Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
We hoorden zonet het bekende verhaal van de bruiloft in Kana. Er was veel volk, de sfeer was opperbest, ook Jezus en zijn moeder waren aanwezig. Maar dan was er plots een probleem. Een heel groot probleem, zeker op zo een bruiloft. De mensen keken vertwijfeld naar elkaar, maar ze moesten het erkennen: we hebben geen wijn meer.
Vorige week, in de gebedsviering, hadden we ook een probleem. Ik zat hier vooraan aan de laptop, er was een mooie powerpoint voorbereid, maar plots was er een technisch probleem. De mensen keken vertwijfeld naar elkaar, maar ze zagen het allemaal: we hebben geen beeld meer. En ik kon het zelf niet oplossen, mijn kennis van de laptop beperkt zich tot aandachtig en geconcentreerd op het juiste knopje duwen.
Gelukkig waren er meteen een paar mensen, die wel technische en digitale vaardigheden bezitten, die hulp kwamen bieden. Er werd een andere laptop bijgehaald en uiteindelijk moesten we een andere plaats in de kerk gaan zoeken, maar na de communie was alles opgelost. We hadden weer beeld! En het resultaat werd zelfs op applaus onthaald.
Maar terug naar die bruiloft.
Als er geen wijn meer is, helpt geen technische of digitale ingreep. En ik weet niet of er vandaag op zo een feest of gelegenheid ook meteen een paar gasten zouden zijn opgestaan om hulp te bieden. Als er geen wijn meer is, dan is het toch de taak van de gastheer om het op te lossen. Hij haalt maar andere wijn uit zijn kelder en desnoods stuurt hij vlug iemand naar de nachtwinkel.
We kunnen bij manier van spreken al de commentaren horen. Iedereen uitnodigen, dat kunnen ze wel, maar de zaken organiseren, dat is een ander paar mouwen. Ofwel: de grote Jan uithangen met een mooi versierde tafel, dat wel, maar dan ook nog eens lekkere wijn kopen, dat zit er niet in.
Nu, als wij de mensen in het gezelschap wat beter kennen, zouden wij wel bereid zijn mee een oplossing te zoeken. Dan lopen wij wel snel naar huis, naar onze eigen wijnkelder. Of we brengen zelf een bezoek aan de nachtwinkel of wat dan ook. Want het laatste dat we willen is dat het feest mislukt. Maar dat geldt meestal alleen als we de gastheer of gastvrouw beter kennen.
Het is wellicht anders als wij gewoon gasten of genodigden zijn. Dan vinden wij waarschijnlijk dat het niet onze verantwoordelijkheid is. Jammer dat er geen wijn meer is, maar dat is geen reden om het feest stop te zetten of niet te laten doorgaan. Dat ze het maar oplossen!
En eigenlijk is wijn toch geen echt onmisbaar product. Dat er geen wijn meer is, is in wezen een luxeprobleem. Denken wij er soms aan dat er mensen zijn die nooit wijn kunnen drinken of aanbieden. Mensen voor wie een bruiloft of een feest iets is dat ze alleen kennen van horen zeggen of waar ze alleen maar kunnen van dromen. Mensen voor wie wij een paar weken geleden misschien gul wat in het mandje hebben gelegd voor Welzijnszorg.
In de tijd van Jezus, bij de Joden toen, was er wel een heel andere situatie. Een bruiloft duurde zeven dagen. Uitnodigingen werden niet verstuurd, iedereen wist ervan en iedereen was dan ook uitgenodigd. Dat er wijn was voor iedereen was dus vanzelfsprekend. Er waren immers genoeg wijngaarden en wijnboeren in de streek. Dat er geen wijn meer was, bleek dus inderdaad wel een groot en echt uitzonderlijk probleem.
Wijn was er dus niet meer, maar er waren wel zes kruiken water. Waarschijnlijk was dat het reinigingswater, ook essentieel in de toenmalige cultuur. Volgens de wet van Mozes diende dat water voor de reiniging vóór de maaltijd. En het is dat water dat door Jezus in wijn wordt veranderd. Over dat wonder vond ik heel wat verschillende theorieën.
Voor Ward Bruyninckx bijvoorbeeld, voor velen van ons geen onbekende, bestaat het wijnwonder van Jezus hieruit dat Hij de huwelijksgasten, de mensen op die bruiloft, leerde smaken hoe goed en deugddoend helder water kan zijn. En zo geeft Hij een nieuwe dimensie aan het reinigingswater van Mozes. Als mensen echt samen mens zijn, kan water smaken als wijn.
En eigenlijk is dit wijnwonder niet echt een typisch mirakel voor Jezus, voor zover wij een beeld van Hem hebben. De andere wonderen gaan meestal over mensen die gered worden uit zware problemen. Een blinde kan weer zien of een dove weer horen, een boze geest wordt uitgedreven, een storm wordt bedaard of mensen worden gered uit hun ellende.
Dit wonder leert ons dat mensen er niet alleen zijn om te werken en te zwoegen, om pijn te lijden en miserie te ondergaan. We mogen ook te gast zijn op een bruiloft, mee feesten en mee genieten. We mogen van harte delen in de vreugde en de wijn en als mensen als vrienden samen zijn, kan eenvoudig, helder water zelfs smaken als goede wijn.
Vijf weken geleden hoorden we dat Maria op bezoek ging bij haar nicht Elisabeth, en dat 'zodra Elisabeth de groet van Maria hoorde, het kind van vreugde opsprong in haar schoot.' Dat kind is Johannes de Doper, die preekt een doopsel van bekering.
Hij zegt dat hij niet de Messias is, maar iemand die sterker is dan hij. Iemand die hen niet zal dopen met water, maar met de heilige Geest en met vuur. Dat die iemand Jezus is, die tussen zijn toehoorders staat, zegt hij echter niet.
