Lieve mensen,
Ik was ’n Chiromeisje tussen 1955 en 1970! Jezus werd als Chr Koning gevierd met optocht naar de Kerk en terug.
Op 11 oktober 1962 ging het Tweede Vaticaans Concilie van start.
Onder Paus Johannes XXIII die een frisse wind bracht om het geloof dichter bij de mensen te brengen.
Vandaag lezen we hoe twee koningen tegenover elkaar staan: Jezus en Pilatus. Ze voeren een gesprek over koningschap, een gesprek vol misverstanden, zoals er meer zijn in het Johannes-evangelie.
Dit feest gaat terug op de woorden van Jezus aan Pilatus: “Gij zegt dat ik koning ben. Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, opdat ik voor de waarheid zou getuigen.” (Joh. 18, 37)
Pilatus die het niet helemaal begrepen had liet op het kruis het opschrift INRI aanbrengen, wat betekent
“Jezus van Nazareth, Koning der Joden”.
Wat Jezus eigenlijk bedoelde was dat zijn koninkrijk niet van deze aarde is, maar behoort tot het Koninkrijk van God.
Dat koninkrijk is een wereld van rechtvaardigheid, goedheid, en waarheid.
Jezus was eigenlijk de Koning van de waarheid.
Pas in 1925 werd het hoogfeest van Christus Koning ingesteld door Paus Pius XI naar aanleiding van de 1600-jarige viering van het concilie van Nicea. Het deed nadenken over wie Christus Jesus was en is voor ons gelovigen.
Er zijn vele soorten van visies op dezelfde figuur van Jezus.
Wat hen allen bind is dat Jezus “de Christus” is, wat het Aramees is voor “de Messias”, “de gezalfde”.
De koningen werden in de oudheid tot koning gezalfd.
Vandaar de verbinding tussen koningschap en Messias.
Christus Koning verwijst meteen naar de drie messiaanse functies, naar het drievoudig ambt van Jezus: Profeet, Priester, en Koning.
Ten diepste heeft iedere gelovige die drie functies ontvangen bij het doopsel, of bij ons geboren zijn in ’n christelijk gezin.
Ieder van ons is in zekere zin koning, priester en profeet.
Het is aan ieder van ons om dit ook uit te stralen. e komen aan het altaar wekelijks om deel te nemen aan het breken en delen van het brood,.
We komen ons voeden aan het levensverhaal van Jezus, zijn voorgangers en zijn navolgers.
We zorgen hier voor elkaar en verder voor ieder die bij ons aanklopt of voor wie wij iets kunnen betekenen, door onze voortdurende aandacht.
Zo hebben we allemaal deel aan het universeel priesterschap vanuit ons doopsel en geboren zijn in ’n christelijk gezin.
En weten wij ons allemaal ook geroepen om als profeet onze stem te laten horen in de wereld, God ’s stem te laten klinken, in alle stilte, zonder roepen, Stem van ons geweten!
“Kinderen van God” – zijn: geen pure devotie, geen triomfalisme.
Het betekent wel dat we allen prinsen en prinsessen zijn die ooit als koning of koningin mogen en moeten fungeren.
Jezus had dat sterke bewustzijn van hemzelf als “Zoon van God” en daardoor ook “Zoon van Mensen”.
Hij zelf heeft ons gevraagd om dit nooit te vergeten en om zelf zonen en dochters van mensen te zijn, die in Zijn voetspoor, Zijn waarheid verder zouden beleven en zo ook doorgeven…
Zijn waarheid: “Als de Liefde die ons innerlijk uitnodigend beroert en tot wederliefde bezielt.”
Laat ons vandaag klinken opdat we ons leven lang, knappe prinsen en prinsessen zouden zijn.
Opdat we de goesting zouden behouden, en nooit zouden opgeven, er te zijn voor de ander, voor wie het minder goed heeft dan wijzelf, het eerst…
Laten we zó alle eer brengen aan De Messias! De Gezalfde! Onze stille Koning van de Waarheid. Zonder triomfalisme van weleer.
En hoe we dat zo trouw doen, dat horen we heel deze viering lang.
Bronnen: drs. Paulus van Mansfeld, prof. dr. Gerard Rouwhorst
Het Eerste Concilie van Nicea was een concilie van christelijke bisschoppen die bijeengeroepen waren in Nicea in Bithynië (het hedendaagse İznik in Turkije) door de Romeinse keizer Constantijn I in 325.
Dit eerste oecumenisch concilie was de eerste poging om consensus te bereiken in de Kerk door middel van een vergadering die het hele christendom vertegenwoordigde.
De belangrijkste resultaten van dit concilie waren de regeling van de christologische kwestie betreffende de aard van Jezus en zijn relatie met God de Vader en de Heilige Geest, de opstelling van het eerste deel van de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel, het regelen van de datumberekening van Pasen en de afkondiging van het vroege canoniek recht.