Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
We hebben zonet geluisterd naar twee roepingverhalen.
Nu behoort het woord roeping niet echt meer tot onze dagelijkse woordenschat. Het klinkt een beetje vreemd, verouderd ook en we geven er vaak een verkeerde invulling aan. Niet alleen zijn we geneigd het begrip roepen letterlijk te nemen, in het verleden werd er ook wel eens een beetje magische invulling aan de term gegeven.
Wat hebben we bijvoorbeeld gedacht bij de eerste lezing?
Samuël wordt op een nacht driemaal door God geroepen. Hij begrijpt het niet en gaat telkens opnieuw slapen. Hij denkt zelfs dat de roep van Eli, zijn meester, komt. Het is Eli die hem zegt dat het eigenlijk God is die hem roept. En dan pas zegt Samuël: "Spreek, Heer, uw dienaar luistert".
Het klinkt misschien was toverachtig en niet meer van deze tijd. Maar zo vreemd is het eigenlijk niet.
We hebben het allemaal al vaak genoeg meegemaakt dat iemand ons probeert te roepen. We komen volk tekort in onze vereniging, geen zin om mee te doen? We moeten een nieuwe vakbondsafgevaardigde kiezen, ben jij geen kandidaat?
Ons oudercomité heeft een nieuwe voorzitter nodig en wij dachten Er is nog volk tekort in de catechese voor dopelingen, eerste communicanten en vormelingen. We zoeken nog heel wat helpers voor de parochiefeesten.
Heb je er al eens aan gedacht of je niet in aanmerking komt om zieken te bezoeken? Om mensen te steunen bij het verwerken van een zwaar verlies? Of wil je het PT komen versterken?
Enzovoort, enzovoort.
Als we een dergelijke vraag krijgen, gaan we op zijn minst even nadenken. Kan ik die verantwoordelijkheid wel aan? Ben ik wel een geschikte kandidaat? Heb ik de juiste talenten of vaardigheden? En misschien vooral: wil ik daar wel tijd voor vrijmaken? Maar dan komen er andere mensen die dezelfde vraag stellen. Die ons proberen te overtuigen.
Net als Samuël hebben wij andere mensen nodig om ons helder te doen zien. En om ons misschien over de streep te trekken.
In het evangelie is het ook iemand anders die de leerlingen hun roeping doet inzien. Johannes de Doper zoekt niet naar medewerkers voor zichzelf, hij wijst Jezus aan als degene die zij moeten volgen. Hij gebruikt daarvoor een term die voor de Joden heel duidelijk was, maar voor ons intussen veel minder. "Daar is het Lam van God" zegt hij.
Het lam van God: we gebruiken de aanspreking in elke viering, we hebben het al zo vaak gezegd dat de betekenis verloren dreigt te gaan. Voor de Joden lag dat anders. Bij hen komen er twee beelden uit de schriften naar voor: het paaslam aan de ene kant en aan de andere kant het lam dat met Goede Vrijdag naar de slachtbank wordt geleid. In dat ene beeld van het Lam Gods komen vele betekenissen samen: uittocht, redding, verzoening, lasten dragen, schulden dragen, voorspraak zijn.
En de leerlingen gaan naar Jezus toe, maar ze vragen wel eerst wat meer uitleg.
Dat zouden wij ook doen, geconfronteerd met één van de vragen die ik daarnet als voorbeeld gaf. Voor ik dat engagement misschien aanga, wil ik wel weten wat het inhoudt. Waar gaat het allemaal over, wat brengt het met zich mee, welke voorwaarden en gevolgen zijn eraan verbonden?
De leerlingen vragen Jezus: "Waar houdt Gij verblijf?" Dat is een heel andere vraag dan: "Waar woont Gij?"
De leerlingen zijn niet op zoek naar een adres, naar een huis of een straat. Hun vraag is: "Waar verblijft Gij?" Dat wil zeggen: waar ben je mee bezig, hoe verloopt een dag bij jou, waarmee is je leven gevuld, wat voor iemand word ik als ik meedoe?
Als ouders ongerust hebben zitten wachten op een ouder wordende puber die te laat thuiskomt, vragen ze nadien ook: waar ben je geweest? Ook zij vragen niet naar een adres, maar ze bedoelen: in wat voor een gelegenheid ben je geweest, met wie en wat hebben jullie daar gedaan?
Zo ook die leerlingen. En Jezus zegt hen: "Ga mee om het te zien". Zoals in de voorbeeldjes van daarstraks.
Kom maar eens kijken, probeer eens mee te doen en dan kan je oordelen of het iets voor jou is. En in het evangelie is het resultaat duidelijk: waar Jezus verblijft, willen de leerlingen ook blijven. Blijven betekent hier verbonden blijven en ook: zich thuisvoelen. Waar we ons thuis voelen, daar willen we blijven.
En dan is er nog Andreas die er zijn broer gaat bijhalen. Geroepen worden is niet wereldvreemd, integendeel. Belangrijk is immers ook dat je in staat bent Jezus te vinden in je eigen omgeving. En dan kan je ook andere mensen roepen. Te beginnen bij je eigen familie en vrienden. Dat is wat Andreas doet.
En als Jezus dan Simon verwelkomt geeft Hij hem meteen een andere naam. Wie Jezus ontdekt wordt blijkbaar een ander mens. Vorige week hoorden we hoe de wijzen uit het oosten het kind bezochten. En dan langs een andere weg naar huis terugkeerden. Ook hun leven was veranderd en overhoop gegooid. Zij volgden een andere weg.
Simon kreeg een andere naam.
Maar nog eens: zo vreemd en zo magisch is het allemaal niet. Eli doet Samuël zijn roeping begrijpen. Johannes stuurt zijn leerlingen naar Jezus. En Andreas vindt het allemaal de moeite waard om zijn broer erbij te halen.
Een nieuw jaar, dus naar goede gewoonte wensen we elkaar gelukkig Nieuwjaar, en we voegen er steevast aan toe: En een goede gezondheid.
Vroeger wensten we elkaar een Zalig en gelukkig Nieuwjaar, en misschien was dat net iets straffer dan wat we nu wensen, want zalig is toch net dat ietsje meer dan gelukkig.
Maar wat we ook wensen, het blijft een wens, waarvan we hopen dat hij werkelijkheid wordt.
We hopen dus dat iemand gelukkig en gezond zal zijn en vrede zal kennen, maar we weten tegelijk dat op 1 januari alles niet ineens verandert.
We mogen dan al een nieuwe kalender en een nieuwe agenda hebben, ons leven van gisteren gaat vandaag gewoon door.
Wat ons het voorbije jaar vreugde bracht, bestaat vandaag nog altijd, en de pijn die er gisteren was, verdwijnt niet ineens omdat er nu 1 januari op onze scheurkalender staat.
Toch is het goed om mekaar het allerbeste te wensen, laat ons eerlijk zijn, we gunnen het mekaar gewoon.
Een zalig Nieuwjaar dus.
Al een hele tijd waren ze onderweg, de Wijzen uit het oosten, en toen ze in Marseille aan land gingen, ruilden ze hun kamelen in tegen enkele tweedehands motoren.
Zo tuften ze verder, richting Vlaanderen, want hun ster wees naar het noorden.
Toen ze in Brugge aankwamen, vroegen ze waar ze de pasgeboren koning van de joden konden vinden, maar de mensen keken hen aan met een bedenkelijke blik, of ze tikten met hun wijsvinger tegen hun voorhoofd en gingen hoofdschuddend verder.
Uiteindelijk stuurde een oude pastoor hen naar de bisschop. Als die het niet wist, wist niemand het.
Maar in het bisschoppelijk paleis hadden ze echt geen tijd voor spelletjes, want ze waren nog volop bezig om puin te ruimen.
Dus stuurden ze hen naar Gent. Maar ook daar vingen de Wijzen bot, want daar hadden ze hun handen vol met het reorganiseren van de dekenaten en de parochies.
Vandaar ging het naar Antwerpen, maar aan het bisschoppelijk paleis ging alle aandacht dan weer naar het Jubileum van 50 jaar bisdom Antwerpen. En dit moet toch een uitstraling geven in de monumentale kerken !
Probeer het eens op de Linkeroever zie toen iemand op het bisdom. Die zijn daar niet slecht bezig, en daar is altijd vanalles te doen. En er is nog veel plaats voor vreemdelingen.
En ja, het viel hun op dat de ster precies boven de Linkeroever stond en niet boven de stad.
Hoe geraken we daar? vroegen ze.
Wij hebben 5 tunnels, dus je kunt kiezen. Is dat niet wat veel, 5 tunnels?
Neen, eigenlijk is dat nog te weinig, maar dat is een ander verhaal.
Toen ze op Linkeroever aankwamen verschoten ze van het uitzicht hoogbouw, brede lanen, veel groen, een ook gezellige straten met eengezinswoningen. Dit lijkt hun wel een goede plaats om hun koning te vinden.
Ze trokken eerst naar de pastorij. Den Herman was natuurlijk niet thuis maar het secretariaat was open. Maar druk dat het daar was, wat die mensen allemaal niet doen voor de parochie, onvoorstelbaar
Maar van een pasgeboren koning hadden ze niet gehoord, ook niet in hun fichen, niets van te vinden.
Probeer eens in het SAC zeiden ze daar. Die organiseren wel meer feesten, misschien kunnen die jullie wel helpen.
De koningen naar het SAC. De beheerraad zat juist te vergaderen en te plannen. Die hadden het druk zeg, wat die allemaal op hun vork nemen, hoe houden die dat vol?
Wij zijn op zoek naar een koning
Ja wij hebben koninck was het antwoord, een bolleke of een prinske, je mag kiezen. Maar dat was hun vraag niet. Dan trokken ze maar een deur verder, naar Kind & Preventie. Daar zouden ze toch met een pasgeboren koning terecht moeten kunnen?
Ze hadden echt hoop.
Een pak dames als vrijwilliger zijn druk bezig met kindjes wegen en inschrijven. Het is er een drukte van jewelste. Tientallen moeder komen af en aan met hun kindjes in alle kleuren, maar geen pasgeboren koning.
Probeer eens bij Anna³? Die zitten soms wel in hemelse sferen?
Neen, daar hadden ze ook niets gehoord van een koning. Maar als ze hem vonden mochten ze wel terugkomen want dat zou interessant zijn om er een tentoonstelling over te organiseren
Informeer eens bij de kerkfabriek? Dat is wat officiëler.
De koningen vonden dat er dikwijls dezelfde mensen in die verschillende raden zaten. Maar de mensen van de kerkfabriek hadden het zo druk, de kerk loopt onder water, volgende week is er een benefitconcert, de weekkapel wordt geschilderd .neen, wij hebben geen tijd om mee te zoeken naar een pasgeboren koning.
Ga eens tot bij de Pleplo. Daar vangen ze ook alle kinderen op die graag komen spelen. Maar de Pleploleiding telden de leden en er was geen koning bij of iemand die koning noemde.
Misschien aan de andere kant in het Cultureel Centrum? Ook daar zat een beheerraad die het zeer druk heeft. Wat doen jullie hier? vroegen de koningen. Wij houden dit centrum open, wij zetten dit open voor verenigingen, voor feesten maar ook voor de overburen van Katrinahof. En zelfs de moslims komen gebruik maken van onze accommodatie.
Maar een pasgeboren koning, neen daar hadden ze niet van gehoord.
Waarom eens niet de KAV en KWB en de OKRA proberen?
Die van de KWB bijvoorbeeld die maken zelfs een eigen kerststal. En het zijn allemaal sterk geëngageerde mensen. Ze organiseren kookavonden, en bierproefavonden en fietstochen en wijkmeestersvergaderingen, en OKRA doet alles voor de gepensionneerden, en KAV, dat is niet op te noemen wat die allemaal organiseren,
Het viel de koningen op dat de leden van die organisaties soms dezelfde waren, maar het aanbod was groot en interessant.
Zijn dat allemaal parochiale verenigingen?
Ja eigenlijk wel, al zie je ze niet elke zondag in de kerk. Ze gebruiken de accommodatie van de parochie. En allemaal samen vormen ze het ACW. En die doen 1 keer per jaar wel een mis met Rerum Novarum.
Dus de lading is gedekt.
Maar van een koning hadden ze ook niets gehoord.
Probeer eens bij de Scouts, of bij de Klokskesvrienden, of bij Ziekenzorg, of bij de werkgroep rouwen, of bij het PT, of bij parochiale werken, of bij de kaartclub of de GAM of de wereldwinkel of de preekploeg of de cathechese.
God de doopcathechese, dat we daar niet aan gedacht hebben.
Die moeten het toch weten. Maar noch de doopcathechese, de vormselcathechese of de eerste communie voorbereiding wisten iets van een Koninklijke geboorte.
En daar stonden ze dan, de Wijzen, met hun blijkbaar niet te vinden koning.
Beste vrienden, ik weet het, dit is een lichtelijk absurd verhaal, maar eigenlijk is het niets anders dan de hedendaagse vertaling van het aloude verhaal uit het evangelie. Dat was ook Marcus zijn bedoeling toen hij dit schreef 60-70 jaar na de geboorte.
Ons verhaal is meer dan 2000 jaar later.
Er wordt hier wel geen koning gevonden maar het viel hen wel op hoeveel hier nog gebeurt. Hoeveel mensen hier nog werken aan die betere wereld aan dat stukske hemel op aarde.
Die koning, dat pasgeboren kind is hier wel welkom. Het is alsof het hier altijd al geleefd heeft.
Zie hoe ze mekaar liefhebben, dit is een plaats waar dit kind mag geboren worden. We zullen mekaar en dat kind wel opvangen.
(alle lichten gaan uit behalve het licht boven de ster)
En toen zagen ze de ster.
Een ster die flikkert en hen iets wou zeggen. Een ster die hen wekenlang de weg getoond heeft.
Er is altijd een ster die wat meer schittert aan het uitspansel.
En onder die ster kwamen ze tot een wijs besluit. Hier is dit kind welkom, hier wordt nog iets gedaan voor de wereld, voor de gemeenschap, voor de parochie.
Deze ster mag nooit uitgaan.
En dan zien we echt dat kind in de kribbe, dan zien we daardoor mekaars zorgen, of delen we mekaars vreugde.
Ik hoop echt dat je vandaag de 3 koningen nog te zien krijgt.
Ik ben eens benieuwd of je dan geen toontje lager zult zingen en dit kind wil verwelkomen.
Evangelie: Lucas 2, 1-14 - 'Heden is ons een Redder geboren'
Lieve mensen,
De voorbije weken konden we er niet om heen. Music for Life was zowat alomtegenwoordig. En ook onze parochie droeg zijn steentje bij: 1600 euro haalden we bij elkaar voor de preventie van diarree bij kinderen. Zo kwetsbaar zijn kinderen in ontwikkelingslanden, waar er te weinig voorzieningen zijn, en te weinig hygiëne is, dat kinderen er omkomen door een banale oorzaak als diarree. Het raakt ons als kinderen te vroeg moeten sterven.
En tijdens de adventsperiode deden we mee met de actie Welzijnszorg, die dit jaar ook kinderen en jongeren centraal stelde. In ons land wordt 1 kind op de 5 geboren in een arm gezin. Eén op de vijf kinderen krijgt te weinig kansen om een toekomst op te bouwen, om menswaardig te leven. De getuigenissen van mensen hier op Linkeroever hebben ons geraakt. Vooral ook de grote inzet en de warmte waarmee zij deze kinderen omringen. En weer zamelden we in en kregen we meer dan 1200 euro bij elkaar!
En vanavond/vandaag vieren wij Kerstmis: dat God geboren wordt in een klein kind.
God, een kind... dat is de titel die we aan deze viering hebben gegeven.
God, een kind...
Ik zie het Maria al stamelen als de engel van haar is heengegaan. God, een kind... Ik krijg een kind... Zou God in een kind...?
God is geen verre, vreemde God, nee, Hij wordt dat kleine kind. God is mens geworden, niets meer, maar ook niets minder. En daarmee verzekert Hij ons van een belofte die niet meer stuk kan: Hij laat ons, zijn mensen, nooit in de steek, want Hij is zelf een van ons geworden.
De engel zegt het tegen de herders: Dit zal voor u een teken zijn. Gij zult het pasgeboren kind vinden in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.