Jezus staat tussen die toehoorders en dat is merkwaardig. Nog veel merkwaardiger is het feit dat Jezus zich laat dopen, alsof ook Hij door een doopsel bekering van zijn zonden moet krijgen. Als Zoon van God kan Hij immers geen zondaar zijn, maar Hij laat zich dopen om zijn verbondenheid met de mensen om zich heen te bevestigen. En die mensen zijn geen keizers of koningen, en ook geen hogepriesters of schriftgeleerden, maar gewone mensen, kleine mensen, mensen met problemen en zorgen, misschien ook zondige mensen, maar allemaal mensen die vol hoop en verwachting uitzien naar de komst van de Messias, die hun Redder zal zijn.
En daarom klinkt de stem van zijn Vader uit de hemel zo lovend: ‘Gij zijt mijn geliefde Zoon, in U vind Ik vreugde.’
Zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij staan in dat verhaal. Immers, ook wij zijn gedoopt, ook over ons is de heilige Geest dus neergedaald. Laten wij ons evenzeer als Jezus door die Geest leiden? Geven ook wij Gods Geest door in liefde, goedheid, nederigheid, zorg, openheid?
Worden ook wij bevrijd van onszelf, van ons egoïsme, onze onverschilligheid, ons eigenbelang? Proberen ook wij de paden te effenen voor een wereld van liefde, vrede en gerechtigheid? Hebben ook wij respect voor de aarde, dat prachtige geschenk van God aan de mens? Zijn milieu en klimaat dus ook onze zorg, of is de aarde niets meer dan een plek die je naar je hand kan draaien om er goed aan te verdienen?
Ouders die hun kind laten dopen, nemen een grote taak op zich: uitleggen en voorleven dat deze wereld van geld en geweld niet de enige denkbare is. Je zult sterk en hoopvol moeten zijn om je kind(eren) ervan te overtuigen dat een nieuwe wereld komen kan, dat niets onmogelijk is bij de God die zegt ‘hebt elkander lief’.
Wij dopen onze kinderen in het besef van een verschrikkelijke wereld maar ook in verwachting van een nieuwe. De doop is een viering van hoop; een sacrament, waarin wij elkaar optillen en zingen, niet triomfantelijk, maar nederig. Dopen is een wens: moge jij leven in godsnaam!
Dopen is iemand welkom heten: God heeft jou lief!
Zusters en broeders, vandaag is het de laatste zondag van de kersttijd. Het zou goed zijn als die tijd meer is geweest dan alleen maar lekker eten en drinken en gezellig feesten. Het zou veel beter zijn als die tijd ons tot inzicht heeft gebracht dat God in en door Jezus met ons is, ook in moeilijke tijden, zoals er het voorbije jaar wereldwijd zoveel zijn geweest: bosbranden, vulkaanuitbarstingen, barstende droogte en vreselijke overstromingen, een virus dat maar niet uit te roeien is, de groeiende polarisatie en de al even groeiende ruzies onder de mensen.
Misschien kenden we ook problemen in ons gezin of in onze familie, met onze gezondheid, met ziekte en dood van geliefden. Allemaal dingen die kunnen ontmoedigen, die tot wanhoop en onverschilligheid kunnen leiden. Laten we echter nooit vergeten dat door de heilige Geest Jezus’ levensverhaal ook ons levensverhaal kan worden: een verhaal van vrede, van goedheid en barmhartigheid, van geloof, hoop en liefde.
Het verhaal van een geliefd kind in wie God vreugde vindt.
Wegwijzerviering - Viering met de vormelingen en eerste communicanten, families met kinderen en iedereen die er graag bij is
Hier sta ik weer. Zoals vorig jaar. Een van de koningen, op zoek naar de Grote Koning. Mijn mantel is versleten, mijn kroon verfrommeld, en ik ben al heel lang op weg, in weer en wind.
Want de tocht naar de Grote Koning is nooit helemaal voorbij. Daarom moeten we elk jaar opnieuw Kerstmis vieren. Hoe is dat met ons, mensen? We willen wel op de goede weg blijven, maar elke keer lopen we opnieuw verloren, en moeten we weer gaan zoeken. En dan vragen we ons af: wie wijst ons de weg?
Gelukkig, wij hadden de ster. En als we die volgden, dan vonden we dat klein stalletje, en de os en de ezel, en Maria en Jozef. En een kindje!!!!! Dat was eventjes verschieten. Geen sjieke rijke vorst in een gouden paleis. Hadden we daarvoor zo ‘’n zware reis gemaakt? Maar dan viel onze euro. Of dukaat. Als je voor een kindje staat, en je bent een mens met een hart, dan hoor je dat kindje stilletjes iets vragen. Een kindje kan alleen maar stilletjes iets vragen. ‘Kun je voor mij zorgen?’ vraagt het. ‘Wil je me beschermen?’ ‘Wil je me warm houden?’
Dat kindje wijst ons de weg hoe we verder moeten leven. We moeten zorg dragen voor de kleine mensen, voor wie niet sterk is. En daarvoor moeten wij ons ook klein durven maken. Want als we de grote jan blijven uithangen, als we vanuit de hoogte naar mensen blijven kijken, als we ons opsluiten in onze eigen paleizen met hoge torens, dan zien we de kleine mensen niet die ons nodig hebben.
En ik probeerde me te bukken, om dat kindje te omarmen en te verwarmen. Maar mijn mantel zat in de weg! Die was te stijf van al dat goud en zilver. En ik heb mijn koninklijke frak en mijn kroon dan maar rap uitgedaan. Ik wou niet langer een machtige, grote heerser zijn, die op mensen neerkijkt. Ik probeerde nederig en klein te worden, een gewone mens onder de mensen, zodat ik niet meer over kleine mensen stapte. Dat is de weg die het kindje wijst. Samen met kleine mensen op stap gaan, en goed voor elkaar zorgen.
En daarom zijn wij van Bethlehem niet terug naar die grote koning Herodes gegaan. Koning Herodes… we weten wat die met zijn macht gedaan heeft. Koning Herodes bestaat nog altijd, en hij is niet alleen. Hij vertrapt de kleine mensen.
De stille stem van het kindje vraagt ons om een radicaal andere weg in te slaan.
