Tiende zondag door het jaar A 2008 - 7 en 8 juni 2008
Eerste lezing: Hosea 6, 3-6 Evangelie: Matteus 9, 9-13
Ouders en grootouders hebben meestal het beste voor met hun kinderen en kleinkinderen. Daardoor maken ze zich ook vaak zorgen. Eén van de grote bekommernissen en zelfs angsten is: dat hun kinderen toch geen slechte of verkeerde vrienden zouden ontmoeten. Dat ze niet zouden optrekken met leeftijdsgenoten die een slechte invloed op hen uitoefenen. Die bekommernis is natuurlijk heel normaal en begrijpelijk.
Maar wat zijn dat eigenlijk: slechte vrienden? Als we heel eerlijk zijn, moeten we erkennen dat we liefst hebben dat onze kinderen omgaan met mensen zoals wij, mensen die bij ons passen. Bij voorkeur moeten hun vrienden en vriendinnen dezelfde etnische en sociale afkomst hebben als wij. Liefst houden ze er ook dezelfde of een vergelijkbare levensstijl op na. En om het helemaal mooi te maken delen ze ook ons geloof en onze interesses.
We zien ze liever niet omgaan met mensen die helemààl anders leven en denken dan wij. En ook bij onze kennissen en buren hebben wij wel eens bedenkingen over "het volk waarmee zij omgaan", over hun vriendenkring, hun sociale contacten, hun vrijetijdsbesteding.
Waarschijnlijk is het altijd zo geweest. In het evangelie wordt er ook duchtig geroddeld achter de rug van Jezus. Hij gaat om met tollenaars en zondaars, Hij zit met hen aan tafel. Eigenlijk is dat commentaar ook weer begrijpelijk. Met iemand aan tafel gaan was toen ook al een teken van verbondenheid, een bewijs dat men elkaar respecteerde en apprecieerde.
In de joodse traditie van Jezus' tijd was iedere maaltijd zelfs een religieus gebeuren, waarbij men God dankte voor de gave van het leven, voor het voedsel door de aarde voortgebracht, voor de vriendschap tussen de aanwezigen. Een maaltijd schept verbondenheid en is daarom een zeer geschikt ritueel om een verbond te bezegelen. Men ging dus niet zomaar met gelijk wie aan tafel. Vandaar de verontwaardiging bij de farizeeën als Jezus met tollenaars en zondaars aan tafel gaat.
Want tollenaars waren natuurlijk geen toonbeelden van deugdzaamheid. Ze waren niet populair, maar dat hadden ze vooral aan zichzelf te danken. Ze gingen in naam van de Romeinse bezetter tol ophalen en dus collaboreerden ze met de vijand. En bovendien hadden ze nog de reputatie dat het ze het niet te nauw namen met de eerlijkheid. Ze eisten meer tol dan nodig en hielden de winst voor zichzelf. Brave en oplettende joodse ouders zullen toen wel gedacht hebben: als die van ons maar nooit naar huis komen met de zoon of de dochter van een tollenaar.
De tollenaar met wie Jezus aan tafel gaat heet Matteüs. Misschien is het wel de evangelist zelf, al is dat lang niet zeker. En Jezus gaat niet alleen bij hem aan tafel, hij spreekt hem ook aan: "Volg Mij". En de man stond op en volgde Hem. Jezus roept hem en hij geeft gevolg aan die roeping. De maaltijd die zij met elkaar delen is dus niet vrijblijvend. Het is niet zo dat Jezus te kennen wil geven dat hij het gedrag en de levenswijze van die tollenaar goedkeurt. Wel integendeel. Hij roept hem eerst op zich te bekeren, aan zijn leven een andere richting te geven. Dan pas gaan ze samen aan tafel, als het ware om dat verbond te bezegelen.
Jezus bakt geen zoete broodjes met tollenaars. Hij bevestigt ze niet in wat ze doen. Hij maakt ze beter. En ook dat is niet helemaal juist gezegd. Hij haalt eigenlijk het betere, het beste in hen naar boven. Hij doorprikt de clichés en de vooroordelen en geeft de mensen de kans hun ware ik te tonen.
Want nog eens: tollenaars waren geen heiligen. De slechte reputatie die ze genoten hadden ze zich grotendeels zelf op de hals gehaald. Maar precies door die slechte reputatie geraakten ze vast in hun levenspatroon. Ze waren toch niet geliefd, ze hoorden er toch niet bij, alles wat ze deden werd toch verkeerd uitgelegd. Dus konden ze maar beter voor zichzelf blijven zorgen, zich verrijken en daardoor nog meer sympathie verspelen. Tot er dan iemand komt die hen wel de kans geeft hun betere kant te tonen.
Het is bij ons niet anders. We proberen wel verdraagzaam te zijn en ruimdenkend. We veroordelen in gesprekken en discussies elke vorm van racisme en discriminatie. Maar in het dagdagelijkse leven merken we vaak dat we toch nog vol vooroordelen zitten.
En ook wij hebben waarschijnlijk toch ook al een paar keer onze mening moeten herzien over bepaalde medemensen. De eerste indruk kan soms heel negatief zijn. Vaak weer door vooroordelen: iemand met zo een uiterlijk, met dat soort kledij, met die familie, uit die buurt, met dat studie- of beroepsverleden,
dat belooft weinig goeds.
Tot we die persoon beter leren kennen. Dan komen ook zijn goede eigenschappen aan het licht. Dan smelten onze vooroordelen stilaan weg. Misschien omdat er wat meer vertrouwen is gegroeid, ook van ons uit. Misschien omdat hij eindelijk de kans heeft gekregen zijn betere ik te tonen. In elke mens schuilt immers iets goeds, waarschijnlijk heel veel goeds. We weten dat wel, maar we moeten er onze ogen voor durven openen.
"Ik wil liever barmhartigheid en liefde dan offergaven" klonk het in de eerste lezing. Het betekent zoveel als: liever geen mooie woorden en theorieën, maar een leven geïnspireerd aan dat van Jezus. Wat je in de kerk zegt of verkondigt, kan niet los staan van het leven van iedere dag. Een christen herkent men niet zozeer aan zijn woorden, maar wel aan zijn daden. Jezus stond niet te preken over tollenaars. Hij ging met hen aan tafel en haalde hun betere ik naar boven. In het licht van het evangelie van vandaag is dit allicht een belangrijke opdracht voor ons, christenen: het beste in elkaar naar boven halen.
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|