Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
Stel dat we in een quiz zouden vragen: wat weet u over het Lam Gods.
We zoeken vier trefwoorden. Allicht komt onmiddellijk: een schilderij van Jan en Hubert Van Eyck. Een altaarstuk eigenlijk, een polyptiek. Het bevindt zich in de Sint-Baafskathedraal in Gent. En het paneel van de rechtvaardige rechters is nog altijd niet teruggevonden.
Maar dan zijn er nog twee trefwoorden te kort. Waarschijnlijk vindt iemand wel dat het de vertaling is van Agnus Dei, een gebed dat in de mis voorkomt en dat inspiratie bood aan Mozart, Fauré en vele andere componisten.
Maar dan is er nog één trefwoord niet gevonden.
Zou er iemand zeggen: één van de benamingen die in de Bijbel voor Jezus Christus worden gebruikt?
Inderdaad, als Johannes de Doper Jezus naar zich toe ziet komen, is dat de eerste benaming die hij Hem geeft: "Zie het Lam Gods" en hij voegt eraan toe "dat de zonden van de wereld wegneemt".
In het joodse geloof en de joodse traditie is het lam een eeuwenoud en heel belangrijk symbool.
Het lam verbeeldt dan de zwakheid, de machteloosheid, het lijden. Het lam staat zo in contrast met de wolf, symbool van wreedheid en kracht, van machtsmisbruik. Het lam wordt door de wolf gedood en verslonden. Het lam staat voor het lijden in dit leven.
En Jezus is dan het Lam Gods, dat het lijden uit de wereld wegneemt.
Maar misschien is dat wegnemen iets te gemakkelijk voor ons. In het latijn staat er een vorm van het werkwoord tollere. En dat betekent eigenlijk in de eerste plaats: dragen. En daarvan afgeleid ook verdragen en vér dragen, wegdragen en uiteindelijk wegnemen.
"Lam Gods, die het lijden van de mensen draagt". En wat is het lijden van de mensen?
Het zijn oorlogen en natuurrampen. Lijden dat mensen elkaar aandoen en lijden dat mensen overkomt. Het gaat bijvoorbeeld over slachtoffers van seksueel misbruik, waar dan ook.
Het gaat over een onschuldig kind van amper zeven jaar dat na een lange strijd tegen een vreselijke ziekte, uiteindelijk toch sterft. En een hele familie, een hele gemeenschap verweesd, niet-begrijpend en machteloos achterlaat.
Jezus, het Lam Gods, neemt dat lijden niet weg.
Dat zou in dit geval echt niet mogelijk zijn. Hij geeft er ook geen zin of betekenis aan, want die is er niet. Maar met Johannes willen wij geloven dat Hij het wel mee draagt, dat Hij mee lijdt, dat Hij de mensen die getroffen worden door leed dat eigenlijk niet te dragen is, toch nabij blijft.
Maar het gaat niet alleen om lijden dat de mens overkomt, hoe diep dat lijden ook kan snijden.
Johannes zegt: "Zie het Lam Gods, dat de zonde van de wereld wegneemt". En zonde is kwaad, is lijden dat mensen elkaar aandoen. Dat leed wil Jezus op zich nemen en wegnemen, daarvan wil Hij de mensen verlossen.
De dag van vandaag hebben wij het misschien moeilijk om het begrip zonde te begrijpen en te definiëren.
In "Kerk en Leven" vond ik een mooie en nauwkeurige omschrijving: zonde is andere mensen bewust en vrijwillig doen wenen. Zoveel geweld fysiek of verbaal gebruiken dat mensen gaan schreien.
Mensen vernederen tot tranen toe. Mensen doen huilen van machteloosheid. De Bijbel heeft het over geldwolven en machtswolven, wolven die lammeren roven. Wolven maken anderen tot machteloze lammeren. Zonde betekent: wolf zijn, andere mensen tot weerloze wenende lammeren maken.
Die zonde wil Jezus dragen en wegnemen, daarvan wil Hij de mensen verlossen. Al te gemakkelijk zeggen wij dat Hij dat deed door zijn kruisdood, door als een willoos en machteloos lam zich te offeren voor ons allemaal. Maar Hij deed het evenzeer door zijn leven, door zijn voorbeeld. Hij heeft ons geleerd en getoond, Hij heeft ons voorgedaan hoe wij de zonde uit ons leven kunnen wegnemen.
Dat doen we door geweld nu eens niet met geweld te beantwoorden.
Door af te stappen van het oude principe: oog om oog, tand om tand. Door zich weerloos als een lam op te stellen. Door de machtswellust en de wreedaardigheid van de wolf te beantwoorden met liefde. Dat doen we ook door samen met het Lam Gods het lijden van medemensen mee te dragen. Mede-lijden is misschien het meest wezenlijke kenmerk van het Lam Gods.
Maar op het einde van het evangelie van vandaag geeft Johannes Jezus nog een andere naam.
Hij noemt Hem de Zoon van God. Nog zo een benaming waarmee we het moeilijk kunnen hebben. En toch is het ook zeer herkenbaar. We zeggen toch geregeld als we het over iemand hebben: "Je ziet toch dat het zijn zoon is. Je ziet het niet alleen aan de fysieke gelijkenis, de manier van praten en bewegen, je merkt het ook aan zijn karakter".
Vaak herkennen we in de zoon ook de vader.
Jezus zegt het trouwens herhaaldelijk: "Wie Mij kent en eert, kent en eert ook de Vader."
Als Jezus dus het lijden van ons, mensen, mee wil dragen, zal ook zijn en onze Vader dat doen. In Jezus wordt God de Vader vermenselijkt. Hij staat aan de kant van mensen, ook als zij door onnoemelijk leed worden getroffen. Hij staat aan de kant van de lammeren en niet aan die van de wolven.
Dat is uiteindelijk ons geloof.
En onze hoop.
Wij zijn en blijven machteloze lammetjes, maar wel vol geloof en hoop.
We mochten vorig jaar reeds tijdens de nieuwjaarsreceptie in het St Anneke Centrum genieten van het jaaroverzicht dat Mine Arts, trouwe parochiaan uit Burcht, tevens lector in de Lucaskerk, voor ons hield.
Ook dit jaar heeft zij een gans jaar bijgehouden al wat in onze parochie en specifiek in en rond onze kerken gebeurde. Tot haar en onze spijt kon zij dit niet zelf brengen wegens een heupoperatie.
Langs deze weg wensen wij haar het allerbeste en een vlug herstel.
In naam van Herman, onze pastoor, die enkele weekjes met vakantie is, en in naam van Mine wil ik u allen haar jaaroverzicht brengen. In tegenstelling tot vele andere jaaroverzichten die in de media komen, ligt de klemtoon op de positieve dingen, op goed nieuws en niet op het negatieve.
Laten we samen even terugblikken in 2010!
Na een schitterende nieuwjaarsreceptie startten we met nieuwe moed en optimisme een nieuw werkjaar in onze parochie, daar waar lang geleden een huis voor God gebouwd werd en waar mensen samen komen. Wekelijks worden we er aangesproken door een nieuw thema, onderwerp of project. We vangen aan met Drie Koningen, vuur en licht, we willen de ster volgen van de koningen. Het is makkelijker gezegd dan gedaan maar het is een uitdaging die het proberen waard is.
De vastentijd geeft ons tot Pasen tijd tot reflectie. Dit jaar heeft Broederlijk Delen een prachtig thema gekozen: het herstel van relaties. Deze tijd zet ons aan tot inkeer en ommekeer. Tot een levensstijl die de aarde en de armen respecteert.
Elk jaar wordt ook een land in de kijker gesteld. Deze keer Bolivia, en vooral de Aymara-indianen. Met als slagzin nomineer Samuel voor de Nobelprijs voor duurzame ontwikkeling.
Deze 40-dagentijd is woestijntijd bij uitstek om onze keuzes en levensstijl in vraag te stellen. Elke zondag van de vasten zingen we samen uit volle borst het campagnelied om samen te bouwen, vandaag nog, aan een goed leven.
Het gaat om delen en te weerstaan aan de verleiding alles voor onszelf te houden. Langs de grote verhalen uit de heilsgeschiedenis over 6 zondagen weten we ons gesterkt om uit onszelf te breken, om de harmonie in ons leven te herstellen, om een open en brede kijk op de wereld te krijgen, zodat we nieuwe kansen, uitdagingen, erkennen.
Op Palmzondag horen er groene takken bij, die mensen opwekken tot vrede en verzoening wereldwijd, als aanloop naar de vieringen van de goede week.
Witte donderdag, de handwassing, het laatste avondmaal, het delen van het brood, ja conpartir
Op Goede Vrijdag herdenken we steeds weer het sterven van Jezus aan het kruis omdat we geloven dat geweld en machtsmisbruik niet het laatste woord hebben, maar wel Gods woord van liefde.
We bidden om trouw en om zorg voor de anderen, dat we niemand laten vallen die alleen in de wereld staat.
In de stilte van de avond verlaten we elkaar om op paaszaterdag opnieuw samen te komen om met vreugde Jezusopstanding te vieren.
Het wordt een bijzonder mooie dienst. Omkaderd door een sterk symbolisch kunstwerk van de Duitse artieste Angela Glajcar, zingen we liederen van diepe verbondenheid.
We beleven een dubbel doopsel van Vincent en Clement. We zijn ontroerd.
Pastoor, solisten en koor weten ons te vervoeren naar hogere sferen. Het zijn heerlijke belevenissen, intens, deugddoend, moedgevend en versterkend. Juichend keren we huiswaarts.
Het licht in ons hart, licht dat we willen doorgeven.
We blijven nog een poos in de paasstemming welke echter verstoord werd door minder prettig nieuws.
Het rommelt in de Belgische kerken.
We zijn allen erg aangeslagen maar de crisis houdt voor elk van ons een appél in om opnieuw God te zoeken. Het schip nu verlaten is geen oplossing.
We zeggen ja aan de wereld en zijn bereid om als kerk in de wereld van vandaag aanwezig te blijven.
De meimaand laat ons Maria bezingen.
Met Onze-Heer-Hemelvaart reiken de hemel en de aarde elkaar de hand. De hemel op aarde brengen, mensen naar mensen, licht zijn, ja laaiende vlam. We kijken nu uit naar de beloofde geest.
We genieten ondertussen van een enig orgelconcert gebracht door Nicolas De Troyer, dit als bekroning van de tentoonstelling van Angela Glajcar, Ad it temporis.
Geweldig mooi.
Als dan hoogfeest van Pinksteren. De heer ademt ons open en ontsteekt in ons allen het vuur van de liefde.
Mei is ook de maand van de E. Communie en het H. Vormsel. Het vuur en het enthousiasme straalt ook bij onze kinderen.
We sluiten een kerkelijke periode af en gaan zachtjes naar de vakantie toe.
Terwijl een nieuwe tentoonstelling van Veerle Rooms ons tijdens de zomerweekends uitnodigt.
Vakantietijd, tijd om ons vrij te maken van wat ons te veel bindt aan onszelf, aan materiële dingen, om te genieten van de natuur en van elkaar.
We doen het wat eenvoudiger in de eucharistievieringen, de preekploeg neemt verlof.
Nu luisteren we naar wat ik noem: onze vakantiesoaps.
Ditmaal vrouwen in de bijbel, vrouwen van alle slag; vaak gaat het over onvruchtbare vrouwen. Maar opvallend hoe die vrouwen een ommekeer brachten in de geschiedenis van Israël.
15 augustus, een echte hoogdag. Viering in open lucht.
De moeders worden in de bloempjes gezet.
Vanaf september krijgen we weerom onze gewone vieringen, met nu en dan een dienst van het woord voorgegaan door een gebedsleider. We volgen de themas van het jaar en starten het nieuwe werkjaar met als slagzin: de mensen nabij zijn.
In die zin beleven we ook de nationale ziekenzondag, met speciale homilie, zieken nabij zijn, omarmen, hun tranen verstaan.
We gaan de herfst in up to het grote feest van Allerheiligen en Allerzielen.
Twee feesten die bij elkaar horen.
Op Allerheiligen vieren we de bezegeling der vriendschap, de verzilvering van wat goede mensen voor elkaar gedaan hebben, de bevestiging in God van de trouwe liefde die mensen bindt.
Met Allerzielen gaat al onze aandacht naar hen die niet meer zijn maar bij ons toch steeds aanwezig blijven, onlosmakelijk verbonden.
Andermaal mogen we in onze grote kerk proeven van een nieuwe tentoonstelling, met aangepaste muziek en dictie over de grote oorlog. Ja, Anna3 leeft. Kerk koestert kunst, kunst koestert kerk.
En zo stappen we naar het feest van Christus Koning, om dan te belanden bij de adventsperiode.
4 mooie zondagen naar Kerst toe. Telkens ontsteken we een nieuwe kaars aan de grote adventskrans. We zijn allen vol verwachting en waakzaam. Vuur van God geef ons licht.
Op zaterdag 18 december mogen we nogmaals genieten van een uitzonderlijke avond als aanloop naar 25 december. We zingen allen samen, in samenwerking met Music for Live, voor een goed doel.
Red de weeskinderen van gestorven aids - ouders in Afrika. Prachtige kerstliederen, ook het mannenkwartet Les Voix Perdues is present. Enig mooi. Geen mensen op het podium het koor zit ditmaal in de kerk!
Voor herhaling vatbaar.
En dan het hoogfeest van Kerstmis.
We komen te samen, alles prachtig opgesmukt voor deze bijzondere diensten. Gods licht komt naar ons toe. Heden, deze nacht straalt de hemel en is er vreugde op aarde.
Het koor zingt uit volle borst en wij allen participeren. We wensen elkaar een zalig kerstfeest en keren gelukkig huiswaarts in de witte nacht. Zo is de kerkelijke cyclus rond.
We mogen fier zijn, ja trots, op wat gepresteerd werd het afgelopen jaar in onze parochiegemeenschap. Zulks is slechts mogelijk door innige samenwerking.
Kerk zijn wij !!