Een pasgeboren kind wordt een teken. Elk pasgeboren kind is een teken van toekomst en belofte. Een teken dat God het goed voor heeft met deze wereld.
Maar hier is meer aan de hand. God, een kind... God wordt zichtbaar in een kwetsbaar kind.
Een kind, liggend in een kribbe Niet in een rijkversierde wieg van zijde en satijn, maar in een kale kribbe, ergens in een stal, want er was voor Hem geen plaats in de herberg.
Ook dat is dus Kerstmis.
Het teken waarop de engel doelt, is dat die Redder ervoor kiest te behoren tot de mensen in nood. Hij kiest ervoor het leven te delen van dat deel van de wereld en de maatschappij dat van crisis naar crisis sukkelt. Van financiële crisis naar politieke crisis, van morele crisis naar milieucrisis. Crisissen genoeg, de lijst lijkt eindeloos.
We kennen ze, die crisissen, ze komen dagelijks op ons af in de honderden miljoenen armen, in de daklozen, in de moeders en de kinderen op de dool voor oorlog en geweld. Ze leven midden onder ons in de langdurig werklozen, de asielzoekers, de gebroken relaties, de jongeren zonder toekomstverwachting. Ze kijken ons aan door de ogen van vluchtelingen, van kindsoldaten, van misbruikte vrouwen en kinderen. En ze bedreigen ons in dictaturen, in schendingen van de mensenrechten, in corruptie, in extremisme en terrorisme. Maar precies in die wereld en voor dat volk dat in het duister wandelt, is de Redder geboren, Christus de Heer, en precies in dat land van doodse duisternis straalt een groot licht. Alleen, soms is het moeilijk dat licht te zien.
Lieve mensen, laten wij dat licht wél zien.
Dat licht van vrede, omdat God bij ons wil zijn.
Dat licht van liefde, omdat God midden onder ons wil wonen.
Dat licht van vreugde, omdat God ons aankijkt door de ogen van een pasgeboren mensenkind.
Ik wens ons allen een zalig en vredevol Kerstfeest toe. Amen.
Evangelie: Lucas 1, 26-38 - 'Zie, gij zult zwanger worden'
Investeren in onze kinderen Vreselijk. Lezen in een artikel dat 20% van alle kinderen in armoede worden grootgebracht.
Maar was het ook schokerend voor mij? Niet echt.
Ik dacht zelfs dat het er meer waren.
Dagdagelijks wordt je als leerkracht geconfronteerd met kinderen die er nu eenmaal niet voor kozen om in een kansarm gezin te leven.
Al duurt het wat eer je de leefwereld van arme kinderen kent of moet ik zeggen ook erkent.
Het begint al in september. De eerste rekening: meteen 80 euro voor alle uitstappen van dat jaar en de refter van het eerste trimester.
Gelukkig maar dat de school sinds 2 jaar materiaal als pennen, potloden, latten, gommen enz moet voorzien.
Maar als een kind s morgens meldt dat het zijn huiswerk niet kon maken omdat ze thuis geen kleurpotloden hebben, dan frons je wel even de wenkbrauwen.
We zijn december en nog steeds zijn 15 % van de schoolrekeningen niet betaald.
Sinds onze school verschillende projecten heeft lopen die onze ouders meer betrokken maken en die de drempel van het directielokaal wat lager proberen maken, komen ouders met de directie praten over hun financiële problemen. Op deze manier kunnen wij een afbetalingsplan opstellen. Ouders met een afbetalingsplan krijgen geen wekelijks envelopje meer mee met een herinnering aan de niet betaalde rekening.
Geen leerkracht die in volle klas nog zal zeggen dat het stilaan tijd wordt dat vaderlief eens eindelijk zijn rekeningen betaalt.
Dit jaar zijn er wat meer afbetalingsplannen dan anders omdat we op zeeklassen gingen voor een week.
Meerdere kinderen mochten niet meegaan van hun ouders.
De directie en leerkrachten hebben de ouders persoonlijk gecontacteerd en hen verzekerd dat de financiële moeilijkheden geen reden mochten zijn om hun kind deze unieke ervaring te ontzeggen.
Het is niet eenvoudig om als school de grens te bepalen.
We zijn nu eenmaal geen liefdadigheidsinstelling.
Als je een bus reserveert, dan bereken je de kostprijs per kind, niet per betalend kind!
In november kregen we dan ook al te horen van onze directie dat het budget van het eerste trimester reeds op was .
En wat met het uniform? Nieuwe leerlingen krijgen de tijd om hun kledij aan te passen aan ons uniform. We verwachten niet dat zij vanaf dag 2 volledig in nieuwe outfit staan. Alleen is het niet eenvoudig om dit aan andere ouders duidelijk te maken waarom nou net dat nieuwe kind een rode jas mag dragen en hun kind niet!
Af en toe worden pakketjes meegegeven met kledij. Stiekem, de zoveelste lading afdankertjes van de leerkrachten hun eigen kinderen. En ja, dat geeft voldoening.
Steeds vaker stellen we vast dat onze winterwandeling of activiteit eerder een marteling zijn dan een plezier als je hun gebrek aan warme, aangepaste winterkledij ziet. Geen muts, geen handschoenen, geen winterjas. Op zeeklassen zagen we meerdere grote koffers, met weinig inhoud, geen reservekledij
In de refter worden boterhammen gedeeld. Zo zijn ze het gewoon.
We proberen tijdens onze projecten het belang van gezonde voeding duidelijk te maken. Een pak wafels is geen middageten al is het goedkoper dan boterhammen met charcuterie.
Een ander probleem: afwezigheden. Ik hoef u niet te zeggen dat gezonde voeding duur is. Het zijn dan ook deze kinderen die net wat meer ziek vallen of sneller thuisgehouden worden. Is je kind meer dan 4 keer ziek, dan ben je verplicht om voor elke afwezigheid (ook voor één dag) een doktersbriefje af te geven aan de school.
Gaat u voor elke verkoudheid en zelfs een griepje naar de dokter?
Een gebrekkige tandhygiëne komt wel vaker voor en de wasserette is een dure aangelegenheid ja, dat merk je en ja, ik durf het te zeggen: dat ruik je ook wel eens .
Uw kind kan niet puzzelen, misschien kan u dat thuis ook wat oefenen zegt de leerkracht. Tegenwoordig melden we er dan meteen bij dat er in Lidl of Aldi net een promotie is voor puzzeltjes en spelletjes.
De tijd dat puzzels, memories, lottos en dominos in iedere huiskamer lagen is lang voorbij, al zijn we ons daar niet altijd van bewust.
Leerproblemen: kan je beter niet hebben als kind uit een arm milieu.
In het gewone onderwijs zijn bijlessen, logopedie of kinesitherapie niet inbegrepen.
Erger nog: het mag eigenlijk zelfs niet georganiseerd worden in je school.
Je kan dus maar beter niet stotteren, dyslectisch zijn of motorische problemen hebben, want je ouders kunnen dit eenvoudigweg niet betalen. Of lijkt het dan beter hen naar buitengewoon onderwijs te sturen waar deze hulp wel in het pakketje zit?
Trouwens: de wachtlijst voor onderzoek kan oplopen tot 2 jaar vooraleer je kind getest kan worden op een leerstoornis, tenzij je er veel geld tegenaan kan smijten en in een privé onderzoekscentrum terecht kan, zonder wachtlijst, maar wel met een prijskaartje van 3 à 400 euro.
Je mag als school ook niet vergeten dat ouders in armoede vaak erg wantrouwig staan tegenover hulpverlening. Je moet een aanspreekpunt zijn voor opvoedingsvragen, maar in je achterhoofd houden dat ouders in armoede het vaak nooit anders gekend hebben.
Weet je wat opvalt? Als je een wafelslag organiseert voor een ziek kind, een collectebus zet voor Haïti, appels verkoopt voor kom op tegen kanker zijn het net de kansarme gezinnen die steevast bijdragen. Soms zoveel dat wij er zelf ongemakkelijk van worden. Het raakt je, het is een vreemd gevoel van solidariteit.
Vallen ze dan op, die kansarme kinderen? Nee, eigenlijk niet. De diversiteit op onze school biedt hen een stevige schuilmantel.
We zijn de tijd voorbij dat we dachten dat alleen de allochtonen de armen waren en dat we uitdrukkingen als Ze hebben wel allemaal een tv en een gsm. in de mond nemen.
We zijn de tijd voorbij dat we hierover niet met de ouders durven praten, want armoede is zo taboe.
We moeten als school in onze kinderen investeren. Soms letterlijk, maar vooral figuurlijk.
Want al kunnen we hen niet uit de vaak vicieuze cirkel van de armoede halen, we kunnen hen op school wel gelijke kansen bieden.
En daar heeft elk kind recht op.
Een getuigenis van Marianne De Backer, leerkracht aan het Sint-Annacollege van Antwerpen
Het is reeds de vierde zondag van de advent!
We naderen de kortste dag en langste nacht van het jaar!
De Germanen vierden rond 25 december midwinter- of joelfeesten. Feesten van dankbaarheid voor wat geweest was en hoop voor wat nog komen moest. Ze duurden 13 dagen. Er werd niet gewerkt, maar wel enorm veel gegeten en gedronken. Het waren 12 dagen feest met veel vuur om de koude te verdrijven en veel licht van het vuur, om het donker te verdrijven
Dit midwinterfeest kreeg doorheen de jaren en de kerstening, door de opkomst van het christendom, de naam Kerstfeest!
Kerstmis komt voor ons allemaal nu wel erg dichtbij!
Een interessant verhaal hoorden we in de eerste lezing..
De Hebreeuwen hadden zich ontwikkeld van half nomaden tot dorpsbewoners. Uit hun zwerverstijd bewaarden ze nog een reusachtige tent waarin de priesters in de woestijn de Sabbat vierden. Ze bewaarden in het Heilig der heiligen nog steeds de tekenen van het verbond die naar hun God, naar JHWH wezen.
David geneert zich hiervoor. Bij een koning in een paleis hoort ook een God met standing.
Daarom plant David om een tempel te bouwen. Hij legt zijn plan voor aan de profeet Natan die bij God moest polsen over die nieuwe woning die David voor Hem wilde bouwen.
Het antwoord werd duidelijk. Jij, David, wil voor mij een huis bouwen? Ik zal voor jou een huis bouwen!' antwoordde JHWH.
Sindsdien bewaren wij de opmerking als een waarschuwing dat we God niet naar onze hand kunnen zetten. Als we dat toch doen, dan gaat het niet meer over God maar over ons eigen idee. Wie God schept naar zijn eigen beeld zal ooit ontdekken dat hij voor de verkeerde geknield heeft.
God wil tussen de mensen wonen. Daar is Zijn plaats, in en met mensen alle dagen op stap gaan, zo wil God zijn. Doorheen mensen zich laten zien in de wereld, zich laten zien aan de ander. Niet in een paleis wil God wonen.
In het evangelie horen we iets soortgelijks!
Enkele weken geleden zei ik nog: wanneer de hemel openscheurt, staat er altijd iets van God te gebeuren
Met de engel Gabriël is het weer zo ver, hij komt tot Maria met de woorden: Wees gegroet Maria, vrees niet . Hij komt van Godswege naar haar toe! En uit die woorden is het weesgegroet ontstaan dat rozenkrans mensen nog zoveel bidden!
In deze boodschap van de engel Gabriël zien we hoe wij met al ons bidden ten diepste in eerste instantie door God worden aangesproken!
We zouden beter zeggen we worden gebeden. Onze woorden zijn een gevolg van Zijn wees gegroet dat Hij voortdurend tot ons spreekt!
Als we bidden, dan bidt God eigenlijk in ons, dan is Hij het die ons zegent en prijst en aanzet om te antwoorden...
We zijn in het evangelie al 42 generaties na koning David.
Het Paleis dat God toen van Koning David niet aanvaardde, wil Hij nog steeds niet! Een timmerwerkplaats van Jozef, dàt ligt God beter.
Jozef is uitgehuwelijkt. Zijn vrouw wordt overvallen door een engel, de engel Gabriël die haar direct wil geruststellen met de woorden: Wees gegroet Maria, vrees niet '.
En Maria een eenvoudige vrouw in de straat, wordt overweldigd en stamelt: Mij geschiede naar uw woord.' Ze begrijpt het niet maar ze is vol overgave. Ze schept zich geen God naar haar eigen behoefte. Ze bouwt geen huis voor God... ze krijgt ook van God geen huis gebouwd... maar zij wórdt het huis van de Allerhoogste.
Haar overgave aan de Eeuwige maakt haar tot Zijn woning.
Wie kon er meer, en dieper, en intenser Jezus verwachten, Gods Zoon, dan Maria!
Dat is advent, God, op onze beurt, verwachten en welkom heten! Ja, zeggen wanneer Hij vraagt of Hij mag binnenkomen.
God verwelkomen doen we door Ja te zeggen aan wat de naastenliefde vraagt! Door een lieve moeder en een goede vader te zijn, maar ook een goede buurvrouw of buurman!
Ik moet er geen tekeningetje bijmaken hé, dat het winter is en de ijzel en sneeuw heel wat oudere mensen zonder brood en toespijs kunnen zetten. Hoe ouderen mensen niet meer in staat zijn om hun stoep sneeuwvrij te maken Daar wil God komen wonen, waar we stil en ongedwongen heel veel voor elkander doen
God verwelkomen doen de bezielde leerkrachten, zoals we in het verhaal van Marianne mochten horen.
Wat hoop ik dat we God ook dit jaar niet in een verre stal aan de rand van de weide verwachten, maar dat wij ons helemaal klaarmaken om Hem in onze open warme armen te ontvangen, zodat Hij echt zichtbaar wordt rondom ons, zodat vele mensen Hem mogen leren kennen als Ik zal er zijn, Ik ben er voor jou .
Daarom mogen de mannen van de voetbal, de mensen van Kras, van Leesweb en van de Dobbelsteen nooit opgeven zich zo te blijven inzetten voor al die kinderen dikke Proficiat en Bedankt!
De Boekenkaravaan Vorige zondag heeft de parochie kennis kunnen maken met de Boekenkaravaan, Ook deze organisatie is een van de initiatieven op Linkeroever die er een punt van gemaakt hebben ervoor te zorgen dat de kinderen die hier opgroeien, meer kansen krijgen om van hun leven iets zinvol te maken.
De Boekenkaravaan doet dat met... boeken. En met vrijwilligers.
En die vrijwilligers lezen voor, bij kinderen thuis. Een hele karavaan boeken wordt ingezet, om jonge lezertjes leesplezier te bezorgen, Nederlands te leren, hun fantasie te ontplooien... grote mens te worden in een wereld die ze beter leren begrijpen zoals elk kind dat zou moeten kunnen: door de verhalen die grote mensen vertellen en opgeschreven hebben.
Tientallen vrijwilligers
De Boekenkaravaan is enkele jaren gelden gestart rond het Stuivenbergplein, en ondertussen gesubsidieerd door onder andere Welzijnszorg en door de Vlaamse Gemeenschap.
Van bij het begin is hun doelstelling geweest: het bevorderen van de leescultuur en de taalvaardigheid van kinderen die in kansarme omstandigheden moeten leven, en die daarom ook op school minder kansen hebben om aan hun trekken te komen. De kinderen die de Boekenkaravaan wil bereiken hebben alle mogelijke etnische achtergronden: zowel oude als nieuwe Vlamingen, migranten, vluchtelingen... Allen hebben ze gemeen dat taal een van de instrumenten is die ze meest nodig hebben om hun weg te maken in deze maatschappij, en dat juist die taal voor hen een struikelblok is.
Met die Boekenkaravaan trekken wekelijks vele vrijwilligers, gepensioneerden, huismoeders, studenten uit allerlei hoge- en andere scholen naar meer dan honderd kinderen thuis, om hen voor te lezen en met hen te lezen. Ze engageren zich om dat tien keer te doen. De kinderen zelf worden aangemeld bij de Boekenkaravaan vanuit hun school: als de juf of meester vaststelt dat Fatima of Sander moeilijkheden heeft met lezen, en geholpen zou zijn als het kind een tijdje met de Boekenkaravaan zou kunnen optrekken, wordt dat via de contactpersoon in de school aan de Boekenkaravaan gesignaleerd. En die schakelen dan een van hun vrijwilligers in.
