregel uit waardoor het Joodse volk kan terugkeren naar Jeruzalem.
In het evangelie van Johannes horen we hoe Nicodemus 's avonds bij Jezus langs komt om eens serieus te praten. In dat gesprek heeft Jezus het over een slang die omhoog geheven werd.
Dat is iets van nog veel langer geleden, tijdens de lange tocht van het Joodse volk door de woestijn. De mensen die door een giftige slang gebeten werden, moesten van Mozes, om in leven te blijven, omhoog kijken naar het beeld van een slang. Jezus gebruikt het beeld van die opgeheven slang als beeld voor zichzelf, de Mensenzoon, die ook omhoog zal worden geheven, zodat iedereen die in Hem gelooft, eeuwig leven zal bezitten.
Maar hoe moeten of kunnen we dat koppelen aan die boeren in Congo, die samenwerken om braakliggende velden vruchtbaar te maken?
De enige parallel die ik zie, is de gelijkenis tussen de woestijn bij het joodse volk en de onvruchtbare gronden bij de boeren.
En misschien zijn de grote industriëlen, die het op het land van de boeren gemunt hebben, ook wel vergelijkbaar met de grote koning Kores/ Cyrus van Perzië.
Soms hebben we de sleutel nodig uit een oud verhaal, om nieuwe deuren te kunnen openen op onze weg.
Beginnen we bij de joodse volk dat in ballingschap naar BabyloniË was weggevoerd en dat, door toedoen van een vreemde koning van Perzië, mag terugkeren naar Jeruzalem.
Die koning Kores/ Cyrus is voor hen de sleutel om een nieuwe deur open te maken.
Dan naar het evangelie, over Jezus die 's avonds bezoek krijgt van Nicodemus, blijkbaar een farizeeËr.
We weten dat Jezus niet zo'n goeie maatjes was met de farizeeërs, die meestal nogal fanatiek waren.
Van enkele weten we dat zij hel gedreven mensen waren en dat hun interesse groter was dan hun eigen kringetje. Om er een paar bij naam te noemen: Paulus was er een, en ook Jozef van Arimathea.
Ook Nicodemus keek, als farizeeër, met een scherpe blik naar de christenen, die leerlingen van Jezus. Een beetje zoals wij, vooral sinds de oorlog in Gaza, met een scherpe blik kijken naar alles wat over Israël of over joden gaat.
Nicodemus komt zelf Jezus opzoeken. Ze praten over wat er binnenkort gaat gebeuren. Daarbij laat Jezus een beetje in zijn kaarten kijken. met als voorbeeld de koperen slang uit de tijd van Mozes.
Die slang wordt voor Nicodemus de sleutel om een nieuwe deur open te maken, om met nieuw inzicht op te kijken naar Jezus, om in Hem te geloven.
Tenslotte de boeren uit Congo. Zij werken samen, in boerenunies, om toegang te krijgen tot de grond en om braakliggende velden vruchtbaar te maken.
Door samen te werken, staan ze sterker tegen de geïnstalleerde macht die hen al zoveel jaren in zijn greep houdt.
Het boerencomité ontdekte dat er een wet bestaat die het mogelijk maakt om samen een stuk bos te beheren en om landbouwzones te bepalen. Zo verdelen zij het land in zones en bepalen samen waar ze willen herbebossen en waar ze groenten telen.
Het is baanbrekend werk en het vraagt moed om de overheden altijd opnieuw op hun verantwoordelijkheid te wijzen en aan iets te beginnen waarvan anderen denken dat het onmogelijk is. Daartoe vraagt Broederlijk Delen onze steun.
Die oude wet om samen gronden te beheren, maakt het vandaag mogelijk om dat grote industrieel project dat hun land bedreigde, een hak te zetten. Zo vormt die wet voor hen de sleutel om een nieuwe deur open te maken.
Daarom, om af te sluiten, een doordenkertje:
Als je van je offer in de schaal of van je bijdrage aan Broederlijk Delen een afkoopsom maakt, dan wordt alleen je geweten gesust, dan werkt het niet.
Als je van je bijdrage, van je inzet, een sleutel maakt, dan gaan er ook nieuwe deuren open op jouw weg.
Evangelie: Marcus 9, 2-10 - 'Dit is mijn Zoon, de Welbeminde'
Lieve mensen,
we hoorden zojuist; hoe Jezus, Petrus, Jacobus en Johannes met zich meenam op de berg Tabor.
Bij dat mysterievolle gebeuren, waar hun Meester ging schitteren in wit gewaad en Elia en Mozes in gesprek gingen met Jezus, was Petrus zo onder de indruk van dat moment dat hij uitriep: 'Laat ons hier drie tenten bouwen'. Eén voor Elia, Eén voor Mozes, en Eén voor hun Meester, Jezus.
En Jezus zei: "Neen, Petrus! Jij gaat ons hier niet gezellig bij elkaar zetten op de berg. Elia en Mozes, zetten ons aan om terug naar beneden, naar onze mensen te gaan. "
Zij wachten op ons.
En die uitroep van Petrus bracht me bij onze eigen parochie met de Verrekijker als parochieteam, dat waakt over de 5 platvormen, waarin onze Parochie onderverdeeld is.
Het platform Linkeroever dot com (LO.com) bundelt alle krachten in de parochie die werken aan gemeenschapsopbouw.
De .com in de naam staat zowel voor communicatie als community.
En dit platvorm wordt voorgesteld door een grote tent!
Niet om ons in op te bergen dicht bij het Mysterie!
Wel om "samen sterk" onze parochiegemeenschap levendig te houden.
Onze tent bestaat eigenlijk uit drie tenten...
Een eerste tent om samen te vieren, plezier te maken, te genieten... zoals bij het pannenkoekenfeest, het Anneke Mossel Reuzenmosselfeest, de 4 seizoenen, de PlePlo BBQ, de Communie- verjaardag- en jubileumfeesten... en nog zoveel meer...
Kortom voor de goede dingen des levens.
Een tweede tent om samen te wenen, te rouwen, in de put te zitten...
Want naast ons plezier in het leven, hebben we ook pijn en verdriet, ziekte en dood.
Met de werkgroepen van Samana, van de Rouwgroep, van Beweging.Net en alle anderen, proberen we, onze door tegenslag getroffen mensen te behoeden, tegen de daaruit voortvloeiende eenzaamheid en miserie...
Kortom het is de tent voor de pijnlijke en moeilijke dingen van het leven.
En dan is er de derde tent om samen met het 'Mysterie' te zijn... Kortom om alleen te zijn, om na te denken, om te bezinnen, om... Kracht te putten
Drie tenten om vanuit te gaan, en terug thuis te komen, na vele ontmoetingen onderweg op 't Sint-Anneke, zoals:
- na 'n mooie Okranamiddag,
- of na een goed Samanabezoek,
- of na een competitieve petanquenamiddag ,
- of na een boeiende leerrijke catechesevoormiddag, of na...
Terug thuis komen, met een goed gevoel "erbij te horen" in onze parochiegemeenschap.
Als we dat bereiken in ons samenzijn, dat mensen terug naar huis kunnen vertrekken uit één van onze tenten met het gevoel;
erbij te horen, gehoord te zijn, gezien te zijn, mee-delend te mogen zijn, dan ervaren we zelf dat schitterende Tabormoment en gaan ook onze gezichten stralen als de zon, dan gaan ook onze kleren wit als licht worden...
Dan houden wij de moed en de innerlijke Kracht om, hier en nu, bewust en doordacht, menslievend, verder te gaan.
De tijd is vervuld en het koninkrijk Gods is nabij. Bekeer u en geloof in de blijde boodschap. Zo eindigt het evangelie vandaag. Geloof in de blijde boodschap. Het klinkt toch wel vreemd in deze tijd, wanneer we eens om ons heen kijken. Geloof in de blijde boodschap. Het zijn mooie woorden, maar hoe kunnen we ze concreet invullen?
Hoe vullen we dat in voor bijvoorbeeld de mensen in Gaza of in Oekraïne? Of in Jemen of Congo? Welke blijde boodschap kunnen we hen aanbieden? En hoe vullen we dat bijvoorbeeld in voor de mensen die naar deze gedachtenisviering zijn gekomen, terwijl zij langzaam weer hun leven in handen proberen te nemen na het verlies van een geliefde?