Evangelie: Lucas 2, 41-52 - 'Jezus wordt gevonden in de tempel'
Beste mensen, In de brief aan de christenen van Kolosse geeft Paulus richtlijnen voor de relaties binnen het gezin. Een sterk programma voor het nieuwe jaar! Namelijk bezig zijn met de dingen van de Vader, zo zegt Jezus.
Wij worden opgeroepen te leven in de lijn van een heel nabije God. Een familie vandaag is héél verscheiden geworden: het kerngezin, een gescheiden gezin, een nieuw samengesteld gezin, een plusmama en papa, een kinderloos gezin, een single, enz.
Hoe verhouden wij ons tegenover elkaar vandaag? In een grote diversiteit maar telkens met de opdracht: ik mag er zijn, maar de andere(n) mogen er ook zijn zoals ze is/zijn. Het allerbelangrijkste is: houd van elkaar! Dit is niet altijd simpel voor ouders die hun (klein)kind andere wegen ziet gaan dan de waarden waarvan zij héél hun leven hebben gehouden of geleefd.
De brief van Paulus geeft ons hierin concrete raadgevingen: gelovige christenen gedraagt jullie vriendelijk voor elkaar, goed en bescheiden, zachtmoedig en geduldig. Wij zijn geroepen om te leven in vrede met elkaar, ondanks de grote onderlinge verschillen!
Ik herinner me ouders die hopeloos op zoek waren naar hun zoon die weggelopen was thuis en maanden niets van zich liet horen. De ouders waren radeloos en zochten zelfs in verschillende landen naar enig teken van hun ‘verloren zoon’. Pas na 2 j. had de jongen de moed om opnieuw contact te zoeken met zijn ouders. Wat een vreugde en voorzichtige hoop om elkaar op een nieuwe manier te vinden en te aanvaarden.
Brengt ons dit niet bij Maria en Jozef die hopeloos zochten naar Jezus en hem uiteindelijk vonden in de tempel. Hij zei: ‘wisten jullie dan niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn’? M.a.w. ‘wisten jullie dan niet dat ik met de dingen van mijn Vader bezig moest zijn’? Ik denk ook aan de vele families die door oorlog, aanslagen uit elkaar zijn gerukt. Wat een hopeloosheid en zelfs wanhoop!
Kunnen wij daaraan iets doen?
Wij worden door God opgeroepen om onze wereld, ons familie te omvormen en verbeteren tot een méér menselijke en verdraagzame samenleving. Wij doen dit samen met hen die zich niet-gelovig noemen, het zijn onze bondgenoten in groeiende solidariteit en mededogen.
Wij mogen er zeker van zijn dat God het licht van Zijn gelaat ook over ons zal doen schijnen, alle dagen van dit nieuwe jaar, wat er ook gebeurt.
Dat is dan ook mijn nieuwjaarswens voor elk van jullie en voor allen die jullie dierbaar zijn: ‘moge de Heer Zijn gelaat naar u toewenden en u vrede geven’!
Er is een beeld van het gebeuren in Syrië dat een diepe indruk op mij naliet. Het openbreken van de Sednaya gevangenis, die gruwelijke martelplek waar geschokte, verdwaasde menselijke wezens met honderden bevrijd werden. Zo onwezenlijk.
En plots, tussen tientalen verbaasde en uitgemergelde vrouwen, komt er een peuter in beeld, die verweesd om zich heen kijkt. Zo kwetsbaar in die krochtige kelderruimte. Is dit kind hier angstig verwacht, geboren, gekoesterd, verborgen of verkracht in dat slachthuis van Assad? Wat moet een jonge moeder beleven? Het is een beeld dat naar je keel grijpt en ineens alles herleidt tot de essentie. Het is een schreeuw uit de diepte die je raakt. Een goddelijke schreeuw naar menselijkheid.
Als Jezus vandaag geboren zou worden, zou hij onder het puin in Gaza geboren worden. Als we trots en rijkdom verheerlijken, ligt Jezus onder het puin. Als we vertrouwen op macht en wapens, ligt Jezus onder het puin. Als we de bombardementen op kinderen rechtvaardigen, rationaliseren en theologiseren, dan ligt Jezus onder het puin. Dit is zijn kribbe. Hij voelt zich thuis bij de gemarginaliseerden, de mensen die lijden, de onderdrukten en de ontheemden.
Kerstmis vieren is stilstaan bij het feit dat God mensen nodig heeft. Hij, de Onzichtbare, verschijnt als een zwangere vrouw aan de rand van de samenleving, als een boorling die de diepste gevoelens van liefde en verantwoordelijkheid oproept. Hij openbaart zich in totale kwetsbaarheid en precies daardoor wekt hij in ons een sterke kracht. Een spirit die gans ons leven kan bezielen. Altijd wordt God opnieuw geboren als we onze ogen niet afwenden van dat kwetsbare kind, van de hunker, diep in onszelf, van de onuitgesproken vraag van de mens naast ons. Want precies de betrokkenheid op de ander geeft zin aan ons leven. En dat is wat vele van ons beleven en waarmaken, dag na dag.
Merkwaardig. God kijkt ons aan, niet van boven uit maar vanuit de voederbak, de kribbe. Een totaal ander perspectief. Zoals de ontmoeting met een zwaar zieke, jou een boost kan geven, een nieuwe energie. Het schijnbaar krachteloze wordt een nieuwe kracht.
Ooit heeft Kerstmis het licht gezaaid van een God, kwetsbaar op zoek naar veiligheid om leven te schenken in de onherbergzaamheid van een samenleving. Dat mysterie van die uitgestrekte armen van dat Kind, die hunker naar barmhartigheid. Vanuit de kribbe daagt Hij ons uit te zoeken naar bondgenoten die willen luisteren naar de diepere verlangens van velen die niet van tel zijn. Wie durft te kijken niet vanuit ‘den Hoge’ maar vanuit de voederbak, doorkruist elke vorm van berekening en ontdekt nieuwe wegen van hoop. Als je leert zien in het duister, zegt dit verhaal, dan raakt die schreeuw je gevoelige snaar: dat verlangen naar echt mens worden.