Er mogen gerust vrijwilligers bijkomen: het succes is groot, de aanvragen lopen vlotter binnen dan er vrijwilligers gevonden kunnen worden....
Resultaat en respons
Een van die vrijwilligers is Monique, die op Linkeroever voor een kind uit Tsjetsjenië voorleest. Ze vertelde me dat ze niet alleen veel voldoening haalt uit de dankbaarheid en de waardering die ze bij elk bezoek voelt, maar dat ze ook getroffen is door het verlangen van de mama dat haar kind goed Nederlands zou leren: zoals vele ouders die het niet makkelijk hebben in onze soms zo harde samenleving, wil zij dat haar kind het beter zal hebben, en weet zij dat taalvaardigheid daarbij belangrijk is.
Marijke Lambrechts, coördinator van de Boekenkaravaan, bevestigt het verhaal van Monique. Ja, het is wel waar dat niet alle ouders even sterk achter het project staan en hun kind motiveren, maar dat zijn de uitzonderingen. De meesten ontvangen de Boekenkaravaan met open armen, en de leerkrachten op school laten horen dat het voorlezen, hoe beperkt ook in de tijd, resultaten geeft die zichtbaar zijn.
De voorleesbeurten worden afgesloten met een bezoek door vrijwilliger, ouders én kind, aan de plaatselijke bibliotheek. Dat zet hen op weg om ook zelf boeken te ontlenen. En na de voorleesperiode is er een slotfeest voor alle ouders, kinderen en vrijwilligers. De Boekenkaravaan is dan aangekomen, maar voor vele kinderen betekent zij een grote stap naar meer taalbeheersing en dus ook naar meer integratie en minder armoede.
Goesting?
Voel je de goesting opborrelen om ook vrijwilliger te worden? Vrijwilligers zijn altijd welkom! Inlichtingen vind je op het adres onderaan, en noteer alvast dat er op 14 januari 2012, om 10 uur, een informatienamiddag plaatsvindt voor kandidaat-vrijwilligers, in de Permeke-bibliotheek, op het De Coninckplein.
Op het programma: toelichting van de werking van de Boekenkaravaan (voorlezen aan huis, vervolgactiviteiten, voorleesmomenten in allerlei organisaties, redactie van de Boekenkaravaan...), vrijwilligers vertellen over eigen ervaringen, mogelijkheid tot vragen stellen, mogelijkheid tot inschrijven als vrijwilliger.
A. u. b. vooraf een seintje geven als je aanwezig zal zijn, op onderstaand adres. Wil je vrijwilliger worden of wil je meer weten over de Boekenkaravaan, neem contact op met Marijke Lambrechts,tel.: 03 272 21 46, mail: info@boekenkaravaan.be
Boekenkaravaan, Louis Frarynlaan 75 bus 3, B-2050 Antwerpen
Marc Tassier
Johannes predikte in de woestijn.
Het is de plek van de bekering, van het vinden van de éne God. Maar het is ook de plek waar de Israëlieten hun gouden kalf hadden aanbeden. De woestijn is de plek van het verdwalen.
De tocht van Israël is ook onze tocht door deze wereld die veel weg heeft van een woestijn. Waar moeten we naartoe? Waar vinden we houvast? Waar vinden we eten en drinken, voor lichaam en ziel?
We zoeken zekerheden.
We zoeken goden, om ons aan vast te klampen, om gerust gesteld te worden, om te overleven. En zoals Israël in de woestijn, is de verleiding groot om zelf godenbeelden te maken, naar beeld en gelijkenis van wat we kennen, van wat we willen, van wat in ons leeft aan verlangen en begeerte. Het gouden kalf: het is van goud, het betekent rijkdom, het betekent bezit, veestapel, eten en drinken in overvloed. Het spiegelt wat we zelf willen. Daar zoeken we ons heil. En dat jagen we vandaag nog na, zeker nu de koopjesdagen er weer aankomen, nu velen honderden euro zullen spenderen aan cadeautjes, in de hoop er ook veel te krijgen.
Met cadeaus is niets mis, als we anderen een plezier willen doen, laten voelen dat we elkaar graag zien. Maar ik vraag me af of de koopjesjacht geen symptoom is van de altijd weer terugkerend aanbidding van het gouden kalf.
De profeten hebben heel de bijbel door hun volk eraan herinnerd dat ze afgoden achterna liepen, en wij zijn niet beter. Misschien heeft ook de bankencrisis hiermee te maken.
Johannes predikte bekering. Hij wijst de weg, weg van de afgoden. Nu is het merkwaardig in het evangelie dat we daarnet hoorden, hoe dikwijls hij nee zegt. Nee, hij is Elia niet, noch de profeet, noch de Messias. Hij is niet het licht dat ons de waarheid zou brengen. Hij brengt geen andere afgod, naar zijn eigen beeld en gelijkenis.
Eerst leeg worden van alle mogelijke verkeerde voorstellingen van wie God is.
En dan zegt hij: ...zonder dat u hem herkent, staat Hij al in uw midden. We lezen deze tekst in de Advent, in de tijd van de verwachting. Het heil gaat komen, maar we zien het nog niet. En dan bedenk ik: we zien het niet, we zien Hem niet, omdat we erover kijken.
We zijn gewend op te kijken naar rijkdom, naar macht, naar leiders. Het heil zal komen in een kind. We moeten naar beneden leren kijken: naar de kleinen, naar de zwakken, naar de machtelozen. God zal tot ons komen in een weerloos kind.
Twee dingen denk ik daarbij: dat leert mij de o zo moeilijke waarheid, dat ik slechts God zal vinden, als ik ook weerloos word, macht en kracht loslaat, word als de kinderen, om het rijk Gods binnen te gaan. En het leert me ook dat God me aanspreekt in de kleinen en de weerlozen.
Wat ge voor de minsten gedaan hebt...
Daarom is Welzijnszorg geen bijkomstigheid in deze Advent die ons afleidt van diepere geestelijke ervaringen. Het gaat me er hier niet om dat u nu heel veel in de schaal legt, bij de omhaling zo dadelijk voor Welzijnszorg.
Het gaat erom dat Welzijnszorg ons mee op weg kan zetten naar bekering, weg van de afgoden, terug naar de barmhartige God in de woestijn, die zich in de zwakheid laat vinden.
En als Welzijnszorg ons dit jaar vraagt om aandacht te hebben voor armoede bij kinderen, ligt dat helemaal in de lijn van waar de Advent ons wil brengen. Het kind in de kribbe woont nu achter anonieme gevels in deze grootstad. Om het te kunnen zien moeten we naar beneden kijken, weg van de afgoden.
Naar de weerloosheid, waarin God op ons wacht.
Met dank aan Reverend Lucy Winkett, rector van Saint Jamess Piccadilly, Londen
Evangelie: Marcus 1, 1-8 - 'Maakt de paden van de Heer recht'
Kras KRAS Jeugdwerk Linkeroever richt zich bijzonder op maatschappelijk kwetsbare kinderen, tieners en jongeren. Het betreft hun ontplooiing en volwaardige participatie in alle maatschappelijke domeinen, en het verdedigen van hun rechten en belangen. De vereniging bestrijdt elke vorm van uitsluiting en racisme.
Onze vereniging realiseert haar doel door de volgende activiteiten: het organiseren van een groepsgericht vrijetijdsaanbod met sterke aandacht voor het welzijnsgerichte, het ondersteunen van kinderen, tieners en jongeren om bewuste keuzes te maken, en het beïnvloeden van het jeugdbeleid. We werken onder andere samen met de school De Dobbelsteen (Sint-Annacollege). Zo bereiken we ook onze kinderen en jongeren.
Elke dinsdag bieden wij een spelaanbod tijdens de middagpauze om kennis te maken met de werking KRAS Jeugdwerk Linkeroever. En zo proberen wij ook hun leefwereld te ontdekken. De situatie in Linkeroever is zeer armzalig. De kinderen die bij ons komen, hebben het thuis niet altijd even breed. Financieel staan ze niet sterk en daarom proberen wij ook zoveel mogelijk kansen aan te bieden. We bieden zoveel mogelijk activiteiten gratis aan. Maar dat lukt niet altijd. Dus moeten we soms wel een kleine bijdrage vragen aan de kinderen.
Het zijn kansarme kindjes, maar met heel veel capaciteiten en daarom hebben ze begeleiding nodig. Vooral ook mensen die in hen geloven en hen een kans willen geven. Als ze nergens terecht kunnen en alleen maar het straatleven kennen, komen ze uiteindelijk op straat terecht. En dit is wat we willen vermijden.
We proberen zoveel mogelijk een doelgericht vrijetijdsaanbod aan te bieden om hun horizon te verruimen. We doen soms kook- en knutselactiviteiten, soms gaan we ook toneel zien. De meeste kindjes die bij ons komen, hebben een sterk ritmegevoel. Soms komen ze met zelf verzonnen liedjes, wat we ook superfijn vinden. Omdat ze zo graag willen dansen, gaan we in de toekomst samen met Murga werken rond verschillende dansstijlen. De ouders van de kinderen hebben het niet altijd zo breed om zich in een sportclub in te schrijven, dus helpen we hen via verschillende kanalen. Jeugdwerk Linkeroever Jeugdwerkster Nora Maftouhi
Zie de hindernissen
Advent is een tijd van verlangen: we zien uit naar de komst van God in onze wereld! Het is de betekenis van het woord advent, het Latijnse woord ad-venire betekent: naar je toekomen. Dat wat voor je ligt in de tijd, komt naar je toe.
Niet jij gaat, maar het komt. Voor een gelovig christen mens is het natuurlijk de komst van het Christus-kind, voor iedereen het licht dat terug komt na de donkere dagen van december.
Willen wij de komst van Gods zoon kunnen beleven en Hem in ons leven opnemen, dan zullen wij ons daar toch moeten op voorbereiden. De lezing van vandaag zegt het ons: baan een weg voor de Heer, iedere heuvel moet geeffend worden, alle obstakels uit de weg!
Nu een weg banen is geen gemakkelijke opgave: we moeten proberen komaf te maken met de bestendige ergernissen die ons teveel bezighouden zoals daar zijn: jaloezie, bekrompenheid in ons oordeel, ongeduld met anderen om ons heen en zoveel andere onnodige dingen die ons teveel bezighouden en ons weg houden van een open en liefdevol omgaan met onze medemens. Pas dan zal de Heer toegang krijgen tot uw hart, uw geest en uw volledig bestaan.
Dat is wat Johannes ons voorhoudt: begin met een propere lei, gooi het leven over een andere boeg, dan pas kan je openstaan voor Gods blijde boodschap. Johannes spreekt in de traditie van de grote profeten: bekeer U, sta open voor de Heer!
Johannes was een sterke figuur, een man met uitgesproken meningen. Hij was niet mals in zijn uitspraken. Het is een figuur die aanspreekt, zijn leven leest als een boek vol wondere belevenissen: reeds voor zijn geboorte herkende hij de komst van de Heer in de het ongeboren Jezuskind (herinner U de begroeting van zijn zwangere moeder Elisabeth aan Maria), zijn naamgeving. Johannes was door een opdracht van de engel, hijzelf werd geroepen door God in de woestijn om het pad te effenen voor Jezus.
Hij was het ook die wist dat hij maar een voorbode was. Hij nam die taak zeer ernstig en spoorde zoveel mogelijk mensen aan om terug te keren tot God en zich te laten dopen om zich te bevrijden van zonde. Hij herkende in de man die om het doopsel vroeg, diegene die na hem kwam. Zijn straffe uitspraken hebben hem uiteindelijk letterlijk zijn kop gekost.
Johannes verschijnt ons als een mens die alle uiterlijkheden heeft losgelaten en alleen de essentie heeft overgehouden. Dat maakt hem geloofwaardig, zijn woorden hebben overtuigingskracht, hij spreekt niet tot meerder glorie van zichzelf, zijn woorden wijzen naar wie na hem komt.
Johannes zag zichzelf als wegbereider, een voorloper op de weg van Jezus. Maar zijn woorden en zijn levenswijze doet bij velen toch het vermoeden rijzen dat hij zelf wel eens de Messias zou kunnen zijn. Johannes zegt dan Na mij komt iemand die krachtiger is dan ik
Dat willen wij geloven en daar kijken wij dus nu in deze advent naar uit.
Als afsluiting wil ik nog een toepasselijk gebed van Erwin Roosen lezen:
Wat moet ik doen om mij voor te bereiden op Uw komst ,Heer?
Soms stel ik mij die vraag wel, zoals de mensen in de tijd van Johannes.
En niet altijd is het antwoord even duidelijk.
Ik voel dat Je mij uitdaagt om solidair te zijn.
Maar hoe ik dat concreet kan maken in het leven van alledag,
blijft vaak moeilijk.
Open daarom mijn ogen, Heer, om te zien waar en in wie Jij vandaag
Sparta Linkeroever (voetbalvereniging) Vandaag bij het begin van de advent start ook de Welzijnszorgcampagne.
Dit jaar staat de strijd tegen de armoede centraal. In de aanloop naar Kerstmis maken we gebruik van de adventsperiode om een aantal organisaties die zich inzetten in het kader van de diversiteit en de armoedebestrijding voor een gemeenschap van Linkeroever de kans te geven hun werking naar die gemeenschap toe kort toe te lichten.
In de campagne wordt gevraagd dat alle kinderen en jongeren moeten kunnen deelnemen aan een vrijetijdsaanbod waar ze zich in thuis voelen.
Daarvoor moet er:
- voldoende openbare ruimte op maat van verschillende leeftijden beschikbaar zijn om te spelen en jong te zijn;
- binnen het georganiseerde aanbod voor kinderen en jongeren voortdurend gewerkt worden om drempels te slopen;
- de mogelijkheid zijn opdat kinderen en jongeren zich vlot kunnen aansluiten bij een groep waar ze zich thuis voelen.
Sparta Linkeroever is een voetbalclub hier op Linkeroever die aandacht heeft hiervoor.
Zon 3 jaar geleden is de club binnen Antwerpen postnummers 2000 tot 2060 nog de enige club binnen de Belgische voetbalbond die voor kinderen en jeugd de voetbalsport aanbiedt.
Op Linkeroever gaat het over heel veel jongeren die geïnteresseerd zijn in het aanleren van het voetbalspel. De club heeft dan ook veel aandacht voor een beleid dat onze multiculterele maatschappij van Linkeroever en de stad Antwerpen de kans geeft om te voetballen. Met behulp van een sterke cluborganisatie, degelijke trainers en een meer dan behoorlijk accommodatie wordt gezorgd dat de jongeren zich al gauw thuis voelen binnen de club.
Daarnaast heeft de club de nodige inspanningen geleverd om toe te treden tot het project verscheidenheid dat ondersteund wordt door de stad Antwerpen. Samen met hen is er de nodige aandacht voor de diversiteit via tal van deelprojecten en activiteiten:
Het organiseren van het zomervoetbal waar iedereen jong en oud kan deelnemen aan initiatie van voetbaltrainingen,
De uitwerking van een grootse happening als de kleurrijke dag met sport, animatie, eten en drinken, rommelmarkt en muziek moet iedereen zorgt voor een feest waar iedereen, jong en oud, autochtoon of allochtoon, arm of rijk zich vlot naar toe begeeft.
Het project verscheidenheid biedt voor de club eveneens de gelegenheid om via bijzondere financiële middelen diegenen die het heel wat minder Euros moeten doen, een steuntje in de rug te geven. Daarom werkt Sparta Linkeroever met:
- Een verplaatsingsfonds. Recent werd dit fonds opgericht en daarmee kan de club de ouders die wekelijks de verplaatsing maken om met de ploeg op verplaatsing te spelen een kleine vergoeding geven voor deze verplaatsing. In een tijd van dure brandstofkosten is dat voor een aantal ouders meer dan welkom.
- Een inschrijvingsfonds.
Een sportclub organiseren kost immers jaarlijks heel wat geld, wat niet alleen kan worden terugverdiend door sponsoring, kantine en inkom. Een noodzakelijke bijdrage van de leden onder de vorm van lidgeld is onontbeerlijk. De club heeft een traditie om de lidgelden indien nodig gespreid over de eerste helft van het seizoen te laten betalen.