Welke blijde boodschap kunnen we geven aan mensen die uit hun land zijn moeten vluchten, zonder te weten waarheen? Aan mensen die hun relatie zagen stuklopen en alleen achterblijven? Aan studenten die, na een lange en stressvolle blokperiode, toch een negatieve uitslag te verwerken kregen? Aan mensen die na een zoveelste doktersonderzoek weer slecht nieuws hebben moeten horen?
Krijgen we misschien een blijde boodschap in die eerste lezing, waar Noach met zijn ark weer aan land komt? Ogenschijnlijk wel, want God maakt een belofte: "Nooit zal er weer een vloed komen die de aarde zal verwoesten." Kunnen we dat gaan vertellen aan de mensen die wonen in Pepinster of andere gemeenten in de Vesdervallei? Of in India, Bangladesh, Vietnam en andere landen waar overstromingen nog altijd vaak voorkomen?
Is het dan allemaal kommer en kwel wat we in die lezingen te horen krijgen? Toch niet. Want in diezelfde eerste lezing geeft God een teken van zijn verbond met de mensen. En dat teken is een boog, hoog in de wolken. Die boog is voor God een teken van het verbond tussen Hem en de aarde. "Wanneer ik op de aarde de wolken samenpak, en de boog in de wolken zichtbaar wordt", zegt God, "dan zal Ik denken aan het verbond tussen Mij en alle levende wezens."
Het is een beeld dat de gelovige Joden van vroeger ongetwijfeld aansprak. Zij zagen de goedheid van God en zijn bekommernis om de mensen in die schitterende regenboog. We weten intussen dat het gewoon een natuurverschijnsel is, maar het blijft mensen aanspreken. Nog altijd worden kinderen naar buiten geroepen om te kijken als er een regenboog aan de hemel staat.
Trouwens, wanneer komt die regenboog te voorschijn? Als het onweer voorbij is, als de wolken beginnen op te trekken. De regenboog kondigt beter weer aan. In feite brengt die regenboog een blijde boodschap. En als dat misschien te sterk uitgedrukt is, die regenboog is in ieder geval een teken van hoop. De hoop dat er een einde komt aan het onweer, dat het niet blijft en blijft regenen. De hoop dat er een blijde boodschap mogelijk is.
Misschien is het tegenwoordig een beetje een vergeten deugd, die hoop. We leggen ook in de kerk al te vaak de nadruk op geloof en liefde. We belijden in elke viering ons geloof en we roepen ook altijd op tot solidariteit, tot naastenliefde. Maar ze zijn eigenlijk met drie: geloof, hoop en liefde. En die hoop komt soms wat in de verdrukking.
Want, er gaat nogal wat fout in onze wereld, maar niets is uitzichtloos. Mensen gaan op de vlucht, maar ze kunnen elders worden opgevangen en opnieuw beginnen. Mensen zien hun relatie stranden, maar ze maken nieuwe contacten. Studenten kunnen falen, maar ze creëren nieuwe kansen voor zichzelf. Mensen moeten verder zonder een geliefde, maar ze vinden steun bij elkaar. De boeren in Congo hebben het moeilijk, maar ze zetten zich samen in voor een ander landbouwbeleid, dat hen uit hun armoede kan halen.
Misschien is dat belangrijk, ook in deze vastenperiode, dat wij de hoop levendig houden. Dat we niet meedoen met het doemdenken en elkaar wijsmaken dat alles verloren is en dat het nooit meer goed komt. Er zijn toch zoveel initiatieven die genomen worden om de uitzichtloosheid van mensen tegen te gaan. De regenboog omspant de lucht, verbindt twee punten met elkaar, twee punten die immens van elkaar verwijderd zijn en geeft zo de mensen weer hoop.
De regenboog omspant ook alle kleuren en is daarmee ook het symbool van de verschillende mensenrassen. In deze tijd van broederlijk delen ook een teken van hoop voor mensen uit noord en zuid, uit oost en west. Voor rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo, violet.
Evangelie: Marcus 1, 40-45 - 'De melaatsheid verdween en hij was gereinigd'
Doorheen de tijd heeft men gehandicapten steeds anders willen benoemen.
Gehandicapte werd "persoon met een handicap". Persoon met een handicap werd "invalide". Invalide werd "mindervalide".
Mindervalide werd "andersvalide". Andersvalide werd "persoon met een beperking". Persoon met een beperking werd "persoon met een specifieke zorgbehoefte".
Alsof daardoor de handicap minder erg wordt. Alsof een gehandicapte plots kan stappen, omdat het woord verandert; omdat hij een specifieke
zorgbehoefte heeft. Alsof er plots weer een been aan het lichaam staat omdat wereldvreemde mensen besluiten het anders te benoemen.
Die woordkeuze is enkel belangrijk voor mensen die zelf geen handicap hebben. Ze weten niet wat het is, ze begrijpen geen barst van waar ze
over praten. Zij moeten een realiteit die niet de hunne is, proberen duiden.
We moeten de mensen waarderen om wat ze wel kunnen en zijn, in plaats van hen uit te sluiten door ons woordgebruik.
Maar waarom begin ik daar over?
Paulus heeft het niet over mensen met een handicap, maar wel over joden en Grieken die geen lid zijn van zijn kerk. Andersdenkenden eigenlijk.
Jezus heeft het evenmin over mensen met een handicap. In feite heeft Hij het zelfs niet over wat wij vandaag "melaatsen" noemen. Hij heeft het over mensen met een huidaandoening die, naar normen van toen, "onrein waren", en uit de maatschappij moesten worden gesloten.
Voor beide groepen geldt bijna hetzelfde: omdat ze "anders" zijn, horen ze niet in de maatschappij.
Tot op vandaag hebben wij dikwijls nog dezelfde reflex: "wat Vals is, vals is". Wie vreemd gekleed gaat of een andere huidskleur heeft, bekijken we met een scheef oog. Wat vreemd is, eten we niet zomaar.
Ook mensen met wat we tegenwoordig "met een andere geaardheid" noemen, zitten voor ons soms nog in hetzelfde schuitje.
Omdat we bijna altijd onszelf als "normaal", als norm, nemen. Terwijl we in feite allemaal iets aparts, iets eigen, hebben. Wat we zelf, naar gelang het geval, onze goede eigenschap of juist ons kleine kantje noemen. In die zin hebben we allemaal een beperking. Door het feit zelf dat we de mensen afwijkend van "onze" norm, abnormaal noemen.
In beide gevallen gaat het over een soort angst voor het andere, voelen we het vreemd zijn ervan aan als een bedreiging.
"Normaal" is al een even omstreden aanduiding als "gehandicapt". Niemand wordt graag als abnormaal beschouwd.
Iemand met minder verstand, kan soms heel nauwkeurig werken.
Terwijl iemand met een groot intellect soms erg onhandig is. Die verstandige mensen zijn dan wel eens jaloers op de stielmannen die bij hen in huis de klusjes komen doen.
Het wordt hoog tijd dat we ons "etiket" over wat normaal is, opnieuw onder de loep nemen.
Het zou kunnen helpen om, in plaats van de klemtoon te leggen op het anders zijn of de beperking, wat meer op zoek te gaan naar de binnenkant.
Als we die "binnenkant" aanraken, zoals Jezus ook doet met de melaatse, dan gaat er een nieuwe wereld open. Dan worden mensen als het ware "genezen" en bevrijd. Dan gaan zij overal hun verhaal verder vertellen en verkondigen.
Op zijn minst moeten we, zoals Paulus het voorstelt, geen aanstoot nemen aan de anderen, de "buitenstaanders".
Maar evenmin hoeft het niet altijd aan de "andere" te zijn om de eerste stap te zetten. Om, zoals de melaatse, naar Jezus te gaan en te vragen: "Alsjeblief, wilt Gij mij reinigen". Misschien kan de oplossing er voor ons in bestaan dat wijzelf, zoals die melaatse, nederig knielend naar Jezus gaan, met onze nood, met onze verlangens, in het volle vertrouwen dat Hij ook onze nood zal lenigen, dat Hij ons "blind zijn" tegenover de anderen zal genezen en onze wonden zal helen.