Daarom wil ik in naam van alle parochianen, diegenen danken die elk volgens zijn of haar talent en vermogen hebben bijgedragen om dit waar te maken.
Even tussenin: graag wil het parochieteam zich hier aansluiten bij de woorden van Mine: dank aan al diegenen die zich ingezet hebben in het leven van onze parochie, voor verenigingen, catechese, feesten enz . al diegenen die hier nog niet vernoemd werden . 1000 x dank!
Als we terugblikken naar het voorbije jaar, dan zagen we allemaal alledaagse dingen. We hebben elkaar ontmoet, lief en leed gedeeld, we hebben elkaar geraakt en zijn er rijker door geworden.
Vandaag heeft 2010 definitief plaats gemaakt voor 2011.
Een nieuw jaar vol onbekende uitdagingen en verrassingen allerhande, hopelijk vooral positieve. Elke dag is een uitnodiging, een kans om gelukkig te zijn. Er gebeuren nog elke dag wonderen, de wereld verandert aldoor van kleur, en een glimlach kan een onweer doen overdrijven.
Na elke nacht komt er weer een nieuwe dag en de tijd valt nooit stil. Laten we dus alert blijven en niet versagen, gewoon verder doen is onze slogan!
Ik wil jullie allen het beste toewensen voor 2011.
Een goede gezondheid, wederzijds vertrouwen, veel levenszin om er een schitterend jaar van de maken.
En mag ik eindigen met een gebedje dat ik ooit ergens las:
Komen daar mensen uit het Oosten en die stellen een paar lastige vragen. Heel Jeruzalem, de koning voorop, ongerust. Nochtans hadden ze het kunnen weten. Het antwoord stond in hun heilige boeken.
Maar blijkbaar was men daar toen niet zo mee bezig. Waar ze wel mee bezig waren, dat vertelt Mattheus niet.
Het is wel duidelijk waarom hij die mensen uit het Oosten wijzen noemt. Die weten waar het op aan komt, en zij hadden oog voor het licht dat in de nacht was opgegaan. Het is ook geen toeval dat hij die mensen uit een ander land laat komen.
Van in het begin van zijn evangelie wil Mattheus, die voor zover we iets over hem weten, zelf een gelovige Jood was, duidelijk maken, dat het niet voldoende is om Jood, een lichamelijke afstammeling van Abraham te zijn.
De échte erfgenamen van Abraham zijn de mensen die open staan Gods aanwezigheid in deze wereld. Die zien het licht in de duisternis. En Jood of heiden zijn, vreemdeling of autochtoon, daar komt het helemaal niet op aan.
Daarom ook dat in het verhaal van Mattheus die ster boven Jeruzalem verdwijnt. Jeruzalem is de plek van het ongeloof. Als de wijzen hun gelovige tocht verder zetten, is ook de ster weer daar.
Een toehoorder in de Oudheid zag er misschien nog meer in: de ster was toen ook een symbool van macht, koningen en heersers geloofden dat zij onder een goede ster geboren waren.
Deze ster staat boven een kindje, en wie met de juiste ogen kijkt, herkent in dat kind de herder en leidsman over wie Jesaja het in de eerste lezing heeft. Niet iedereen ziet dit: dit geheim wordt geopenbaard aan eenvoudigen en wijzen en dat is misschien hetzelfde...
De zondag van vandaag heeft de naam Openbaring des Heren.
In onze westerse kerk passeert die zondag een beetje kwansuis, een evangelie zoals er veel zijn, denken we misschien. Maar in de oosterse kerk is dit feest zo mogelijk belangrijker dan Kerstmis: zij vieren het openbaar worden van de werkelijke betekenis van Jezus. Het is tenslotte niet voldoende dat Jezus geboren wordt, en onder ons leeft, hij moet ook herkend en erkend worden.
In ons volksgeloof zoals men dat noemt, is dit verhaal over de herkenning van Jezus wel een belangrijke rol is blijven spelen.
Ja, ik heb het over de drie koningen. En niet alleen kinderen, maar ook grote mensen, verkleden zich deze dagen en gaan op pad. Ik weet het wel, ze zingen om snoep te krijgen, of centjes, of een borrel.
Maar achter die eeuwenoude traditie zit meer dan folklore. Daar zit het geloof in, dat wat in het evangelie verteld wordt, in ons heel gewone leven van elke dag gebeurt. Het verhaal over de openbaring van de Jezus werkt in twee richtingen.
Jezus wordt geopenbaard aan wie in hem wil geloven.
Zo wordt ook geopenbaard wie elke mens in het diepste van zichzelf is. Door God zijn wij geroepen om koningen te zijn. Door God worden we opgeroepen om eerbied te hebben voor elkaar. De schijn kan helemaal anders zijn: een kind van arme ouders, in armoede verwekt en geboren: de zoon van God?
Laat me niet lachen, zei Herodes. Een gewone mens, met gebreken, met fouten, die mens naast ons, in huis, of op de hoek van de straat, iemand om te eerbiedigen en te huldigden? Dat is teveel gevraagd, zegt het gezond verstand.
Ik denk soms dat het evangelie niet af was, toen de laatste evangelist zijn ganzenveer neerlegde. Onder andere Felix Timmermans schreef het verder, in En waar de sterre bleef stille staan.
Pitje Vogel, Suskewiet en Schrobberbeeck zijn personages uit het evangelie. Die clochards en zatlappen, zij vinden het kindeke Jezus.
Die mannen met hun snotneuzen openbaren zich als de échte drie koningen, als de wijzen van hart. En zoals de wijzen Jezus herkennen, zo herkent het kindje ook wie die zwervers zijn.
Voor hen is hij gekomen, zij zijn hem evenveel waard als al diegenen die in mooie paleizen wonen.
Er loopt op dit ogenblik een film over dat toneelstuk van Timmermans. En de acteurs zijn allemaal gehandicapten.
De regisseur kon geen betere keuze doen.
Als wij echt willen geloven, dan proberen wij ook naar elkaar, naar ieder van ons, ook naar de minsten en de waardelozen te zien met de blik van Jezus. Die blik openbaart ons de koninklijke waardigheid die de Vader ieder mens gegeven heeft.
Kunnen wij dan bij het begin van het nieuwe jaar een beter voornemen maken dan dat wij voor ieder mens op onze weg willen zijn als de wijzen uit het Oosten: dat wij hem hulde brengen, en onze schatten voor haar of hem te voorschijn halen.
Want op het einde van ditzelfde Matteusevangelie zal staan: wat je voor de minste van de mijnen doet, heb je voor mij gedaan.
Evangelie: Lucas 2, 1-14 - 'Heden is ons een Redder geboren'
Kerst is menswording
Ik kan me voorstellen dat u daar niet direct aan dacht.
Het is ook niet een woord, dat ik alle dagen gebruik, maar ik denk dat dit het belangrijkste woord is, als het over kerst gaat.
Menswording.
Het heeft niks met kerstversiering of kaarsverlichting vandoen. Menswording is een woord uit de oude theologie.
In de eerste eeuwen van de kerk is daar intensief over gesproken. Het wil iets zeggen over wie daar in Bethlehem in een kribbe heeft gelegen. Wie was dat?
Het kindje Jezus, zeggen wij, een schattig babytje. Maar ook een bijzonder kind, waar wijzen voor uit het oosten kwamen.
Koning Herodes deed er een moord voor, en niet zomaar eentje: hij liet voor de zekerheid alle kinderen uit de stad Bethlehem ombrengen. Wat was het toch, dat knoestige herders voor dit kind knielden, dat engelen zongen en wij vandaag nog zowat over de hele wereld de geboorte van dit kind vieren. Zelfs de grootste vrijzinnige zit vandaag of morgen aan een feesttafel.
En dat heeft allemaal met menswording te maken. Zelfs al zegt het je niks, dat hele geloof en vind je het maar flauwekul, dan nog staakt men in de brandhaarden van de wereld voor één moment het vuren.
Even denken ze dan, al is het maar even, aan vrede op aarde en wat zou het zijn als we nu eens op zouden houden met al die oorlog...
Dat heeft dat kind daar in die kribbe toch maar mooi voor elkaar gekregen. We vragen ons af: hoe kan dat? Menswording, moet u dan zeggen, ook al weet u niet wat het betekent. Kerstfeest is immers geen feest voor zware verhalen, en al helemaal geen dogmatische verhandelingen: kerstfeest is een tijd van zingen en lachen en vrolijkheid. In huis en in de kerk wordt alles uit de kast gehaald om sfeer te brengen en op kerstavond zitten de kerken vol. Menswording, zeg ik dan.
U raakt er al haast aan gewend.
Kerstfeest laat ons zien, hoe meesterlijk God zich onder ons kan bewegen, zonder dat wij het merken. Christus is geboren, zoals elk mens ter wereld komt, althans voor onze waarneming. Zo menselijk kan God zijn.
Zo gewoon is God onder ons gekomen, ingebed in ons bestaan. Je kunt er compleet overheen kijken. Je kunt zelfs denken: ach, het is niks. Onder hoeveel kerstbomen staat er nog een stalletje? Toch vieren we tot op vandaag kerst. Er is geen historisch figuur die dat hem nadoet.
Het intrigerende van christelijk geloof is, dat God ons heel nabij komt.
Hij meldt zich in ons bestaan, ergens, zomaar, ongedacht. In een hele aardse gestalte, in een kind, dat de messias blijkt te zijn: zo bleek toen Hij volwassen werd. Zo eigenzinnig heeft God ons aardse bestaan aangeraakt. We komen het tegen. In allerlei oorspronkelijke menselijke ervaringen mogen wij Gods aanwezigheid ontwaren, Gods Geest, zo u wilt.
Maar dit is niet het moment voor verklaringen: het is een moment om je mee te laten nemen, het over je heen te laten komen en het te ervaren. Menswording, God in ons vlees: ja, in de vrede en de vriendschap, in de muziek, in onze afwijzing, in de ontroering, in de stilte, en ja, waarom ook niet, in dat kerstdiner...
Op een menselijke wijze kwam God in ons bestaan en nog steeds zijn de sporen van zijn nabijheid onder ons, in ons. Zoals God schuil ging in Jezus, zo komt God ons tegen, tot op vandaag.
Ooit vroeg iemand me of ik wist waarom joden zoveel vromer zijn dan wij katholieken. Dat komt, zei hij, omdat zij een totaal ander Godsbeeld hebben dan wij. Zij vrezen Gods toorn. En wij? Jezus heeft ons geleerd dat God een liefhebbende vader is. Is het daarom dat wij wat nonchalanter zijn? We rekenen erop dat het allemaal wel goed komt, we hebben tenslotte het sacrament van de biecht, we kunnen om vergeving vragen. Christenen leven daardoor minder Godvrezend! Waar of niet, zon uitspraken zetten een mens wel tot nadenken aan!
Komen we tot de orde van de dag: de laatste adventszondag! Het wordt nu wel heel vlug Kerst, een feest dat meer en meer licht en luister krijgt. Het is een feest dat door iedereen, gelovigen als niet gelovigen of zeggen we beter onverschilligen, gevierd wordt. Wat Kerstmis van andere feesten onderscheidt is dat ondanks licht en glitter, het toch door iedereen gezien wordt als een intiem feest, een stemmingsvol gebeuren waar het gezin en de familie centraal staat.
En zo komen we tot het ware kerstgebeuren: de Geboorte. Voor Christenen is Kerstmis eerst en vooral de geboorte van Jezus. Speciaal aan dit Christelijke feest is dat het gaat om een Kind, een boreling nog wel. Altijd en overal worden en werden kinderen geboren, sommigen groeiden later op tot zeer bijzondere mensen, maar geen van hen werd als pasgeborene zo aanbeden en vereerd als Hij die in schamele omstandigheden op de wereld kwam. Bijzonder is ook dat het de eenvoudige mensen, de herders, waren die het eerst daar waren om hun eerbied te betuigen. Even later waren het vreemdelingen, de wijzen uit het oosten, die hun opwachting maakten. In het evangelie staat ook duidelijk: ze boden het Kindje hun geschenken aan. Ook zij zagen dat er iets bijzonder was met deze boreling. Maakt het ons daarom ook wat milder? Iedereen is gevoelig bij het zien van nieuw leven, maar tegelijk weten dat dit Kind uiteindelijkDe Jezus zal worden, die ons 2000 jaar later nog kan bezielen en inhoud geven aan ons leven.
De twee lezingen van vandaag brengen ons tweemaal een berichtje van God. Weliswaar bij monde, eerst van de profeet Jesaja, het tweede door middel van een engel in de droom van Jozef. De reactie van de twee mannen, koning Achaz en Jozef, zijn totaal verschillend. Achaz wil de hulp van God niet bij zijn strijd tegen de overweldigers die Jeruzalem wilden veroveren. Wanneer Jesaja aan Achaz zegt dat hij zich moet beheersen en rustig blijven en een teken aan God moet vragen weigert hij bot. Maar ondanks zijn weigering krijgt hij te horen dat hem een zoon zal geboren worden en dat de knaap zal opgroeien en het land welvaart en vrede zal kennen. Een bewijs dat God het goed voor heeft met het land Juda ondanks het verzet van zijn koning Achaz. Hoe anders is de reactie van Jozef op de boodschap die de engel hem brengt:hij stelt zich wel open voor de woorden die tot hem komen en doet alles wat de engel hem opdraagt.
Nu is het gemakkelijk om te gaan bedenken dat Jozef gewoon uit praktische overwegingen de woorden van de engel gehoorzaamd, immers Jozef wilde huwen en had dus een vrouw nodig, wanneer hij zou scheiden van Maria waar moest ze dan heen? Een ongehuwde moeder was niet welkom in de familie: ze had immers de familienaam te grabbel gegooid! Die bedenkingen zal Jozef misschien ook gemaakt hebben. Maar Jozef gaat nog verder: hij geeft het Kind een naam. Zo neemt hij het vaderschap officieel op en tegelijk breng hij Jezus onder in de stam van David.
