Sint-Anna-ten-Drieën
De preekploeg houdt van een reactie
E-mail ons!

Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier. Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.

Zoeken in blog

  • Website parochie
  • Preekstoel
  • Portaal preken.be
  • ANNA3
  • Sint-Anneke Centrum
  • 18-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat een prachtige tempel - 33ste zondag C 2007 - Jan

    33ste zondag door het jaar C 2007 - 17 en 18 november 2007

    Hebt u dit ook dat je op reis steeds de mooiste kerken wil bezoeken?
    Of als je in onze kathedraal rond loopt zie en ervaar je de stevigheid, de schoonheid, de uitstraling.   Zelf deze “stormachtige” tijden overleeft onze kathedraal zonder een enkele zucht.
    Met een zelfde gevoel zit Jezus  in de nabijheid van de tempel met zijn vrienden.
    ‘Kijk eens wat een prachtige tempel’, zeggen de leerlingen tegen Jezus. ‘Wat een kostbaarheden en wat een kunst!’
    De tempel was het trotse bouwwerk dat de hele joodse identiteit uitdrukte in een tijd van onderdrukking.
    Maar Jezus ziet méér. Hoelang zal dit prachtige gebouw blijven bestaan? Ze zullen hem afbreken.   Kent alles dan een einde?
    Lucas herinnerde het zich maar al te goed. Amper 50 jaar later, als hij zijn verhaal doet, ligt de tempel in puin, met de grond gelijk gemaakt door de Romeinen. Alleen het zuidelijk fundament dat was opgetrokken om het plein bergafwaarts groter te maken, stond er nog. Daar klagen joden nog dagelijks om de teloorgang.
    Alles is vergankelijk. Je merkt het aan je eigen lichaam. Je hoeft maar één keer ernstig ziek te zijn geweest om dat te weten. Het leven is eindig. Is dat eigenlijk iets om bang van te worden?
    Ja, natuurlijk zijn we er allemaal bang voor: de ene al meer dan de andere. Daarom praten we er ook niet zo gemakkelijk over.
    In de eerste lezing praat de profeet Maleachi er wel over. Bekijk je eigen leven. Wat maak je ervan? Wat is je leven waard? Wat betekent jouw leven voor anderen?
    Waarom vallen in deze herfsttijd
    de bruingekleurde bladeren van de bomen?
    Niet alleen omdat zij uitgeleefd zijn…
    Maar ook omdat de nieuwe botten
    reeds aan het duwen zijn om plaats te krijgen.

    Wij, christenen, wij zien niet alleen de vallende bladeren.
    Vol vreugde zien wij ook de nieuwe scheuten
    die onder de schors aanwezig zijn…
    Ook al kan je ze van buiten nog niet zien.
    Wij, christenen, hebben vertrouwen in de toekomst,
    welke die ook zal zijn.

    Hoe reageren wij als in ons leven
    de bladeren van de bomen vallen?
    Hoe reageren wij als wij zelf midden in een crisis zitten?
    Jezus zegt tot ons:
    “Heb vertrouwen en blijf standvastig.”

    Zo is er, in onze wereld, toch geen plaats voor doemdenkers.  Vroeger hadden wij bijna elke zondag de getuigen van Jehowa aan de deur die kwamen oproepen om mee aan te sluiten.   Slechts 144.000 zouden gered worden.
    Tientallen keren heeft men aangekondigd dat de wereld weeral eens zou vergaan.  Ik denk nu dat het niet voor morgen is.

    Een mens houdt van zekerheden, van burchten waar men kan schuilen en waar men beschermd is tegen die soms vreselijke buitenwereld.
    Zo zijn er in onze vaderlandse geschiedenis heel veel mensen geweest die gedacht hebben dat de Kerk onverwoestbaar was in Vlaanderen.
    Ze hebben, vaak met heel veel pijn, moeten zien hoe dit niet waar leek te zijn.
    Je leest dan: de grote verhalen slaan niet meer aan ... Want niet alleen de Kerk ook het socialisme en het communisme weten dat ze niet onmisbaar zijn ...
    Is het waar dat de grote verhalen verwoest zijn?
    Volgens mij niet, het is volgens mij zelfs niet waar dat ze niet meer aanslaan. Ondanks vervolgingen, beeldenstorm, scheuringen, ... wordt het evangelie vandaag nog altijd verkondigd.