Dankzij de middelen in dit fonds wordt aan de leden die het echt moeilijk hebben de gelegenheid geboden om toe te treden tot de club voor een symbolische bijdragen van een kwart van het normale lidgeld.
Dankzij tal van medewerkers, een open kijk naar onze plaatselijke gemeenschap en een steuntje in de rug door onze Stad, werken we als Sparta Linkeroever in Antwerpen aan dat stukje verscheidenheid en armoedebestrijding. Bavo Van Soom, coordinator
In het proces-verbaal stond het duidelijk vermeld: Zijn ogen waren even toegevallen, hij had ze slechts een fractie van een seconde gesloten en was dan weer klaar wakker.
Maar het was te laat! De oudere vrouw die aan de rand van de weg had gestaan, en die hij nog duidelijk had gezien, lag nu levenloos op de grond. 's Anderendaags stond in de krant: Seconde slaap heeft verschrikkelijke gevolgen.
Steeds weer horen we over dergelijke gebeurtenissen in het verkeer: Eén ogenblik verstrooidheid kan over leven en dood beslissen.
Ook ons kan dat elk ogenblik overkomen.
Het lijkt wel of er in onze wereld een algemeen gebrek aan waakzaamheid is ontstaan.
Wat we daarmee bedoelen? Wel, elke dag weer horen we op het nieuws hoeveel kinderen in de wereld een mensonwaardig leven moeten voeren. In veel landen, ook in Europa, wemelt het van daklozen, asielzoekers en vluchtelingen.
Overstromingsellende in Pakistan en Thailand, hongersnood in Somalië, Kenia en Congo.
Alleen al in het zuidelijk deel van Afrika zijn meer dan 25 miljoen mensen getroffen door Aids.
We horen ervan en lezen er over, we zien het op TV, nemen het waar en gaan dan weer gewoon tot de dagorde over.
Dit is ons gebrek aan waakzaamheid.
Soms zeggen we wel tot onszelf:wat kunnen wij daar toch tegen uitrichten? Tegenover dergelijke situaties staan wij als enkeling werkelijk machteloos!
God zij dank hebben we ook andere ervaringen.
Zoals jonge moeders die op hulp van de buren kunnen rekenen om kindjes tijdelijk op te vangen, of ouderlingen die hun buur mogen bellen wanneer ze iets nodig hebben, of mensen die andere mensen bezoeken die ziek zijn of waar iemand overleden is .
Dergelijke ervaringen hebben we toch ook wel allemaal en ze bevestigen ons dat een goed begrepen waakzaamheid een enorme meerwaarde aan het leven kan geven.
De ervaring van het waken heeft altijd met het overbruggen van een zekere tijd te doen, dat is duidelijk.
Daar zitten mensen tussen hoop en vertwijfeling aan het bed van een ziek familielid.
Op hetzelfde moment kunnen twee geliefden de slaap niet vinden en blijven klaar wakker omdat het verlangen naar het weerzien zo groot is.
Ofschoon die beide voorbeelden van waken totaal verschillend zijn roepen ze toch de diepste gevoelens van al deze mensen te voorschijn.
Blijf wakker! Wees waakzaam!
We hoorden het tot 3 maal toe in dit korte evangelie.
Nu zouden we natuurlijk heel nonchalant kunnen zeggen: kerstmis zal ook wel komen als we niet wakker zijn.
Binnen vier weken is het zover. dan komt de Heer.
Maar dan miskennen we het feit dat deze tijd van waakzaam zijn voor ons ook een actieve tijd is.
Geen tijd van niets doen of passief wachten op wat komen gaat.
De advent wil onze aandacht erop vestigen dat het er niet op aankomt hoeveel kerstkaarten we hebben geschreven of hoeveel dure geschenken we hebben gekocht.
Het is ook niet zo belangrijk als onze woning niet van binnen en van buiten versierd is met allerlei kleurige en verlichte kerstmotieven.
Het komt er wel op aan dat we dat kleine kind in de kribbe erkennen als een God die zelf mens wordt; mens worden en zich tonen als vriend van de arme en de onder zorgen gebukt gaande medemens.
Advent vieren wil zeggen: ons voorbereiden op het feit dat God in ons leven binnen wil komen. Hoe en waar? Dat weet ik niet.
Maar ik kan Hem in elke mens ontmoeten:
In u en in u, maar ook in allen die zich buiten, en aan de rand van de maatschappij of aan de rand van de kerk of aan de rand van stad bevinden.
Advent is uitzien naar iets, zoals een moeder naar haar kind in haar schoot. Zoals een kind (als het wat groter is) naar het doopsel, of naar de eerste communie of naar het Vormsel
Of zoals in de liefde tussen twee mensen uitzien naar mekaar
Advent is ook wachten op wat komen gaat, wachten op een teken, op een licht, op wat warmte
Ik kan Hem ook ontmoeten in het drogen van tranen en in een vriendelijke glimlach; in gebeurtenissen waarvan we mogen zeggen Ik heb geluk gehad en in situaties die ons doen stamelen: Mijn God, waarom ik?
Op elk uur, elke minuut kunnen wij de komst van Christus verslapen als we niet waakzaam genoeg zijn.
Heeft u het al eens meegemaakt dat verliefde mensen een afgesproken rendez-vous verslapen? Niet waarschijnlijk, omdat bij verliefden het verlangen om elkaar te ontmoeten en te omarmen veel te groot is.
Een dergelijk verlangen moeten wij ons, in ons hart, voor de ontmoeting met Jezus ook eigen maken.
Niet gemakkelijk, maar we kunnen wel leren wat meer te verlangen naar de warmte van mekaar.
Een verlangen dat ons er steeds weer toe aanzet om mekaar en dus ook Hem te ontmoeten,
Als we de nood in de mensen zien, zien we Hem en is de kans groot dat onze weg een stukske samen loopt.
En dan moeten we niet meer bang zijn dat we zijn komst in ons leven zouden verslapen.
34e zondag A 2011 - Christus, Koning van het heelal - Hilda
Vierëndertigste zondag door het jaar A 2011 - Zaterdag 19 en zondag 20 november 2011
Eerste lezing: Ezechiël 34, 11-12, 15-17 - 'Ik zal recht doen aan het ene dier tegenover het andere'
Evangelie: Matteüs 25, 31-46 - 'Zoals een herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken'
Christus Koning een feest dat dit weekend vooral in de chirojeugd wordt gevierd.
Zij komen met hun chirokenteken naar buiten dat staat voor Christos.
Christus, de Koning van het heelal!
Dat is het feest dat we vandaag vieren en waarmee de kerk haar kerkelijk jaar afsluit!
Het woord heelal zoals wij dat meestal gebruiken komt eigenlijk niet in de bijbel voor!
Maar universum staat voor: Uni, betekent: één en Versum, betekent: gewend naar, gericht naar
En zo zouden we de titel wel beter kunnen begrijpen!
Wij die naar hier komen richten ons toch tot God. Het is toch daarom dat we ons christen noemen! Omdat we met Hem in contact staan, ons met Hem verbonden weten. Niet?
En het is toch vanuit die diepe goddelijke kracht in ons, dat we alle dagen opstaan en onze weg als goede christen willen gaan.
In de eerste lezing komen we dan al direct uit bij Koninklijke Herder! De Herder die bekommerd is om Zijn schapen. Die Zijn schapen naar groene weiden brengt en hen alles geeft wat ze nodig hebben.
De Koning Herder is zo maar geen herder, Hij geeft hen meer dan groene weiden, Hij geeft hen ook gerechtigheid en dit sluit meteen aan bij het evangelie waar de boodschap van het rijk Gods en zijn gerechtigheid maatstaf zijn voor alle tijden en alle volkeren.
Matteüs presenteert ons Jezus als Herder, Koning en wegwijzer.
Zo mogen wij onze God, door Jezus leren kennen.
Zo mogen wij ons ook, met heel ons hart en heel onze ziel, toevertrouwen aan Hem. Hij die om ons bekommerd is en tegelijkertijd onze leidraad onze richtingwijzer wil zijn.
Hij die ons vertrouwt en ons in alle vrijheid doet kiezen om van onze omgeving een hemeltje op aarde te maken, een veilige plek waar vele zich thuis kunnen voelen en iemand vinden die in moeilijkere tijden een eindje meestapt.
Hij heeft ons een eenvoudige en duidelijke maatstaf meegegeven:
Wat doe je voor de minste van de Mijnen? Wat doe je voor je medemens in nood? Wat doe je voor de hongerige, dorstige, ontheemden, zieken, naakten en gevangenen? De aloude werken van barmhartigheid vormen van in de beginne, de basis om een goed christen, een goed mens te zijn.
En op het einde van het verhaal zegt Matteüs kun je voor een oordeel komen te staan een rechtspraak met diezelfde duidelijke maatstaf!
Jezus vraagt niet: Wat voor kwaad heb je wel of niét gedaan? Nee, Hij vraagt alleen wat voor goed we gedaan hebben.
Hij vraagt niet naar onze geaardheid en of we een verborgen agenda hebben, nee, Hij vraagt alleen hoe we met onze naaste zijn omgegaan. Niets anders.
Hoe bemoedigend is dit niet de vraag te krijgen hoe veel goed we gedaan hebben.
Ik weet het, we kunnen onmogelijk alle hongerigen spijzen en alle dorstigen te drinken geven, en we zijn niet opgewassen tegen het schandaal van de mensonterende armoede van honderden miljoenen mensen,
Dat belet niet dat we als barmhartige, als gevende mensen door het leven kunnen gaan. Ook de kleinste, de geringste daad van menslievendheid beantwoordt aan onze enige duidelijke opdracht.
Een schouderklop, een vriendelijke goede morgen of middag wanneer we op tram of bus stappen, een vriendelijke goede morgen of goed w.e. wensen aan de kassiersters van de drukke kassas in grootwarenhuizen, een ziekenbezoek, een luisterend oor, een opkomen tegen onrecht het lijken kleine daden maar ze kunnen wonderen doen.
De Koning van het heelal!
Het heelal, het universum is grenzeloos, niet te bevatten voor een mens De schrift spreekt over hemel en aarde, niet zozeer als geografische begrippen of plaatsen, wel om ons daarmee een paar eigenschappen van ons bestaan aan te geven.
De hemel mogen we zien als Gods verborgenheid, Gods verrassing en bescherming voor de mens op aarde.
Als in de bijbel de hemel openscheurt, dan wordt er altijd iets van Godswege bekend op aarde.
Wanneer wij zeggen de hemel beware mij, dan vragen wij om bescherming.
En als we in de zevende hemel zijn, dan zijn we verrassend gelukkig op aarde.
De aarde betekent: land om te wonen en zou een veilige plek kunnen zijn.
Het Hebreeuws kent één woord voor land en aarde: erets.
De aarde onder de hemel wordt dan de plaats van de geschiedenis waar God kan gebeuren, waar Hij in ons en met ons op weg gaat, waar wij Hem mogen herkennen in het gelaat vanwie we ontmoeten, waar Hij door ons voluit bekommerd kan zijn, beschermend, en kan omarmen een leven lang, ten einde toe, waar Hij zich tot ons richt met
Zijn diepste en liefste wens
opnieuw geloven in de mens,
niet altijd wijzen op zijn falen
maar duizend malen weer herhalen
dat hij een deel is van Gods plan,
daar wordt de wereld beter van. T.H.
De aarde onder de hemel wordt dan de plaats van de geschiedenis waar God kan gebeuren, waar Hij in ons en met ons op weg gaat, waar wij Hem mogen herkennen in het gelaat vanwie we ontmoeten, waar Hij door ons voluit bekommerd kan zijn, beschermend, en kan omarmen een leven lang, ten einde toe, waar Hij zich tot De aarde onder de hemel wordt dan de plaats van de geschiedenis waar God kan gebeuren, waar Hij in ons en met ons op weg gaat, waar Hij voluit bekommerd kan zijn, beschermend, en kan omarmen een leven lang, ten einde toe, ja ook over de dood heen tot in de niet te vatten eeuwigheid
Daarom brengen wij de namen van onze dierbare overledenen in deze gedachtenisviering centraal en vragen om Gods eeuwige warme omarming, opdat ze nooit vallen uit de palm van Zijn hand
Bronnen: homiletische suggesties, R. Debbaut, Kerugma nr4, Toon Hermans
Evangelie: Matteus 25, 14-30 - 'Over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen'
Ook al kennen we vele parabels van Jezus intussen vrij goed, we blijven het er soms moeilijk mee hebben. Ze waren allicht ook bedoeld om mensen te confronteren of uit te dagen, en dan wringt er vaak iets. Vorige week bijvoorbeeld kregen de vijf verstandige meisjes een dikke pluim omdat zij hun olie niet wilden delen met de anderen.
En ook vandaag hebben we een probleem.
En dan heb ik het niet over de passage waarin de knecht de raad krijgt om het geld op de bank te zetten, zodat het rente oplevert. Maar wat moeten we denken van de strenge, ja zelfs hardvochtige reactie van de heer tegenover die derde knecht? Hadden wij niet op andere plaatsen gehoord dat we voor de zwakkeren, de minstbedeelden vooral aandacht, begrip en steun moesten hebben? En hier wordt die arme man in de duisternis geworpen, waar geween is en tandengeknars.
Is dat niet heel wreed?
Hij had ocharme maar één talent gekregen, veel minder dan de anderen. En hij had er toch niets verkeerd mee gedaan, hij had het niet voor zichzelf gebruikt, hij had het niet verbrast aan nutteloze dingen. Hij had het gewoon voor zijn heer bewaard. Heel eerlijk.
Waar gaat het eigenlijk om? Die derde knecht krijgt niet het verwijt dat hij lui is of onbekwaam. Hij krijgt het verwijt dat hij bang is. Hij heeft niets verkeerd gedaan, hij heeft helemaal niets gedaan. Op die manier heeft hij het vertrouwen van zijn heer beschaamd. En hij heeft getoond dat hij zelf geen vertrouwen had of heeft in zijn heer.
Want wat doet die heer bij het begin van de parabel? Hij vertrouwt zijn drie knechten een deel van zijn bezit toe. In vertrouwen. Om ermee te werken, om dat bezit uit te breiden. In evangelische taal: om mee te werken aan zijn rijk. Om dat te doen, hebben zij ook vertrouwen nodig in hun heer.
En de eerste twee gaan aan de slag.
Allebei volgens hun mogelijkheden, en met de middelen die ze van hun heer gekregen hebben. Zij gebruiken hun talenten, ze doen wat ze kunnen, zoals de sterke vrouw in de eerste lezing. Ook zij krijgt alle lof en waardering. De derde knecht neemt geen initiatief, geen risico. Hij doet helemaal niets, omdat hij bang is, omdat hij geen vertrouwen heeft.
Wie niets doet, kan niets misdoen.
We kennen die uitdrukking. Het lijkt een aanmoediging te zijn om maar op veilig te spelen. Maar meestal wordt die uitdrukking gebruikt om mensen te troosten of te bemoedigen die wel iets gedaan hebben. En daarvoor met kritiek werden overladen.
Want inderdaad: wie wel iets doet, wie zich ergens voor inzet, wie initiatief neemt, die stelt zich kwetsbaar op. Die stelt zich bloot aan kritiek. Dat is overal zo. In de politiek, in de kerk, op het werk, in de school, in de buurt, in het gezin. En ook in een parochie. Want ook daar worden tal van initiatieven genomen, wordt met talenten gewoekerd. En ook daar staan de beste stuurlui vaak aan wal.
Op gevaar af mensen te vergeten, waag ik mij toch aan een kleine opsomming. In onze parochie zetten mensen zich in in het PT of op het parochiesecretariaat. In parochiale werken of kerkfabriek. In catechese met eerste communicanten of vormelingen. In het voorbereiden van doopvieringen of het helpen bij uitvaarten. In liturgiegroepen of de preekploeg.
In Anna3 of Anneke Mossel. In het organiseren van een wintermarkt of Sint-Annekesfeesten. In ziekenzorg of rouwverwerking. In de wereldwinkel of de mazen. In het Sint-Annakoor of Klankjorum. In KAV of OKRA.
In scouts of Pleplo. Aan het orgel of in culturele verenigingen. In hobbyclubs of in de zorg en het onderhoud van zalen die door al die mensen kunnen gebruikt worden. Enzovoort, enzovoort.