Een groter contrast tussen twee bijbelse figuren is niet denkbaar: Achaz en Jozef zijn werkelijk elkaars tegenpolen. Achaz wil krampachtig zijn machtspositie handhaven. Bij hem is er geen ruimte voor God, geen openheid voor het toekomstvisioen dat Jesaja hem brengt. Hij ziet het teken dat de profeet hem brengt niet. Jozef daarentegen schept ruimte. Hij staat open voor een nieuwe toekomst, hij neemt zijn vrouw tot hem en zal haar kind de naam Jezus geven. Hij vertrouwt op God.
Slechts wie in geloof voor tekens openstaat, kan zien en begrijpen. Wij, in deze tijd van alles rationeel te willen duiden, aan alle mysteries een redelijke en logische verklaring willen geven, wij moeten soms eens teruggaan in geloof. Immers wie in de almacht van God gelooft, weet dat door Zijn almacht het onbegrijpelijke mogelijk is.
Met Kerstmis vieren we hier en overal samen Zijn geboorte. De geboorte van een kind dat geen gewoon mensenwerk was, maar Gods werk. Een regelrecht geschenk uit de hemel. Volgende week is het zover. Laat ons dit geschenk met open armen en een dankbaar hart ontvangen. We hebben nog een hele week om ons voor te bereiden!
Grenzen verleggen - 3e adventszondag A 2010 - Fred
Derde Adventszondag A 2010 - Zaterdag 11 en zondag 12 december 2010
Eerste lezing: Jesaja 35,1.6a-10 - 'Dan gaan de ogen van de blinden open' Evangelie: Matteüs 11, 2-11 - 'Ga zeggen wat gij hoort en ziet'
Deze week was er op de televisie weer een aflevering van "God en klein Pierke" en dit keer was het kardinaal Danneels die gevolgd werd. Zoals gewoonlijk bracht Martin Heylen een serene reportage met veel respect voor de persoon die hij interviewde. Toch ging hij ook geen moeilijke onderwerpen uit de weg. Het werd een genuanceerd en heel menselijk portret van de kardinaal.
Ik was dan ook heel verbaasd toen ik de dag nadien in de krant een artikel vond met de grote kop: "Danneels blijft Roger Vangheluwe vergeven". A ls voorbeeld van een uit zijn verband gerukte uitspraak kan het tellen. Danneels had inderdaad zoiets gezegd, maar veel genuanceerder. "Een christen moet altijd trachten te vergeven" zei hij, "en ik probeer dat ook te doen. Maar totale vergeving is alleen bij God te vinden".
Het gebeurt wel eens meer dat krantenkoppen of geruchten of uitspraken of commentaren een totaal verkeerd beeld van iemand ophangen. Toen Johannes de Doper in de gevangenis zat, wist hij ook niet wat hij van het optreden van Jezus moest denken. Was hij echt wel de Messias? Want Hij deed niet wat Johannes had gehoopt en zelfs voorspeld. Hij scheidde het kaf niet van het koren om het te verbranden, hij bond de strijd niet aan met het addergebroed van de ongerechtigheid, zoals we vorige week in het evangelie konden horen. Hij ging er niet met de grove borstel door.
En Johannes stuurt zijn leerlingen om Jezus te vragen of Hij wel degelijk de lang verwachte is. Jezus zegt: "Neem geen aanstoot aan Mij", een uitspraak die mij weer aan kardinaal Danneels deed denken in de reportage van deze week. Maar Hij zegt ook: "Ga Johannes vertellen wat je hoort en ziet: blinden zien, lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen. En vooral: aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd".
Zo begint Jezus aan de bouw en de verwezenlijking van het Rijk van God. Niet door grote kuis te houden, niet door te veroordelen en te liquideren wat Hem in de weg staat. Maar door aandacht en zorg te hebben voor de kleinen en de zwakken, de armen en de zieken, de gekwetsten en de hulpelozen.
Zo gaat Hij ook in op de voorspelling van Jesaja in de eerste lezing. Ook daar gaan de ogen van de blinden open en worden de oren van de doven geopend. Ook daar zal de lamme springen als een hert en zal de tong van de stomme jubelen. Er zijn geen dwazen meer, alleen maar verlosten. Er zijn ook geen leeuwen of jakhalzen of andere wilde dieren meer. Het verschroeide land wordt een meer en de dorstige grond een waterrijke fontein.
We krijgen in de advent wel eens meer van die visioenen of voorspellingen die de mensen een paradijs op aarde beloven. Die teksten waren bedoeld om de mensen moed in te spreken, hen de hoop niet te doen verliezen. Maar toch, mocht het allemaal eens waar zijn Want we kunnen het visioen vertalen naar onze tijd toe. Mensen leven overal in vrede met elkaar. Conflicten worden niet meer uitgevochten met wapens, maar opgelost met onderhandelingen. En die onderhandelingen worden gevoerd met het algemeen belang voor ogen en met veel aandacht voor de zwakken. En niet om het eigen grote gelijk te laten zegevieren. En zieken en hulpbehoevenden krijgen de zorg en aandacht die ze nodig hebben. Niemand hoeft meer de koude winternacht op straat door te brengen. Mensen hebben zinvol werk en krijgen het respect waar ze recht op hebben.
Inderdaad, mocht het allemaal eens waar zijn. We weten dat we er nog ver vanaf zijn. Het is bijvoorbeeld symbolisch dat de campagne van Welzijnszorg dezelfde slagzin heeft als vorig jaar: "Werk armoede weg". Er is immers weinig of niets veranderd aan de armoede in ons eigen land. Bijna integendeel. In het eerste kwartaal van dit jaar werden in Vlaanderen 24.860 gezinnen geteld die een beroep moesten doen op een leefloon. En dat leefloon ligt bij ons nog altijd onder het bedrag van de Europese armoedegrens. Het visioen van Jesaja ligt voor deze mensen wel héél ver van de realiteit van elke dag.
De verleiding is misschien groot om dan maar de moed op te geven. Dat visioen van Jesaja bereiken we toch nooit. Maar dan zijn er weer de hoopvolle tekenen uit het evangelie. Elke zieke die geneest, elke blinde die weer ziet, elke dove die weer hoort is een teken van hoop. En hoop is een deugd die christenen moeten koesteren en beleven. Een christen is iemand die altijd blijft hopen, soms tegen beter weten in.
En naast het levendig houden van de hoop is ook zorg voor mensen in armoede een absolute christelijke opdracht. En we weten allemaal dat armoede heel vaak samenhangt met het ontbreken van werk. Daarop is de campagne van welzijnszorg dan ook opnieuw gericht. En jawel, wij gaan met ons kleine groepje hier de armoede niet uit de wereld helpen. En wij zijn niet in staat alle mensen aan werk te helpen. En de mensen die zich voluit inzetten voor Welzijnszorg ook niet.
Maar laten wij die mensen toch maar een stevige duw in de rug geven. Door het voor hen op te nemen in gesprekken, door niet mee te doen met het stigmatiseren van armen en zwakken met allerlei vooroordelen. Door niet mee te huilen met de wolven is het bos die zeggen dat het allemaal hun eigen schuld is, dat wij niet voor hen moeten opdraaien. En laten wij Welzijnszorg natuurlijk ook maar royaal steunen bij de omhaling van zo dadelijk. En laten wij vooral proberen bij hen en de mensen voor wie zij campagne voeren de hoop levendig te houden.
Blijven hopen en blijven geloven. In de tekenen die we in de bijbel vinden. In het visioen van Jesaja. We kunnen het niet verwezenlijken, maar we kunnen het wel wat dichterbij brengen. En aan het kerstfeest van binnenkort wat meer zin en betekenis, wat meer hoop en menselijkheid geven.
Tussen twee werelden - 2e adventszondag A 2010 - Marc
Tweede adventszondag A 2010 - Zaterdag 4 en zondag 5 december 2010
Eerste lezing: Jesaja 11, 1-10 - 'Een twijg aan de stronk van Jesse' Evangelie: Matteüs 3, 1-12 - 'Bereidt de weg des Heren'
In mijn living staat een klein vetplantje. Ik ben een ramp voor kamerplanten, dit stekje is al het zoveelste dat een kans krijgt. Het heeft wel een hele voorgeschiedenis: het is een verre nazaat van de vetplant die mijn vader thuis ooit gehouden heeft. In onze familie wordt nog altijd van die plant verder gekweekt. Hij is niet kapot te krijgen.
Over zo'n hardnekkig plantje spreekt de profeet in de eerste lezing. Die stronk van Isaï verwijst naar de vader van David. Hier is dat een beeld, natuurlijk: zoals Jahweh zijn volk ooit gered heeft, door die onbetekenende herdersjongen David, zo zal hij ook opnieuw redding brengen. Het leven, dat God schenkt, de vrede, die hij wil geven, is niet kapot te krijgen. En, zegt de profeet: hij zal iemand sturen: een wijze, sterke, vrome mens. Gods heil komt tot ons door mensen. En vooral: rechtvaardige mensen.
Als ik al eens iets van de profeten lees, valt me dat hoe langer hoe meer op. God is vooral een rechtvaardige God. En die rechtvaardigheid eist hij voor die mensen, die in een wereld zonder God vergeten worden en verdrukt: zijn gezant zal de geringen hun recht geven en de armen in het land een eerlijk vonnis. Het visoen dat Jesaja schildert is dat van een wereld waar klein en zwak zijn geen ongeluk meer is: het lam, het bokje, de zuigeling, het kind: zij moeten niet meer bang zijn, want niemand doet nog kwaad of handelt verderfelijk. Ben ik nu verkeerd, als ik vandaag die opsomming aanvul met: de bibberende dakloze, de hulpeloze asielzoeker, de arme die via de Mazen van het Net een voedselpakket bedelt...?
Recht en rechtvaardigheid, dat zijn de vruchten van een godvruchtig leven. En de verontwaardiging, de harde taal die bij de profeten te lezen is, breekt los wanneer de mensen die macht over hun naaste hebben, hun macht misbruiken. Johannes de Doper vandaag spreekt die harde taal. Bekering vraagt hij, van schriftgeleerden en Farizeeën, maar ook van ieder die de weg van de Heer zoekt. In het verleden is de kreet God wil het misbruikt door mensen die met bloedvergieten en machtsmisbruik hun eigen doel wilden bereiken. God wil geen geweld, onderdrukking, on-vrede. God wil gerechtigheid voor de zwakken onder ons.
Johannes zegt ook dat die gerechtigheid zal gebracht worden door hem die na hem komt. Als wij vandaag hier samen komen, is het omdat wij geloven dat de weg van Jahweh, door profeten aangekondigd, de weg is die Jezus ons voorgaat. Jezus kon ook verontwaardigd tekeer gaan tegen machtsmisbruik en schijnheiligheid. Het kaf van het kwaad wou hij verbranden. En diezelfde Jezus was zacht en gaf ieder die zich tot hem wou bekeren een kans. In de Schrift staat er ook: Zachtmoedigheid is zijn kracht.
Dat mag ons geruststellen. De profeten spreken vlammende taal, en misschien worden wij daardoor verpletterd. Want wie zijn wij? Kunnen wij de asielcrisis oplossen? Kunnen wij honger en aids uit de wereld helpen? Misschien zijn we zelfs niet in staat om elke dag voor onze huisgenoten even vriendelijk te blijven, en kijken we hulpeloos toe als iemand in onze directe omgeving in nood is. Wij zijn maar mensen.
De zachtmoedigheid van Jezus wil ons niet veroordelen om onze onmacht. In deze advent wordt ons gezegd dat het erop aan komt open te staan voor wie komen zal. Bekering is een zich-keren naar de Blijde Boodschap. We worden opgeroepen ons te laten raken door Gods vurig verlangen naar gerechtigheid én door de zachtmoedigheid van Jezus.
In het hooggebed zullen we zingend antwoorden op de priester, met de melodie die we kennen als die van het Rorate caeli. Dat betekent: Laat de dauw neerdalen uit de hemel. Als de dauw van gerechtigheid en zachtmoedigheid ons kan doordringen, dan zullen wij op onze beurt een bron worden die het leven van anderen verfrist en vruchtbaar maakt. Dan zullen we in staat zijn om, ieder op zijn eigen plaats en in zijn eigen verantwoordelijkheid, een stukje van dat goddelijke visioen waar te maken. Ook als we klein en zwak zijn, doen wij dan het rijk der hemelen dichterbij komen.
Het visioen van Gods vrede moet ons doordringen. Dan kan God zijn werk doen: een nieuwe wereld scheppen waar niemand nog bang moet zijn. Zo wil God het.
Eerste adventszondag A 2011 - Zaterdag 27 en zondag 28 november 2010
Eerste lezing: Jesaja 2, 1-5 - 'De Heer zal alle volken verzamelen' Evangelie: Matteus 24, 37-44 - 'Waak en wees bereid'
Adventus: Het woord 'advent' is afgeleid van het Latijn: adventus (= komst, er aan komen) en advenire (= naartoe komen). Letterlijk betekent Advent: God komt naar ons toe. De Advent heeft in de liturgie een dubbel karakter: - Het is de voorbereidingstijd op het Kerstfeest, de geboorte van Jezus Christus ruim 2000 jaar geleden. Zijn geboorte is een eerste komen van God naar de mensen. - En tegelijk is de Advent de periode van verwachting van Jezus' wederkomst op het einde der tijden, wanneer God alles in allen zal zijn. We horen het vandaag in t bijzonder in de lezingen van Jesaja en Matteus.