Een verweesde peuter in de hel van de Sednaya gevangenis kijkt je aan. Het is alsof God woelt in je binnenste om zijn visioen van warmte en mededogen waar te maken.
Hij verlangt te wonen in mijn kwetsbaarheid zodat ik met al mijn beperktheid toch veel kan betekenen voor mensen om me heen en precies daarin, een diepe vreugde vind. Straks ben je wellicht samen met je familie, de kinderen of kleinkinderen. Voel dan maar hoe graag ze jou zien. Want je was er voor hen.
Een tijd van vreugde beleven en delen - Vierde zondag van de Advent C 2024 - Paul Jolie
Vierde zondag van de Advent C 2024 - Zondag 22 december 2024
Eerste lezing: Micha 5, 1-4a- 'Die over Israël zal heersen'
Evangelie: Lucas 1, 39-45 - 'Gezegend de vrucht van uw schoot'
Goede vrienden,
Op deze vierde zondag van de Advent komt Kerstmis wel heel dicht bij. En Jezus, onze Inspirator, onze Vredebrenger, onze Levensgids, staat op het punt terug geboren te worden!
Op zo’n moment is het niet meer dan logisch dat hoop, vreugde, vertrouwen,… de boventoon nemen.
In de eerste lezing horen we hoe de profeet Micha zijn volk dat gebukt gaat onder onrecht, moed inspreekt en - met de komst van de Messias – hoop op een nieuwe wereld geeft.
De Messias is daarbij een andersoortig leidsman, niet afkomstig van het machtige Jeruzalem, maar uit het kleine, nederige Bethlehem.
En het is een leidsman die zijn macht niet uitoefent voor eigen rekening, maar als een dienst aan God en aan de mensen.
Heeft ook onze wereld vandaag niet dringend nood aan zo’n Messias en aan zo’n ommekeer?
Uit het verre verleden brengt Micha ons alvast een dubbele boodschap: - jullie zorgen en bekommernissen zijn niet nieuw; - maar ook: wanhoop niet. Immers, ook de hoop en de belofte op beterschap zijn van alle tijden.
En die belofte wordt waar in het evangelie, met de komst van Jezus.
Maria, die pas vernomen heeft dat ze in verwachting is, haast zich naar haar nicht Elisabeth die al 6 maanden zwanger is. Een ontmoeting van twee zwangere vrouwen, overweldigd door het mysterie van het nieuwe leven dat zij in zich dragen. Dit alledaagse tafereel stelt Lucas ons vandaag voor als evangelische, blijde boodschap.
Maar wat wil hij ons hiermee ten diepste zeggen?
Wel, dit verhaal vormt, samen met de andere verhalen van Jezus’ kindertijd, een inleiding op de boeken die Lucas geschreven heeft: zijn evangelie en de handelingen der apostelen. En kenmerkend voor een inleiding is dat ze veelal geschreven wordt wanneer het boek al af is, met de bedoeling in het kort aan te geven waarover het vervolg zal gaan.
We mogen aannemen dat het ook hier zo is gelopen. Als Lucas deze inleiding schrijft, kent hij reeds het ganse verhaal van Jezus’ leven, dood en verrijzenis en de krachtige boodschap die eruit spreekt.
In het evangelie van vandaag is dan ook geen sprake van een nauwkeurig feitenrelaas.
Waar het Lucas echt om te doen is: van bij de start - bij monde van Elisabeth - het geloof uitdragen dat Jezus, die nog moet geboren worden, waarlijk de Messias is waarnaar de profeet Micha verwijst.
Daarnaast wil Lucas ook de lof zingen van Maria die volmondig ja zegt op het plan van God met haar leven. En deze lofzang van Maria is doorheen de geschiedenis voor vele christenen deel geworden van een gebed dat hen zeer dierbaar is: het Weesgegroet.
Wat leren deze lezingen ons voor het concrete dagelijkse leven, aan de drempel van 2025?
Allereerst nodigen ze ons uit om te vertrouwen op Gods plan met ons leven, zelfs als we niet alles begrijpen. Hoe klein of onbelangrijk we onszelf ook voelen, toch kunnen ook wij, zoals Maria, Jezus laten geboren worden in onze wereld.
Daarnaast nodigen de lezingen ons uit tot dienstbaarheid. Maria's voorbeeld laat zien dat ware vreugde te vinden is in het onbaatzuchtig geven van onszelf aan anderen.
Ten slotte wijzen de lezingen ons op de waarde van blijheid, van vreugde. Elisabeth en het ongeboren leven in haar schoot reageren met vreugde op de komst van de Messias. Advent is een tijd van voorbereiding, maar ook een tijd van vreugde beleven en vreugde delen.
Daarom nog enkele vragen ter overweging…
Zijn wij steeds blije christenen die met enthousiasme, andere mensen tegemoet treden?
Maken wij zo ruimte voor echte ontmoeting, waarin elkeen zich aanvaard, begrepen, bemoedigd voelt?
En helpen wij zo de mensen rondom ons - ook ouderen, zieken, mensen met een beperking, mensen in armoede - meer mens te worden, zoals Welzijnszorg ons vraagt?
Of kunnen we misschien nog een tandje bijsteken?
Laat ons alvast in deze geest van blijheid, bemoediging en dankbaarheid, samen met Elisabeth, eens zingend een Weesgegroetje bidden tot Maria. Immers, waar zouden wij als christenen staan, zonder haar moederlijke zorg en toewijding voor het kindje Jezus dat in de Kerstnacht zal geboren worden?...
De mensen stelden die vraag aan Johannes de Doper. De vraag kwam van mensen die onzeker waren, die geen raad meer wisten. Sommigen zagen het echt niet meer zitten. Voor hen zag de toekomst er heel somber uit en ze keken uit naar iemand die het voor hen allemaal ging oplossen, naar een verlosser of een Messias. Vandaar hun vraag aan die profeet die hen oproept de weg naar die verlosser te bereiden.
Wat moeten wij doen?