Dan zullen ook wij onze genezing en bevrijding uitzingen: "Wie in uw liefde woont, wordt in liefde herboren".
Voor de meesten van ons is het wel al een hele tijd geleden, maar toch hebben we waarschijnlijk nog vage herinneringen aan onze schooljaren. Welke leerkrachten hebben we onthouden, aan wie denken we misschien met dankbaarheid terug?
Allicht niet degenen bij wie we de klas op stelten hebben kunnen zetten. En ook niet die voor wie we sidderden en beefden. Maar wel die leerkrachten die ons konden aanspreken, die ons konden raken.
Het zijn vrouwen of mannen in wie kinderen kunnen geloven, die overtuigen en vooral: die echt, natuurlijk, waarheidsgetrouw overkomen. Leerkrachten of mensen met gezag. Geen schrikbewind, maar natuurlijk gezag, gezag dat uitstraalt uit de persoon zelf.
Het is dat wat in het evangelie wordt gezegd over Jezus, bij zijn eerste optreden in de synagoge. Hij sprak als iemand met gezag. Gezag is niet hetzelfde als macht. We spreken namelijk over machthebbers en over gezagsdragers. Jezus had geen macht, Hij had gezag.
De mensen waren toen gewoon in die synagoge samen te komen om te bidden en de Schrift te beluisteren. En die teksten werden dan uitgelegd door zogenaamde schriftgeleerden. En hun uitleg, hun commentaar was natuurlijk helemaal volgens de wet, volgens de regels van toen. Want zij hadden gestudeerd, zij konden het weten. En niemand sprak hen tegen.
En dan komt Jezus, de zoon van een timmerman. Hij had niet gestudeerd, Hij was helemaal geen schriftgeleerde. Maar Hij sprak met gezag, Hij boeide de mensen, zij luisterden naar Hem en werden door Hem overtuigd.
Wel niet allemaal, want er is er één die opstaat en protesteert. Hij begint zelfs te schreeuwen, hij verstoort de orde. Hij is in de macht van een onreine geest, lezen we, hij is wat we noemen een bezetene.
Vandaag zouden we zo iemand medisch en psychologisch behandelen. We geven hem pillen of een inspuiting om hem te kalmeren. En dan starten we een therapie op met sessies bij een psychiater of een andere hulpverlener. Vroeger werd door de kerk zelfs een exorcist ingeschakeld, iemand die de bevoegdheid had een duivel te kunnen uitdrijven.
In een school zou iemand die op die manier de orde verstoort naar de directeur of de prefect worden gestuurd. Waarschijnlijk volgen dan strenge straffen en worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek. Behalve als er zo een leerkracht met gezag aanwezig is. Die zou de zogenaamde bezetene misschien apart nemen en tot rede kunnen brengen.
Want dat is wat we met een bezetene zouden moeten doen: hem tot rede brengen. Want zo een man is niet voor rede vatbaar, hij is niet meer zichzelf. Onreine geesten hebben hem in hun macht, staat er in het evangelie. Zij bezitten hem, hij is door hen bezeten.
We denken hierbij niet meer aan wilde taferelen met krijsende of schuimbekkende monsters, die we misschien kennen uit bepaalde films. Het kan veel simpeler zijn. Sommige mensen zijn bezeten door hun werk, hun sport, hun hobby. Maar mensen kunnen ook bezeten zijn van macht, van rijkdom, van drang naar bezit, van haat- of wraakgevoelens, van geweld.
We kennen in de geschiedenis of in de huidige tijd genoeg voorbeelden van dat soort bezetenen. Mensen die zo vol zijn van zichzelf en hun eigen belangrijkheid dat ze miljoenen mensen de dood injagen in zinloze conflicten en oorlogen. Mensen die hun eigen succes afmeten aan het aantal soldaten dat ze kunnen opofferen om een stuk gebied te veroveren.
Mensen die steden en dorpen bombarderen om hun vijanden uit te schakelen, maar tegelijkertijd vele onschuldige vrouwen en kinderen treffen. Mensen die met leugens en valse berichten, fake news, anderen aansporen om hun medemensen het leven zuur te maken. En het ergste is dat die mensen, die bezetenen als het ware, geen gezag hebben, maar wel veel macht.
Ik ga hier geen namen noemen, iedereen kan zelf voorbeelden bedenken. Ik ga wel een paar namen noemen van andere bezetenen. Het moet namelijk niet altijd negatief zijn. Er zijn immers mensen die zo bezeten zijn van hun geloof, van hun overtuiging, van hun roeping zelfs, dat ze anderen tot grote daden kunnen aanzetten. Franciscus van Assisi was zo een bezetene, hij die eerst ook bezeten was van macht en rijkdom.
Martin Luther King was zo een bezetene.
Een weinig bekende dominee, die op 28 augustus 1963 een toespraak hield die het leven voor miljoenen een nieuwe wending en nieuwe hoop gaf. Zijn "I have a dream" verwoordde de droom van velen en werd de aanloop naar de vervulling ervan.
Een andere bezetene, over wie we het in deze viering een paar keer hebben is pater Damiaan. In 2005 verkozen tot grootste Belg door de bevolking en in 2009 heilig verklaard door de kerk. In zijn bezetenheid was hij gedreven en consequent, tegen alles en iedereen in, ook tegen zijn kerkelijke oversten. Hij was bezeten en consequent tot in de dood. Zijn levenswerk wordt nu wereldwijd nog voortgezet.
Gelukkig dat men indertijd voor hem geen exorcist of een andere therapeut heeft ingeschakeld.
Van binnenkant naar binnenkant - Derde zondag door het jaar B 2024 - Annemie Castelein
Derde zondag door het jaar B 2024 - Zondag 21 januari 2024
Eerste lezing: Jona 3, 1-5. 10- 'De boeteprediking van Jona'
Evangelie: Marcus 1, 14-20 - 'Ik maak u tot vissers van mensen'
Beste mensen, in het evangelie volgens Marcus dat we zojuist hoorden
vinden we de kern van de boodschap van jezus: “‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’” Vervolgens worden broers geroepen: Simon en Andreas, en iets verderop Jakobus en Johannes.
Wat mij opvalt is dat dit geen arme stakkers zijn uit het huis van de armen in Bethanië, maar het zijn middenstanders, die dagloners in dienst hadden. Ik stel mij hen voor zoals de reders die de vissersboten bemannen. Wat ook opvalt is dat zij dadelijk gehoor geven aan de roep van Jezus ‘kom en volg mij’. Zij laten alles vallen om hem te volgen. Ik denk niet dat veel “normale” mensen zo zouden reageren.
Maar eerst gaat het over “zien”. Niet zozeer “horen” of “roepen”, maar zien hoe iemand leeft en daardoor aangesproken worden. Is er niet een spreekwoord dat zegt: “Luister niet naar wat ik zeg, maar kijk naar wat ik doe.”?
De impact van Jezus is overweldigend, mensen vallen voor hem als een blok! Ook zij die goed in hun vel zitten mannen in goeden doen zoals de vissers van toen. Jezus bezielde de mensen rond hem op een manier die blijkbaar onweerstaanbaar was.
De vraag die ik mij stel is hoe wij de oproep van jezus “Volg mij; wordt een mensenvisser” kunnen vertalen naar vandaag. Hoe zouden wij de getuigenis van deze fenomenale persoon “zien” en verder tonen aan die onze naaste zijn? Hoe willen wij de liefdevolle aanwezigheid van het koninkrijk van God aanwezig stellen en op onze beurt mensen begeesteren? Kunnen ook wij “onweerstaanbaar” mensen aantrekken en bezielen?
Ook in onze gemeenschap klinkt de stem van God in de stem van de medemens. Wij ‘roepen’ elkaar! De viering van vandaag, verwijst naar Jezus die er stààt, en naar de apostelen die gerààkt zijn door wie ze daar zién, in zijn diepste betekenis. Dan pas voelen zij zich ‘geroepen’, en ze volgen Hem. Geloven heeft blijkbaar eerder met ‘zien’ te maken.
