Tweeëndertigste zondag door het jaar A 2011 - Zaterdag 5 en zondag 6 november 2011
Af en toe is er een bericht in de media over een of andere profeet, of een groep gelovigen, die zich ergens ingraven. Ze verwachten het einde der tijden, kennen de juiste datum, en willen die afspraak met de geschiedenis dan ook niet missen. Tot nu toe is dat telkens een vrome vergissing gebleken.
Maar hoe onredelijk misschien die goedgelovigheid ons lijkt, in de tijd waarin de jonge Kerk zich ontwikkelde, leefde de overtuiging dat het einde der tijden nabij was bij veel mensen die in de Bijbelse traditie stonden.
Meer nog, het geloof dat Jezus zelf vlug ging terugkomen was heel sterk: nogal wat onder de eerste gelovigen gingen ervan uit dat zij het zelf nog gingen meemaken. Maar stilaan groeide het besef dat het einde van de geschiedenis niet voor morgen was. Tegen de achtergrond van dit besef is het verhaal van Mattheus geschreven dat we net hebben gehoord.
De vraag die de gelovigen zich stelden was: hoe moeten wij verder leven in déze wereld, hoe houden wij het vol zonder Jezus? Het kunnen ook onze vragen zijn. En Jezus vertelt bij Mattheus weer een verhaal.
Jezus vertelt over tien bruidsmeisjes. Hij vertelt dus eigenlijk ook over een feest dat ons te wachten staat. Maar het is er nog niet.
Dus: geduld, wachten. Dat wil ook zeggen: geloven dat het feest komt. Als de bruidsmeisjes dat niet meer zouden geloven, zijn ze weg, zoeken ze een ander feest. Maar nee, we geloven dat er iets beters komt, we geloven dat God alles ten goede zal leiden, ook al weten we niet waar of wanneer, ook al is het nacht en kan ons geloof zich aan niets anders vastklampen dan aan een uitnodiging, een belofte.
Maar het verhaal zegt nog meer. Niet alleen geloof is nodig, we moeten ook iets doen. tenminste als we wijs zijn, als we weten waar het op aankomt, als we de uitnodiging goed lezen hebben. De wijze meisjes hebben brandstof ingeslagen.
In een andere passage van het evangelie vraagt Jezus van zijn leerlingen dat ze een licht zouden zijn dat de wereld verlicht. De olie waarmee we onze lampen doen branden zou wel eens het evangelie zelf kunnen zijn, wat Jezus ons geleerd en voorgeleefd heeft. En het licht dat we daarmee geven zou het leven kunnen zijn op de manier van Jezus: een levenswijze die andere verlicht, hun bestaan verheldert, hun last mee helpt dragen. Daarom dat die wijze meisjes niet van hun olie kunnen delen.
Dit verhaal staat niet in tegenspraak met de barmhartigheid die Jezus op andere plaatsen toont. Het gaat er niet om dat de wijzen niet willen delen: ze kunnen niet leven in de plaats van de anderen, het evangelie verwacht ook altijd dat mensen hun verantwoordelijkheid opnemen. Gods genade, de barmhartigheid van Jezus is nooit vanzelf, goesting of geen, maar een gave die maar kan open bloeien als ze dankbaar ontvangen wordt.
De dwaze meisjes worden niet herkend door de bruidegom als ze voor de deur staan: dat beeld verwijst naar het einde van dit hoofdstuk in het evangelie. Daar gaat het over het Laatste Oordeel, waar schapen en bokken verwonderd vragen: Heer, wanneer hebben wij u gezien...?
We weten wat hij dan antwoordt: Wat ge aan de minsten van de mijnen gedaan hebt...
Geen olie hebben voor de lamp betekent: niet volgens het evangelie leven, je afkeren van Jezus die je in kleine en zwakke tegemoet komt. Dan kan je hem niet kennen, en hij jou niet.
Wachtend geloven. Doen. En ook: blij zijn.
Gelezen met het hele evangelie in ons hoofd, weten we dat de nadruk niet ligt op de gesloten deur: want of Jezus ons herkent of niet hebben we in eigen hand. Het gaat om een feest, dat ons te wachten staat, na een misschien lange, vermoeiende nacht in dit leven.
Wij zijn allemaal uitgenodigd.
Maar het is een opdracht voor ons om ons blij licht te laten stralen voor zoveel mogelijk mensen. Ik denk dat het goed is dat we erover nadenken of we onze lampen op tijd schoon maken.
Ik kan een lichtpunt zijn voor mensen rondom mij, en misschien beseffen we niet altijd hoe kleine attenties een groot verschil kunnen maken voor anderen. En ik meen dat wij ook als gelovige gemeenschap op Linkeroever ons moeten afvragen of we ons licht niet onder de korenmaat zetten.
We kunnen misschien veel belangrijker zijn dan we denken, ook nu de kerk de laatste tijd klappen heeft gekregen.
Eigenlijk doe ik hier een voorzet: hoe kunnen wij op Linkeroever, in alle bescheidenheid, licht brengen voor mensen die dat nodig hebben, ook voor mensen buiten onze gemeenschap?
Dat zou een zeer interessante vraag zijn voor het breed overleg dat het Parochieteam dit werkjaar plant.
We zullen weten waarover spreken!
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|