Het antwoord van Johannes is eigenlijk heel simpel en eenvoudig. Je moet doen wat je kan. Wie twee stel kleren heeft moet delen met wie niets heeft. En wie te eten heeft moet dat ook delen. Johannes heeft trouwens ook een raad voor tollenaars en soldaten, twee groepen mensen die nogal negatief beoordeeld werden in die tijd. Hij zegt niet dat zij de schuld zijn van alle ongerechtigheden en ook niet dat ze een ander beroep moeten kiezen. Maar wel dat ze in hun beroep, op hun plaats in de maatschappij rechtvaardig en eerlijk moeten zijn.
Ook wij zitten misschien ook met die vraag: wat moeten wij doen? Misschien zijn er mensen die zich in deze gedachtenisviering heel concreet die vraag stellen. Hoe moet het nu verder, wat moeten wij doen nu onze geliefde, die wij eigenlijk niet kunnen missen, niet meer onder ons is.
Maar ook wij allen zitten met die vraag, als we kijken naar wat er allemaal gebeurt in de wereld vandaag. Er zijn wrede oorlogen aan de gang, in Oekraïne, in het Midden Oosten, in Jemen, in Somalië, in Congo en op zovele andere plaatsen. Geregeld worden wij opgeschrikt door wrede en dodelijke natuurrampen als gevolg van de klimaatopwarming. Ook in ons eigen landje groeit het aantal mensen in nood en in armoede. En een half jaar na de verkiezingen hebben wij nog altijd geen regering om orde op zaken te stellen.
Wat moeten wij doen?
We stellen ook ons die vraag en we kunnen de klemtoon in die vraag op verschillende woorden leggen. Wat moeten WIJ doen? Al te gemakkelijk kunnen we er ons van afmaken door te zeggen dat we eigenlijk machteloos zijn. Die oorlogen gaan wij niet oplossen, dat is de taak van politici en diplomaten. En om de armoede te bestrijden zijn structurele maatregelen nodig en om het klimaat te redden ook.
En we zijn het roerend eens met de stelling dat iedereen zijn verantwoordelijkheid moet opnemen. Maar: iedereen, dat zijn wij dus ook. De vraag is niet: wat moeten de machthebbers, de anderen doen, maar wat moeten WIJ doen?
We kunnen in die vraag; wat moeten wij doen, ook de klemtoon op een ander woord leggen. Wat moeten wij DOEN? We praten graag over problemen en oplossingen en we zijn vaak heel goed in het uitleggen wat ze eraan kunnen doen. En die “ze” dat is de staat, de regering, de overheid, de administratie, de kerk misschien.
Zij moeten het maar oplossen. Maar denken we eens terug aan het antwoord dat Johannes de Doper gaf in het evangelie. Iedereen moet rechtvaardig, eerlijk en sociaal zijn in het beroep, in de bezigheden, in het domein waar hij zich bevindt.
Iedereen kan wel iets DOEN.
En we hebben nog een mogelijke klemtoon in die vraag. Wat MOETEN wij doen? Er zijn nogal wat problemen in de wereld vandaag. Moedeloos zijn lost niets op en cynisch reageren is al te gemakkelijk. Maar die problemen moeten we aanpakken, we moeten, het is onze verdomde plicht.
Morgen begint de warmste week en we zullen het alle dagen merken op radio en televisie. Duizenden mensen zullen hun solidariteit tonen en dit jaar ligt de focus op mensen die leven in eenzaamheid. Die warmste week financieel steunen en plaatjes aanvragen zal massaal worden gedaan. Maar voor ons allen de vraag: wat moeten wij doen voor mensen die eenzaam zijn?
Eenzaamheid komt wel eens voort uit gebeurtenissen uit het verleden. De laatste tijd horen we nogal eens getuigenissen van mensen die in hun jeugd veel gepest werden. Ook hier past misschien een gewetensvraag voor ons allemaal. Bij pesterijen zijn er meestal maar een beperkt aantal aanstokers of echte pesters, maar meestal een vrij grote groep toeschouwers, die niets kan of durft ondernemen om het pesten te stoppen. Dan hadden we ons misschien ook die vraag moeten stellen: wat moeten wij doen?
We zitten midden in de advent en Welzijnszorg wil waardig werk voor iedereen, als recept tegen armoede. We kunnen de petitie ondertekenen, we kunnen een bijdrage leveren, maar Welzijnszorg wil ook iets veranderen aan onze mentaliteit. Al te vaak gaan wij in gesprekken mee wanneer er wordt beweerd dat mensen in armoede niet genoeg moeite doen en zelf maar hun problemen moeten oplossen. Ze krijgen toch kansen genoeg. Het is een iets te simpele redenering, zeker als we ons wat beter informeren. En ook dan gaan we weer voorbij aan de vraag: wat moeten wij doen?
Straks bij de offerande wordt onze bijdrage gevraagd voor de talrijke initiatieven van Welzijnszorg. Als het mandje bij ons komt kunnen we ons opnieuw die vraag stellen: wat moeten wij doen?
Evangelie: Lucas 3, 1-6 - 'Heel de mensheid ziet Gods redding'
We begonnen deze viering met de titel: “Waardering, een eerste stap naar waardig”, gevolgd door een “dikke duim” bij het ontsteken van de tweede adventskaars.
Benieuwd wat er daarover in de lezingen van vandaag terug te vinden is.
Het begint met een stukje uit de brief van Paulus aan de Filippenzen. Dat is een brief die Paulus rond het jaar 61-62 vanuit de gevangenis schreef aan de christen gemeente in Filippi. Paulus denkt aan hen in zijn gebeden en zegt dat zij goed bezig zijn. Hij moedigt hen aan en zegt: “moge uw liefde steeds rijker worden aan inzicht en fijngevoeligheid, om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt”. De lezing uit het evangelie is nog een stuk ouder. Lucas beschrijft hoe Johannes optreedt in de streek rond de Jordaan en bekering predikt tot vergeving van zonden. Hij doet daarmee wat Jesaja al méér dan 700 jaar eerder heeft opgeschreven: “Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht”. Wat moeten wij met al die stokoude woorden aanvangen?