Als we goed rondom ons kijken, is het doorgaans vooral de ‘kleine goedheid’ die onze aandacht krijgt en ons inspireert, (om Emmanuel Levinas te citeren).
Het stille voorbeeld van gewone mensen, dat oproept tot verantwoordelijkheid. Er is dan die overspringende vonk die verbindt, ‘van binnenkant naar binnenkant’. Want in de stem, maar ook in de daad van een medemens weerklinkt de stem van God. Laten wij ons ‘raken’ door onze medemens?
Ik hoop en wens het… Dat is onze opdracht voor heel het nieuwe jaar 2024!
In het evangelie van vandaag zien we hoe Johannes de Doper wijst naar Jezus en zegt: "Zie het Lam van God!". Dit trekt de aandacht van twee discipelen, die Jezus daarop volgen. Wanneer Jezus zich omdraait en hen vraagt: "Zoeken jullie iets?" antwoorden ze: "Rabbi, waar verblijft U?" En Jezus antwoordt: "Kom en zie".
Deze eenvoudige dialoog verbergt een diepe betekenis. De discipelen zoeken immers niet "iets" maar "Iemand". En wat voor Iemand? Iemand die hun diepste verlangens, hun spirituele honger, kan beantwoorden. Daarom krijgen ze op hun onhandige wedervraag "Waar verblijft U?", van Jezus niet het evidente antwoord van een concrete fysieke locatie maar een uitnodiging om met Hem mee te gaan, om tijd met Hem door te brengen, om Zijn woorden te horen, om een duurzame relatie met Hem op te bouwen.
Eenzelfde zoekende, noch onzekere en onhandige houding vinden we in het verhaal van de jonge Samuel in het Oude Testament. God roept hem herhaaldelijk, maar Samuel begrijpt nog niet dat het de stem van de Heer is. Uiteindelijk leert Eli, de priester, Samuel dat het God is die roept. Samuel antwoordt dan met een open hart: "Spreek, Heer, uw dienaar luistert".
Net als de discipelen in het Evangelie van Johannes, zoekt Samuel nabijheid tot God. Hij is bereid om te luisteren en geeft gehoor aan de roep van de Heer.
Wat kunnen deze verhalen voor ons betekenen vandaag?
Beide verhalen herinneren ons er alvast aan dat Gods roepstem vaak subtiel en delicaat is.
We leven in een wereld vol lawaai, afleidingen en haast, maar God spreekt in de stilte van ons hart. Hij roept ons niet met luide stem, maar met een zachte fluistering. Daarom is het van belang om momenten van stilte en reflectie in ons leven in te bouwen, zodat we de stem van God kunnen herkennen te midden van het tumult van het dagelijks bestaan.
Beide verhalen tonen ons ook de dynamiek van roeping. Het begint met een oproep van God, die ons uitnodigt om los te komen van onze eigen kleinmenselijke verlangens en dieper te gaan, om te luisteren naar Zijn stem in ons leven. Naar wat zijn we zelf op zoek? Naar comfort, materiële rijkdom, vluchtig genieten, succes of sociale erkenning? God daarentegen roept ons tot een diepe relatie met Hem, ieder op onze eigen manier, zodat we het unieke plan dat besloten ligt in onze talenten en onze mogelijkheden maar ook in onze beperkingen en onze zwakheden, ten volle waar kunnen maken.
Misschien verwacht God van ons dat we dit doen door zorg te dragen voor jongeren, voor zieken, voor ouderen, voor onze medewerkers en collega's op het werk, voor onze familie, vrienden en buren, voor de natuur... misschien roept Hij ons tot gebed en studie, tot een specifieke dienst binnen onze parochiegemeenschap of in de wereld...
In al deze gevallen is het voor ons, christenen, essentieel dat we bereid zijn om te luisteren, maar ook om te antwoorden met een open hart, zodat we stap voor stap ons leven in
overeenstemming kunnen brengen met Zijn wil. De discipelen volgden Jezus onmiddellijk, nieuwsgierig naar wat Hij te bieden heeft. En zo deed Samuel. Zijn ook wij hiertoe bereid?
Tot slot geeft het evangelie ons nog een extra boodschap.
Na zijn authentieke/levengevende ontmoeting met Jezus weet Andreas, één van de discipelen, met zijn enthousiasme geen blijf. Hij heeft de Messias gevonden en voelt de onweerstaanbare drang om deze vreugde te delen met anderen. En dit enthousiasme werkt aanstekelijk. Zijn broer Simon Petrus wil Jezus ontmoeten en ook dan gebeurt er iets merkwaardig...
Simon ontvangt een nieuwe naam: Kefas, wat 'rots' betekent. Met deze naamswijziging wil de evangelist ons duidelijk maken dat een ontmoeting met Jezus niet alleen ons leven verandert, maar ook gaandeweg onze identiteit kan transformeren. Petrus, de eenvoudige visser, wordt de rots, het fundament voor de gemeenschap van gelovigen.
Vrienden, laten we vandaag en in het nieuwe jaar, te midden van ons drukke leven, geregeld de tijd nemen om stil te staan en te luisteren naar de zachte fluistering van God.
Laten we ons hart openstellen voor zijn woorden en ons leven afstemmen op zijn wil.
En mogen we, net als Samuel, de moed hebben om te zeggen: "Spreek, Heer, uw dienaar luistert," en zoals de eerste discipelen, Andreas en Petrus, bereid zijn om Jezus te volgen waar Hij ons ook leidt.
Wegwijzerviering, Driekoningen, een viering waarop de eerste communicanten en vormelingen heel welkom zijn, de ouders en grootouders, gezinnen met kinderen en natuurlijk iedereen
Jullie hebben allemaal dat mooie verhaal in de eerste lezing gehoord, over de vierde koning. Maar eigenlijk wordt daarin niet alles verteld. Ik kan het weten, want Ik ben die vierde koning.
En ja, ik was te laat bij het kindje. Maar niet alleen omdat ik onderweg altijd arme mensen wou helpen. Ik heb dat wel gedaan. Maar dikwijls had ik ook geen goesting meer. Heel de dag op een hotsende kameel zitten, in de zon, en 's nachts, zelfs in de woestijn, kan het ook vriezen. En ik wou ook wel eens alles voor mij alleen hebben, en niet altijd alles delen.
Maar dan hoorde ik toch terug dat stemmetje in mijn hart: "Komaan, Marcske, volhouden! Ge had toch zo'n goede voornemens gemaakt? De weg van Jezus volgen, ook als het moeilijk is." En ja, dat wilde ik eigenlijk, in het diepst van mijn hart, zoals mijn drie kameraden, die nu al achter de horizon verdwenen waren.
Ik weet, ferme meisjes en jongens, dat jullie dat ook willen. De ster van Jezus volgen. Daarom zitten jullie hier in de kerk, allemaal vierde koningen.
Allemaal hebben jullie weer goede voornemens gemaakt met nieuwejaar. Ja, ik wil flink zijn. En thuis helpen. En de mensen rond mij wat gelukkiger maken. En niet alleen aan mezelf denken.
En ja, goed voornemens we houden ze niet altijd vol. Maar wat zegt Maria ook, bij de kribbe? "Als je het al eens niet volhoudt, da's niet zo erg. Als je je maar herpakt. En terug opstaat, om de weg van Jezus te volgen. En probeert te doen zoals hij: hij ging "al weldoende rond", staat er in het evangelie.
Straks gaan we om vergeving vragen, want we weten dat we niet perfect zijn. "Ik wil opnieuw beginnen", gaan we zingen.
De vierde koning wil altijd opnieuw beginnen, hij wil altijd opnieuw proberen der ster van Jezus te volgen. Ook wij willen altijd opnieuw proberen de ster van Jezus te volgen. Dan worden wij ook een voorbeeld voor andere mensen, dat hen helpt om de juiste weg te vinden in deze wereld.
Met drie mensen hebben wij de teksten voor de viering vandaag bij elkaar gezocht. En voor begeleidende beelden moesten we dan ook zorgen. Maar als je op internet afbeeldingen gaat opzoeken over de heilige familie krijg je overwegend ouderwetse, mierzoete taferelen die ons doen denken aan zo een reeks beeldjes, die vroeger op een schoorsteen of een vensterbank werden geplaatst, liefst nog onder een stolp.