    En ja, laat ons het maar toegeven, het aantal aanwezigen daalt in de vieringen. 
    En dan valt dit hier nog mee.
    In sommige monumentale kerken in de stad zitten nog een paar tientallen mensen in de mis.  En de gemiddelde leeftijd van de aanwezigen ligt tamelijk hoog. En toch stort de tempel niet in…

    Vorige week zaten we, op een avond, in deze kerk met 65 mensen te kijken wat er met dit gebouw nog kan gebeuren.  Indrukwekkend welke mogelijkheden er zo allemaal zouden kunnen.
    Het is de bedoeling om de drempel zo laag mogelijk te leggen zodat iedereen, jong en oud, blanke of kleurling, rijk of arm, katholiek of protestant… gemakkelijk naar binnen kan komen.

    Het is de bedoeling om de geweldig grote ruimte meer polyvalent te gebruiken voor allerhande gelegenheden.  Liefst gelegenheden die de spiritualiteit kunnen aanwakkeren. 
    Meestal kan zo iets door kunst te presenteren.  Kunst onder de vorm van muziek of kunst onder de vorm van beelden of schilderijen.

    Er leeft een hoop om zo deze ruimte meer eigentijds te maken.  Ook meer praktisch te gebruiken.  Zo hopen we mensen, die vroeger wel kwamen,  terug uit te nodigen.  Zo alleen kan er terug een kern gevormd worden die groeit in plaats van krimpt.

    En als die kern er dan is zal het gemakkelijker zijn om met meer mensen samen te vieren of ons in te zetten voor allerlei goede zaken of een verenigingsleven uit te bouwen.  Zonder kern kan dit niet.
    Vrienden, als we niets doen wordt dit gebouw snel onbruikbaar en zal het veel leeg staan.  Laten we de discussie hier rond maar goed zijn gang gaan.  Reageer maar op onze website of schrijf naar het secretariaat.  We hebben uw mening ook nodig.
    Laat ons deze tempel terug opbouwen.  Het zal langer als 3 dagen duren maar opbouwen is dan ook veel moeilijker dan afbreken.

    18-11-2007 om 00:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (1)


    11-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een totaal andere wereld - 32ste zondag C 2007 - Ria

    32e zondag door het jaar C 2007 - 10 en 11 november 2007

    Eerste lezing: Makkabeeën 7, 1-2, 9-14
    Evangelie: Lucas 20, 27-38

    Uitgerekend op de dag dat we het stopzetten van de waanzin van de eerste wereldoorlog herdenken, horen we in de eerste lezing weerom een verhaal van verdrukking marteling en dood!
    Het leven van de Makkabeeën (het gaat hier om de periode 175-164 voor Christus) was een van strijd en verzet tegen het Syrische bezettingsleger van Antiochius een fervent jodenvervolger en tiran.Onder het bewind van deze man, en ook van zijn opvolgers, werden vrome joden, die zich strikt aan de voedingsregels van hun geloof hielden, gemarteld om hen te dwingen onrein vlees te eten, ttz. varkensvlees. Tevens werden er afgodenbeelden in de tempels geplaatst. Wie niet toegaf werd gedood.
    Zo ontstond stilaan een nieuw religieus denken: zou God, om wie al deze gruwels doorstaan werden, zijn trouwe volk niet belonen? Zou Hij hen geen beter leven na de dood gunnen?
    Tot het optreden van de Makkabeeën was het geloof in een hiernamaals bij de joden niet ontwikkeld. Stilaan echter groeit het geloof dat God niet alleen in dit leven, maar ook daarna trouw is aan zijn  schepselen.
    Niet alle joden echter aanvaarden het geloof in een leven na de dood. De Sadduceeën ontkenden het. Zij vormden in Jeruzalem de klasse van de hogepriesters, zij waren nog meer dan de Farizeeërs, de ware tegenstanders van Jezus. Zij waren, religieus gesproken, behoudsgezind. Ze volgden de Schrift en de boeken van Mozes, maar verwierpen mondelinge overleveringen en nieuwe denkbeelden. Zij voelen zich bedreigd door Jezus en gaan met Hem de absurde redenering aan over de verrijzenis. Ze willen van Hem de verklaring hoe het dan gaat met de echtgenote van opeenvolgend  7 echtgenoten. Eigenlijk interesseert het antwoord hen niet. Hun bedoeling is Jezus voor schut te zetten en zo te bewijzen dat wat Hij zegt eigenlijk onzin is!
    Jezus doorziet echter hun opzet en geeft een duidelijk en tegelijk vaag antwoord. Hij zegt dat het leven na de dood helemaal anders is dan het leven ervoor, maar hoe het zal zijn dat weet niemand, dat ligt in de hand van God. Hij spreekt dit keer niet in beelden of vergelijkingen, want Hij weet dat beelden vlug een eigen leven gaan leiden en mensen zich daaraan vastklampen.
    Jezus geeft een positieve boodschap: Hij spreekt over een totaal andere wereld, een wereld met andere vervullingen waar de aardse noden en behoeften niet meer bestaan, een wereld van God en vol van God.
    Zo blijft voor ieder van ons de mogelijkheid om voor onszelf zo’n wereld te dromen.Wij vinden troost in het geloof er onze geliefden terug te vinden, we kunnen ook verwachten er in een opperste staat van gelukt te leven. In verrukking om de nabijheid van de Schepper.
    Jezus zegt: 'In die wereld zal alles anders zijn, want het is niet de wereld van de mensen maar de wereld van God en omdat Hij ons kinderen van God noemt mogen wij erbij zijn'.
    Hoe en onder welke vorm of gedaante, dat zullen we dan wel zien !