Al moeten we de tekst liefst niet al te letterlijk nemen, toch zit er misschien nog iets in waar we vandaag iets mee kunnen aanvangen. Nemen we Paulus om te beginnen. Hij schrijft dat hij God altijd dankt wanneer hij aan de christenen in Filippi denkt. Wat een wonderlijk fijne boodschap. Is het niet fantastisch om te weten dat iemand God om jóu dankt? Het zit misschien niet altijd in onze dagelijkse reflex: we hebben vaak allerlei zorgen die onze eerste aandacht krijgen. Maar wat kan het veel met een mens doen om bedankt te worden.
Wij mogen God danken om de liturgiegroep die de viering heeft samengesteld, om de koster die vandaag weer alles in onze kerk heeft klaargezet, om de lector, om de operator, om de organist die zorgt voor de muziek, en om jullie allemaal: de aanwezigen in deze viering.
Zoals Paulus aan de Filippenzen bemoedigend zegt dat ze “goed bezig” zijn, mogen ook wij God danken: voor de ouders die elke morgen de boterhammen smeren voor hun kinderen, voor de verpleegkundigen die elke dag de bedden opmaken in het ziekenhuis, voor de vrijwilligers die mensen met een taalprobleem helpen om een sollicitatiebrief schrijven… Iedereen die meewerkt aan Gods plan. Fijn dat al deze mensen een relatie met God opbouwen, en samen gemeenschap vormen rond onze Heer. En toch blijf ik met het gevoel zitten dat Johannes daar, zonder gehoor, maar wat zinloos staat te roepen in de woestijn van onze tijd.
Misschien hebben we dat rechtmaken van de paden, dat vullen van de dalen en dat slechten van de heuvels wel tè letterlijk genomen. Langs snelwegen en e-wegen snellen mensen aan elkaar voorbij, terwijl ze anderen achterlaten langs vergeten kronkelpaden. Even terug naar de bemoedigende woorden van Paulus: “moge uw liefde steeds rijker worden aan inzicht en fijngevoeligheid, om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt”.
Hij roept ons op om op zoek te gaan naar inzicht, om de juiste keuzes te maken. Dit houdt in dat elke mens de ruimte, de kansen en mogelijkheden moet krijgen om zijn eigen leven vorm te geven. Ook de kleine, de kwetsbare of zoekende mens is waardevol en heeft zijn bijdrage te leveren aan de samenleving. Iedereen moet de kans krijgen om zijn steentje bij te dragen, om met passie zijn roeping te volgen.
Het is aan ons om dat mogelijk te maken.
Als we de oproep van Paulus toepassen op de woorden van Jesaja in het evangelie, dat iedere kloof moet gedicht worden om de paden van de Heer gereed te maken, dan mogen we daarin verstaan dat we de hindernissen moeten aanpakken die ons gelovig luisteren in de weg staan. Christus is de weg naar God, ook al vinden we die niet altijd. Als we de obstakels aanpakken en de paden van de Heer volgen, dan zullen ook onze daden gunstig zijn voor de zwakken in de samenleving.
Advent is een belangrijke periode om daar bewuster mee bezig te zijn. In de adventsweken staan we stil, maar blijven we niet onbewogen. We hebben extra oog en oor voor Gods vraag om het goede te doen. Bijdragen aan een goede samenleving gebeurt via dagelijkse vriendelijkheid, vrijwilligerswerk, zorg in opvoeding, verzorging van ouderen… Misschien kan dat ons voornemen zijn voor de komende week: niet alleen antwoorden op de vraag van God om het goede te doen, maar ook waarderen waar dit gebeurt. Dat moet niet alleen in het grote, maar vooral in vele kleine goede daden te gebeuren.
Om mee te werken aan de samenleving zoals God ze voor ogen heeft, is de campagne van Welzijnszorg voor waardig werk een belangrijke oproep. In de campagne maken we het werken aan Gods Rijk heel concreet. Als geheugensteuntje is er dan dat kaarsje op de adventskrans. Dat kleine vlammetje herinnert ons eraan dat God naar ons onderweg is.
Wegwijzerviering, een viering waarop de eerste communicanten en vormelingen, families met kinderen en iedereen van harte welkom is
Als we naar het nieuws kijken, helaas, dan worden we met onze neus op de feiten gedrukt: er is veel en grote miserie in onze wereld. En in de tijd van Jezus was dat niet anders. Dat hoorden we in het evangelie.
Nu wil Jezus ons niet bang maken, maar moed geven. Ja er gebeuren erge dingen. Maar, zegt hij, blijf hopen, want ooit zal er vrede komen. Dat was het sterke geloof van Jezus: God zij dank zal ooit alles goed komen.
Die vrede kan er echter alleen maar komen als wij klaar blijven staan om koning van de vrede in ons midden te verwelkomen en met hem op tocht te gaan naar de betere wereld. Onze rugzak moet vol zitten met de vrede die we aan mekaar geven, met onze eerlijkheid, met onze goede wil. Met kerstmis zullen we zingen: vrede op aarde aan de mensen van goede wil.
Maar hoe kunnen we blijven hopen, als er zoveel erge dingen gebeuren? Die hoop kan blijven branden, misschien soms als een klein vlammetje, zoals in het begin van de viering. Ze kan blijven branden, als we oog hebben voor als de kleine lichtjes die telkens opnieuw, hier en daar weer opflakkeren, die zeggen: “wees niet bang, er komen betere tijden.”
Ooit, nog niet zo lang geleden, zijn er in Japan twee steden helemaal verwoest door atoombommen. Dat was iets om alle moed te verliezen. Ook de natuur was verwoest. Er stonden in Hiroshima een heel oude prachtige boom, een Ginkgo Biloba. Helemaal kapot was hij.