En al die mensen zijn op hun manier en op hun terrein sterke vrouwen of sterke mannen. Zij begraven hun talenten niet in de grond. Zij proberen te bouwen. En zij krijgen natuurlijk kritiek. Waarom doen ze het niet zus of zo? Waarom hebben ze niet meer aandacht voor ? Ze hebben het verkeerd aangepakt. Ze zouden beter
Wie niets doet kan niets misdoen. Inderdaad. En sommige initiatieven lopen fout af. Maar er is tenminste iets geprobeerd.
Een student die echt heel goed gestudeerd heeft en toch niet slaagt, zal minder verwijten krijgen dan die andere die weer eens veel te laat begonnen is. Supporters van een voetbalclub kunnen meestal wel een nederlaag verwerken. Waar ze niet tegen kunnen is, dat hun spelers zich niet hebben ingezet, dat ze niet alles hebben gegeven.
Laten wij dat ook maar blijven proberen. En laten we de anderen die ook initiatief nemen niet in de eerste plaats bekritiseren, maar aanmoedigen. Want de parabel van de talenten is niet alleen bedoeld als terechtwijzing voor de bange knecht. Maar ook als bemoediging voor de twee anderen.
Tenslotte nog een andere overweging.
De parabel heeft in onze taal ook een begrip gelanceerd: het Matteus-effect. Op het einde wordt dat ene talent van de bange knecht gegeven aan de man met de intussen tien talenten. Want, zegt de heer: aan ieder die heeft, zal nog overvloedig gegeven worden. En degene die niet heeft, zal nog ontnomen worden wat hij bezit. Hoe meer men heeft, hoe meer men krijgt. En hoe minder men heeft, hoe minder men krijgt.
Het Matteus-effect is vooral een begrip in de economie.
Rijken worden gemakkelijker nog rijker en armen vlugger nog armer. Maar in de context van vandaag klinkt het wat anders. Hoe meer men zich inzet, hoe meer resultaat men krijgt. Hoe meer men traint voor een sport, hoe beter men wordt. Hoe meer men probeert bij te leren, hoe meer men uiteindelijk ook kan.
En als het rijk van God het rijk van de liefde is, klopt het helemaal. Liefde is een zaak van geven en ontvangen.
Hoe meer liefde men geeft, hoe meer men krijgt. Als men de liefde niet cultiveert, sterft ze vanzelf uit.
Een Chinees spreekwoord zegt: de liefde is als de maan. Als ze niet groter wordt, wordt ze kleiner.
Tweeëndertigste zondag door het jaar A 2011 - Zaterdag 5 en zondag 6 november 2011
Eerste lezing: Wijsheid 6, 12-16 - 'De wijsheid wordt gevonden door die haar zoekt'
Evangelie: Mattheus 25, 1-13 - 'Daar is de bruidegom! Trekt hem tegemoet'
Af en toe is er een bericht in de media over een of andere profeet, of een groep gelovigen, die zich ergens ingraven. Ze verwachten het einde der tijden, kennen de juiste datum, en willen die afspraak met de geschiedenis dan ook niet missen. Tot nu toe is dat telkens een vrome vergissing gebleken.
Maar hoe onredelijk misschien die goedgelovigheid ons lijkt, in de tijd waarin de jonge Kerk zich ontwikkelde, leefde de overtuiging dat het einde der tijden nabij was bij veel mensen die in de Bijbelse traditie stonden.
Meer nog, het geloof dat Jezus zelf vlug ging terugkomen was heel sterk: nogal wat onder de eerste gelovigen gingen ervan uit dat zij het zelf nog gingen meemaken. Maar stilaan groeide het besef dat het einde van de geschiedenis niet voor morgen was. Tegen de achtergrond van dit besef is het verhaal van Mattheus geschreven dat we net hebben gehoord.
De vraag die de gelovigen zich stelden was: hoe moeten wij verder leven in déze wereld, hoe houden wij het vol zonder Jezus? Het kunnen ook onze vragen zijn. En Jezus vertelt bij Mattheus weer een verhaal.
Jezus vertelt over tien bruidsmeisjes. Hij vertelt dus eigenlijk ook over een feest dat ons te wachten staat. Maar het is er nog niet.
Dus: geduld, wachten. Dat wil ook zeggen: geloven dat het feest komt. Als de bruidsmeisjes dat niet meer zouden geloven, zijn ze weg, zoeken ze een ander feest. Maar nee, we geloven dat er iets beters komt, we geloven dat God alles ten goede zal leiden, ook al weten we niet waar of wanneer, ook al is het nacht en kan ons geloof zich aan niets anders vastklampen dan aan een uitnodiging, een belofte.
Maar het verhaal zegt nog meer. Niet alleen geloof is nodig, we moeten ook iets doen. tenminste als we wijs zijn, als we weten waar het op aankomt, als we de uitnodiging goed lezen hebben. De wijze meisjes hebben brandstof ingeslagen.
In een andere passage van het evangelie vraagt Jezus van zijn leerlingen dat ze een licht zouden zijn dat de wereld verlicht. De olie waarmee we onze lampen doen branden zou wel eens het evangelie zelf kunnen zijn, wat Jezus ons geleerd en voorgeleefd heeft. En het licht dat we daarmee geven zou het leven kunnen zijn op de manier van Jezus: een levenswijze die andere verlicht, hun bestaan verheldert, hun last mee helpt dragen. Daarom dat die wijze meisjes niet van hun olie kunnen delen.
Dit verhaal staat niet in tegenspraak met de barmhartigheid die Jezus op andere plaatsen toont. Het gaat er niet om dat de wijzen niet willen delen: ze kunnen niet leven in de plaats van de anderen, het evangelie verwacht ook altijd dat mensen hun verantwoordelijkheid opnemen. Gods genade, de barmhartigheid van Jezus is nooit vanzelf, goesting of geen, maar een gave die maar kan open bloeien als ze dankbaar ontvangen wordt.
De dwaze meisjes worden niet herkend door de bruidegom als ze voor de deur staan: dat beeld verwijst naar het einde van dit hoofdstuk in het evangelie. Daar gaat het over het Laatste Oordeel, waar schapen en bokken verwonderd vragen: Heer, wanneer hebben wij u gezien...?
We weten wat hij dan antwoordt: Wat ge aan de minsten van de mijnen gedaan hebt...
Geen olie hebben voor de lamp betekent: niet volgens het evangelie leven, je afkeren van Jezus die je in kleine en zwakke tegemoet komt. Dan kan je hem niet kennen, en hij jou niet.
Wachtend geloven. Doen. En ook: blij zijn.
Gelezen met het hele evangelie in ons hoofd, weten we dat de nadruk niet ligt op de gesloten deur: want of Jezus ons herkent of niet hebben we in eigen hand. Het gaat om een feest, dat ons te wachten staat, na een misschien lange, vermoeiende nacht in dit leven.
Wij zijn allemaal uitgenodigd.
Maar het is een opdracht voor ons om ons blij licht te laten stralen voor zoveel mogelijk mensen. Ik denk dat het goed is dat we erover nadenken of we onze lampen op tijd schoon maken.
Ik kan een lichtpunt zijn voor mensen rondom mij, en misschien beseffen we niet altijd hoe kleine attenties een groot verschil kunnen maken voor anderen. En ik meen dat wij ook als gelovige gemeenschap op Linkeroever ons moeten afvragen of we ons licht niet onder de korenmaat zetten.
We kunnen misschien veel belangrijker zijn dan we denken, ook nu de kerk de laatste tijd klappen heeft gekregen.
Eigenlijk doe ik hier een voorzet: hoe kunnen wij op Linkeroever, in alle bescheidenheid, licht brengen voor mensen die dat nodig hebben, ook voor mensen buiten onze gemeenschap?
Dat zou een zeer interessante vraag zijn voor het breed overleg dat het Parochieteam dit werkjaar plant.
Laatst hadden we het er op de preekploeg over dat die oude teksten van de lezingen zo moeilijk zijn. Een tekst uit het Evangelie, daar kun je natuurlijk niet omheen. Maar die andere lezingen uit het Oude Testament of een brief van Paulus aan de eerste christenen, dat is toch oud, dat is toch ballast, daar jaag je de jonge mensen mee uit de kerk.
Dan maar het evangelie van vandaag.
Het lijkt wel of de farizeeën de laatste weken in de aanbieding zijn. Voor twee weken stonden ze samen met de herodianen bij Jezus met een Romeinse munt. Vorige week samen met de sadduceeën in verband met het voornaamste gebod. En vandaag zijn de schriftgeleerden en farizeeën ter sprake.
Toch gebeurt het maar zelden dat Jezus over farizeeërs een echt complimentje geeft zoals vandaag: Doet en onderhoudt daarom alles wat zij u zeggen.
De rest van het verhaal gaat verder de negatieve toer op: handelt niet naar hun werken enzovoort. Het lijkt daarbij wel of niet zozeer Jezus, maar vooral Mattheus de farizeeën een sneer geeft.
Horen wij dan niet Jezus aan het woord in dit evangelie?
Jawel! Maar het zijn de evangelisten die de woorden voor ons hebben opgeschreven. En die waren bepaald géén goede maatjes met de Joodse schriftgeleerden en de farizeeën. Zíj leggen Jezus de harde woorden in de mond als huichelaars en witgekalkte graven.
Uiteraard had Jezus het regelmatig over Farizeeërs. Zoals in de parabel waarin Hij een schijnheilige Farizeeër en een vrome tollenaar, als extreme typetjes tegenover elkaar zet. Zoals wij het zouden kunnen hebben over een vrijgevige Schot of over een slim blondje.
Hij heeft het niet over een vrome Farizeeër en een inhalige tollenaar. Dat zou maar al te gewoon en voor de hand liggend zijn. Hij besluit ook niet met iets als: zo handelen nu àlle Farizeeërs of zo zijn nu àlle tollenaars. Integendeel! Hij besluit met: deze tollenaar ging gerechtvaardigd naar huis.
Jezus had trouwens ook goede contacten, zowel met farizeeën als met tollenaars. Denk aan Simon de farizeeër bij wie Hij ging eten. Of aan Nicodemus, die met hem in het geheim diepzinnige gesprekken voerde. Dat was ook een farizeeër. Jezus ging ook eten bij de tollenaar Zacheus, die daarna, uit dankbaarheid, de helft van zijn bezit aan de armen schonk.
Verder wil ik er op wijzen dat de apostel Mattheus zelf een tollenaar was. En Paulus, die was van huis uit farizeeër.
Jezus zelf was een bijbelkenner. Hij kende de schriften zeer goed. Hij was dus een vrome schriftgeleerde. En zo nauw verwant met de farizeeën.
Waarschijnlijk waren de farizeeërs veel verdraagzamer dan de schrijvers van de evangeliën ons willen laten uitschijnen. Zij waren dorpsschrijvers en kleine theologen. Omdat zij erg vasthielden aan hun jood-zijn, bestudeerden zij de schrift tot in het kleinste detail. Zij waren dus ook schriftgeleerden.
Eigenlijk trachtten zij de traditie en de joodse cultuur te bewaren door zich totaal af te zonderen van die Griekse invloeden. De naam 'farizeeër' betekent zoveel als 'afgezonderde'.
Zij legden aan de mensen uit hoe zij moesten leven volgens de Wet, het Verbond tussen God en het volk van Israël. Zij zochten naar nieuwe vormen om de gelovige betrokkenheid van mensen te vergroten. Zo wilden ze het 'oude' geloof een steuntje in de rug geven. Het volk respecteerde hen ook, omdat zij zelf ook leefden naar die voorschriften. Eigenlijk waren ze lang niet zo slecht.
Hoe komt het dan toch dat Jezus het zo dikwijls met hen aan de stok had? De farizeeërs waren toch huichelaars, en grote tegenstanders van Jezus.
Dat zijn ze in de christelijke wereld. Maar in de Joodse traditie golden zij als grote figuren, als collega-rabbijnen van Jezus.
Hoe kwamen wij dan aan zo'n totaal andere kijk op de zaak?
Door die voortdurend herhaalde negatieve verhalen, hebben de farizeeën bij de christenen een zeer slechte naam gekregen. Zo zijn zij voor ons, door de eeuwen heen, alsmaar huichelachtiger geworden.
Het klopt dat de Farizeeën zich vaak verzetten tegen Jezus. Vooral omdat Hij omgaat met de mensen die zij absoluut wilden mijden: tollenaars en zondaars. Ook was in de tijd van Jezus het naleven van de talloze voorschriften een doel op zichzelf geworden. En vooral daar heeft Jezus kritiek op. Voor Hem is de Wet er voor de mensen en niet andersom.
Jezus van zijn kant werd, al in zijn tijd, als buitengewoon charismatisch gezien. Zijn boodschap over vergeving en over de grenzeloze liefde van God en zijn meeslepende verhalen over Gods rijk, spraken de mensen meer aan dan de abstracte schriftuitleg door de traditionele geleerden.
Voor ons is Hij de Meester, de Rabbi bij uitstek, de Messias.
Vandaag roept Jezus ons op om dienaar te zijn, gelijk wat onze eigenlijke taak is. Wie de grootste onder u is, moet de dienaar van allen zijn. Wie zichzelf verheft, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verheven worden.
De kunstmatige vergelijking tussen de huichelachtige farizeeër en de berouwvolle, nederige tollenaar blijkt nog altijd door te werken op de waarop wij, om goed te zijn, ons nederig moeten gedragen.
Het lijkt of wij, door de eeuwen heen, de echte boodschap van Jezus uit het oog verloren zijn.
Net zoveel als voor Jezus de geest van de wet belangrijker is dan de letter ervan, net zo weinig verwacht Hij van ons dat wij, in plaats van nederig, kruiperig worden.
Mijn juk is zacht en mijn last is licht, zegt Jezus. Kom naar Mij toe, allen die afgemat en belast zijn, en Ik zal u rust geven. Neem mijn juk op en kom bij Mij in de leer, omdat Ik zachtmoedig ben en eenvoudig van hart, en u zult rust vinden voor uw ziel.
Aan dienen moet je niet ten onder gaan, maar er juist van openbloeien.
Toch maar eens luisteren naar de eerste lezing, hoe de ex-farizeeër, Paulus, dat aanpakt bij de christenen van Tessalonica:
Broeders en zusters, wij zijn met u omgegaan zoals een moeder voor haar kinderen zorgt. Zo lief waart gij ons geworden, dat wij graag niet alleen het evangelie maar ook ons eigen leven hadden geschonken.
Gij weet toch hoe wij, terwijl wij het evangelie verkondigden, dag en nacht hebben gewerkt, om maar niemand van u tot last te zijn
Paulus is inderdaad komen preken, het evangelie komen verkondigden. Maar tegelijkertijd heeft hij gewerkt voor zijn kost. Dit is niet (meer) de oude farizeeër waarvoor alleen het woord en de letter belangrijk zijn. Dit is een man die tegelijk toont hoe hij de boodschap die hij verkondigd, ook in praktijk ter harte neemt.
Zo weten wij wat ook ons te doen staat. We hoeven niet allemaal op de preekstoel te kruipen om het woord van God te verkondigen. Zijn juk is zacht en zijn last is licht. Wat wij ook doen in Gods-dienst, zelfs het meest alledaagse, laten wij het doen in dienstbaarheid en vanuit het hart.
Vorige week hoorden we de discussie van Jezus met de Farizeeën en de Herodianen over de belasting aan de keizer. Het verhaal gaat verder: Matteüs vertelt ons een volgend twistgesprek.
Ditmaal gaat het over het voornaamste gebod. De ondervrager nu is een farizese wetgeleerde. Het is een vraag om Jezus te beproeven en dat woord beproeven heeft een nare bijklank want was het niet de duivel die Jezus op de proef stelde, Hem beproefde?
Het antwoord van Jezus geeft aan dat Hij goed thuis was in de Schriften want Hij combineert in Zijn antwoord verschillende schriftverzen met elkaar. Het eerste gebod komt uit Deuteronomium en zit in het dagelijks gebed van de joden, het tweede gebod,maar Hij zegt er onmiddellijk bij daaraan gelijk is een citaat uit Leviticus.
De Schriftgeleerde zal deze citaten herkennen en dus einde ondervraging!
Waar gaat het om vandaag?
Wat bedoelt Jezus wanneer Hij ons vraagt God lief te hebben en wel met heel ons hart, onze ziel en ons verstand? Misschien moeten we eens kijken hoe Hij dat deed!