Het wekt de indruk dat het hier gaat over een extreem braaf, probleemloos gezin, waar ouders nooit eens boos of verdrietig waren en kinderen altijd lief en gehoorzaam. Maar eigenlijk komen we in de bijbel weinig te weten over die heilige familie en wat we te weten komen is dikwijls heel herkenbaar, zelfs voor ons, in onze tijd.
Kort na de geboorte van Jezus moesten ze al op de vlucht, bevreesd voor de wrede plannen van koning Herodes. Op last van een engel moesten ze vluchten naar Egypte. Vluchtelingen dus, op weg naar een ander land, niet wetend of ze er welkom waren en of ze onderdak zouden kunnen vinden. Als we ons verplaatsen naar onze maatschappij kunnen we de vraag stellen: voldeden ze aan de juiste kwalificaties om asiel te kunnen aanvragen?
Later vestigen ze zich in Nazaret, ook weer een andere streek, want bij de geboorte bevonden ze zich in Betlehem. Dan moeten we wachten tot Jezus twaalf jaar werd vooraleer we er in het evangelie iets over vernemen. En dan blijkt dat hij na een bezoek aan de tempel niet meer naar huis gekomen is. De nachtmerrie van elke ouder: een kind dat verloren en onvindbaar schijnt te zijn. Niemand lijkt te weten waar hij is.
Als Jezus zijn openbaar leven begint, is Jozef waarschijnlijk al overleden en is Maria dus weduwe. Zij ziet haar zoon het huis uit gaan en vraagt zich allicht af met welke vrienden hij in contact zal komen. Is hij in veilig gezelschap of loopt hij zijn ongeluk tegemoet? Af en toe komt hij even terug naar huis, ze is in zijn buurt als hij op een bruiloft in Kana water in wijn verandert en lijkt dan toch wel trots op hem te zijn.
Maar even goed zal zij zich geregeld zorgen hebben gemaakt over zijn optreden, zijn omgang met andere mensen, zijn discussies met farizeeërs en schiftgeleerden en al die verhalen die over hem verteld werden. Uiteindelijk vindt ze hem terug in Golgotha, op Goede Vrijdag. Daar maakt ze het ergste mee wat een moeder kan overkomen: haar kind zien sterven.
Zo een zeemzoete heilige familie was het dus uiteindelijk niet. En eigenlijk zit het hele leven van Jezus vol met veel gewone, zogenaamd alledaagse gebeurtenissen en taferelen. Lange tijd wordt naar hem in Nazaret verwezen als naar "de zoon van de timmerman". Zoals wij iemand soms aanduiden als: die van de kapper of die van de bloemenwinkel of die van achter den hoek. Alledaags en herkenbaar dus, ook voor ons.
In het evangelie dat we daarnet hoorden, gaan zijn ouders hem aan God opdragen in de tempel. Het was een ritueel dat thuishoorde in de traditie van die tijd en het bewijst ook dat Maria en Jozef heel nauwgezet de wet en de gewoonten van toen volgden. Jezus wordt helemaal in de traditie van zijn volk opgenomen.
En in de tempel komen ze twee oude vrome mensen, tegen, Simeon en Hanna. Twee oude mensen, die vol verlangen uitzien naar de komst van de Messias en die in het kleine kind de beloofde redder menen te zien. Ze brengen een profetische boodschap, die door de ouders nog niet helemaal wordt begrepen.
Maar eigenlijk is ook dat herkenbaar. Ook nu nog is bij een geboorte en een doopritueel de vorige, de oudere generatie vaak heel nadrukkelijk aanwezig. En ze staat ook altijd klaar met goede, of in ieder geval goedbedoelde raad. En dat er dan een hechte band kan ontstaan tussen de oudere en de jongere generatie, daar kunnen wij uit ervaring toch wel van getuigen. Onze parochie heeft als patroonheiligen trouwens nog altijd Sint-Anna en Joachim, de grootouders van Jezus. Ook oude mensen dus.
Herkenbaar, zelfs alledaags. Zo ziet de heilige familie en eigenlijk het leven van Jezus er op vele momenten uit. Zelfs de heiligste tekenen die hij aan zijn kerk gegeven heeft zijn in wezen onopvallend. Aan een eucharistieviering is niets ophefmakends. We breken en delen het brood en we drinken samen van de wijn. En het is in de gewoonheid, de alledaagsheid van brood en beker dat hij helemaal onder ons wil zijn. Niet speciaal, niet buitengewoon, een deel van het leven van elke dag bijna.
Straks nemen wij afscheid van het oude jaar en verwelkomen we 2024. En de meesten van ons gaan dat allicht doen aan een tafel met mensen uit onze vriendenkring, uit onze familie. Want met die familie voelen wij ons op deze dagen heel sterk verbonden. We zitten samen met mensen met wie we al zo vaak hebben samen gezeten. Heel gewoon, heel alledaags. Nieuwjaar vieren we met onze familie, in zekere zin ook een heilige familie.
Honderdduizenden gezinnen als kaatsballen uit levensangst opgejaagd, gevlucht in Gaza.
Bedreigd door bombardementen, zonder water, voedsel of enig perspectief.
Oekraïne, Soedan, Oost-Congo, duizenden migranten dakloos zwervend door onze straten. Maar ook hier, groeiende armoede.
Velen die worstelen met de zinloosheid van hun leven.
Is Kerstmis een flauw verhaaltje, sentiment, een winstgevend project voor een schuifelende massa op de Meir of voor bol.com?
Ik herinner het mij nog levendig die kerstmis van 1944 als kind.
In november was een V2 gevallen in de Kroonstraat. 44 doden.
Talloze huizen in puin. Ook het onze.
Alleen de entresol, het tussenverdiep stond nog recht tussen de ruïnes.
Wij leefden met vijf op de badkamer met een petrolvuurtje en een gekregen gasbrander.
Een plank boven het bad was de eettafel versierd met een afgebroken tak als kerstboom.
De glinsterende zilverpapiertjes die de geallieerde vliegtuigen uitstrooiden tegen radardetectie vervingen de kerstballen die ergens tussen het steenpuin lagen.
Ook de kerstbeeldjes ontbraken.
Op een doek lag een kruisbeeld bij gebrek aan Christuskind.
Heel veel jaren later ontdekte ik tot mijn verbazing dat op de middeleeuwse kersttaferelen er steeds een crucifix hing boven de kerststal.
Het kerstverhaal was dus schijnbaar reeds een lijdensverhaal.
Steeds weer schilderden ze de kribbe bij een afvoerput of een riool.
De échte plek om God te vinden.
En daar zaten wij met kerstnacht, zonder elektriciteit en perspectief, bijeen gepropt op Kerstavond maar wel samen.
We baden de rozenkrans en zongen tussen de tientjes kerstliekens.
Ik, als jongste mocht dan draaien met mijn zelfgemaakte ster.
Je bent veel te klein om de diepte van dat gebeuren te begrijpen maar toch herinner ik mij nog dat angstgevoel van niet meer weten en onveiligheid, we moesten slapen in de schuilkelder, en toch die sfeer van vertrouwen, dat warme, biddend samenzijn.
Iets van diepe geborgenheid die ik steeds weer, doorheen de jaren, ervaren heb.
Ook al was er geen enkel uitzicht, nauwelijks nog iets om in te schuilen, toch straalde die kerstdagen iets uit van diep vertrouwen, van hoop en een sterk verlangen om elkaar, maar ook de berooiden om ons heen, te ondersteunen.
En ik weet dat ze dat thuis, ondanks eigen miserie, deden.
Misschien is dat die sterke uitdaging van Kerstmis.
Die uitgestrekte handen van dat Christuskind, die weerloze schreeuw van God in die voederbak. Zo'n hunkerend, levend kind kan je niet onverschillig laten liggen.
In zijn kerstverhaal schilderde Lucas een tafereel met de bedoeling dat wij er doorheen zouden kijken en iets vermoeden van Gods diepste intuïtie: de geboorteschreeuw van het kind in ons, daar waar wij echt zijn.