Maar na een tijdje zagen de overlevende mensen dat er een wonder gebeurde: de Ginkgo begon terug blaadjes te krijgen. En stilaan begon er ook op andere plaatsen, uit en boven het puin, nieuw groen te groeien en te bloeien. Dat gaf de mensen moed. Samen met de Ginkgo ging ook hun stad stilaan terug opgroeien en bloeien. Uit de verwoesting is nieuw leven ontstaan.
Opperbeste meisjes en jongens, jullie zijn de nieuwe hoopgevende blaadjes van de Ginkgo.
Jullie staan hier vol goede wil, in jullie ogen staat te lezen dat jullie het goed menen, jullie zijn voor ons, volwassenen die misschien al te veel hebben meegemaakt en soms de moed verliezen, een vlammetje van hoop. Jullie dagen ons uit om te blijven geloven in een wereld waar het goed is voor iedereen, voor kinderen én voor grote mensen. Met elke kind begint de wereld opnieuw, en krijgen we de kans om hem beter te maken.
Het is onze grote verantwoordelijkheid, grote mensen, om die kleinen niet te ontmoedigen, maar om op hun tocht aan te moedigen, en om met hen mee te gaan.
Lieve mensen, Ik was ’n Chiromeisje tussen 1955 en 1970! Jezus werd als Chr Koning gevierd met optocht naar de Kerk en terug. Op 11 oktober 1962 ging het Tweede Vaticaans Concilie van start.
Onder Paus Johannes XXIII die een frisse wind bracht om het geloof dichter bij de mensen te brengen. Vandaag lezen we hoe twee koningen tegenover elkaar staan: Jezus en Pilatus. Ze voeren een gesprek over koningschap, een gesprek vol misverstanden, zoals er meer zijn in het Johannes-evangelie.
Dit feest gaat terug op de woorden van Jezus aan Pilatus: “Gij zegt dat ik koning ben. Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, opdat ik voor de waarheid zou getuigen.” (Joh. 18, 37) Pilatus die het niet helemaal begrepen had liet op het kruis het opschrift INRI aanbrengen, wat betekent “Jezus van Nazareth, Koning der Joden”.
Wat Jezus eigenlijk bedoelde was dat zijn koninkrijk niet van deze aarde is, maar behoort tot het Koninkrijk van God. Dat koninkrijk is een wereld van rechtvaardigheid, goedheid, en waarheid. Jezus was eigenlijk de Koning van de waarheid.
Pas in 1925 werd het hoogfeest van Christus Koning ingesteld door Paus Pius XI naar aanleiding van de 1600-jarige viering van het concilie van Nicea. Het deed nadenken over wie Christus Jesus was en is voor ons gelovigen. Er zijn vele soorten van visies op dezelfde figuur van Jezus.
Wat hen allen bind is dat Jezus “de Christus” is, wat het Aramees is voor “de Messias”, “de gezalfde”. De koningen werden in de oudheid tot koning gezalfd. Vandaar de verbinding tussen koningschap en Messias.
Christus Koning verwijst meteen naar de drie messiaanse functies, naar het drievoudig ambt van Jezus: Profeet, Priester, en Koning. Ten diepste heeft iedere gelovige die drie functies ontvangen bij het doopsel, of bij ons geboren zijn in ’n christelijk gezin. Ieder van ons is in zekere zin koning, priester en profeet. Het is aan ieder van ons om dit ook uit te stralen. e komen aan het altaar wekelijks om deel te nemen aan het breken en delen van het brood,. We komen ons voeden aan het levensverhaal van Jezus, zijn voorgangers en zijn navolgers. We zorgen hier voor elkaar en verder voor ieder die bij ons aanklopt of voor wie wij iets kunnen betekenen, door onze voortdurende aandacht.
Zo hebben we allemaal deel aan het universeel priesterschap vanuit ons doopsel en geboren zijn in ’n christelijk gezin. En weten wij ons allemaal ook geroepen om als profeet onze stem te laten horen in de wereld, God ’s stem te laten klinken, in alle stilte, zonder roepen, Stem van ons geweten!
“Kinderen van God” – zijn: geen pure devotie, geen triomfalisme. Het betekent wel dat we allen prinsen en prinsessen zijn die ooit als koning of koningin mogen en moeten fungeren. Jezus had dat sterke bewustzijn van hemzelf als “Zoon van God” en daardoor ook “Zoon van Mensen”. Hij zelf heeft ons gevraagd om dit nooit te vergeten en om zelf zonen en dochters van mensen te zijn, die in Zijn voetspoor, Zijn waarheid verder zouden beleven en zo ook doorgeven…
Zijn waarheid: “Als de Liefde die ons innerlijk uitnodigend beroert en tot wederliefde bezielt.” Laat ons vandaag klinken opdat we ons leven lang, knappe prinsen en prinsessen zouden zijn. Opdat we de goesting zouden behouden, en nooit zouden opgeven, er te zijn voor de ander, voor wie het minder goed heeft dan wijzelf, het eerst…
Laten we zó alle eer brengen aan De Messias! De Gezalfde! Onze stille Koning van de Waarheid. Zonder triomfalisme van weleer. En hoe we dat zo trouw doen, dat horen we heel deze viering lang.
Bronnen: drs. Paulus van Mansfeld, prof. dr. Gerard Rouwhorst Het Eerste Concilie van Nicea was een concilie van christelijke bisschoppen die bijeengeroepen waren in Nicea in Bithynië (het hedendaagse İznik in Turkije) door de Romeinse keizer Constantijn I in 325. Dit eerste oecumenisch concilie was de eerste poging om consensus te bereiken in de Kerk door middel van een vergadering die het hele christendom vertegenwoordigde.
De belangrijkste resultaten van dit concilie waren de regeling van de christologische kwestie betreffende de aard van Jezus en zijn relatie met God de Vader en de Heilige Geest, de opstelling van het eerste deel van de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel, het regelen van de datumberekening van Pasen en de afkondiging van het vroege canoniek recht.