De teksten uit het evangelie wijzen ons op de intieme band die Jezus met God had. Hij noemt Hem vader, Hij nam de tijd om met God in gesprek te gaan, Hij trok zich in stilte terug en keerde zich naar binnen. Biddend en werkend maakte Jezus van zijn leven één groot gebed!
En wij? Nemen wij de tijd nog om even alleen te zijn en biddend onze ziel voor God open te stellen?
Soms doet een lied ons herinneren: Laat ons bidden in de stilte van ons hart. Mensen die het wel doen en daar durven over praten, erkennen dat het gebed hen heel dikwijls inzicht doet krijgen en zeker rust geeft in moeilijke en drukke momenten in hun leven.
Met een moderne reclame slogan zou ik zeggen: Zeker doen
Ook in het tweede gebod:je naaste liefhebben, gaat Jezus ons voor. Hij was liefdevol maar Hij liet niet met zich sollen. Waar nodig, kon Hij fel uit de hoek komen. Elkaar liefhebben betekent niet dat we elkaar altijd lief vinden, maar wel dat we elkaar serieus nemen,dat we voor elkaar dezelfde rechten en kansen willen geven die we zelf hebben, dat we voor de ander ook een mooi en gelukkig leven wensen en dat we bereid zijn ons deel daarin te doen, dat we zorg blijven dragen voor elkaar.
Reeds ten tijde van Jezus waren er zogenaamde genootschappen van liefdadigheid in elke gemeente. zij deelden aalmoezen uit, anderen kregen taken toegewezen die verband hielden met de plichten die de geboden van de joodse traditie hen oplegde: bij huwelijke of bij begrafenissen.
Plichten waaraan sommigen zich niet konden kwijten omdat ze te arm waren of te ziek of om andere dwingende redenen.
Door heel de geschiedenis zien we dat mensen zich het lot van anderen aangetrokken hebben en dat allerlei caritatieve initiatieven genomen werden. Neemt niet weg dat de gesel van de armoede als een zeer dikke rode draad door de geschiedenis van de mensheid trekt.
Voor een groot deel is deze ellende te wijten aan een gebrek aan naastenliefde en respect voor het leven van de medemens. Wanneer we de vreselijke mistoestanden in grote delen van de wereld zien, en we zien ze , mede door het raam op de wereld dat we allen in huis hebben, onze T.V., dan weten en zien we dat corruptie en machtswellust de basis van al deze ellende is.
Waar is de naastenliefde en het respect voor het leven gebleven? Alle organisaties ten spijt, die mede door onze bijdrage en steun van diverse overheden prachtig werk verrichten,toch verandert zo weinig in de miserie van ganse bevolkingsgroepen.
Het rijk Gods is nog niet voor morgen, maar we kunnen wel een klein beetje helpen, want aan die ommekeer kunnen we zelf wel meewerken. Het gevaar bestaat dat we zelf ook verharden, we geloven soms niet meer dat het kan, dat ook wij ons steentje kunnen bijdragen en dat het helpt. En toch een vriendelijk gezicht, een helpende hand, een steuntje en een opbeurend woord, niet alleen voor onze kennissen of vrienden maar voor iedereen die ons pad kruist. Wat minder ergernis voor storend gedrag, het zou onze omgeving al wat zonniger maken.
Het rijk Gods wordt niet met grote stenen gebouwd maar met kleine en mooie steentjes die elk van ons kan bijdragen.
Persoonlijk gebed van Erwin Roosen:
Wil mij ogen geven,die zien waar en wanneer
Mensen in nood zijn, God
Wil mij oren geven,die met liefdevolle aandacht
Luisteren naar het levensverhaal van armen en kleinen.
Wil mij een mond geven, waarmee ik woorden van troost kan spreken.
Wil mij handen geven die jouw vriendschap
Voelbaar maken voor anderen;
En voeten die wegen van vrede gaan.
En vooral: wil mij een hart geven dat durft beminnen
En dat van elk stukje aarde een stukje hemel probeert te maken.
Interviews met politici op radio of televisie worden druk bekeken en zijn ook vaak boeiend en interessant. Maar soms zijn journalisten er vooral op uit lastige vragen te stellen. Vragen om de politicus erin te laten lopen, om hem in verlegenheid te brengen.
Een journalist mag natuurlijk kritisch zijn, maar sommige vragen zijn gewoon een dilemma: er is geen goed antwoord op mogelijk. Wat de geïnterviewde ook zegt, het is altijd verkeerd.
Of het kan verkeerd uitgelegd worden.
Die techniek is niet nieuw, zoals we in het evangelie hoorden.
Jezus krijgt daar ook zulk een vraag voorgeschoteld. "Mag je belasting betalen aan de keizer of niet?". En die vraag wordt Hem gesteld door twee groepen mensen. De Farizeeën, die tegen de Romeinse bezetter waren, en de aanhangers van Herodes, die met de Romeinen collaboreerden.
Eigenlijk zijn zij vijanden of toch tenminste tegenstanders. Zeker als het gaat over al dan niet belasting betalen aan de bezetter. Wat dat betreft stonden ze lijnrecht tegenover elkaar.
Maar de haat of de angst voor Jezus brengt hen blijkbaar samen.
En ook voor Jezus is op het eerste gezicht een goed antwoord onmogelijk. Zegt Hij ja, dan heult Hij mee met de Romeinen en is Hij ook een collaborateur. Zegt Hij nee, dan roept Hij op tot verzet, tot rebellie.
En wat doet Hij?
Hij vraagt hen een Romeins muntstuk te tonen. Daarop staat de beeltenis van de keizer en een randschrift op de munt noemt hem zelfs een goddelijke keizer.
En dan spreekt Jezus die bekende woorden uit: "Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt."
Hij duidt daarmee aan dat de keizer geen God kan zijn. En als de keizer in zijn muntstuk dat wel suggereert, geef hem dan dat geld maar terug, zegt Jezus.
Eigenlijk zit het geheim van dit verhaal in een verzwegen zinnetje, zo schrijft Erik Vanden Berghe.
De afbeelding van de keizer maakt duidelijk dat de munt inderdaad van hem is. Dus: geef hem die maar terug, want het is zijn bezit. Maar als mens ben je beeld van God. Je bent dus niet bestemd om aan de keizer gegeven te worden, maar aan God.
Want van de keizer kan je misschien een afbeelding maken, maar van God niet, daar waren de Joden ook heel streng in.
Wie God wil zien, wil ontmoeten, kan dat enkel via mensen. De mens is geschapen naar Gods beeld, en God laat zich aan ons enkel kennen via onze medemensen. Geef aan God wat aan God toekomt, kan zo gaan betekenen: geef aan je medemensen wat hen toekomt.
En dan krijgen we al een heel ander verhaal.
Dan is het geen strikvraag of geen dilemma meer. Dan heeft het te maken met de dagdagelijkse realiteit. Toevallig is het vandaag ook missiezondag. En is het niet zo dat missionarissen ons vaak een voorbeeld geven van hoe het moet: elke mens datgene geven wat hem toekomt. Ook de arme, misdeelde en onderdrukte mens.
We zitten op het einde van de week van de Fair Trade. Ook hier staat de bekommernis voorop om ieder mens te geven wat hem toekomt, waar hij recht op heeft. Ook de hardwerkende boer of arbeider in het zuiden.
Maar we kunnen het ook dichter bij huis zoeken. Het is vaak balanceren op een slappe koord om iedereen te geven wat hem toekomt, waar hij of zij recht op heeft. Zeker als we mensen zelf laten oordelen waar ze recht op hebben.
Dan kunnen er conflicten van komen.
Hoe vaak komt het in een gezin niet voor dat zoon of dochter vindt dat de anderen altijd voorgetrokken worden, altijd meer krijgen. En toch probeer je als ouder heel eerlijk iedereen te geven wat hem of haar toekomt. Het is soms moeilijk al je kinderen en kleinkinderen en familieleden en buren te geven waar zij recht op hebben. Niemand te bevoordelen, niemand te benadelen.
En hoe hard je ook je best doet, hoe kan je vermijden zelfs maar de indruk te geven iemand voor te trekken?
En zelfs in ons eigen, strikt persoonlijk leven zijn wij vaak op zoek naar evenwicht. Alleen maar in de verdeling van onze tijd. We moeten ons werk de tijd geven waar het recht op heeft. Maar ook ons gezin en onze hobby's en interessepunten, ons sociaal leven, de engagementen die we zijn aangegaan. Alles en iedereen geven wat hen toekomt.
Moeilijk soms!
Daarom alleen al is het goed dat we af en toe samen komen om over dat soort dingen eens even na te denken. Elkaar te bemoedigen en wat inspiratie vinden bij teksten uit de bijbel, bij wijze lessen van Jezus. Hoe deed Hij het? Welke verhalen en parabels vertelde Hij en wat betekenen die nu nog voor ons?
Want soms zijn wij een klein beetje zoals de Farizeeën en Herodianen. We lachen in ons vuistje wanneer een politicus strikvragen krijgt voorgeschoteld en zich in allerlei bochten moet wringen om zich eruit te praten. Soms zijn wij zelfs een beetje als de keizer. Zijn wij zo fier op onszelf en wat we doen en wanen we ons zelfs een beetje goddelijk.
Als je denkt dat je God bent, hou die munt dan maar, zegt Jezus. En als de keizer dat denkt, geef hem dan dat geldstuk maar terug.
Hij mag het hebben.
Ik vond over dat evangelie nog een mooie woordspeling in "Kerk en Leven" van de hand van Kris Depoortere.
Zoals ieder jaar,organiseert ziekenzorg op de tweede Zondag van oktober de nationale ziekendag
Dit jaar in een nieuw jasje gestoken en krijgt een nieuwe naam,namelijk Dag van de chronisch zieke mensen". Met de naamsverandering zetten we die mensen sterker en beter in de kijker waar het op deze dag om draait. Blijft de bedoeling van deze dag aandacht vragen op mensen die het dagelijks niet zo gemakkelijk hebben om te leven met hun ziekte en alles wat ermee te maken heeft.
We trachten de gezonde mensen hiermee te confronteren.
Erop te wijzen dat chronisch ziek zijn,niet zo van zelfsprekend is.
En je meestal niet ziet. daar moeten we bij stilstaan.
Vb.ms,vvs, moeten vaak horen
"maar je ziet er toch goed uit"
"vorige week zag ik je nog rondfietsen,nu kun je zelf de vuilzak niet buiten zette"
We weten dat leven met een chronisch zieke een hele opgave is,en heel wat veranderingen geeft in het leven van de zieke zelf, maar ook van zijn familie en zijn vriendenkring.
Onze moderne samenleving kan niet zo goed omgaan met kwetsbaarheid.
Ze heeft onvoldoende aandacht voor zieke,eenzamen,en ouderen.
Zij raast maar door...
Het grote woord van de moderne tijd is juist maakbaarheid.
De moderne mens wil zo graag alles beheersen en plannen.
Maar de diepste dingen in ons leven zijn niet zomaar maakbaar.
Liefde en vriendschap bijvoorbeeld.
En blijven niet heel ons leven ons onverwachte dingen overkomen?
Een politieke crisis,een ongeval of een tegenslag.
Ook moderne mensen blijven kwetsbaar.
Een chronisch ziekte en ongeneeslijke ziekte zijn ook onvoorziene dingen.
Een chronische of ongeneeslijke ziekte overvalt ons
En schudt ons hele leven door elkaar
Op zichzelf kunnen wij daar niks aandoen,tenzij de dokters hun werk laten doen
Waar wij wel iets aan kunnen doen, is die zieke nabij zijn.
Warmte en vriendschap geven.
Tijd maken voor hen.
Luisteren naar hun verhaal ..
Hen laten aanvoelen dat ook zij er nog bij horen .
Zelfs in Jezustijd was het al zo.
De blinde bedelaar Bartimeus is een beeld voor mensen langdurig aan de kant van de samenleving.
Kwetsbare mensen mogen niet in beeld verschijnen.
Ze mogen de pret niet bedreven.
Ze worden weg gehouden, ja, hun mond wordt toegesnauwd. Ze mogen zich niet laten horen of zien.
Jezus doet het anders. Hij haalt de blinde uit zijn uitsluiting.
Hij brengt hem weer in de kring Zelfs op de eerste rij
Dit is ons eerste huiswerk vanuit het evangelie vandaag.
Als parochie, ziekenzorg beweging, als christenen zijn we opgeroepen om de moderne samenleving wakker te maken voor kwetsbare en broze mensen.We kunnen al beginnen in onze eigen buurt.
Wat kunnen zieken of eenzamen blij zijn wanneer ze een knipoog of een glimlach krijgen, wanneer ze warme aandacht krijgen vaan een buurman of buurvrouw.
Het evangelie heeft nog een tweede oproep.
Een oproep voor de zieke medemensen zelf
"Blijf maar vertrouwen dat iemand je zal zien in de volheid van je mens zijn. Jij blijft ondanks je chronische ziekte een mens die kan meetellen. Jij kan anderen iets aanbieden van je rijkdom en ervaring als zieke."
Jezus ziet het vertrouwen van de blinde en leert hem inzien dat hij er nog bij hoort. Dat hij ondanks zijn blindheid kan leven en gelukkig zijn.
Kaatje vertelde, sinds de dag dat ik hoorde dat ik ziek was, en geconfronteerd werd met de dood, ben ik veel bewuster gaan leven.
Ik ben een gelukkig mens geworden, omdat geluk in momenten zit, die ik heb leren zien.. Ik heb al heel wat van die momenten van geluk gehad.
Want wat is geluk?
Ik ben gelukkig omdat het omdat het mij vandaag nog altijd lukt om mindere momenten om te zetten naar positieve dingen .
De bezorgdheid van onze zieke medemens vraagt dikwijls een enorme inzet.
Vandaar dat vrijwilligerswerk zo waardevol is, en dat het goed is om deze mensen eens in de kijker ,of in de 'bloemekes' te zetten.
Zieke mensen nabij zijn, hen laten voelen wat ze nog waard zijn.
Regelmatig een huisbezoekje. Betrekken bij ontmoetingsdagen of uitstappen.
Als vrijwilliger mee op vakantie gaan om zieken van s morgens tot s avonds een deugdoende vakantieweek te geven .
Dat en nog meer,trachten onze vrijwilligers van ziekenzorg waar te maken.
Het is een hele opdracht, maar een schone opdracht. Vrijwilliger zijn is een deel van je vrije tijd geven aan mensen die hulp nodig hebben.
Meegaan in hun wereld van vreugde en van pijn, van gezondheid en van ziekte.
Is mensen willen nabij zijn in hun eenzaamheid van lijden en in vreugde om het leven.
Vrijwillige inzet is steeds opnieuw proberen iets door te geven waaraan mensen zich kunnen optrekken zonder rekening te houden met geld of tijd.
Met een enthousiasme dat denkt met een warm hart.
Vrijwillige inzet is heel veel geven, om nog meer te krijgen. Warme vriendschap en een intens vertrouwen.
Als medewerker op ziekenzorgvakantie
Het was deugddoend te mogen ervaren, hoe zieke mensen kunnen herleven wanneer ze de kans krijgen.
Het zijn steeds onvergetelijke vakanties. Iedereen zorgde voor iedereen.
En dat is eigenlijk wat ik jullie wil meegeven. Iedereen heeft recht op een hemel op aarde!
Als iedereen erbij hoort, zowel zieken als gezonden, dan wordt het leven een feest.
Ook iedereen van ons kan hieraan meehelpen.
Een kleine attentie, bezoekje of aandacht voor een zieke vriend of buur geeft het gevoel er weer bij te horen, geeft weer zin aan je leven.
Als we mekaar blijven dragen, als we zorgzaam in elkaars buurt blijven, dan kunnen er wonderen gebeuren.
Gewoon door warme vriendschap te geven en te krijgen, bezorgd zijn om anderen, kan zoveel deugd doen ..
Evangelie: Mattheus 21, 33-43 - 'De wijngaard, verpacht aan wijnbouwers'
Wij hoorden zo net een verhaal over een landeigenaar die een wijngaard aanlegt, hem met de beste zorgen omringt en daarna verpacht aan wijnbouwers. En als de tijd van de oogst aangebroken is, weigeren de pachters de opbrengst af te geven, ze martelen en doden de dienaren van de eigenaar en ook zijn zoon. Ze zeggen ook waarom ze dat doen: om zich meester te maken van de erfenis, dus van de wijngaard. Het is een merkwaardige redering. Die arbeiders zeggen: wij bewerken die wijngaard, dus hij is van ons.