Ooit heeft Kerstmis het licht gezaaid van een God, kwetsbaar als een zwangere vrouw op zoek naar veiligheid om leven te schenken, in de onherbergzaamheid van onze samenleving.
Een God wiens blik ons onzeker maakt, wetenschappelijk irrelevant.
En toch dat mysterie van die uitgestrekte armen van dat Kind, die hunker naar barmhartigheid, het doorkruist elke vorm van berekening.
Als je leert zien in het duister, zegt dit verhaal, dan raakt die schreeuw je gevoelige snaar in je verlangen naar echt mens worden.
Dan verlangt God te wonen in onze menselijkheid.
Het was koud in Bethlehem, zegt de legende. Kunt u aanvoelen hoe koud het kan zijn wanneer het hart van een mens bevriest door eenzaamheid, wanneer vingers blauw verkleumen door de onverschilligheid van anderen en levens wegzinken?
Als straks iemand je vraagt waarom je naar deze viering bent gekomen vertel hem dan dat God ons nodig heeft voor meer menselijkheid tussen ons..
Zijn licht zal onweerstaanbaar doorsijpelen tussen onze huizen.
Het kind van de hoop wordt steeds weer geboren uit mensen.
Evangelie: Lucas 1, 26-38 - 'Zie, gij zult zwanger worden'
Lieve mensen,
We ontsteken vandaag de 4de Adventskaars! 3 volle weken staan we in verbinding!
De 1ste week bracht ons in verbinding met 'het Licht', de 2de week met 'elkaar' en
de 3de week bracht ons in verbinding met 'Gods droom'.
Vandaag brengt ons dan extra in verbinding met 'Jezus'!
Om maar te zeggen hoe dicht we vandaag bij Kerstmis staan!
Hoe zit dat binnen in ons?
Leeft de verwachting naar de geboorte van de Heer echt in ons, of
leeft ze alleen hier in de kerk, tijdens de viering?
Nemen we die gedachten ook mee naar huis, om er thuis werk van te maken?
Hadden we in de 1ste week oog voor iemand die een lichtpuntje onverwacht wel echt kon gebruiken? Of om thuis een extra lichtpunt te zijn voor onze partner of kinderen?
Hadden we in de 2de week oog voor mensen die al eens uit de boot vallen?
bv Iemand die niemand graag aan tafel heeft bij het OKRAfeestje, of bij het FERM-kerstfeestje? Willen we die op bijzondere dagen aanhalen en bij ons zetten?
Hebben we verleden week nog eens gedacht aan Gods droom?
Gewoon nog maar: "Durf ik nadenken over het feit dat zovele mensen uit de boot vallen, nu het digitale leven zoveel van ons eist?"
Wij hebben onze kinderen, wanneer we iets niet verstaan...
Maar zovele mensen hebben niemand die hen kan helpen als ze geen computer hebben... Durven wij naar hen luisteren en hen ook helpen, of goed doorverwijzen?
Nu de laatste week worden we geconfronteerd met Jozef die voor een verschrikkelijk moeilijke keuze komt te staan.
Hij ligt er wakker van! Je zou van minder!
Maar een Engel probeert hem gerust te stellen via een droom!
En Jozef neemt dit teken au serieus!
Hij durft geloven dat die Engel aan zijn kant staat, dat die Engel een teken is van; 'God' die met zijn mensen begaan is...
Met dat vertrouwen in hem, gaat hij door en doet wat zijn hart zegt!
Het doet me denken aan een wenskaart die ik al eens naar mensen durf te sturen waarop in mooie kalligrafieschrift geschreven staat:
"Wie zich laat leiden door zijn hart, zal nooit verkeerd lopen"!
Die laat zich niet hinderen door het geroddel van de anderen.
Die staat achter datgene wat hij of zij zelf juist en belangrijk vindt.
Die staat achter de mens waarvan zijn of haar hart zegt;
die heeft me hier en nu nodig.
Dat is het exact wat de engel ook tegen ons zegt!
"Vrees niet", om met het kerstfeest je geloof en je trouw opnieuw kracht bij te zetten om te proberen leven zoals Jezus het ons heeft voorgedaan.
"Vrees niet", om als christen door het leven te gaan, ook al wordt dit groepje kleiner en kleiner, en zien we het niet direct groeien voor de toekomst.
Laten we die Godsdroom ondersteunen in ieder van ons, en mekaar tot steun blijven om ons te blijven verbinden met die Jezus Die zich tijdens elke viering via de bijbel-lezingen en via ons samen aan tafel-zijn, laat zien en kennen.
En Die thuis en in onze omgeving te herkennen is in ieder gelaat dat we ontmoeten, in iedere glimlach, in iedere traan...
Mensendromen komen langzaam uit.
Hopen is een stap vooruit.
Zo kan het veel meer dan alleen maar op 25 december, Kerstmis worden.
Evangelie: Marcus 1, 1-8 - 'Maakt de paden van de Heer recht'
De advent is een beetje een vreemde tijd.
Het is de donkerste tijd van het jaar, nooit is er minder licht aanwezig. Het kan best zijn dat die snel invallende duisternis voor sommige mensen deprimerend werkt. Niet voor niets worden overal kaarsen en lichtjes aangestoken. En tegelijkertijd worden wij overspoeld met beelden en liederen over vrede en met mooie en romantische wensen. En wij kijken uit naar de feestdagen en gezellig samenzijn.
De lezingen in onze vieringen spelen daar ook op in. De profeet Jesaja schetst de mensen een prachtig toekomstbeeld. Door de woestijn wordt een weg gebaand, alle hindernissen worden opgeruimd, de wolf zal bij de schapen slapen en de herder weidt vredevol en vol liefde zijn kudde.
De toekomst oogt mooi en is helemaal zonder zorgen.
Hoe anders klinkt het als de nieuwsberichten ons bereiken. De oorlog in Oekraïne raakt maar niet opgelost, in de Gaza-strook en Israël zijn de onschuldige slachtoffers niet meer te tellen. In Sudan, in Jemen, in Congo en op zoveel andere plaatsen woeden bloedige conflicten.
Dichter bij huis slagen partijen en politici er niet meer in akkoorden te sluiten, maken mensen gedurig ruzie en volgt de ene staking en protestmars de andere op. Geen Jesaja, of geen andere profeet die er iets aan kan of wil doen.
Maar er is niet alleen Jesaja, er is ook Johannes de Doper. Hij is de stem die roept in de woestijn en hij roept de mensen op tot bekering. Het evangelie dat we zonet hebben gehoord is het absolute begin van het evangelie van Marcus.
En Marcus begint zijn evangelie niet met een boodschap van een engel. Hij begint zijn evangelie niet met een zwangere vrouw die op zoek is naar een herberg om te bevallen. Hij begint zijn evangelie niet met een kribbe en herders en later drie wijzen die op bezoek komen.
Nee, Marcus begint zijn evangelie in de woestijn.
De woestijn die zo belangrijk was in de geschiedenis van het volk van Israël, de woestijn waar ze waren doorgetrokken na de bevrijding uit de Egyptische slavernij, op weg naar het Beloofde Land. De woestijn die niets heeft van een idyllisch natuurtafereel of van een romantische vredesboodschap. De woestijn waar inderdaad nog een weg moet gebaand worden, of je kan er niet door.
In die woestijn roept Johannes de mensen op tot bekering. En bij bekering denken wij misschien vooral aan een verandering in onze levenswijze. We moeten ons doen en laten meer in overeenstemming brengen met wat God wil. Maar misschien slaat bekering niet zozeer op onze manier van leven, maar meer op onze manier van denken.
Wat denken wij bijvoorbeeld bij het begrip of het woord 'God'? Vatten wij God niet spontaan op als de grote en almachtige heerser, die alles weet en over alles beschikt? Degene die alles heeft geschapen en de wereld doet draaien.
En is Hij daardoor ook niet verantwoordelijk voor alles wat fout gaat en daardoor mee de oorzaak van alle kwaad? Als we zo denken, worden wij vaak boos op God. Hoe kan het dat Hij die oorlogen en moordpartijen, die overstromingen en andere natuurrampen zomaar laat gebeuren?
