Vijf weken geleden hoorden we dat Maria op bezoek ging bij haar nicht Elisabeth, en dat 'zodra Elisabeth de groet van Maria hoorde, het kind van vreugde opsprong in haar schoot.' Dat kind is Johannes de Doper, die preekt een doopsel van bekering.
Hij zegt dat hij niet de Messias is, maar iemand die sterker is dan hij. Iemand die hen niet zal dopen met water, maar met de heilige Geest en met vuur. Dat die iemand Jezus is, die tussen zijn toehoorders staat, zegt hij echter niet.
Jezus staat tussen die toehoorders en dat is merkwaardig. Nog veel merkwaardiger is het feit dat Jezus zich laat dopen, alsof ook Hij door een doopsel bekering van zijn zonden moet krijgen. Als Zoon van God kan Hij immers geen zondaar zijn, maar Hij laat zich dopen om zijn verbondenheid met de mensen om zich heen te bevestigen. En die mensen zijn geen keizers of koningen, en ook geen hogepriesters of schriftgeleerden, maar gewone mensen, kleine mensen, mensen met problemen en zorgen, misschien ook zondige mensen, maar allemaal mensen die vol hoop en verwachting uitzien naar de komst van de Messias, die hun Redder zal zijn.
En daarom klinkt de stem van zijn Vader uit de hemel zo lovend: ‘Gij zijt mijn geliefde Zoon, in U vind Ik vreugde.’
Zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij staan in dat verhaal. Immers, ook wij zijn gedoopt, ook over ons is de heilige Geest dus neergedaald. Laten wij ons evenzeer als Jezus door die Geest leiden? Geven ook wij Gods Geest door in liefde, goedheid, nederigheid, zorg, openheid?
Worden ook wij bevrijd van onszelf, van ons egoïsme, onze onverschilligheid, ons eigenbelang? Proberen ook wij de paden te effenen voor een wereld van liefde, vrede en gerechtigheid? Hebben ook wij respect voor de aarde, dat prachtige geschenk van God aan de mens? Zijn milieu en klimaat dus ook onze zorg, of is de aarde niets meer dan een plek die je naar je hand kan draaien om er goed aan te verdienen?
Ouders die hun kind laten dopen, nemen een grote taak op zich: uitleggen en voorleven dat deze wereld van geld en geweld niet de enige denkbare is. Je zult sterk en hoopvol moeten zijn om je kind(eren) ervan te overtuigen dat een nieuwe wereld komen kan, dat niets onmogelijk is bij de God die zegt ‘hebt elkander lief’.
Wij dopen onze kinderen in het besef van een verschrikkelijke wereld maar ook in verwachting van een nieuwe. De doop is een viering van hoop; een sacrament, waarin wij elkaar optillen en zingen, niet triomfantelijk, maar nederig.
Dopen is een wens: moge jij leven in godsnaam!
Dopen is iemand welkom heten: God heeft jou lief!
Zusters en broeders, vandaag is het de laatste zondag van de kersttijd. Het zou goed zijn als die tijd meer is geweest dan alleen maar lekker eten en drinken en gezellig feesten. Het zou veel beter zijn als die tijd ons tot inzicht heeft gebracht dat God in en door Jezus met ons is, ook in moeilijke tijden, zoals er het voorbije jaar wereldwijd zoveel zijn geweest: bosbranden, vulkaanuitbarstingen, barstende droogte en vreselijke overstromingen, een virus dat maar niet uit te roeien is, de groeiende polarisatie en de al even groeiende ruzies onder de mensen.
Misschien kenden we ook problemen in ons gezin of in onze familie, met onze gezondheid, met ziekte en dood van geliefden. Allemaal dingen die kunnen ontmoedigen, die tot wanhoop en onverschilligheid kunnen leiden. Laten we echter nooit vergeten dat door de heilige Geest Jezus’ levensverhaal ook ons levensverhaal kan worden: een verhaal van vrede, van goedheid en barmhartigheid, van geloof, hoop en liefde.
Het verhaal van een geliefd kind in wie God vreugde vindt.
Amen.