Toch denk ik dat Jezus hier een typisch menselijke trek aan het licht brengt: de neiging om wat niet van ons is toch als onze eigendom te beschouwen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de manier waarop de mens met de aarde omspringt.
Sinds zijn ontstaan heeft hij bossen platgebrand, duizenden diersoorten doen uitsterven en hele streken onleefbaar gemaakt. Waar hij kwam, maakte hij zich direct meester van alles en moest al het andere leven zich naar zijn wensen en zijn grillen plooien.
Maar de aarde is niet van ons, ze is ons alleen in bruikleen gegeven, en we zijn met zijn allen vrolijk bezig ze te leeg te zuigen. Zo springt de mens met de aarde om, maar zo springt hij dikwijls ook om met zijn medemens. Door de eeuwen heen werden honderden miljoenen mensen zonder meer opgepakt, hun leven werd gekaapt, en ze werden als slaven verkocht op de slavenmarkten over de hele wereld.
Ik ben sterker dan jij, dus jij bent mijn bezit, zo was de vreselijke overtuiging.
Een overtuiging die leidde tot slavernij, uitbuiting, vernedering, genocide, moord op wereldschaal. Het is iets waar we als mens voor moeten oppassen: dat we ons geen meester maken over mensen die ons zijn toevertrouwd. Mannen die hun vrouw als een slavin, als een niets, als een niemand beschouwen.
We zien het dikwijls in Arabische en in oosterse landen. Maar we zien ook vrouwen die pas tevreden zijn als hun man precies doet wat zij willen.
En we zien ouders die hun kinderen als hun eigendom beschouwen, gezagsdragers die hun vereniging, hun gemeente, hun stad, hun land, hun Kerk als van hen beschouwen, hun eigendom, en zij doen ermee wat ze willen.
Beste vrienden, zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij in die verhalen staan.
Zijn wij als die arbeiders in de parabel van Jezus, en beschouwen wij alles wat, en iedereen die ons omringt als onze eigendom? Dit is van ons, hier mag niemand aankomen? Of beseffen wij dat we onze aarde in bruikleen hebben gekregen, en dat de mensen met wie we omgaan onze medemensen zijn, dus kinderen van een en dezelfde Vader.
Hebben wij altijd en in alle omstandigheden dat respect voor onze aarde, voor elkaar en voor allen met wie me omgaan?
Zo lezen we toch wel vele berichten in de kranten die ons beïnvloeden.
Maar ik wil hier ook wel eens een paar feiten opnoemen die positief klinken. Met respect voor aarde en omgeving en medemens. Mijn bewondering voor mensen of organisaties die toch een plaatske open houden voor mensen op de dool.
Jongeren die met veel enthousiasme een studierichting aanvatten, waardoor ze een waardevolle bijdrage hopen te leveren in de maatschappij.
Leerkrachten die kinderen desnoods s morgens gaan ophalen aan huis en hen een maaltijd bezorgen voor de school begint . Medewerkers en sympathisanten van Pax Christi die het moeizame vredeswerk blijven verder zetten en toch bereiken dat er akkoorden worden ondertekend.
Gewone mensen die zorgzaam omgaan met degene die minder snel is, minder consumeren, plezier beleven in een autovrije stad. Mensen die zich herscholen in wijsheid en spiritualiteit.
Zo maar wat voorbeelden van eenvoudige dingen die jij en ik kunnen doen om deze plaats toch een beetje meer de hemel op aarde te laten zijn.
Ik wil er tenslotte nog een andere kronkel aan toevoegen .wij zijn ook eigenaar van onze parochie, van alles wat deze parochie aan gebouwen heeft.
Wij zijn ook eigenaar van de financiële druk die we hebben wanneer we gebouwen renoveren, wanneer we herstellingen dienen uit te voeren: Het klokske moet dringend een betere verwarmingsinstallatie hebben, het dak van het klokske lekt en gaan we volgende week herstellen, de oude pastorij aan de Gloriantlaan moet een goedkopere verwarming hebben, in het Cultureel Centrum ter Schelde zijn er kosten aan de verwarmingsinstallatie (waarom zegt hij dit nu allemaal?)
Wel, voor dit alles, maar ook voor de sfeer zijn er de St Annekesfeesten.
De opbrengst is echt bestemd voor onze eigendommen. Daarom moet je echt proberen er even binnen te lopen.
Ontdekken van een stukje hemel - 26e zondag A 2011 - Herman
Zesëntwintigste zondag door het jaar A 2011 - Zaterdag 24 en zondag 24 september 2011
Eerste lezing: Ezechiël 18,25-28 - 'De boosdoener die zich bekeert, blijft leven'
Evangelie: Mattheüs 21, 28-32 - 'De tweede kreeg spijt en deed toch de wil van zijn vader'
Vandaag vertelt Jezus over twee zonen.
De eerste zegt ja en doet nee. De tweede zegt eerst nee en doet dan ja. De tweede gaat eerst binnen in het koninkrijk van God.
Hij vertelt het aan de schriftgeleerden en de farizeeën, net na het moment dat hij met een touw door de tempel is gegaan en de geldwisselaars eruit heeft gegooid. De schriftgeleerden beginnen tegen Hem samen te spannen. En dan vertelt Jezus een parabel.
Daar is Hij sterk in.
De schriftgeleerden zullen het wel herkend hebben. Werken in de wijngaard is een teken van Gods wil te doen. Werken aan het Rijk van God.
De eerste zoon is een brave zoon, misschien wel een schriftgeleerde. Hij kent Gods Woord. Hij noemt zijn Vader Heer. Maar hij doet niets.
En dan de tweede zoon (of dochter). Die heeft daar de tijd niet voor of neemt hem niet. Ze zoeken hun geluk in geld of goed, in lichamelijke geneugten. En dat blijven ze nog wel even doen.
Tollenaars en hoeren zijn het. En veel andere gewone en kwetsbare mensen die op hun manier zoeken naar vreugde en geluk en erin soms kopje onder gaan.
Jezus stelt het hier heel wit/zwart. Maar zo is het meestal niet.
Mensen zijn nooit helemaal vroom of helemaal zondig. We hebben allemaal ja en nee in ons.
We zijn allemaal Gods mensen onderweg...
Wie weet, brengt de vader met zijn vraag aan de tweede zoon een proces op gang. Ook aan de hoer en de tollenaar wordt de vraag gesteld: Wil jij werken in mijn wijngaard?
Het is natuurlijk niet zomaar een wijngaard, deze wijngaard van de vader. Het is hongeren en dorsten naar gerechtigheid, zuiver van hart worden, vrede brengen of zachtmoedig worden. Het is ook werken aan jezelf, werk aan de ziel, werk als als wat Jezus eigenlijk doet. Zorg voor de ziel van jezelf en die van de anderen, zodat je openbloeit en vrucht kan dragen.
Het werk dat de vader van zijn zonen vraagt, kan grote consequenties hebben. Het is een zaak van van het hart en een zaak van leven en dood. Kijk maar hoe het Johannes de Doper is vergaan en Jezus.
Vind je het gek als iemand daar aanvankelijk weerstand tegen voelt? Herinner je je de bekoringen van Jezus in de woestijn vlak na zijn doop? Dat wil ik niet. Wie weet, moet het ja wel eerst door een nee heengaan...
Neem nu onze kerkvader Augustinus: een rusteloos denker, een man die vaak aandachtig en zorgvuldig in zichzelf keert, een mens die niet alleen wil zijn, die contact zoekt en verbindingen legt, iemand die geleidelijk aan gaat beseffen dat de schepping één en heel is, dat de liefde van God, die in Jezus tastbaar werd, mensen geneest, dat de liefde van God hem, Augustinus, heel kan maken.
Het Woord van God krijgt hem te pakken. Augustinus stribbelt tegen. Moet hij dan zijn vrienden loslaten, de vrouwen die hem lief zijn en andere geneugten van de zinnen? Is dat niet wat teveel gevraagd?
Och, mijn God, lieve Heer, wacht toch nog even. Er is nog zoveel te genieten. Ach, geef me daarvoor toch de tijd. Zo smeekt Augustinus als hij gaat begrijpen waar het de Heer om gaat.
Hij ontdekt hoe God in hem aanwezig is als zijn diepste verlangen: U was binnen en ik zocht U buiten!
Augustinus vindt rust en vrede bij God: U bent mij intiemer dan ik mijzelf ben! Als tweede zoon vangt hij het werk aan in de wijngaard van de Vader.
En hij betuigt Hem zijn spijt: Veel te laat heb ik U lief gekregen. Dank U dat U bent blijven roepen, dat U mijn doofheid hebt doorbroken!
In het evangelie gaat het niet om wat je zegt, maar om wat je doet...
Oftewel... wat je doet, moet overeenkomen met wat je zegt...
We hebben een mooie visietekst, waarin staat dat we iedere mens van goede wil, willen verwelkomen. Dan moeten we dat ook doen.
Zo hebben we de vraag gekregen van de moslimgroep al-Umma.
Zij kwamen tot hier toe samen in het rode schooltje in de Ernest Claesstraat. Dit wordt echter afgebroken omwille van de werken aan het IGLO-project. De vraag is gesteld of wij in het Cultureel Centrum ter Schelde voor een half jaar onderdak kunnen bieden aan de groep moslims die dagelijks willen bidden en samenkomen.
We hebben daar positief op gereageerd. Als gelovige gemeenschap steken wij de hand uit naar een andere gelovige gemeenschap. Het kan in het begin van deze Vredesweek een teken van vrede worden hier op Linkeroever. We zijn er ons van bewust dat er bij vele mensen vragen zullen rijzen en dat velen dit argwanend bekijken.
Daarom willen we er dan ook open over zijn en vertel ik het hier.
Er zijn goede afspraken gemaakt.
Van maandag tot en met donderdag zal al-Umma gebruik maken van het Klokske. Vrijdagmiddag, zaterdag en zondag gebruiken ze de B-zaal van het Cultureel Centrum (de vroegere bibliotheek).
Zij zijn bij ons te gast.
Dat wil zeggen dat zij dezelfde regels volgen als iedere andere huurder. Zij gebruiken de zalen alleen op momenten die voorzien zijn en laten ze proper en in oorspronkelijke staat achter.
Het is een hele stap, zowel voor hen als voor ons.
Hopelijk wordt het ook een zichtbaar teken van verdraagzaamheid, van vrede, van leren van elkaar en wie weet... samen iets ontdekken van een stukje hemel op Linkeroever?
Een evangelieverhaal wordt verteld aan luisteraars.
En aan die lange rij toehoorders door de eeuwen heen, tot vandaag aan ons, vraagt de eigenaar van die wijngaard: Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies of zijt ge kwaad, omdat ik goed ben? .
We waren gewaarschuwd van bij het begin: vergis u niet, het gaat hier niet over arbeidsverhoudingen en over loononderhandelingen, maar over het rijk Gods. En daar gaat het er anders aan toe dan waar mensen het voor het zeggen hebben. In de eerste lezing hadden we het al gehoord: zoals de hemel hoog boven de aarde is, zo hoog gaan mijn wegen uw wegen te boven en mijn gedachten uw gedachten.
Inderdaad, op vele plaatsen in de Schrift horen we dat, anders dan voor de mensen, voor God iedereen gelijk is: Hij kijkt niet naar zogezegde verdiensten, naar rang of status of afkomst, Hij kijkt naar de nood van elke mens aan hoop en bevrijding. En aan ons laat de evangelist Jezus zeggen in dit verhaal: wees blij dat je erbij hoort, wees blij dat je vroeg geroepen was, en wees blij dat ook anderen erbij horen: de volheid het Rijk Gods is voor iedereen, en we kunnen er binnentreden niet omdat wijzelf zo fantastisch zijn, maar enkel en alleen omdat God goed is en de deur open zet voor iedereen, die van goede wil is.
Het was nodig, ook voor de jonge Kerk, om daar op te hameren: het waren ook maar mensen zoals u en ik, met hun gevoeligheden, hun ambities, hun kleine maar soms zo begrijpelijke jaloezie en gekwetste eer. En het blijft nodig om ook in onze gemeenschap die vraag te herhalen: zijt ge kwaad omdat ik goed ben...?.
In die wijngaard van het rijk Gods wroeten, vandaag is het aan ons.
En er is gelukkig veel werk. En wij doen dat zoals mensen dat doen: door organiseren, en bouwen, en vergaderen, en te vieren, door te preken, en te feesten... En even gelukkig, we mogen rekenen op veel arbeiders in die wijngaard, die op alle mogelijke uren hun zweet en centjes komen spenderen.
Nu wij in deze viering tot bezinning proberen te komen, knippert er een waarschuwingslichtje: het gaat om het rijk Gods.... Toch goed om ons dan eerlijk de vraag te stellen: in deze kerk, in dat schitterend Sac, in onze catechese, in onze verenigingen, overal waar wij parochie zijn: laten we de laatsten de eersten zijn? We doen ons best, dat geloof ik vast. Maar het blijft een opdracht, waar we altijd aan moeten werken: hoe worden wij die open, vriendelijke gemeenschap van het Rijk Gods?
Zoals bij het begin van een nieuw werkjaar gebeurt in elke vereniging en werkgroep, hebben wij ook in het parochieteam plannen gesmeed.
Eén van onze conclusies is dat heel onze parochie mee parochieteam kan zijn: samen willen we bouwen aan onze gemeenschap. Enkelen staan met hun naam en foto op de lijst, zij willen aanspreekbaar zijn, en plannen maken en ze zo goed mogelijk mee uitvoeren.
Maar het parochieteam is niks als het niet gedragen wordt door allen. Een beetje symbolisch zien we af van verkiezingen: we zijn geen regering. We hopen dat er spontaan anderen zich aanmelden om mee de kar te trekken, en we zullen zelf ook mensen aanspreken om die spontane aanmeldingen een beetje te stimuleren... We willen ook beter overleg organiseren. Ons bisdom wil van dit jaar een gespreksjaar maken, en in het verlengde daarvan willen wij tot een breed overleg komen met de velen die zich betrokken voelen bij onze parochie. Dat breed overleg kan dan de basis zijn voor een nog betere samenwerking.
Ook onze catechese willen we richten op het kompas van het open rijk Gods.
Catechese, dat is doen wat die eigenaar doet: mensen aanspreken die staan te wachten om erbij te horen, en hen de uitnodiging laten horen: Gaat ook gij naar mijn wijngaard. Die uitnodiging richt zich niet alleen tot de vormelingen en eerste-communicanten, maar tot ouders, familie, vrienden, ook van de dopelingen, ook tot de mensen die samen met ons van hun overledenen afscheid nemen, ook tot de mensen die toevallig met ons in contact komen.
En die catechese is meer dan catechismus. Informatie hoort erbij, maar belangrijker is wat die mensen zien en meemaken: catechese is kennismaken met de gemeenschap die een stukje hemel op aarde probeert te brengen, een open, warme gemeenschap die dienstbaar is, en viert, en rouwt ,
Ons vernieuwde SAC heeft een dak, het Cultureel Centrum, het Klokske... dat moet een symbool zijn voor een parochie die een dak boven wat hoofden wil zijn, een parochie die een huis is waar allen welkom zijn en tijd en ruimte is voor ontmoeting, voor troost ook en steun. Als dat het gelaat van onze gemeenschap is, gaat onze catechese een toegangspoort worden, waarlangs vele mensen kunnen kennismaken met mensen die proberen christen te zijn.
In het begin van het evangelie van Johannes vragen twee kandidaat leerlingen aan Jezus in welk huis hij woont.
Hij antwoordt: Kom mee en je zult het zien.. Als geïnteresseerde mensen met ons kunnen meegaan, en zien wat het betekent dat mensen Jezus levend houden, zullen velen een stukje dichter komen bij de ontdekking van de hemel!
Vreemd, soms staat er tot zeven maal zeventig maal en soms tot zeventig maal zeven maal. De betekenis is juist hetzelfde. Net zoals 11/09 precies hetzelfde betekent als nine/eleven.