De God van Johannes is niet de God die alles heeft beslist en bestuurd in een ver verleden. Hij kent de ellende van zijn volk, Hij is de God die met hen meegaat. Hij is niet de God van het verleden, Hij is de God van de toekomst, de God die naar ons toekomt.
Hij komt niet om ons bestaan om te toveren tot een wereld zonder zorgen. Hij is de herder die zijn schapen leidt met zachte hand, over hindernissen en tegenspoed heen.
En als wij de ellende en miserie in onze wereld zien, als wij merken hoe uitzichtloos oorlogen en conflicten zich voortslepen, kunnen wij gemakkelijk moedeloos worden. God kan er inderdaad niets aan doen, maar wat kunnen wij, simpele stervelingen, eraan verhelpen?
Ook hier kunnen wij ons misschien bekeren in onze manier van denken. Gaan wij mee in de cynische en pessimistische gedachte van: er is toch niets aan te doen? En geven wij dat cynisme door aan elkaar? Gaan wij mee in het zoeken naar zondebokken en elkaar of bepaalde bevolkingsgroepen aanwijzen als de bron van alle kwaad? Gaan wij mee in het ophemelen van valse profeten die met simpele en harteloze oplossingen een nieuwe toekomst beloven?
Vinden wij dat het onze tijd wel zal duren en dat de inspanningen maar van anderen moeten komen?
Bij voorkeur van de mensen die in onze ogen de macht hebben...
Of zijn wij bereid zelf kleine stappen te zetten om uit de woestijn te geraken?
Kleine stappen, waarmee bijvoorbeeld Welzijnszorg zijn schouders wil zetten onder een sterk armoedebeleid. Een beleid waar geïnvesteerd wordt in meer gerechtigheid, in gelijke kansen voor iedereen.
Een beleid waarin zij ook ons uitnodigen om samen op pad te gaan, zoals werd aangekondigd in de titel van deze viering.
Wegwijzerviering - Viering waar de eerste communicanten, vormelingen, families en iedereen van harte welkom is
Belangrijke dag vandaag! Hier staan ze, voor de tweede keer, de meisjes en jongens van de Wegwijzers. Ze gaan verder met hun tocht naar hun eerste communie en hun vormsel.
En vandaag begint er nog een andere tocht: het is de eerste zondag van de Advent, we bereiden ons niet alleen voor op de komst van Sinterklaas, maar we gaan op weg naar Kerstmis, naar de komst van Jezus.
Als iemand na een lange reis terug thuiskomt, gaan we dan in onze zetel zitten, en met onze duimen draaien tot de bel gaat? Neen, we maken het huis klaar, we zorgen ervoor dat alles netjes is, dat er eten is. We maken er een gastvrij, aangenaam huis van, een huis waar iedereen zich thuis kan voelen.
In het evangelie van daarnet staat één zinnetje dat ik eruit wil halen, dat misschien het belangrijkste is: "Zorg goed voor mijn huis". En voor mij betekent dat: "Zorg goed voor elkaar". Zorg ervoor dat ons huis, onze buurt, onze wereld, een huis kan worden waar iedereen zich thuis kan voelen.
Zo heeft ook Jezus geleefd, dat heeft hij ons willen leren: goed voor elkaar zorgen. Als hij in zo'n huis komt met Kerstmis, dan is dat geen stal meer, maar al een stukje van de 'ideale wereld' waar we allen naar verlangen.
En nu wil ik even iets voor de grote mensen hier zeggen. Die pronte jeugd, die hoop ik vol verwachting uitkijken naar hun toekomst, zij gaan stilaan leren wat het is, verantwoordelijk te zijn voor het huis waarin zij leven.
Zij komen tot de jaren van verstand, zij staan op de drempel van de volwassenheid. Maar hoe kunnen zij dat leren? Alleen als er voorbeelden zijn, en dat is onze verantwoordelijkheid, van ouders, familie, vrienden, de hele parochie.
Als Jezus vandaag tegen ons zegt: "Zorg goed voor mijn huis", dan betekent dat voor ons, die wijs en volwassen zouden moeten zijn: "Zorg goed voor deze kinderen." Zorg ervoor dat zij zich in de wereld van de volwassenen veilig en thuis kunnen voelen.
Dan leren zij hoe zij zelf voor anderen kunnen zorgen.
Op zoek naar Christus Koning - Christus, Koning van het heelal A 2023 - Gie Stappaerts
Vierëndertigste zondag door het jaar A 2023 - Zondag 26 november 2023
Eerste lezing: Ezechiël 34, 11-12.15-17- 'Ik zal recht doen aan het ene dier tegenover het andere'
Evangelie: Mattheus 25, 31-46 - 'Zoals een herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken'
Wij vieren vandaag het feest van Christus-Koning.
Daarover zocht ik iets terug te vinden in de lezingen van vandaag. Maar dat viel een beetje tegen
Neem nu Ezechiël. Ik betwijfel of hij iets van schapen of van goed herderen afwist. Hij spreekt wel over diverse schapen maar er klopt iets niet met zijn indeling. Want rammen zijn mannetjes-schapen, terwijl bokken in feite mannetjes-geiten zijn. Maar de aandacht vóór en het omzien van de herder náár zijn schapen kent hij gelukkig wel.
Over naar het evangelie van Matheus.
Die is evenmin op de hoogte van het verschil tussen schapen en geiten. Want ook hij heeft het over schapen en bokken.
Waar Ezechiël en Mattheus het wél over eens zijn is dat wij, zoals de herder voor zijn kudde schapen, moeten omzien naar elkaar, vooral naar de zwaksten. En de Koning waarover sprake is, is dan blijkbaar de Mensenzoon, die plaats zal nemen op zijn troon van glorie.
Maar waarom dan die Koning de schapen aan zijn rechterhand, de "gezegenden van zijn Vader" noemt, terwijl Hij de bokken aan zijn linkerhand, de geiten dus, aanduidt als "de vervloekten", dat is weer helemaal niet duidelijk.
Alleszins, als wij bij de "gezegenden van de Vader" willen horen, blijkt dat God toch wel iets méér van ons verwacht. Dan vraagt Hij ons om op onze beurt herders te zijn voor elkaar. Om net zoals Hij om te zien naar de minsten, de verschoppelingen van deze wereld.
Voor ons, christenen in deze tijd, lijkt dat bijna vanzelfsprekend. Dat wat je doet voor een ander, ook doet voor God, ter ere van Hem, om Hem te dienen. We zijn ermee opgevoed, om te zorgen voor elkaar, niet alleen binnen de kerk maar ook daar buiten.
Voor de Joden in Jezus' tijd was dat een ander paar mouwen. God dienen deed je door de wetten van Mozes te onderhouden. God vereren deed je in de tempel. De benadering van Jezus was totaal nieuw voor hen; dat je God het best kon eren door aan behoeftigen hulp te verlenen; dat je God dient als je zorgt voor de sukkelaars, daar hadden zij nog niet eerder van gehoord.
Zo was hun vraag van destijds: "Wanneer hebben wij U hongerig of dorstig gezien, en wanneer was U naakt of ziek?", voor hen vooral een vraag van verbazing en verstomming.
Waar wie honger heeft gevoed wordt, waar vreemdelingen worden opgenomen en zieken worden bezocht, daar begint "het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld", zo lezen we bij Mattheus. Dat is een Rijk van liefde, zoals Christus het ons heeft voorgeleefd.
Dus zolang God naar ons omziet als een herder naar zijn schapen, hoeven we nergens bang voor te zijn. Maar houdt dat in dat wij, als schapen-zonder-kop, zorgeloos in de kudde mogen meelopen en op onze twee oren slapen?
Integendeel! Er wordt van ons, mensen, verwacht dat wij als herders omzien naar hun kudde. Want dat Rijk van Liefde ligt niet in de verre toekomst, maar begint nu al op aarde. Misschien begint het ook wel mét de aarde.