Vandaag hebben we twee lezingen beluisterd die mooi op elkaar aansluiten en die ons uitnodigen om na te denken over de diepere zin van vrijgevigheid. In de eerste lezing ontmoet de profeet Elia een weduwe in het stadje Sarefat. Deze vrouw heeft bijna niets meer. Toch vraagt Elia haar om hem te eten te geven. En de weduwe doet wat haar gevraagd wordt. Zoals beloofd, komt ze nadien niets tekort.
Wat deze weduwe laat zien, is een buiten-gewone daad van vrijgevigheid, maar ook een buiten-gewone daad van vertrouwen. Ze geeft niet omdat ze een overschot heeft, maar omdat ze gelooft in Gods belofte en kracht om te voorzien in wat zij als mens nodig heeft. In het evangelie van Marcus zien we een soortgelijke situatie. Jezus en zijn leerlingen zijn in de tempel, waar veel rijke mensen grote bedragen in de offerkist werpen.
Maar dan ziet Jezus een arme weduwe die slechts twee kleine muntjes geeft, vrijwel niets in materiële waarde. Toch wijst Hij haar aan als een voorbeeld voor zijn leerlingen, omdat zij “alles gegeven heeft wat zij bezat, alles waar ze van leven moest.” De weduwe geeft van haar armoede, niet van haar overvloed. Haar gave is niet groot in waarde, maar onschatbaar in oprechtheid en vertrouwen.
Wat kunnen wij vandaag leren van deze twee weduwen?
Ten eerste laten zij ons zien dat vrijgevigheid niet afhankelijk is van hoeveel we bezitten. Of we nu veel of weinig hebben, we kunnen altijd iets geven: materiële middelen, maar ook tijd, aandacht, liefde… En wat hierbij primeert, zijn onze intenties, de zuiverheid van ons hart, niet de grootte van onze gaven. Ten tweede worden we uitgedaagd om ons vertrouwen in God te hernieuwen. Het leven kan ons soms brengen naar momenten van grote onzekerheid, waarin we het spoor bijster zijn of erger nog, waarin we niet meer weten of en hoe we zullen overleven.
In die tijden worden we uitgenodigd om, zoals de weduwen, te vertrouwen op Gods voorzienigheid. Hij kent onze noden en zal ons niet verlaten. Dit betekent niet dat we zondermeer de dingen op hun beloop moeten laten, dat we niet zelf onze verantwoordelijkheid moeten opnemen, maar wel dat we daarenboven mogen vertrouwen op zijn voorzienigheid en zorg.
Tenslotte roept het evangelie van vandaag ons op tot nederigheid en eenvoud. De rijke mensen in de tempel gaven grote bedragen, maar Jezus prijst hen niet. Hij kijkt verder dan het uiterlijk en wijst er ons op dat ware grootheid ligt in nederige overgave en vertrouwen op God.
Wanneer we geven, laten we dat dan niet doen om gezien of geprezen te worden, maar laten we dit nederig en vol vertrouwen doen, uit liefde en dienstbaarheid, zoals Jezus ons heeft voorgeleefd.
Evangelie: Marcus 12, 28b-34 - 'Er is geen ander gebod voornamer dan deze twee'
Wegwijzerviering - Een viering waarop de eerste communicanten, vormelingen, families en iedereen meer dan welkom is
Vandaag zijn jullie ingestapt in de trein van het evangelie. Die trein volgt het spoor van Jezus, het spoor naar een betere wereld waar vrede is en rechtvaardigheid en alle kinderen gelukkig kunnen zijn.
Maar wat moeten wij doen op het juiste spoor te kunnen blijven? Dat hoorden we in de evangelielezing daarnet. Het antwoord op die vraag: ‘wat moeten wij doen?’ is heel simpel, het zijn maar twee regeltjes. “Hou van God, zoveel als je kan” is het eerste.
Maar waar zie of hoor ik God, hoe kan ik van hem houden? Gelukkig is er het tweede regeltje: “Zie je naaste graag, zo graag als je van jezelf houdt.” Als ik naar mijn naast kijk, dan weet ik wat God van mij vraagt.
De naaste is de mens naast jou, in de kerk, op school, thuis, overal waar we mensen tegenkomen. Moet ik daarvoor geweldige dingen doen? Meestal is het heel eenvoudig, iemand zo graag zien als jezelf. Ik denk aan de oma die ik onlangs op een boemeltrein tegenkwam, ergens tussen Lier en Berlaar.
Ze vroeg iets aan de vrouw tegenover haar. Die nam haar telefoon, tikte een nummer in en gaf de telefoon aan oma. En die zei “Anneke, is de papa thuis?” Papa was niet thuis.
Dan vroeg oma: “Anneke, bel hem eens op, ik heb mijn telefoon vergeten en die steekt nog in het stopcontact. En ik ben er niet gerust in.” Anneke zei blijkbaar niet direct ja, want dan zei oma: “ik zit op de trein op weg naar Brugge, met gordijntjes om op te hangen op het kot van Joeri, en ik bel met de telefoon van iemand anders, en ik ken het nummert van papa niet vanbuiten. Ga je hem bellen?”
Anneke zei waarschijnlijk niet enthousiast “Ja oma”, want oma drong nog eens aan en gaf dan de telefoon terug. En ze zei dat ze er niet helemaal gerust in was, want Anneke was zo ne puber, je kent dat wel… En Joeri was haar kleinzoon, en ze zat op de trein met zijn gordijntjes…
We stelden haar gerust: met die telefoon, dat zou wel meevallen.
En ik dacht bij mezelf: oma zit hier uren op een trein om de gordijntjes van haar kleinzoon te gaan ophangen. En ze moet Anneke smeken om even moeite te doen.
En ik vroeg me af: welke kleinkind gaat er uren op een boemeltrein zitten om gordijntjes bij oma op te hangen?
Die gordijntjes van oma, dat is geen wereldnieuws. Dat is heel eenvoudig iets doen voor uw kleinkind dat ge graag ziet. Dat is iets doen voor uw naaste, iets dat ge ook graag zou hebben dat iemand het voor u doet.
Uw naaste liefhebben als uzelf, meer is het niet.
Maar al die kleine daden van naastenliefde zetten ons op het spoor van het evangelie.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.