Daar worden wij nu al de hele week mee om de oren geslagen. En ook vandaag kunnen wij er niet omheen.
Laten wij het hier echter niet hebben over vergelden of vergoeden, maar eerder over vergeten of vergeven. Precies met dat vergeven hebben wij het erg moeilijk.
Vergeten hoeft niet Petrus, vergeven wel. Maak gerust een memorial monument op Ground Zero. Net zoals je een Denkmahl hebt opgericht in Auschwitz of Buchenwald of zoals 100 000 kruisjes de doden herinneren in de akkers rond Ieper en Diksmuide. Only remember.
Ook al is het zoveel jaren geleden gebeurd, herinner u dàt het gebeurd is. En onthoud dat het mensen waren, zowel aan de ene als aan de andere kant van de gebeurtenissen.
Vergeten hoeft niet Petrus, vergeven wel. Maar hoe moet dan gaan?
De parabel vandaag in het evangelie van Mattheus gaat niet toevallig over geld. Als gewezen tollenaar kende hij alles van talenten, schellingen of denariën en was hij een kenner en een ervaringsdeskundige wat schuld en schuldinvordering betreft.
De parabel vertelt over een man die grote schulden (10.000 talenten) heeft tegenover zijn heer. Toch vergeeft de heer ze hem ruimhartig, als hij er om bidt en smeekt.
Einde verhaal? Neen.
De dienaar heeft blijkbaar ook iemand die bij hem in het krijt staat. Zij het voor een véél kleiner bedrag: 100 denariën. Dat is amper één tienduizendste van wat hijzelf schuldig was. Toch vergeeft hij die schuld niet op zijn beurt. Integendeel! Hij laat de man gevangen zetten en eist dat alles tot op de laatste cent betaald zou worden.
Wij gaan ervan uit dat, zoals in de meeste parabels bij Jezus, de Koning staat voor God en de dienaar voor een mens of een leerling.
De parabel van vandaag bestaat eigenlijk uit verschillende verhalen. Aparte voorbeeld-verhaaltjes.
In het eerste verhaal horen wij hoe God met mensen omgaat. Het kwaad, de schuld van de dienaar, is onmenselijk groot en eigenlijk onbetaalbaar. Het is een schuld die niet afgelost kan worden.
Omdat God in de biddende en smekende dienaar, een zwakke kleine mens herkent, ziet Hij af van zijn eisen en ontstaat er een medelijden dat leidt tot totale vergeving. De relatie tussen God en de dienaar wordt volledig hersteld. Het kwaad staat niet meer tussen hen in.
Het is dat onbecijferde, dat totale vergeven, dat volgens Jezus zo eigen is aan het Koninkrijk der hemelen.
In het tweede verhaal wordt verteld wat buiten dat koninkrijk gebeurt. Omdat de dienaar blijft rekenen en vasthouden aan de relatief kleine, met wat moeite wel betaalbare rekening, blijft die schuld als een onherstelbaar kwaad tussen de dienaar en de mededienaar staan.
De dienaar ziet in zijn mededienaar geen kleine of zwakke mens.
Zijn visie staat volkomen haaks op de vergevensgezindheid van de Koning. Het komt dan ook niet tot een royaal gebaar van vergeving.
We komen in onze wereld vandaag overal berekening tegen.
Als je zoveel koopt, krijg je zoveel meer korting. Als je punten en zegeltjes spaart, krijg je vermindering.
Zelfs bij studenten is berekening meer regel dan uitzondering. Voor dit of dat vak hoef ik nu niet te studeren. Dat haal ik wel op bij de tweede zit. Als ik er voor die en die vakken maar dóór ben! En dóór betekent dan: net genoeg.
Maar vergeving is niet een soort van berekende korting. Een halve of een kwart vergeving bestaat niet. Het is alles of niets. Alleen als de mens probeert om mens voor een mens te zijn, zo lief als God, kan het weer goed komen. Zowel voor hemzelf als voor zijn medemens.
Om te vergeven, moet je jezelf klein kunnen maken, jezelf klein kunnen krijgen. Daar is macht voor nodig, macht over jezelf.
Je moet als het ware in de huid van God kunnen kruipen en je verplaatsen in het klein zijn van de ander. Jezelf kwetsbaar opstellen en het risico nemen eraan te verliezen.
Het doet een beetje denken aan wat de reus doet in het sprookje van de Gelaarsde Kat. Hij tovert zichzelf om in een leeuw en daarna in een muis. Zo kwetsbaar dat hij er zelf aan ten onder gaat. Al gaat het daar eerder over verschalken en helemaal niet over vergeven.
Vergeven is zowat het moeilijkste wat er is. Zeker bij zoiets als de aanslagen van nine/eleven, waarbij zowat iedereen de dader zou kunnen zijn, omdat de echte dader geen gezicht heeft. Wie moet je dan vergeven? Welke relatie moet je dan herstellen. Precies dat maakt het vergeven extra moeilijk. Vergeving neemt immers het kwaad niet weg en schakelt er evenmin de gevolgen van uit.
Ik ben God niet! Jezus verlangt van mij niet om meteen de problemen in de grote wereld op te lossen. Maar het kan weer goed komen in mijn eigen kleine wereld, als ik vandaag probeer om een conflict op te lossen met mijn broeder, als ik er in slaag om onenigheid met mijn eigen partner op te lossen, misschien wel door mijn eigen fout toe te geven. Kortom, als ik probeer om mens voor een mens te zijn, zo lief als God.
Inspiratie gevonden bij Lytta Basset, De macht om te vergeven.
Drieëntwintigste zondag door het jaar A 2011 - Zaterdag 3 en zondag 4 september 2011
Eerste lezing: Romeinen 13,8-10 - 'Liefde vervult de gehele wet'
Evangelie: Matteüs 18,15-20 - 'Wanneer uw broer gezondigd heeft, wijs hem dan terecht'
Vorige donderdag is er weer een nieuw schooljaar begonnen, voor vele duizenden leerlingen en leerkrachten. Naast het uitdelen van boeken en het kennis maken met elkaar werd in alle scholen ongetwijfeld ook aandacht besteed aan het schoolreglement.
Leerlingen moeten weten wat van hen verwacht wordt in de nieuwe of de vertrouwde school. Ook voor leerkrachten werden afspraken gemaakt of hernieuwd, op het einde van augustus dan al.
Zo een reglement is belangrijk.
Iedereen moet weten waaraan zich te houden. Men moet duidelijk weten wat mag en niet mag, wat verplicht is of gewoon toegelaten. Niet alleen in scholen trouwens, het is zo in een bedrijf, in het verkeer, in onze maatschappij. Maar wat doen we met mensen die zich niet houden aan de regels, die manifest fout handelen of zich verkeerd gedragen? Daarover ging zonet ook het evangelie.
En wat zegt Jezus?
Iemand die fout is, moet je zeker niet onmiddellijk veroordelen. Je moet hem voldoende kansen bieden. Eerst wijs je hem terecht onder vier ogen. Dan haal je er getuigen bij en pas dan leg je het voor aan de kerk, aan hogere instanties.
In een school gaat het er net zo aan toe: eerst probeer je met de betrokken leerling te praten, dan probeer je het misschien samen met een collega, bijvoorbeeld de klastitularis en pas als dat allemaal niet helpt, stuur je hem naar de prefect of de directeur. Het is goed dat een schoolreglement streng is, en vooral duidelijk, maar de toepassing ervan blijft bij voorkeur begripvol, menselijk en geduldig.
Maar eigenlijk gaat het evangelie daar niet over.
Die leerling is iemand over wie leerkrachten gezag kunnen uitoefenen. Terechtwijzen is dus logisch, het hoort bij hun functie. Maar Jezus heeft het over: je broeder die gezondigd heeft. Dat is dus een gelijke. En die terechtwijzen of tot de orde roepen is al wat moeilijker. Ik moet eerlijk toegeven dat ik het zelf ook niet graag doe.
Want iemand anders aanspreken op zijn fouten, of een verkeerde houding, wordt al snel ervaren als bemoeizucht. We kunnen er meestal zelf ook slecht tegen. Als iemand op ons kritiek heeft, is al gauw de reactie: wie denkt hij wel dat hij is? Maakt hij soms zelf geen fouten? En misschien hebben wij ook wel schrik voor die reactie en houden we daarom onze mond.
Of spreken we onze kritiek liever uit achter de rug.
Want, laten we eerlijk zijn, daar zijn we meestal heel goed in. Liever dan iemand op zijn fouten te wijzen, gaan we naar nog iemand anders om over die fouten te praten. Heb je dat gezien? 't Was weer van dat! Zoals die zich gedraagt, dat kan toch niet. Terwijl Jezus zegt: "Wijs je broeder onder vier ogen terecht." Loop niet meteen naar anderen om te roddelen.
Spreek met je broeder, niet over hem.
Wat houdt ons tegen om dat te doen, om met onze broeder, onze medemens te spreken over zijn evidente fouten of verkeerd gedrag? Om te beginnen: we zijn het niet gewoon.
En ook: we willen elkaar niet kwetsen en we zijn een beetje bang voor een boze reactie. We zijn bang om een conflict uit te lokken. We hebben het zelf ook niet graag, terechtgewezen worden. En uiteraard is er ook het besef van onze eigen gebreken en tekortkomingen. Wie zijn wij tenslotte om over anderen te oordelen?
En toch: de ogen sluiten, doen alsof we het niet zien is vaak de gemakkelijkste houding, maar meestal niet de beste oplossing. Zwijgen is toestemmen, zegt het spreekwoord. Maar heel vaak stemmen wij niet echt toe, maar we zwijgen toch. We zijn er ons niet voldoende van bewust dat wij allemaal verantwoordelijkheid dragen voor elkaar.
We horen het wel eens in nieuwsberichten of we lezen het in de krant. Hoe een heleboel mensen getuigen zijn van een conflict of van onrecht en hoe niemand reageert of ingrijpt. Mensen zijn bang om erbij betrokken te worden en we begrijpen dat meestal heel goed. We zouden allicht hetzelfde doen of niet doen. En toch: we voelen heel goed aan dat het niet klopt. In het oude testament vroeg Kaïn al schamper aan God: "Ben ik soms mijn broeders hoeder?"
Als het erom gaat mensen in nood te helpen, komt de solidariteit makkelijker boven.
Dan voelen we ons plots wel verantwoordelijk voor elkaar. Kijk maar eens naar het Pukkelpopdrama van enkele weken geleden. Mensen stelden spontaan een deel van hun huis ter beschikking, boden op alle mogelijke manieren slachtoffers onderdak en steun. Dan zijn we wel de hoeders van onze broeders en zusters.
Maar als mensen in de fout gaan, vinden we gewoonlijk dat anderen het maar moeten oplossen. De politie moet optreden, de overheid moet maatregelen treffen, de school is verantwoordelijk, de maatschappij zit verkeerd in elkaar.
Of nog erger: aan die kerel is toch niets meer te doen!
Praat met je broeder onder vier ogen, zegt Jezus. En als hij niet wil luisteren, haal er dan nog een paar mensen bij die het goed menen. Die hem niet meteen veroordelen, maar er in alle rust eens mee praten. En als dat allemaal niet helpt, schakel dan pas de overheid in.
Eerst praten, eerst waarschuwen en niet te snel aanklagen. En vooral niet achter de rug beginnen praten. En laten we ook maar proberen te verdragen dat onze broeder ook ons eens terechtwijst.
Vakantie, het doet mij onweerstaanbaar aan kamp en bivak denken. En een van de herinneringen die me het best zijn bijgebleven, is een vochtige eerste kampdag, op een drassige wei in de Ardennen. Het materiaal was in een druilregen afgeladen, we waren er in gelukt de binnenkant van de tenten droog te houden toen ze opgezet werden, en dan was het middag. Het regende al wat harder. Maar er zou gekookt worden, op een houtvuur. Ik weet niet of je al eens een bijl hebt proberen vast te houden terwijl het water langs de steel gutst. Maar hoe natter we werden, hoe beter de sfeer werd: we zouden ons niet laten doen! En alsof ons vurig enthousiasme zelfs het stookhout droog kon krijgen, het lukte: na een uur ploeteren, vloeken en wroeten kwam er rook uit de tafelvuren, en er werd warm gegeten!
Op kamp met de jeugdbeweging, het is veel meer dan ontspanning, fun. Het betekent: héél tevreden kunnen zijn, als men heel veel losgelaten heeft. Wasmachines en gasvuur, proper T-shirt, bordeaux bij het souper: weg ermee. Overbodig. Lucht, water, gewoon eten, vuur om s avonds rond te zitten. Meer is er niet nodig.
En later, als ik in de vakantie met de rugzak op tocht kon gaan, had ik diezelfde ervaring: je hebt niet veel nodig om content te zijn. Gewone dingen worden dan een rijkdom. Zoals een slok water bijvoorbeeld, uit een bronnetje in de bergen: er is niets lekkerder.
Veel durven loslaten kan ons helpen om geluk te ontdekken.
Het evangelie van Matteüs vandaag spreekt over loslaten.
Het spreekt in harde woorden: zo is Matteüs dikwijls. Wie de volgende maanden de tentoonstelling in de Sint-Annakerk bezoekt, kan daar een stukje van de film van Pasolini zien over het Matteüs-evangelie: Jezus was hard tegenover onrecht, en Matteüs legt de nadruk op de hoge eisen die hij stelt. Maar in datzelfde evangelie van Matteüs is Jezus zacht voor de kleinen en de zwakken, en in de film kondigt een lieve engel de verrijzenis aan en de hoop op geluk.
En in de tekst die we juist hebben gehoord, bedoelt Matteüs niet dat we vader en moeder, zoon of dochter niet meer graag mogen zien. Hij wil heel zwart-wit duidelijk maken, dat, als er moet gekozen worden, we alles op het spel moeten durven zetten om te leven als Jezus ons voordeed. En zon keuze kan hartverscheurend zijn.
Durven loslaten om geluk te vinden.
Maar het is even waar dat er mensen zijn die te weinig hebben. Wie zelfs geen water heeft, wie geen eten kan kopen, wie niet in een droge tent kan slapen, kan niet gelukkig zijn. Wie door lijden geslagen wordt en hulpeloos neerligt, kan niet meer rechtkomen als niemand zijn arm om hem slaat, troost, tranen afveegt, en mee wil lijden.
Als ik nu terugdenk aan die kampen en tochten, weet ik ook dat er een belangrijke voorwaarde was om met weinig tevreden te kunnen zijn: ik was daar niet alleen. Alleen kreeg ik dat vuur niet aan en die tent niet recht.
Alleen vond ik mijn weg niet, en als mijn drinkbus leeg was, was ik maar al te blij dat er een ander was die met mij wou delen. Mensen zijn veel belangrijker dan rijkdom, gadgets, dure kleren, comfort. Mensen die me moed geven, mensen die onderdak bieden, zoals de vrouw uit Sunem.
Echt geluk zit niet in dingen, echt geluk komt tot ons in mensen.
Soms zijn wij in de positie van de kleine mens, als wij te kort komen, als we eenzaam en verdwaald langs de kant van onze levensweg zitten. En soms zijn wij de geluksbrenger, zoals de profeet Elisa in dat mooie wonderverhaal.
En als de bekoring opkomt om onze deur gesloten te houden, als we denken ik heb al genoeg gegeven, komt het erop aan te beseffen dat achter elke mens die vanuit zijn kleinheid om hulp vraagt, Jezus staat: als wij de kleine mens ontvangen, nemen wij ook hem op. En, staat er in de tekst vandaag, ook Hem die Jezus gezonden heeft. En zoals wij niet veel nodig hebben om zelf gelukkig te zijn, kunnen wij met weinig wonderen doen bij een ander. Het moet niet veel zijn, fris water kan meer deugd doen dan dure wijn.
Daarom moeten wij werken aan een gastvrije kerk.
Ik hoop dat het een symbool is van wat wij écht zijn, als in dit weekend onze Sint-Annakerk een fietskerk wordt: een open kerk, waar mensen op adem kunnen komen, gastvrij onthaald worden en een deftig toilet kunnen vinden.
Ik hoop dat het betekent dat we een vriendelijke, warme gemeenschap zijn, een plek om nu en ooit gezien, aanvaard te zijn, voor al wie ons nodig heeft, wie hij ook is.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.