    Aansluitend wil ik nog graag het gebed van Erwin Joos voorlezen:

    Kon ik dat maar geloven, God
    Dat al wie op U vertrouwt eeuwig zal leven
    Omdat ook Uw liefde eeuwig is.
    Het zou mijn angst om het leven los te laten
    Alleszins kleiner maken.
    En wellicht zou het ook ruimte creëren
    Om met heel mijn hart lief te hebben
    En zo mee te bouwen aan die andere wereld
    Waar U de Vader van zijt.
    Laat mij daarom groeien in geloof,God
    En in liefde.

    11-11-2007 om 00:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    03-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Word wie je bent - 31ste zondag C 2007 - Marc

    31ste zondag door het jaar C 2007 – 3 en 4 november 2007

    Eerste lezing: Wijsheid 11,23 - 12,2
    Evangelie: Lucas 19, 1-10

    De vijgenboom is een bijbelse boom. In verschillende verhalen van het evangelie speelt de hij een rol, en de boom wordt al genoemd in de eerste hoofdstukken van het Oude Testament: Adam en Eva maakten van vijgenbladeren schortjes om hun naaktheid te verstoppen. Hun onschuld waren ze kwijt geraakt, ze voelden zich slecht en waren beschaamd. Ook in het evangelie dient de vijgenboom om iets te verstoppen: Zacheüs, kan ik me voorstellen, kruipt niet alleen in die boom om Jezus te kunnen zien, maar misschien ook omdat hij heel grote bladeren heeft. Dan kon hij zien zonder zelf gezien te worden. Want waarschijnlijk voelde hij zich toch ook niet zo goed tussen de menigte die naar Jezus kwam kijken. Hij was de oppertollenaar, en we weten dat tollenaars niet zulke goede reputatie hadden. Niet te verwonderen dat ze Zacheüs geen kans gaven vooraan te komen staan: waarschijnlijk stonden daar ook heel wat mensen, die hij stevig had aangepakt om hen te veel belasting te laten betalen...
    Maar Jezus zag doorheen de boom Zacheüs wel zitten. Hij ziet daar een mens die zich schaamt, maar ook een mens die nog kan veranderen. Daarin verschilt Jezus van de meeste mensen, die verontwaardigd reageren omdat Hij zich met dat uitschot inlaat. Hij doet het omgekeerde van wat zijn omgeving verwacht: misprijzen verandert Hij in respect.
    Jezus doet nog iets dat onverwacht is. Hij vraagt Zacheüs niet uit die boom te komen, neen, hij zegt “Zacheüs, kom eruit! Ik moet vandaag uw gast zijn!”
    Jezus draait de rollen om.  Niet Zacheüs nodigt Hem uit, Hij nodigt zichzelf bij Zacheüs uit, Zacheüs, die Hij de moeite waard vindt om er Zijn intrek bij te nemen.
    Er wordt nog meer omgedraaid in dit verhaal. Het is een soort omgekeerd paradijsverhaal: in het Oude Testament verscholen Adam en Eva zich tevergeefs, om daarna uit het paradijs gejaagd te worden. Zacheüs verstopt zich tevergeefs, maar zal gezien worden om gered te worden.
    Bij Zacheüs zelf wordt ook heel wat onderste boven gezet. In het begin van het verhaal is hij, de oppertollenaar, die machtige man, eigenlijk toch maar een klein ventje, letterlijk en figuurlijk. Het is bijna lachwekkend hoe hij op zijn korte beentjes vooruit loopt om toch maar iets te kunnen zien. Maar als hij voor Jezus staat, wordt hij iemand anders: een mens die zijn fouten kan toegeven, en ook een grootmoedig man. De schraperige tollenaar verdwijnt, als hij zijn halve bezit weggeeft. Hij gaat veel verder in het goed maken van wat hij fout heeft gedaan: volgens de Joodse wet zou hij maar een vijfde schadevergoeding moeten betalen, bovenop hetgeen hij heeft afgeperst. Hij geeft het viervoudige terug van het hele bedrag.