Als we zien hoe in de wereld enorme grote branden, aardbevingen en overstromingen mekaar opvolgen. Niet alleen ver van ons bed, maar ook vlakbij ons. Denk aan de overstromingen in Wallonië twee jaar geleden, waarvan de sporen nog altijd zichtbaar zijn. Of denk aan de overstromingen in de Westhoek vandaag.
Een Amerikaanse theologe noemt de aarde daarom de "nieuwe arme", de nieuwe behoeftige. Als we kijken naar de klimaat-verandering en de milieucrisis, dan heeft ze daar meer dan een punt.
Het lijkt niet zo vanzelfsprekend. De aarde is immers rijk aan levensbronnen. Maar die bronnen dreigen uitgeput te raken, omdat wij mensen, u en ik en alle mensen in de rijkere landen, de aarde gebruiken als een soort onuitputtelijke voorraadschuur. We halen méér uit die schuur dan we erin stoppen. Dat kan natuurlijk niet eeuwig goed blijven gaan. Zo maakt de manier waarop we met de aarde omgaan, die aarde tot een nieuwe arme.
Kunnen we de wereld redden door te investeren in windenergie, of door zonnepanelen op het dak? Red je de wereld door biologisch of fair trade te kopen? Red je de wereld door de auto te laten staan en op de fiets te gaan? Natuurlijk niet, tenminste niet alleen. Maar het helpt wel om de toekomst wat groener te houden, wat veiliger te stellen.
Mattheus zegt het nergens in woorden, maar door de aarde groen en de rivieren zuiver te houden, door plaats en leven te geven aan planten en dieren:
- dragen we wel bij aan eten en drinken, tegen honger en dorst;
- zorgen we voor kleding en voorkomen we zieken.
Zelfs heel eenvoudige dingen: sorteren en recycleren, zuinig zijn met energie en grondstoffen, eten van biologisch voedsel en weinig vlees, zelfs wandelen en fietsen kunnen daarbij helpen.
Ook wat je voor die arme aarde gedaan hebt, heb je voor Hem gedaan.
Daarmee doe je hetzelfde met de aarde als wat een herder doet met zijn kudde: er naar omzien! Ze bij elkaar houden als ze verstrooid zijn. De afgedwaalde schapen in veiligheid brengen. De vermiste en verdwaalde schapen opzoeken en terugbrengen. De gewonde verbinden en de zieke weer kracht geven.
Dan mag het klinken zoals we daarstraks zongen in het loflied: "Héél de aarde jubelt en juicht voor de Heer, alleluia".
Evangelie: Mattheus 25, 14-30 - 'Over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen'
Het evangelie dat we zonet hebben gehoord kennen we waarschijnlijk allemaal. Het werd al vaak gebruikt bijvoorbeeld bij het begin van een nieuw schooljaar om iedereen aan te zetten toch vooral hun eigen talenten te gebruiken en daarmee de hele groep te ondersteunen. We hebben er in de parochie ook al gebruik van gemaakt om een werkjaar in te zetten of om allerlei groepen en mensen te bedanken voor hun geleverd werk en hun inzet.
Toen ik deze homilie moest gaan voorbereiden, ben ik zoals gewoonlijk wat beginnen lezen over die parabel van de talenten. Ik was er ook van overtuigd dat het ging over kennis en vaardigheden waarover wij beschikken. En wat we ermee kunnen aanvangen en dat we die talenten niet alleen moeten gebruiken voor ons eigen plezier, maar ook voor de gemeenschap.
Dat komt natuurlijk omdat het woord "talent" in onze taal een totaal andere betekenis heeft gekregen dan vroeger. Maar oorspronkelijk in de tijd dat Jezus de parabel vertelde was een talent een betaalmiddel, een som geld. En een heel grote som geld, een ongelooflijke som eigenlijk. Eén talent kwam ongeveer neer op 6000 denariën. En één denarie was het normale dagloon van een arbeider. Dus een talent was het dagloon van ongeveer twintig jaar. Die arbeider die vijf talenten had gekregen, was dus binnen voor de rest van zijn leven.
De heer over wie het gaat in het begin van de parabel is dus absoluut geen arme jongen. De talenten die hij verdeelt over zijn drie dienaars vertegenwoordigen, omgerekend naar onze tijd, ongeveer 15 miljoen euro. Dat vond ik tenminste terug bij iemand die dat nauwkeurig had uitgerekend. Dat wil dus zeggen dat die heer niet zomaar eventjes op reis gaat en iemand op de inboedel wil laten passen.
Nee, het gaat om veel belangrijkere en meer fundamentele keuzes.
En de heer die een dergelijke som verdeelt over drie dienaren moet in die dienaren toch een heel groot vertrouwen hebben. Anders zou hij zoveel geld niet zomaar naar willekeur laten besteden. Maar zijn vertrouwen is blijkbaar toch niet onbegrensd. De ene krijgt vijf talenten, de andere twee en de derde maar eentje. Hij verdeelt dus zijn bezit volgens de bekwaamheid of, jawel, volgens de talenten van de respectievelijke dienaars.
Het is niet zomaar een heer en het zijn niet zomaar drie dienaars.
Die heer is God en die dienaars zijn wij allemaal. God vertrouwt ons zijn schepping toe, Hij geeft ze als het ware uit handen. Het gaat om de aarde, de wereld, de natuur. Behandelen wij die met de nodige zorg, met het nodige respect? Of dient de aarde alleen voor ons genoegen, voor onze consumptie, voor ons plezier?
Maar dat is niet het enige.
God vertrouwt ons ook mensen toe, ons kostbaarste bezit tenslotte. Ouders vertrouwt Hij hun kinderen toe, mensen die een tijd bij hen inwonen, voor wie ze zorgen en die ze helpen en bijstaan in hun ontwikkeling. En later worden de ouders vaak opnieuw aan de kinderen toevertrouwd. Ze kunnen hen op hun beurt bijstaan en bijdragen tot hun levenskwaliteit.
Levenspartners worden ons toevertrouwd, mensen die in onze buurt wonen, mensen met wie wij samen werken, samen bouwen en samen dromen. God vertrouwt ons andere mensen toe, Hij legt hun toekomst mee in onze handen.
Die toekomst is mee onze taak. En dan zijn onze talenten natuurlijk weer welkom, talenten in de betekenis die wij kennen in onze taal dan.
Natuurlijk is het niet allemaal even simpel. Mensen kunnen bijzonder hard zijn voor elkaar, daar kunnen wij allemaal voorbeelden van geven uit onze eigen ervaring. En nog veel erger, als we kijken naar wat er gebeurt in Israël en Gaza, in Oekraïne en op vele andere plaatsen.
Daar is dan zoals op het einde van de parabel alleen maar geween en tandengeknars.
Geween en tandengeknars ook bij de miljoenen vluchtelingen zonder huis en zonder thuis en zonder toekomstperspectief. Geween en tandengeknars bij de slachtoffers van fanatici en terroristen. Geween en tandengeknars bij presidenten en machthebbers die verdeeldheid en haat zaaien en daarbij hele groepen mensen meesleuren in hun ondergang.
Misschien geen tandengeknars, maar wel geween en verdriet bij de mensen die hier zijn ter nagedachtenis van een dierbare, één van die mensen die aan onze liefde was toevertrouwd en van wie wij afscheid hebben moeten nemen. We zullen nooit meer kunnen genieten van zijn of haar talenten. En dat is en blijft hard om dragen. Want er was nog zoveel naar waar wij konden uitkijken.
Maar de heer uit de parabel komt toch niet helemaal overeen met de God zoals wij Hem hebben leren kennen en ervaren. Hij straft en veroordeelt niet die man die zijn één talent in de grond stopte. Hij is voor ons de liefdevolle Vader, die begaan is met zijn mensen. Hij wil dat we onze talenten gebruiken en benutten, maar Hij is niet uit op geween en tandengeknars.
De God die wij kennen staat ons bij, ook als wij met onze talenten niet altijd doen wat wij zouden kunnen.
Onze God blijft ons nabij, ook temidden van geween en tandengeknars. Hij blijft ons nabij, ook als het avond is.
Er is immers altijd hoop en perspectief. Volgende week vieren we Christus Koning en dan begint de advent en kunnen we al stilaan uitkijken naar Kerstmis.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.