Met onze eerste adventszondag begint het nieuwe liturgische jaar. En zoals bij elk nieuw begin kijken we uit naar wat het nieuwe jaar zal brengen. Als christenen worden wij opgeroepen om uit te kijken naar wat het grote visioen kan brengen, naar de belofte die aan het volk van Israël gedaan werd. Zij zullen uit de ballingsschap gehaald worden, een Redder zal geboren worden De Redder die velen ook vandaag nog verwachten midden alle nieuwe ballingsschap en terreur . Iemand zei ooit: God moet drie keren geboren worden! Eén keer daadwerkelijk te Bethlehem. Een tweede keer in de belofte op het einde der tijden wanneer Hij één in allen zal Zijn, en de derde keer wanneer Hij geboren kan worden in een mens
Zo beginnen wij aan het nieuwe liturgische jaar met vele goede voornemens om te werken aan het grote visioen, aan de grote droom, dat ooit de vrede zal heersen, dat ooit het goede het zal halen op het kwade Advent is de tijd bij uitstek om de Mensenzoon, de Messias, die Jezus en heel zijn levensstijl in ons leven en in de wereld aanwezig te brengen, en zo te wandelen in Zijn licht. Hoe meer we daarin durven geloven, hoe meer volkeren en naties hun zwaarden tot ploegijzers zullen omsmeden. Een verlangen dat in ieder van ons leeft maar dat we niet te dikwijls durven benoemen
En toch Heel de adventtijd is een voorbereiding op ons Kerstfeest! Het feest dat ook in onze parochie al door vele mensen in elkaar gestoken wordt om hier weer een heilige nacht te beleven . De verjaardag van Jezus! De adventtijd is een tijd waarin we wakker gemaakt worden uit onze winterslaap om te kijken naar het licht dat reeds daagt Waar we aangemoedigd worden om te hopen op de nieuwe lente mat al het groene dat een adventsversiering met zich meebrengt, en al het licht dat de adventskrans draagt.
Vier weken hoopvolle vieringen waarin we en waarna we mekaar ontmoeten als pelgrims naar Betlehem, als pelgrims naar Kerstmis. Weken waarin we mekaar bemoedigen om onze voorbeeldfunctie niet te beschamen, om ons christen-zijn alle eer aan te doen . Want zijn wij die hier samenkomen niet de kinderen van het licht? Zijn wij die hier samenkomen niet de diegenen die zich christen noemen? En christen worden we niet geboren, we worden het slechts dag na dag.
Misschien door in de eerste plaats te zien hoe Jezus zo onverwacht in het leven binnenkwam Hij kwam op het uur waarop schriftgeleerden en Farizeeën de overspelige vrouw willen doodstenigen. Hij kwam op het uur waarop Zacheüs eenzaam in zijn boom zit en waarop de blinde in Jericho om aandacht riep. Hij kwam op het uur waarop de melaatse wanhopig op zoek was naar erkenning, en waarop zijn vriend Lazarus overleden was.
En Hij komt vandaag ook nog. Hij komt vandaag op het uur waarop het water door de dijken breekt en iedereen in nood mekaar weet te helpen. En Hij komt ook op het uur waarop verkeersslachtoffers sterven of met grote handicaps moeten verder leven en heel de vrienden- en familiekring de zusters en de broers, de mama s en papa s ondersteunt om door dit verdriet heen te komen en Hij komt waar mensen ontslagen worden en door een warme thuis worden opgevangen en bemoedigd en Hij komt waar zovele professionele en vrijwillige medewerkers zich inzetten om armoede weg te werken, een daadwerkelijk actie van Welzijnszorg!
Hij komt in ons zien, horen en handelen. Hij komt in ons enthousiasme voor de goei zaak. Hij komt op het uur dat we onze verantwoordelijkheid opnemen ook al moeten we soms mensen de deur wijzen, maar dan op zon manier, dat deze niet de grond is ingeboord, maar dat hij weet waarom en hoe nu verder Hij komt op het uur dat we de moeilijkste mens in ons straat proberen te begrijpen want er is meestal ne waarom voor moeilijk gedrag. Hij komt in de vrede waarin mensen elkaar na jaren ruzie opnieuw in de armen kunnen sluiten. Hij komt in de hoop die de wanhoop verdringt.
Hij komt in de vriendschap die ons hier met elkaar verbindt en in ons gelovig samenzijn om de hoop, het verlangen en het verwachten niet op te geven. Hij komt in ons blijven dromend werken en ons blijven werkend dromen van het grote visioen. Hij zit in onze rugzak om, van hieruit, de gewone wereld terug in te trekken en als gelukkige mensen weer uit te kijken naar Kerstmis.
(bronnen: wikipeda, kerugma Ajr , preek van de week, R Debbaut )
Christus, Koning van het heelal - Vierendertigste zondag door het jaar C 2010 - Zaterdag 20 en zondag 21 november 2010
Eerste lezing: 2 Samuel 5, 1-3 - 'David tot koning gezalfd' Evangelie: Lucas 23, 35-43 - 'Heer, denk aan mij in uw koninkrijk'
Het is wat met die koningen van Israël. Het is ook wat met de koningen van ons eigen landje.
Ik wist niet dat het vorige maandag Koningsfeest was. Ik dacht dat het op 15 november nog altijd Dag van de Dynastie heette. Dit feestje werd blijkbaar in 1866 bedacht door Leopold II, om zijn koningschap wat meer glans te geven. Het werd gehouden op de naamdag van de patroonheilige van de koning, en gewoon Koningsfeest genoemd. Alleen van 1945 tot 1950, toen Prins Karel regent was en dus geen koning, heette het Dag van de Dynastie.
Ook de datum was niet altijd dezelfde. Eerst werd het feest gehouden op 15 november, naamfeest van de heilige Leopold de Goede. Jaren later, bij de volgende koning, op 26 november, de feestdag van de heilige Albert van Haigerloch. En bij koning Leopold III was het dus opnieuw op 15 november. Koning Boudewijn vond het welletjes. Voor hem mocht het gerust op 15 november blijven. Ondertussen kwam er uit kerkelijke hoek trouwens een oplossing voor dat voortdurend wijzigen: 15 november is blijkbaar niet alleen feestdag van de heilige Leopold, maar ook die van de heilige Albertus Magnus.
Traditioneel wordt die dag het Te Deum gezongen in de Brusselse kathedraal. Dit jaar waren alle royaltys aanwezig, de hele koninklijke familie, behalve de koning en de koningin zelf. Zij zullen daar wel een heel goede reden voor hebben gehad. Naar het schijnt is het zelfs de regel dat de koning er niet bij is. Maar voor mij wekt het toch de indruk van: de mot zit erin, de glans is getaand. Een koning zonder glans
Ook het feest dat wij vandaag vieren, heet al lang niet meer Feest van het Koningschap van Jezus Christus. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie heet het officieel Hoogfeest van Christus, Koning van het heelal. Toen werd niet alleen de naam veranderd, maar ook de datum. Vroeger viel Christus Koning op de laatste zondag van oktober, de zondag vóór Allerheiligen dus, en sinds 1969 op de laatste zondag van het kerkelijk jaar, de laatste zondag voor de Advent. Het Christusfeest werd met andere woorden verplaatst van Halloween naar Oudejaarsavond.
Wij doen niet zo aan Halloween, maar met Jezus aan het kruis kan je toch evenmin van een sfeervolle oudejaarsavond spreken. Zo een kruis, daar ga je letterlijk aan kapot. Ook Christus Koning lijkt maar een koning zonder glans Jezus hoort duidelijk niet thuis bij de royaltys. Waarom noemen wij hem in godsnaam Koning? Wat voor een koning is Hij dan wel? Het blijkt vooral Lucas die, zijn hele evangelie door, dat koningschap van Jezus benadrukt.
Al van in het eerste hoofdstuk, bij de aankondiging van Jezus geboorte door de engel, schrijft hij: tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jacob en aan zijn koningschap komt geen einde. Lucas vermeldt ook hoe Jezus koning wil zijn, wanneer Hij in de synagoge van Nazareth voorleest uit Jesaja, zijn troonrede: de Geest des Heren heeft mij gezalfd, om aan armen de blijde boodschap te brengen, om aan gevangenen hun vrijlating aan te kondigen en aan blinden het licht in hun ogen, om verdrukten in vrijheid te laten gaan . Daarover sprak Jezus. Daartoe zette Hij zich in. Dàt was zijn programma. Dit koninkrijk van God staat voor vrede, trouw, solidariteit en liefde tot het uiterste.
Veel later, als Jezus tegenover Pilatus staat, geeft Hij min of meer toe koning te zijn. U zegt het, antwoord Hij. En ten slotte aan het kruis, het stukje dat wij vandaag hoorden in het evangelie.
Als we cynisch zijn, kunnen we natuurlijk zeggen dat, vanaf het kruis gezien, alles wel een paradijs moet lijken, gelijk hoe het eruit ziet. En dus meteen besluiten dat van het hele programma van Jezus niets in huis gekomen is. En toch beantwoordt deze Koning aan het kruis precies aan wat Lucas van Hem verwacht.
Luister, en kijk mee wat er tussen de regels staat: De ene misdadiger trekt de cynische kaart. Dat is letterlijk een dooddoener. Maar in Jezus antwoord aan de tweede misdadiger: Ik beloof je, vandaag nog zul je bij Mij zijn in het paradijs, breekt meteen Gods vergevende liefde door.
Dit ligt volkomen in de lijn van wat Lucas van Hem verwacht. Jezus kwam niet om zichzelf te redden, Hij kwam voor de redding van de anderen. Tot aan het kruis is Hij daaraan trouw gebleven. Zo is Jezus zoon van David, koning in Gods naam. Net als bij Jezus troonrede in de synagoge van Nazareth, zou de evangelist kunnen afsluiten met de woorden van Jezus: Vandaag is dit schriftwoord in vervulling gegaan.
Jezus is een koning zonder paleis, zonder macht en glorie. Hij is een 'koning' die zijn hart openzet voor mensen, die zich ophoudt met zieken, armen en mensen die niet meetellen, ja bij het uitschot. Een koning die het wereldse koningschap op zijn kop zet. Een man die het 'Koninkrijk van God' tot leven wekt. Waar dat rijk komt, zien we de hemel op aarde komen. Een hemel, waar God thuis is in zijn rijk. Zo is Jezus een Koning naar Gods hart. En dat is vast een koningsfeestje waard.
Een bedenking: De Boekenbeurs is juist voorbij. Blijkbaar is de bijbel, met 2,5 miljard exemplaren, met kilometers voorsprong nog altijd het meest verkochte boek ter wereld. Jezus mag dan misschien niet thuishoren bij de royaltys, de koninklijke families. Maar mocht Hij ooit de royaltys, de publicatierechten van zijn Nieuwe Testament opstrijken, dan zou Hij meteen multimiljardair zijn. Zijn koningschap is echter niet van deze wereld. Amen.
Laten we de hoop niet varen - 33e zondag C 2010 - Jan
Drieëndertigste zondag door het jaar C 2010 - Zaterdag 13 en zondag 14 november 2010
Eerste lezing: Maleachie 3, 19-20a - 'De zon der gerechtigheid gaat op' Evangelie: Lucas 21,5-19 - 'Het zal uitlopen op getuigenis geven'
Eigenlijk hou ik wel van deze periode. De natuur ligt er prachtig bij. Een streepje zon kleurt de bomen goudgeel of roodbrons. De kastanjes en de afgevallen bladeren maken een veelkleurig tapijt op de grond. Er zijn schitterende bloemen die het enkel in deze periode doen. Zelfs jachttaferelen misstaan niet in dit schilderij.
Maar, er zijn zo van die momenten dat het streepje zon mankeert en het is zo donker is dat je eigenlijk niets van dit alles ziet. De laatste dagen hebben we zeker geen zon gezien
Naar het einde van het kerkelijk jaar krijgen we altijd lezingen uit de bijbel die eerder angstaanjagend zijn, waar de zon ook zoek is. Van die lezingen zullen we wel niet wakker liggen, maar het is toch de moeite waard om te gaan zoeken welke boodschap hier achter steekt.
Zo zien we deze week de 11-11-11 actie. Pessimisten zouden kunnen zeggen : Hoe kan een actie als 11-11-11 heel Afrika een stapje sneller doen gaan? Natuurlijk kan dit niet maar het is een teken, er is een beweging, er is iets op gang.
Zo bouwde in Barcelona ene Gaudi meer dan 50 jaar van zijn leven aan een kerk. Pessimisten of doemdenkers zouden zeggen, dat komt nooit goed, dat bouwwerk geraakt nooit af. Toch zagen we deze week geen afgebroken tempel maar een tempel die opgebouwd werd. Na de dood van Gaudi hebben anderen het overgenomen en vorige week werd de Sagrada Familia ingezegend door de paus. Hoe zon werk van 1 man kan groeien.
In de eerste lezing klinkt de profeet Maleachi zowel dreigend als troostend: hoogmoedigen en boosdoeners zullen branden als stoppels na de oogst, maar zij die geloven zullen gerechtigheid en genezing ondervinden, zegt hij. In het evangelie gaat Jezus niet in op het oordeel, Hij heeft het vooral over wat zich tussen nu en de eindtijd zal afspelen.
En dat klinkt soms heel pessimistisch en spijtig genoeg ook heel realistisch, en wat maken we niet allemaal mee? Wat gebeurt er niet in onze omgeving, in ons land, in de wereld. Maar ook op een andere manier is het voor ons, christenen, een donkere periode. Wij leven sinds zowat een jaar met een dof gevoel van ellende, van ontgoocheling, van moedeloosheid ook.
Misschien voelen we ons als de apostelen die met hun boot in een storm terechtkwamen, terwijl Jezus languit lag te slapen. Tot ze vol ontreddering schreeuwden: Heer, red ons, wij vergaan.
Ja, zo voelen wij ons misschien. Want onze Kerk zit inderdaad in het oog van de storm door een eindeloze reeks schandalen, en tegelijk verkondigt de aartsbisschop een aantal zaken die de media en met hen het hele land op stang jagen. Andere bisschoppen nemen openlijk afstand van hem, en zijn eigen woordvoerder slaat met veel gedruis de deur achter zich dicht.
En wij, kleine gelovigen, wij staan erbij en kijken ernaar, en misschien vragen we ons af: is dit dan de Kerk van Christus? Die schandalen, die hardheid, die openlijke twisten? En misschien roepen ook wij: Heer, red ons, wij vergaan. En als we zo bezig zijn, zo bidden om redding, dan zijn we toch goed bezig, want met welke miserie of ellende we ook te maken krijgen, we moeten ons telkens weer opkrikken. We moeten ons opnieuw moed inspreken en zelfs tot Jezus richten en ons afvragen: Hoe pakte Hij het aan?
