Doorheen de tijd heeft men gehandicapten steeds anders willen benoemen.
Gehandicapte werd "persoon met een handicap". Persoon met een handicap werd "invalide". Invalide werd "mindervalide".
Mindervalide werd "andersvalide". Andersvalide werd "persoon met een beperking". Persoon met een beperking werd "persoon met een specifieke zorgbehoefte".
Alsof daardoor de handicap minder erg wordt. Alsof een gehandicapte plots kan stappen, omdat het woord verandert; omdat hij een specifieke
zorgbehoefte heeft. Alsof er plots weer een been aan het lichaam staat omdat wereldvreemde mensen besluiten het anders te benoemen.
Die woordkeuze is enkel belangrijk voor mensen die zelf geen handicap hebben. Ze weten niet wat het is, ze begrijpen geen barst van waar ze
over praten. Zij moeten een realiteit die niet de hunne is, proberen duiden.
We moeten de mensen waarderen om wat ze wel kunnen en zijn, in plaats van hen uit te sluiten door ons woordgebruik.
Maar waarom begin ik daar over?
Paulus heeft het niet over mensen met een handicap, maar wel over joden en Grieken die geen lid zijn van zijn kerk. Andersdenkenden eigenlijk.
Jezus heeft het evenmin over mensen met een handicap. In feite heeft Hij het zelfs niet over wat wij vandaag "melaatsen" noemen. Hij heeft het over mensen met een huidaandoening die, naar normen van toen, "onrein waren", en uit de maatschappij moesten worden gesloten.
Voor beide groepen geldt bijna hetzelfde: omdat ze "anders" zijn, horen ze niet in de maatschappij.
Tot op vandaag hebben wij dikwijls nog dezelfde reflex: "wat Vals is, vals is". Wie vreemd gekleed gaat of een andere huidskleur heeft, bekijken we met een scheef oog. Wat vreemd is, eten we niet zomaar.
Ook mensen met wat we tegenwoordig "met een andere geaardheid" noemen, zitten voor ons soms nog in hetzelfde schuitje.
Omdat we bijna altijd onszelf als "normaal", als norm, nemen. Terwijl we in feite allemaal iets aparts, iets eigen, hebben. Wat we zelf, naar gelang het geval, onze goede eigenschap of juist ons kleine kantje noemen. In die zin hebben we allemaal een beperking. Door het feit zelf dat we de mensen afwijkend van "onze" norm, abnormaal noemen.
In beide gevallen gaat het over een soort angst voor het andere, voelen we het vreemd zijn ervan aan als een bedreiging.
"Normaal" is al een even omstreden aanduiding als "gehandicapt". Niemand wordt graag als abnormaal beschouwd.
Iemand met minder verstand, kan soms heel nauwkeurig werken.
Terwijl iemand met een groot intellect soms erg onhandig is. Die verstandige mensen zijn dan wel eens jaloers op de stielmannen die bij hen in huis de klusjes komen doen.
Het wordt hoog tijd dat we ons "etiket" over wat normaal is, opnieuw onder de loep nemen.
Het zou kunnen helpen om, in plaats van de klemtoon te leggen op het anders zijn of de beperking, wat meer op zoek te gaan naar de binnenkant.
Als we die "binnenkant" aanraken, zoals Jezus ook doet met de melaatse, dan gaat er een nieuwe wereld open. Dan worden mensen als het ware "genezen" en bevrijd. Dan gaan zij overal hun verhaal verder vertellen en verkondigen.
Op zijn minst moeten we, zoals Paulus het voorstelt, geen aanstoot nemen aan de anderen, de "buitenstaanders".
Maar evenmin hoeft het niet altijd aan de "andere" te zijn om de eerste stap te zetten. Om, zoals de melaatse, naar Jezus te gaan en te vragen: "Alsjeblief, wilt Gij mij reinigen". Misschien kan de oplossing er voor ons in bestaan dat wijzelf, zoals die melaatse, nederig knielend naar Jezus gaan, met onze nood, met onze verlangens, in het volle vertrouwen dat Hij ook onze nood zal lenigen, dat Hij ons "blind zijn" tegenover de anderen zal genezen en onze wonden zal helen.
Dan zullen ook wij onze genezing en bevrijding uitzingen: "Wie in uw liefde woont, wordt in liefde herboren".
Amen.