Hoe ging Hij om met zijn medemensen, en met twist en tweedracht. Hoe stond Hij in zijn tijd? En dan zien we dat Hij melaatsen genas, duivels van tweedracht uitdreef, een overspelige vrouw van de dood redde, een tollenaar als apostel riep, en een andere tollenaar uit de boom riep.
We zien ook dat Hij een zondige vrouw, die zijn voeten balsemde, met barmhartigheid omringde, dat Hij blinden en lammen genas, en kinderen zegende. We horen Hem verhalen vertellen over de barmhartige Samaritaan, de verloren zoon en de liefdevolle vader, de goede herder en de zaaier die niet opgeeft, en het kleine zaadje dat uitgroeit tot een machtige boom.
Kortom, we zien en horen bij Jezus enkel en alleen woorden en daden van liefde, van troost, van hoop, van barmhartigheid. Hij bracht vreugde aan armen, zieken, en Hij bracht licht aan hen die op een of andere manier de weg waren kwijtgeraakt. Geen oordeel of veroordeling, alleen maar liefde en vriendschap en hoop. Maar tegen één soort mensen ging Hij heftig tekeer, namelijk de schriftgeleerden en de farizeeën. Hij verweet hun dat ze de mensen met veel te veel wetten en verboden om de oren sloegen en zichzelf tot enige rechtgelovigen uitriepen. En Hij schold hen ongezouten de huid vol, noemde hen huichelaars en witgekalkte graven en meer van dat fraais.
Beste vrienden, laten we de hoop niet varen, maar troost, kracht en inspiratie zoeken in de woorden en daden van die Man om wie we hier bijeen zijn gekomen. En laten we in de doffe ellende waarin we ons bevinden, vooral luisteren naar het einde van het evangelie dat we zojuist hoorden, het evangelie waarin Jezus al die vreselijke en al die herkenbare dingen opsomt. Maar hoe vreselijk en herkenbaar ze ook klinken, ze zijn niet de kern van de boodschap. Die kern is wél wat Jezus belooft: In welke ellende je je ook bevindt, Ik zal bij je zijn, zegt Hij, en Ik zal je bijstaan.
Laten we dus vol vertrouwen bidden, voor onszelf en voor Zijn Kerk : Heer, red ons, wij vergaan. Amen.
Soms heb je in een viering van die lastige lezingen. Niet dat er zoveel moeilijke woorden in voorkomen of ingewikkelde theorieën. Eerder omdat ze zo ver verwijderd lijken te zijn van onze eigen leefwereld, van de manier van denken in onze maatschappij van vandaag.
Wat doen we bijvoorbeeld met de eerste lezing van daarnet uit het boek Makkabeeën? Zeven broers worden met hun moeder gevangen genomen en de koning wil hen dwingen verboden varkensvlees te eten. Maar liever dan dat te doen laten ze zich doodmartelen. Alle zeven.
Voor de meesten onder ons zijn voor zoiets maar drie verklaringen mogelijk. - Ofwel zeggen we van die zeven broers: goe zot, allemaal! - Ofwel moeten ze geloven dat het eten van varkensvlees verschrikkelijke plagen en catastrofen in hun leven zou teweeg brengen. - Ofwel hebben zij een heel mooi en ideaal beeld over het leven dat hen wacht na de dood. Het zal dat laatste wel zijn.
Het leven na de dood is ook een thema in het evangelie. De Sadducceeën geloven zelf niet in de verrijzenis en ze stellen Jezus eigenlijk een strikvraag. Een beetje zoals een bepaalde groep journalisten dat nu ook wel eens doet: ze hebben totaal geen affiniteit met het geloof of de overtuiging van de persoon die ze interviewen, maar ze stellen vragen om hem erin te laten lopen.
De strikvraag die Jezus krijgt lijkt op het eerste gezicht wel goed gevonden. Het was bij de Joden zo dat als een getrouwde man stierf zonder dat hij kinderen had, zijn broer de weduwe moest nemen om voor een nageslacht te zorgen. Maar stel nu dat zeven broers weer het magisch getal zeven sterven zonder kinderen te hebben verwekt. Dan heeft die vrouw zeven echtgenoten gehad. Van wie is zij dan de vrouw in het hiernamaals?
De vraag lijkt goed gevonden, maar eigenlijk is ze absurd. Het is bijna alsof je aan een moeder zou vragen wie van haar kinderen ze het liefste ziet. Op zulke vraag is geen antwoord mogelijk. En er is nog een andere reden waarom we die vraag absurd durven noemen. Over het hiernamaals, het leven na de dood, na de verrijzenis hebben mensen altijd gesproken met woorden en beelden die komen uit dit leven, uit ons aardse bestaan. Maar die woorden en die beelden zijn daarvoor niet geschikt. Maar helaas, we hebben er geen andere.
De Grieken en de Romeinen hadden voor mensen die iets misdaan hadden al gruwelijke en wrede straffen bedacht voor in hun onderwereld. Men moest voor eeuwig en altijd een zwaar rotsblok naar boven op een berg rollen en als men bijna boven was, rolde het blok weer naar beneden. Of men leed voor altijd honger en dorst met eten en drinken binnen handbereik. Maar telkens men er bijna aankon, zakte het water of dreef de wind de takken met voedsel weg. Of men werd vastgeketend aan een berg en een adelaar kwam gedurig in de lever van de gestrafte pikken.
In ons geloof werd vroeger de hel voorgesteld als een plaats waar men voor eeuwig zou branden. Het vagevuur was minder erg, maar toch ook niet aantrekkelijk om er lang te verblijven. Men kon het er alleen maar uithouden omdat men nadien in de hemel mocht. En daar wachtte rijstpap met gouden lepeltjes, teken van overvloed en rijkdom. Het zijn beelden van vroeger, maar we raken ze moeilijk kwijt. Nog altijd spreken we over de hemel in termen van: daarboven, daar waar het goed is om te leven, om te zijn. Hoe die hemel er precies uitziet en hoe het leven daar dan wel mag zijn, dat weten we niet. We kunnen het ook niet weten en we kunnen het zeker niet benoemen met de taal die we hebben. Er zijn geen woorden voor. Maar we geloven er wel in.
Daarom is het dat heiligen worden aanbeden en aanroepen. Ze zijn gestorven, maar in vele gevallen wordt hun levenswerk nog voortgezet. Zoals bij de heilige Damiaan bijvoorbeeld. Ze zijn niet echt weg, we vragen ze soms nog om hulp en steun. Zoals we dat ook kunnen doen met mensen uit onze eigen kring, uit ons eigen leven die ons zijn ontvallen.
Vorig weekend zijn velen van ons naar het kerkhof geweest. Uit traditie natuurlijk, heel zeker, maar dan wel een mooie traditie. En daar, bij een graf of een steen of een urne of gewoon maar een plaats, hebben wij weer gedacht aan mensen die ons heel dierbaar waren. Want echt weg zijn ze niet, we geloven dat ze op de een of andere manier er nog zijn. Dat ze nog bestaan, ook al kunnen we ons van dat bestaan geen fysieke voorstelling maken. We voelen hun aanwezigheid, we hebben bijna contact met hen. Ze zijn niet echt weg.
En wij gedenken hen nog vaak en we brengen hen nabij. Met Allerheiligen en Allerzielen, maar ook op hun verjaardag, op de verjaardag van hun heengaan. En op andere belangrijke dagen in hun leven of ons leven. En als er in de familie een koppel trouwt of een kindje wordt gedoopt, zijn ze erbij in de voorbeden. En we hebben ook tastbare herinneringen. Foto's waarbij we geregeld een kaarsje aansteken. Verhalen die we doorvertellen. Voorwerpen die een betekenis hebben gekregen. Bij ons in de woonkamer staan een aantal gedachtenisprentjes mooi bij elkaar in een houten standaard. Onze ouders staan erbij natuurlijk, maar ook een paar heel goede vrienden, van wie wij veel te vroeg afscheid hebben moeten nemen. En die wij niet willen vergeten.
Dat zal in vele woonkamers wel zo zijn. En je kan de foto's op die prentjes bekijken en de namen noemen. In iedere woonkamer andere namen. En dan kan je zeggen: dag moeke, dag mama en papa, dag Paul, dag Gust, dag Jozef en Pieter-Jan, dag Linda, dag Peter. Jullie zijn niet echt weg. Jullie zijn er nog. Ergens, op de een of andere manier. Dat geloven wij. Dat willen wij heel echt geloven
In deze mistige, kille novemberdagen, wanneer de blaadjes van de bomen vallen, worden we met de gedachten bijna als vanzelf gebracht bij onze sterfelijkheid en bij onze lieve en ook bij onze minder lieve doden. Je staat er nadrukkelijker bij stil, méér waarschijnlijk dan normaal: Je denkt misschien aan een vader die al drieënveertig jaar dood is, je was toen zelf nog zo jong. Misschien steek je nog altijd een kaarsje voor hem aan. Want hij blijft toch je vader, jóuw vader. Of je denkt aan je partner van wie je het voorbije jaar afscheid hebt moeten nemen, misschien heel plots of na een lange periode van ziekte en verzorging. Of je denkt aan Haïti, na de aardbeving vorig jaar weer getroffen door een cholera-epidemie.
Jonge doden, "verse" doden, en oude doden, doden van dichtbij, die we hier kenden in de kerk bijvoorbeeld, doden veraf. Mensen vallen, mensen sterven - zoals de blaadjes. Je kunt er gemakkelijk weemoedig en treurig van worden. Hier in de kerk echter, lieve mensen, is er echter nog een ander verhaal als dat van de blaadjes. Twee verhalen zijn er zelfs vandaag. Twee passages uit de Heilige Schrift, uit de bijbel hoorden wij. En die twee passages verwoorden op een eigen manier goed nieuws óver en voor onze lieve doden én ook voor ons.
In de evangelietekst uit het Lucas-evangelie is er "op de eerste dag van de week" dat verbijsterende gegeven: de steen is weggerold van het graf, Jezus' lichaam is verdwenen en er zijn twee mannen in stralend witte kleren die vragen: "Waarom zoekt u de levende bij de doden?" en ze berichten: "Hij is niet hier. Hij is tot leven gewekt!" Kunnen wij dat geloven, lieve mensen? Kunnen we het geloven van Jezus? En kunnen we het geloven van onze eigen doden?
In de eerste lezing, uit het boek van de Openbaringen van Johannes, klonk het "Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij." Een stad wordt ons voorgesteld, "de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, dat vanuit God uit de hemel neerdaalt." "Dit is de woning van God bij de mensen! Hij zal bij hen wonen." Voortdurend valt daarbij in die Openbaringen-lezing het woord "nieuw". "Ik maak alles nieuw" zegt Hij die op de troon zetelt, en: "Schrijf deze woorden op, ze zijn betrouwbaar en waar."
Zou het zo zijn mensen? Kunnen we ons aan die woorden overgeven? Ís er, wérkelijk, goed nieuws voor de doden en voor ons? Je snapt daar niets van. Je kunt daar met je hoofd niet bij. Hoe zou dat dan moeten? Hoe zou dat dan kunnen? Een stad? Een woning? Ik denk: dat zijn maar beelden die proberen te verbeelden waarover het hier gaat ... Maar het getuigenis van de Schrift is éénsluidend: De dood heeft niet het laatste woord. Er ís iets "voorbij de dood". Er is léven na de dood. En dan niet in de zin van: "Het leven gaat verder" en "toch wordt het weer lente". Dat is uiteindelijk níet wat de bijbel bedoelt denk ik.
Wat ze wél bedoelt, dat is: "leven", dat heeft nog een heel ándere dimensie, een dimensie die wij wel kunnen vermoeden en waar we van mogen weten ook, want de bijbel spreekt erover, maar de vínger er op leggen, nee, dat kunnen we niet. "Wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bereid voor wie Hem liefhebben" schrijft de apostel Paulus in zijn eerste brief aan de christenen van Korinthe (2, 14). Zoiets is het. Zoiets moet het zijn. En het geldt ook voor de doden. De belofte geldt voor ons én voor hen. God is voorbij datgene wat wíj "dood" en "leven" noemen. Dat onderscheid tussen dood en leven geldt en telt voor God niet. God en wat Hij bereid heeft voor wie Hem liefhebben is van een geheel andere orde dan onze bekende, aardse, sterfelijke orde.
Daarom noemen we straks ook uitdrukkelijk de namen van uw lieve overledenen, omdat ze bij God gekend blijven, ook al zijn ze gestorven. Zelfs wanneer mensen ze zullen vergeten zijn na twee, drie generaties, God zal ze niet vergeten.
Vandaag vieren we Allerheiligen. Morgen vieren we Allerzielen. Het is een tweelingfeest bij uitstek, het punt waar het hiernámaals en het hiernúmaals elkaar ontmoeten. Een liturgische Siamese tweeling.
Te vaak denken we: Allerheiligen is het feest van alle heiligen die op de heiligenkalender staan, van mensen die uitzonderlijke kwaliteiten hadden en bij wie wij nog niet aan hun knieën komen. En Allerzielen is dan het feest van onze eigen overledenen.
In het visioen van Johannes lezen we er vlug over. We zien dan voor ons het prachtige schilderij De Aanbidding van het Lam Gods van Jan Van Eyck. Langs alle kanten komen martelaren, bisschoppen, maagden, rechtvaardige rechters enz. om Jezus te aanbidden die de dood overwonnen heeft. En de Jehova-getuigen beweerden dat er maar 144.000 zouden gered worden. Je moest er dus vlug bij zijn en wel héééél goed je best doen.
Maar het volgend zinnetje is belangrijk: Dan zag ik een menigte die niemand tellen kan, uit alle rassen en stammen, volken en talen. Iedereen is erbij.
Gisteren heb ik mogen meezingen in Ein Deutsches Requiem van Brahms. Machtige, troostvolle muziek voor deze dagen. Het Latijnse Requiem legt de nadruk legt op het oordeel (Pas maar op en bidt maar dat de overledene niet in de eeuwige duisternis valt). Het Duitse Requiem van Brahms zegt: Allen zullen we veranderd worden en eeuwig leven. Allen worden we geroepen om eeuwig te leven!
Als je hier eens rond kijkt, zie je heel wat lege stoelen. Meestal maakt ons dat een beetje bedrukt. We vinden het spijtig dat ze niet meer gevuld zijn. Maar op dit feest van Allerheiligen zouden we ons kunnen voorstellen dat elke lege stoel iemand voorstelt die in de hemel met ons meeviert. Grote heiligen als Franciscus, Theresa of Damiaan. Of kleine heiligen die we zelf hebben gekend en die ons de weg hebben getoond naar God.
Aartsbisschoppen kunnen heel wijze uitspraken doen. Echt waar! Ik heb een citaat van één van Leonards voorgangers. We moeten niet proberen heiligen te worden, zei kardinaal Suenens. 'We moeten proberen het te blijven.' Hij bedoelde hiermee dat elke mens al alle mogelijkheden, alle kansen in zich draagt om heel en heilbrengend te zijn. Het is maar een kwestie van deze kansen te ontdekken, te ontplooien en niet te laten bedekken door nutteloze dingen.
Jezus schetst ons in het evangelie van vandaag, de zaligsprekingen, een aantal paden waarop we kunnen wandelen, talenten die we kunnen ontwikkelen om vriend van God te worden.
Zalig ben je, een vriend van God ben je als je arm van geest bent. We zouden vandaag zeggen: als je niet teveel noten op je zang hebt, als je niet denkt dat je zelf het middelpunt bent waar alles moet rond draaien.
Zalig ben je, een vriend van God ben je als je treurt. Het is de mooi menselijke deugd van door het leed getroffen te worden, van niet onverschillig te blijven als er iets verkeerd loopt. De treurende mens schermt zich niet af in een pantser van onverschilligheid. Hij of zij wil het goede niet vergeten maar wordt door leed en lijden geraakt tot in het diepst van zijn hart.
Zalig ben je, je bent een vriend van God; als je zachtmoedig bent. De zachtmoedigheid, het is de zachte moed om het vol te houden, ook als er tegenslag komt, ook als je er alleen lijkt voor te staan.
Zalig ben je, je bent een vriend van God als je hongert en dorst naar gerechtigheid, als je je niet neerlegt bij het onrecht, maar als je wil dat ieder krijgt waar hij recht op heeft.
Zalig ben je, je bent een vriend van God als je barmhartig bent. Die barmhartigheid laat ons toe om vergiffenis te schenken, om met een nieuwe lei te beginnen en het kwaad dat ons is aangedaan niet te blijven aanrekenen.
Zalig ben je, je bent een vriend van God als je bedoelingen, je intenties zuiver zijn, zonder bijbedoelingen, zonder berekeningen.
Zalig ben je, je bent een vriend van God als je de vrede brengt, en onze wereld heeft de vrede zo broodnodig, zowel de grote wereld buiten ons, als de kleine wereld van gezin en werk waar we dagelijks leven.
Zalig ben je, je bent een vriend van God als je vervolgd wordt om de gerechtigheid. Zalig ben je als men je beschimpt en vervolgt omwille van Jezus. Opkomen voor Jezus heeft soms zijn prijs. Maar Jezus zegt: verheug je en juich, want groot is je loon in de hemel.
Onze overledenen zijn ons in het leven en het geloof voorgegaan en hebben geprobeerd: te leven in het spoor van Jezus. Onze ouders, familieleden, vrienden, kennissen, buren die gestorven zijn: allen hebben bij leven naar een betere wereld gereikt, en ze hebben ons dat reiken doorgegeven. Zonder hen zouden we wellicht geen christenen zijn. Het is goed dat we hen dankbaar herdenken, en dat ze vandaag en morgen geëerd worden, die heiligen die ons zijn voorgegaan.
Zij maken nu deel uit van de onafzienbare menigte, die niet te tellen is, uit alle landen en volken, van elke stam en taal, over wie Johannes in de eerste lezing zo beeldrijk vertelt.
Laten we in dankbaar herdenken in hun spoor treden, het spoor dat Jezus voor hen en ons heeft uitgetekend. Amen. Met dank aan Romain Debbaut en Jan Lerouge
Lucas laat Jezus en Zijn gezellen hun reis richting Jeruzalem voortzetten. Vandaag zijn ze in de stad Jericho aangekomen en ook hier lopen de mensen uit om Jezus te zien. De aandacht wordt getrokken op één bepaalde persoon, nl. Zacheus. Over hem horen we weinig fraais: hij is een tollenaar, iemand die de belastingen int voor de bezetter, de Romeinen en dus een collaborateur. Wat erger is: hij heeft zich door oneerlijke praktijken en afpersing verrijkt. Verder wordt nadrukkelijk vermeld dat hij klein van gestalte is. Mensen kunnen dus letterlijk en figuurlijk op hem neerzien. Niet te verwonderen dat hij geen gunstige plaats tussen de menigte vindt om Jezus te zien. Hij kruipt dus in een boom. Wat niemand verwacht gebeurt: Jezus ziet hem! Hij spreekt hem zelfs aan met zijn naam! Grote ontsteltenis bij de omstanders. Een man verguist en gemeden door iedereen, wordt door Jezus herkend en mag Jezus zelfs ontvangen en aan zijn tafel! Begrijpelijk dat zon houding van Jezus door de mensen niet begrepen wordt. Maar dan gebeurt wat niemand voor mogelijk houdt: in plaats van op de aandacht van Jezus te pochen en zichzelf nog meer te verheffen verandert Zacheüs kompleet. Hij komt tot inkeer en zal zijn rijkdom verdelen en een goed mens worden. Tot zover het wondere verhaal van Zacheus.
Of dit verhaal historisch klopt, of Zacheüs werkelijk bestaan heeft, het doet er eigenlijk weinig toe. Wat Lucas met dit gegeven wil doen, is ons een spiegel voorhouden. Wat zien wij wanneer we in die spiegel kijken? Zien we dan Zacheüs en voelen we ons dan ook door Jezus opgemerkt en aangesproken? Voelen we Zijn bezorgdheid over ons leven en krijgen we dan ook dit soort van kick om ons leven of ons gedrag te veranderen, ja soms helemaal om te gooien? De geschiedenis en het leven rondom ons bewijzen het dat het bij sommige mensen zo gebeurt. Dat ze soms van de ene op de andere dag met heel andere ogen in het leven staan en dat ze werkelijk zich ten volle inzetten voor dingen die hen daarvoor totaal niets zegden.
Misschien zien we in die spiegel Jezus! Kunnen we dan, zoals Hij, verder zien dan het uiterlijk van die kleine mens, die een leven leidt waar we niet met akkoord gaan? Kunnen wij net als Hij zeggen: hij is ook een kind van Abraham, dus is ook hij mijn broeder. Het is de moeite om hem beter te leren kennen. Misschien is de aandacht die ik hem geef net dàt wat hij nodig heeft om zich volwaardig te voelen en hem het gevoel te geven dat hij meetelt?
Jammer genoeg letten ook wij wel eens teveel op andermans gebreken. En omwille van die vervelende kanten mijden wij sommigen, we trekken een muurtje tussen ons in. We zien hen niet staan, ze kunnen als Zacheüs de boom in! Maar als we, zoals Jezus ook de goede kanten van vervelende mensen zouden zien, zou dat veel klein gehouden mensen doen groeien en betere mensen doen worden.
Als wij het verhaal van Zacheüs even terug bekijken dan valt het ons op dat Zacheüs er veel voor over heeft om Jezus te zien. Dat verlangen is niet alleen nieuwsgierigheid naar die Man waarover reeds zoveel gezegd werd. Het is een diep verlangen bij Zacheüs, de kleine man, om geraakt te worden door iets wat zoveel groter is en dat zijn leven zal veranderen. Aan Zacheüs is een onverdiende genade toegevallen en hij geeft het mateloos terug. Van een kleine, zondige mens die verloren was door zijn ambt en zijn rijkdom, door macht en bezit, door het hebben, is hij veranderd. Hij wordt zoon van Abraham genoemd, hij is iemand geworden, het is niet meer hebben maar zijn geworden in zijn verdere leven.
Zacheüs is niet de enige die zich voor Jezus verstopt. Wij als gelovigen zijn soms dubbel in ons verlangen: we zouden wel willen dat Jezus ons ziet en roept, maar anderzijds schrikken we er voor terug. Want wat zal er gebeuren als Hij mij vindt? Hoe zal dan mijn leven, zoals ik het nu heb, er dan uitzien?
Tegelijk leert Jezus ons ook dat wij niemand mogen beletten van Hem te zien. Wij mogen Jezus niet onbereikbaar maken voor mensen buiten onze kring. Ook zij kunnen zonen en dochters van Abraham zijn. Iedereen is immers geroepen,ook nu nog.
Ik ben, zegt Jezus, gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was! Heel wat verloren mensen zouden ermee gered zijn als wij zouden willen zoeken naar hun goede kant, als wij zoals Jezus hen zouden willen zien, en niet over hen maar met hen zouden praten.
Nog een gebed van Erwin Roosen als afsluiter:
Net zoals Zacheüs het aan Jezus vroeg, wil ik het ook aan U vragen, God, ziet U mij, ziet U mij graag? Toon mij dan Uw vriendschap, zodat ik kan voelen dat U op een unieke manier van mij houdt en dat U wilt wonen in het diepste van mijn hart. Laat mij delen in Uw vreugde en geef mij de kracht om die vreugde door te geven ook aan anderen, door ook hen graag te zien. Amen
Enkele bedenkingen in deze tekst werden genomen uit Zondagse woorden van Cees Remmers.
Het gebeurt dat ik problemen heb met mijn radio. Vroeger, toen een radio nog vol lampen zat, gebeurde dat regelmatig: het luisteren werd gestoord door gepiep en geruis. En dat beterde er niet op toen die vrije radio's de ether begonnen te overspoelen. Af en toe drukt een zender het station dat ik gekozen heb, opzij. Zit ik te luisteren naar een stukje Bach, en ineens kraakt er reclame voor de plaatselijke beenhouwer door, of iets dat muziek genoemd wordt maar eigenlijk een aanslag is op mijn trommelvliezen.
Dat probleempje lijkt niets te maken te hebben met het evangelie vandaag. Er was nog geen radio in de tijd van Jezus, laat staan een vrije radio. Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden. Maar wat is bidden eigenlijk?
Ik denk dat niet alle godsdienstige mensen bidden. En niet al wie bidt is godsdienstig. Sperwers bijvoorbeeld, en uilen, die bidden ook. Men noemt dat bidden: stil in de lucht hangen, de vleugels maar lichtjes bewegen. Die vogels zijn dan een en al aandacht voor wat voor zo'n vogel belangrijk is: waar loopt daar een veldmuis, of een konijntje?
Ik probeer te zoeken naar de betekenis van het woord bidden. Het is volgens mij: stil worden, het overbodige uitschakelen, en dan proberen oog te krijgen voor wat écht belangrijk is. Wat echt belangrijk is kunnen we maar zien, of beginnen te zien, als de mist van de alledaagse werkelijkheid wat optrekt, en als de jachtigheid waarin we soms ronddraven, kan stilvallen. Daarom denk ik ook dat er veel mensen bidden zonder dat ze dat zo noemen, ook mensen die zichzelf niet godsdienstig noemen. Die noemen dat dan mediteren, of yoga, of onthaasten of gewoon: efkes tot rust komen, 's avonds voor het slapen gaan, of in het bos tijdens de herfstvakantie...
Er gingen dus twee mensen naar de tempel om te bidden. En voor godsdienstige mensen betekent dat: stil worden, om open te staan voor God. Want dat is de naam die een godsdienstige mens geeft aan wat écht belangrijk is, aan het mysterie, dat heel ons leven draagt, in de goede en in de slechte dagen, en dat het goed met ons voorheeft.
De eerste van die twee mensen leeft voorbeeldig. Hij leeft echt volgens de voorschriften van zijn godsdienst. Twee keer vasten, 10 % van je inkomen geven aan armen, dat is wel wat. Maar bidt hij? Hij praat vooral over zichzelf. Ikke, ikke, ikke.... ben een hele goeie... daar komt het op neer. Hij is vol van zichzelf. En dan is er geen plaats voor iets anders, dan staat hij niet open, dan luistert hij niet naar het mysterie in zijn leven. Hij is als die radio, die niet het juiste station kan ontvangen: wat belangrijk zou zijn voor die man, kan hij niet horen, want het wordt opzij gedrukt door alles wat hij van zichzelf zo goed vindt.
De tollenaar is niet vol van zichzelf. Hij weet dat hij fouten maakt, dat hij geen reden heeft om op te scheppen. Nu kunnen we ons afvragen: allemaal gemakkelijk gezegd ik ben een zondaar. Is dat voldoende om vergiffenis te krijgen?
Maar uit de rest van het evangelie weten we dat Jezus altijd vergiffenis koppelt aan oprecht berouw, en de wil om het beter te doen. Dat zal dus ook hier het geval zijn. Waar het hier om gaan, is dat Jezus de aandacht wil trekken op de openheid van die man: hij is niet vol van zichzelf, hij is gericht op het belangrijkste in zijn leven: dat hij fouten heeft gemaakt, dat hij hulp nodig heeft, dat hij genade nodig heeft. En dat hij die genade kan krijgen.
Wie zijn wij, in dit verhaal? Waarschijnlijk zijn wij een tolli-zeeër. Of een Fari-naar.
Het verhaal houdt ons een spiegel voor, waarin we zien dat we twee gezichten hebben. Soms staan wij open, luisteren we naar het mysterie in het leven, zien we waar het op aan komt. Soms zijn we vol van onszelf, toeteren we ikke, ikke, ikke, en minachten anderen die zwak zijn en in de fout gaan. Maar dan zijn we als die stoorzenders in mijn radiootje. Want een radio ontvangt niet alleen, hij laat ook iets horen.
Als diegenen onder ons die christen willen zijn, vol zijn van onszelf, kunnen wij diep in ons hart niet horen waar het op aan komt, kan God ons niet bereiken. En dan kunnen wij het evangelie niet uitstralen. Dan kunnen mensen rondom ons niets horen of zien van dat mysterie, dat ons leven draagt. Nochtans, de boodschap verspreiden, daartoe worden ook wij gezonden.
Het is trouwens vandaag Missiezondag, om ons aan die zending te herinneren. Die zending veronderstelt niet dat wij op verhoogjes gaan staan, om vanalles over de mensen uit te roepen. De beste verkondiging, ook in onze tijd, is denk ik: dat de mensen rondom ons zien hoe we leven, hoe we proberen zoals Jezus al weldoende rond te gaan, om voor wie naast ons leeft een stukje hemel al op aarde te brengen.
Dat lukt alleen maar, als we kunnen open staan, stil worden, luisteren, niet naar onszelf en onze pretentie, maar naar de mysterie dat het fundament is van het leven van ieder van ons. Wij geloven, dat dit mysterie een goede kracht is, zoals we zongen bij het begin van deze viering: de kracht die je doet leven, de kracht die je diep voelt.
Die kunnen we alleen voelen, als er plaats voor is, als we niet vol zitten met onszelf. Die kracht kan alleen groeien in nederigheid.
Over bidden en vertrouwen - 29e zondag C 2010 - Gie
Negenëntwintigste zondag door het jaar C 2010 - Zaterdag 16 en zondag 17 oktober 2010
Eerste lezing: Exodus 17, 8-13 - 'Mozes hield zijn armen omhoog geheven' Evangelie: Lucas 18, 1-8 - 'Zou God geen recht verschaffen aan zijn uitverkorenen?'
Drie jaar geleden, op precies dezelfde zondag door het jaar, mocht ik ook de homilie doen. En dan lijkt het verleidelijk en eenvoudig om dezelfde tekst boven te halen en die opnieuw te brengen. Maar zo werkt dat niet.
We zijn ondertussen drie jaar later en, ook al lijkt er op het eerste zicht weinig veranderd, de wereld is niet blijven stilstaan. Het kost ons vandaag veel meer moeite om de (oude) woorden van de bijbel goed te verstaan. Daarom gebruiken wij een nieuwe bijbelvertaling. Niet omdat de bijbel of de inhoud ervan veranderd is, maar omdat de toehoorders ervan veranderd zijn. Wij luisteren vandaag met andere oren.
Een voorbeeld. Vroeger lazen wij na iedere genezing door Jezus: ga, uw geloof heeft u gered. Nu staat daar: uw vertrouwen heeft u gered. Dat betekent hetzelfde, maar we begrijpen het beter omdat er in onze taal ook begrippen opduiken als: wantrouwen, trouw en ontrouw. Ook voor zaken die wij niet meteen associëren met het geloof.
Als wij op die manier de lezingen van vandaag beluisteren, dan begrijpen we dat het zakken van de armen van Mozes te maken heeft met een gebrek aan vertrouwen, en dat het ondersteunen van die armen te maken heeft met het herstellen en volhouden van dat vertrouwen. Een ander begrip dat wij automatisch associëren met het geloof, met dat vertrouwen dus, is bidden. Ook voor bidden (met of zonder woorden) horen we in de lezingen andere begrippen die hetzelfde betekenen, zoals: herhaaldelijk smeken, tot hem roepen, aandringen, de armen omhoog houden.
Door de gebeurtenissen en bekentenissen van de voorbije maanden, luisteren en kijken wij veel kritischer naar alles wat ons door de kerk wordt voorgeschoteld. Wij zijn een beetje zoals Thomas geworden: niet echt ongelovig, maar wel kritisch. We kijken de kat uit de boom. Zeker als er gezagsdragers of machthebbers - zoals rechters - ter sprake zijn.
Hoe zouden wij reageren als de gelijkenis van vandaag, in plaats van over een onwillige rechter, zou gaan over een kerkelijke leider die niet recht in zijn schoenen staat? Of die niet doet wat normalerwijze van hem wordt verwacht? Ook zon soort parabels vertelde Jezus. Jezus durfde een kat een kat te noemen, zelfs als ze veilig in een boom zit. Zowel corrupte ambtenaren als geestelijken moeten het ontgelden. Onrechtvaardige rentmeesters, inhalige tollenaars en goddeloze rechters krijgen van Hem een veeg uit de pan. Zowel schijnheilige farizeeërs als onwaardige priesters worden kritisch bekeken.
Denk maar aan het verhaal (Lucas 10, 30-37) van de reiziger die, op weg van Jeruzalem naar Jericho, overvallen werd door rovers. Er komt een priester voorbij en daarna een Leviet. Maar die doen allebei of ze niks merken en lopen in een boog rond het slachtoffer heen. Dan komt er een vreemdeling voorbij, een Samaritaan, zeg maar een allochtoon. En die zorgt wél voor de gewonde reiziger.
Jezus durft een kat een kat te noemen. Geen wonder dat de Farizeeën en andere Schriftgeleerden onder zijn toehoorders zich aangesproken voelen. Geen wonder dat de hogepriesters hem liever kwijt dan rijk zijn. Natuurlijk gaat het bijbelverhaal in de eerste lezing over Amalek, die in de joodse wereld uitgroeide tot hét symbool van de vijand, die de zwakkeren in de rug aanvalt. Natuurlijk gaat het in de parabel om een rechter die geen ontzag heeft voor God of gebod en die zich in niets aan de mensen gelegen laat liggen.
Toch draaien de lezingen van vandaag niet zozeer om die slechterikken, maar wel om hoe de gelovige ermee omgaat. Over bidden en vertrouwen dus. In de eerste lezing, het bijbelverhaal van Mozes en Amalek, is één ding duidelijk: hoe je ook smeekt en bidt en volhoudt, je kunt het niet zonder de anderen, je kunt het niet zonder vertrouwen. In de evangelielezing, de parabel van de weduwe en de rechter, blijkt ongeveer hetzelfde: hoe je ook smeekt en bidt, je kunt het niet, je houdt het niet vol, zonder vertrouwen. Het is dan ook terecht dat Jezus afsluit met de vraag: zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?
Wij leven (helaas) niet in een vriendelijke wereld met alleen lieve mensen. Ook vandaag ligt er overal wel een Amalek op de loer om zwakke mensen in de rug aan te vallen. En alleen door de armen niet te laten zakken, de moed niet op te geven, vertrouwen te hebben, zeg maar te blijven geloven, kan daaraan worden weerstaan. En dat gaat eigenlijk alleen met de hulp van anderen. Er zijn ook vandaag nog verantwoordelijken die hun macht misbruiken, corrupte ambtenaren die verhinderen dat armen verkrijgen wat hen toekomt, die de kleine en machteloze mens misbruiken en kraken. En alleen door vol te houden, de moed niet op te geven, vertrouwen te hebben, zeg maar te blijven geloven, kan daaraan worden weerstaan.
De vraag van Jezus geldt daarom ook als een oproep voor ons vandaag: zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden? Lieve mensen, zegt Jezus, wat er ook misloopt door het toedoen van mensen, geef niet op, laat de armen niet zakken. Geef aandacht aan wie gekwetst en geslagen zijn. Hou je vertrouwen, blijf geloven en zoek daartoe steun aan elkaar. Amen.
Nationale ziekendag 2010 - Zaterdag 9 en zondag 10 oktober 2010
Eerste lezing: 2 Kon. 5, 14-17 - 'Keerde terug naar de man Gods' Evangelie: Lucas 17, 11-19 - 'Is niemand teruggekeerd dan enkel deze om aan God eer te brengen?'
Beste vrienden, zoals elk jaar houden wij op de tweede zondag van oktober onze nationale ziekendag. Deze dag is niet alleen voor de zieken,maar we moeten het bezien als een uitbreekmoment om even stil te staan wat er rondom ons gebeurt. Chronisch ziek worden,vereenzamen het kan ons allemaal overkomen, een uitspraak die bij mij is blijven hangen is,spreek liever niet van gezonden en zieken, maar van de gekwetste en de kwetsbare mensen in de maatschappij of in de buurt. Mensen met een handicap of chronische aandoening verdienen even veel respect als anderen. Zij vertellen ons hoe broos het leven is en hoe dankbaar we moeten zijn als we gezond door het leven mogen gaan. Zorgen voor onze medemens is de basis van ons geloof en daar mogen we best voor uitkomen..
Geloven is dus tijd maken voor een ander tijd is kostbaar, en speelt een grote rol in ons leven. We hebben een overvolle agenda. We worden geleefd. Veel mensen draven maar door, zelfs als mensen op pensioen gaan, zeggen ze dat ze meer werk dan vroeger hebben. Gelukkig zijn er ook mensen die hun tijd anders invullen. Zij maken tijd ten voordele van hun medemens familie ,vrienden en buren.. Dit jaar zetten we het belang van een zorgzame buurt in de kijker. We roepen mensen op om zich mee in te zetten voor een buurt waar men aandacht heeft voor langdurig zieken of mensen die zorg nodig hebben, zonder de vele mantelzorgers te vergeten, Een vriendelijk woord,elkaar begroeten op straat,weten dat je bij elkaar terecht kan. Verwijzing naar het evangelie: De blinde bedelaar Bartimeus, zoon van ja de mensen kennen hem wel... Hij staat daar luidkeels te roepen zoon van David,Jezus,heb medelijden met mij dat de mensen hem het zwijgen willen opleggen kan hem niets geven,hij heeft niets te verliezen. De diepe pijn van uitgestoten te zijn,het verdriet,de eenzaamheid hij roept om bescherming,maar niemand ziet hem,de mensen zijn blind voor hem. Wie niet omziet naar de blinde, de mens langs de kant van het leven, begrijpt niet waar het Jezus om te doen is . Je zou zelf kunnen zeggen dat de blinde de enige is die door heeft dat Jezus de redder van de mensen is. Kenmerkend voor het evangelie is dat zij het goed nieuws wil brengen, dwz dat zij het geluk van de mensen tot doel stelt.
Ben jij gelukkig? Wellicht voert die vraag je naar geliefde naasten,naar mensen die om je geven. Misschien komt er ook verdriet naar boven, omdat er iemand niet meer is of omdat je ontgoocheld bent. Ben je gelukkig? Is een belangrijke vraag ze confronteert ons met onszelf
En zo zag ik de film van de buurt waar ik vroeger woonde Sint-Anneke één grote zandvlakte met in de verte de oude kerk, de statie, de blauwe blokken en dan onze buurt, allemaal nieuwe woningen met jonge gezinnen, zowat het begin van het nieuwe st.Anneke na de oorlog. Je had er van alles de beenhouwer, kapper, schoenmaker, scholen, drukkerij, scholen .en wij een buurtwinkel. Kinderen speelde met elkaar, gingen samen naar school en keken samen naar tv. Je kwam de mensen dagelijks tegen op straat of als ze naar de winkel gingen of kwamen. Een hoop vertellingen over kleine en grote verdrietjes, of andere gebeurtenissen, wat telkens met zorg werd aanhoord. Waar mogelijk was hielp men elkaar, (telefoon,auto ..) Wij kenden hem, zij kenden ons.
De huizen staan er nog, de winkels zijn weg, de straten zijn stil en de zandvlakten zijn volgebouwd. Soms zeggen we wel eens,was het maar terug zo. Maar we weten heel goed dat er vroeger heel wat zaken waren die we zeker niet terugwillen. De klok terugdraaien kan niet.
Maar het zou wel fijn zijn als we onze contacten terug zouden oppikken. Mensen waren er voor elkaar, praatte met elkaar, vertelden wie zorgbehoevend was en vroegen of ze niets moesten doen of meebrengen. Ze droegen zorg voor elkaar. Het is een kleine moeite om van een gewone buurt een zorgzame buurt te maken. Een zorgzame buurt waar het gezellig wonen is en waar men contact heet met elkaar. Het is een buurt waar men aandacht heeft voor wie ziek of zorgbehoevend is of wie in stilte en met veel liefde voor zijn ouders,kind, mensen met een handicap zorgt.
Het is een buurt waar buren, vrijwilligers, verenigingen en buurtdiensten er samen voor zorgen dat iedereen erbij hoort en kan deelnemen aan het sociale leven. Zo een buurt vormt een noodzakelijke buffer tegen uitsluiting en vereenzaming.
Met de nationale ziekendag roepen we iedereen op om actief zijn steentje bij te dragen aan een zorgzame buurt. Ziekenzorg linkeroever
Laat het ons maar eerlijk bekennen: meestal zijn we geen echte luistervinken wanneer de 1e lezing aan bod komt. Die is ook de ene week bevattelijker dan de andere, en de auteur is soms ook niet zo bekend, zoals vandaag bvb.: de profeet Habakuk. Velen zullen zeggen: Nooit van gehoord. Waar hebben ze die uitgehaald? En nochtans!
Bij de aanvang van de eerste lezing is Habakuk aan het bidden en het is het gebed van iemand die dik in de miserie zit en het allemaal niet zo goed meer begrijpt. Hoelang moet ik nog roepen Heer, terwijl Gij maar niet luistert, hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen terwijl Gij maar geen uitkomst brengt? Waarom laat gij mij onrecht lijden en ziet U de ellende maar aan? Waarom moet ik leven te midden van geweld en onderdrukking, en waarom rijst er twist en moet men lijden onder tweedracht? Een hele reeks ontgoochelde waaroms, zelfs vandaag nog herkenbaar, want vandaag is Habakuk heel goed te herkennen.
Want vandaag is hij een slachtoffer van de aanhoudende natuurrampen in Pakistan, die zich afvraagt waarom het Westen zo weinig helpt. Hoelang moet ik nog roepen, Heer. Vandaag staat hij in de schoenen van de Palestijnen, die verbaasd en ontgoocheld kijken hoe de Israëlies nieuwe nederzettingen bouwen op Palestijnse grond. Vandaag is hij het slachtoffer van kindermisbruik, in de Kerk en het wordt nog veel erger wanneer het toegedekt wordt en na 50 jaar eerst aan het licht komt. hij vraagt zichzelf af wanneer zal recht geschieden? Hoelang moet ik nog roepen, Heer, terwijl Gij maar niet luistert. Vandaag is hij de asielzoeker, voor wie geen plaats is in een opvangcentrum. Vandaag is hij de langdurig zieke, die denkt dat hij door God en mensen in de steek wordt gelaten. Vandaag is hij de moeder of vader wiens kind is omgekomen in een verkeersongeval. Vandaag is hij degene die zich inzet in de parochie maar genegeerd wordt en amper een greintje dank krijgt.
Vandaag kan het je buurman, je buurvrouw zijn. Morgen kan het je partner, je ouder, je kind zijn, misschien ben jij morgen wel Habakuk. Maar de profeet Habakuk is ook iemand die luistert, iemand die oor heeft voor het woord van God. En God spreekt: Schrijf het visioen op, zodat men het vlot kan lezen. En het visioen hunkert naar zijn vervulling en vertelt geen leugen. Al blijft het uit, geef het wachten niet op, want komen doet het beslist en het komt niet te laat. M.a.w. hopen is misschien al een stuk geloven.
En het evangelie sluit wonderwel goed aan als 2e lezing. De apostelen bidden: Versterk ons vertrouwen, geef ons meer geloof Dat is ook rapper gezegd dan gedaan.
We leven in een tijd waarin onze kerken s zondags even leeg zijn als ze vroeger in de week waren, waarin God en geloof worden afgedaan als iets van vroeger, iets van toen we nog niet beter wisten Heer, geef ons meer geloof. We leven in een tijd waarin ons geloof op de proef wordt gesteld, we ons misschien afvragen waar we mee bezig zijn en of het nog wel de moeite loont Heer, geef ons meer geloof. We leven in een tijd dat we meer dan ooit beseffen dat de kerk een kerk van mensen is. Dat ze, én geleid wordt, én gemaakt wordt door mensen. En als zowel een aantal van deze mensen, als de kerk als instituut, ernstige dingen ten laste gelegd worden, dan heeft ze het moeilijk om hierop eerlijk te reageren.
De boodschap van Jezus verkondigen, én naar de normen van deze tijd, én naar de gelovigen van vandaag, blijft de voornaamste en tegelijk meest boeiende taak van de kerk. Toch voelen meer en meer mensen zich ongemakkelijk, beschaamd, bezorgd, ongerust. Heer geef ons meer geloof.
Vrienden, geloven is een werkwoord, net als beminnen. Geloof is geen jas die je naar believen kunt aan- en uittrekken, nee, het is iets wat je moet doen, elke dag opnieuw. Het is nooit af, en het vraagt inzet. Alle weken terug naar hier komen, bijvoorbeeld, en bidden, en gemeenschap vieren en er zijn voor God, voor elkaar en voor al onze medemensen.
Doen, zegt Jezus. Niet blijven staan, maar u inzetten. Niet wanhopen maar hopen en alles een kans geven.
De waarde van het aandeel Geloof is op de beurs dramatisch gezakt. Ik zou het bijna durven vergelijken met een beurscrash. Er gaat bijna geen dag meer voorbij zonder alweer een nieuw beschamend feit dat openbaar gemaakt wordt en het vertrouwen op de helling zet. En daar hebben velen onder ons beduidend moeite mee. Begrijpelijk. Het vertrouwen in de Kerk zit niet meer in de Bel-20.
En toch zien we dit weekend weer straffe dingen tekenen van hoop? Honderden vrijwilligers draaien hun nestel af op de St Annekesfeesten. Is dit niet hoopgevend? Geloven in mekaar en er samen iets aan doen. Samen gemeenschap vormen, sterker maken, zodat anderen het niet kunnen afbreken. Je zou eigenlijk eens moeten binnenspringen.
En voor diegenen die niet tegenstaande twijfel toch blijven hopen en geloven, zegt Jezus: Ga in vrede. Geloven brengt ook vrede mee. Vrede met onszelf, met onze medemensen, met God. En vrede, dat is zowat het hoogste goed dat we als mens kunnen nastreven. Hopen op vrede.
Heer, geef ons meer geloof en hoop en vrede. Amen.
Naar ideeën van Ludwig Verhelst Jan Lerouge Romain Debbau
Het is een keihard evangelie dat we zonet gehoord hebben. Geen sprake dit keer van een God die vergeeft, die medelijden heeft, die een zondaar een nieuwe kans biedt. Integendeel, wat de rijke man ook probeert, hoezeer hij ook aandringt, Abraham is onvermurwbaar. Hij heeft zijn kans verkeken, hij is gestraft en hij blijft gestraft. Zelfs zijn broers mag hij niet meer laten waarschuwen.
In de parabel is het weer een rijke man die er van langs krijgt. Dat gebeurt wel meer in het evangelie. En het contrast met onze tijd, met onze maatschappij is treffend. Bij ons hebben de rijken een naam, het zijn BV's die we kennen van TV en uit de boekskes. Er bestaan zelfs lijsten met de rijkste mensen per land of in de hele wereld. De daklozen daarentegen blijven onbekend en anoniem, zij hebben geen naam. In het evangelie is het net omgekeerd. Van de rijke kennen we de naam niet, van de arme wel. Hij heet Lazarus en dat betekent "God helpt".
We kunnen ons dan de vraag stellen: is rijkdom dan echt verwerpelijk? Zijn alle rijken automatisch slechte mensen? Mag men dan niet werken voor het dagelijks brood en zelfs voor iets meer? Mag men niet genieten van de luxe, de status die men verworven heeft? Als we het evangelie goed lezen gaat het daar inderdaad niet om. Het is niet de rijkdom die wordt veroordeeld, wel de onverschilligheid. Kijk maar naar de eerste lezing vandaag. Ook daar krijgt de rijke klasse de volle laag van de profeet Amos. Hij verwijt hen dat zij leven als zorgelozen, dat zij zich afschermen van de andere mensen, dat zij zich niet bekommeren om het heersende onrecht. Zo is ook de rijke man uit het evangelie blind voor de honger en de nood van Lazarus. Het lijkt wel of hij hem niet ziet, niet opmerkt. Maar uit zijn gesprek met Abraham blijkt dat hij hem wel degelijk kent, hij kan hem zelfs bij naam noemen. Hij heeft hem dus wel opgemerkt, maar hij negeerde hem, hij liep er achteloos aan voorbij. En hij had beter moeten weten. Hij kent immers de wet en de profeten, en zijn broers kennen die ook. Daarom mag hij hen niet meer waarschuwen, ze weten goed genoeg wat hen te doen staat. Abraham spreekt als het ware in naam van God en hij is heel radicaal: als ze naar Mozes en de profeten niet willen luisteren, zullen ze ook niet luisteren naar iemand die uit de doden terugkomt. Ze kennen de wet, ze kennen hun plichten, ze moeten niet doen alsof ze van niets wisten.
Het is een herkenbaar verhaal. Wij kennen ook onze plichten, we horen de stem wel van ons geweten. We zien bijvoorbeeld op televisie dat er in Pakistan ontzettend veel nodig is om de mensen te helpen de gevolgen van de overstromingen te boven te komen. En toch kwam en komt die hulpverlening veel trager en moeizamer op gang dan bij andere gelegenheden. Pakistan is blijkbaar ver van ons bed. We kunnen toch moeilijk beweren dat we niet weten hoe hoog de nood daar is.
En ja, Pakistan is inderdaad ver van hier. In ons landje hebben we toch weinig raakpunten met de figuren uit de parabel. De armen in onze maatschappij kunnen toch aankloppen bij het OCMW, ze krijgen een leefloon, of ze worden geholpen via allerlei initiatieven. Wij zijn tenslotte een rijk land. Wij komen niets tekort. Zowat 10% van de wereldbevolking bezit ongeveer 85% van de beschikbare rijkdom. En wij behoren tot die 10%. Zoveel Lazarussen zullen er hier wel niet rondlopen, wachtend op de kruimels van onze tafel.
Maar pas op, het gaat niet alleen over materiële rijkdom. De getallen die ik daarnet gaf, kloppen inderdaad. Wij maken deel uit van die 10%. Maar andere getallen leren ons dat ons land hoog staat in de statistieken wat betreft het aantal zelfmoorden. Het zijn er ongeveer 2000 per jaar. Dat wil zeggen dat in ons land gemiddeld zes mensen per dag zelf uit het leven stappen. Een andere statistiek vertelt ons dat het aantal mensen bij ons dat anti-depressiva slikt ontstellend en schrikbarend hoog is.
Er is zeker veel minder materiële armoede hier dan in de meeste andere landen. Maar er is blijkbaar heel wat geestelijke armoede. Vele mensen zijn eenzaam, ongelukkig en zelfs wanhopig. Ook daarover gaat het evangelie. De naam Lazarus betekent "God redt". Dat God redt, barmhartig is, liefdevol, een warm hart heeft voor mensen, dàt moeten we delen met elkaar. En hoe delen we dat? Door het te laten voelen.
De rijke uit het evangelie wordt immers niet veroordeeld omwille van zijn rijkdom, maar wél omdat hij zijn rijkdom niet deelt, omdat hij zijn hart gesloten houdt voor de arme. Gods barmhartigheid delen, wil dus zeggen dat we zijn vriendschap proberen zichtbaar te maken in onze manier van samenleven met elkaar. En misschien hebben we dan als ouder net een beetje méér geduld met de puber die in huis rondloopt. Of misschien kunnen we dan nóg eens luisteren naar het verhaal van een bejaarde of een zieke, ook al heeft die dat al tien keer verteld. Misschien worden we wat meer verdraagzaam in ons oordeel over elkaar, in ons commentaar op de politiek en het wereldgebeuren.
God is barmhartig en heeft ons de vrijheid gegeven om die warmte van zijn hart al dan niet uit te dragen. Er zijn meer dan genoeg koude harten, die wat warmte goed kunnen gebruiken. We moeten niet zoals de rijke man uit het evangelie wachten tot een later leven om die warmte te doen voelen. Als we er nu aan beginnen kunnen wij van elk stukje aarde een stukje hemel maken
Startviering werkjaar - 25e zondag C 2010 - Herman
Homilie Startviering - Vijfentwintigste zondag door het jaar C 2010 Zaterdag 18 en zondag 19 september 2010
Eerste lezing: Amos 8, 4-7 - 'Hoort toe, gij die armen verdrukt' Evangelie: Lucas 16, 1-13 - 'Gij kunt niet God dienen en de mammon'
Beste mensen,
Een beetje shockerend klinkt het evangelie van de onrechtvaardige rentmeester. In plaats van de onrechtvaardige rentmeester streng te veroordelen, prijst Jezus hem. Hoe moeten we deze lofprijzing verstaan? Jezus keurt niet de oneerlijke handelswijze goed. Hij noemt hem immers uitdrukkelijk de onrechtvaardige rentmeester. Maar toch, zegt Hij tot zijn leerlingen, hebben jullie van deze gewetenloze bedrieger iets te leren. In een ernstige crisissituatie moet je de dingen niet op hun beloop laten. Neem daar een voorbeeld aan. In dienst van het koninkrijk van God moeten jullie met minstens evenveel doorzicht en overleg handelen. Christenen moeten uitmunten door hun scheppende verbeeldingskracht. Van zichzelf en zijn leerlingen eist Jezus een voortdurende waakzaamheid en een scherp oog om de tekenen van de tijd te kunnen lezen.
In dienst van het evangelie moeten we nieuwe wegen en middelen bedenken om de boodschap van Jezus te brengen. En daar kunnen we alles van Jezus leren. Jezus creativiteit munt uit door hoop. Hij geeft het nooit op. Concrete tegenslagen stimuleren Hem telkens weer tot nieuwe ontdekkingen. Altijd blijft Hij geloven in een betere toekomst. Hij is onuitputtelijk in het vinden van nieuwe en betere wegen.
Is dit evangelie geen prachtige boodschap om het nieuwe werkjaar te starten? En ja, er valt weer heel wat te beleven, ook in onze kerk vandaag. In ons bisdom vieren we het jubileumproject Kerk onder stroom, zoals we in de inleiding verteld hebben. Kerk onder stroom heeft veel betekenissen. We willen de kerk onder stroom zetten, de energie opwekken om verder te bouwen aan de toekomst. We willen de kerk in ons bisdom onder de aandacht brengen. We gaan vieren wat voorbij is, 450 en 50 jaar bouwden de christenen aan het bisdom Antwerpen. Maar we staan ook in het nu, daarom willen we de bestaande initiatieven ruimer bekend maken, mensen ondersteunen zodat ze het vol houden. Maar er mogen ook nieuwe dingen opgezet worden, we kijken immers vooruit naar de toekomst. En we doen dat allemaal vanuit een onderstroom, vanuit onze christelijke inspiratie, van Jezus, de Christus. Hij is degene die ons de weg wijst. We hopen alleszins dat we hier, in onze eigen parochie, mee in de stroom kunnen gaan staan, om zo mee te bouwen aan de kerk van de toekomst.
In onze parochie willen we ons dit jaar ook richten op het jaarthema mensen nabij zijn. Zo laten we heel concreet voelen wat kerk-zijn betekent. Laat ons de handen in elkaar slaan voor een nieuwe creatieve manier van leven, waar de kleine mens weer in het middelpunt wordt geplaatst. Ja, de zieke, gehandicapte, rouwende, oudere, ... Iedereen die met pijn, verdriet, angst of lijden wordt geconfronteerd moet onze aandacht krijgen. Een nieuwe manier van leven waarvan de rode draad, de kern, Gods eigen naam zal zijn: Ik zal er zijn voor U. Als wij zo aandachtig en liefdevol omgaan met de mensen rondom ons, dan hoeft niemand meer te zeggen: Waar is uw God? Want Hij zal te zien zijn in ons. Hij zal gebeuren. Amen.
met dank aan preeksuggesties van het CCV Antwerpen
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.