    Zacheüs wordt een ander mens. Of beter gezegd, hij wordt terug mens. Hij wordt de mens, zoals die aan het begin van het paradijsverhaal geschapen is: naar Gods beeld en gelijkenis. En God is in het evangelie barmhartig. Doorheen het hele Oude Testament kunnen wij lezen hoe men gezocht heeft naar het aanschijn van God.  De eerste lezing komt uit het boek Wijsheid, dat geschreven is niet lang voor de komst van Jezus. En dat boek laat horen dat de gelovige tot het inzicht is gekomen: God ontfermt zich over allen. Hij heeft geduld met de zondaars, want Hij wil ze kansen blijven geven om tot inkeer te komen. Die barmhartige God is aan het werk in de evangelielezing, in Zijn Zoon die gekomen is om te zoeken en te redden wat verloren is. Zacheüs laat zich raken door die barmhartigheid, hij laat zich uit zijn boom van zondigheid en schaamte roepen, om ook in die barmhartigheid te gaan leven, naar het voorbeeld van Jezus.
    Zacheüs wordt wie hij eigenlijk is. Dat is misschien de belangrijkste “omkering” in het verhaal. De naam Zacheüs betekent: “rechtvaardige”. Jezus brengt hem terug naar zijn ware aard: een rechtvaardige mens te zijn, naar Gods beeld en gelijkenis.
    Dat is ook onze ware aard. En laat die ware aard verdoezeld zijn, door onze zwakheden en fouten, door onze schaamte en valse trots, zoals Zacheüs zich in die vijgenboom verstopte: Jezus doorziet die camouflage, en zegt ook tot ons: “vandaag moet Ik in uw huis te gast zijn”. Het is aan ons, om uit onze boom te komen, en de deur voor Hem wijd open te zetten.

    03-11-2007 om 20:04 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    02-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uitstijgen boven de middelmaat - Allerheiligen C 2007 - Herman

    Allerheiligen C 2007 - 31 oktober en 1 november 2007

    Eerste lezing: Johannes 3, 1-3
    Evangelie: Mattheüs 5, 1-12a

    Ieder mens is uniek. Zelfs de wetenschap kan het met DNA-onderzoek aanwijzen dat elke mens iets unieks heeft. Dat mag dan voor ieder van ons een geruststelling zijn, toch verschillen we onderling ook weer niet zo geweldig: we worden geboren, we leven en we sterven zonder dat we in de toegemeten tijd ver boven het maaiveld hebben uitgestoken. Dat heeft z'n voordelen, want wat boven het maaiveld uitsteekt wordt meestal na korte tijd gelijk geschoren. Zo zijn mensen. Wie boven de middelmaat uitsteekt, kan op bewondering rekenen, maar ook op verzet en tegenstand. Of: hoge bomen vangen veel wind.

    Toch zijn ze onmisbaar die sterren. Vooral onze tijd kent ze in allerlei soorten: Popsterren, filmsterren, voetbalsterren enzovoorts. We kijken naar hen op. We bewonderen eigenschappen die we zelf niet hebben (of die we zouden willen hebben): ze komen uit voor hun mening, ze zijn zelfzeker, mooi, vitaal, sterk, ...

    Hetzelfde geldt voor onze helden. Helden zijn gewone mensen, zoals u en ik, maar die buitengewone moed lieten zien, soms op gevaar van eigen leven. Denken we aan de verzetshelden uit de oorlog, die we medailles geven en die nog elk jaar gehuldigd worden op wapenstilstandsdag. Of aan de agent die Hans Van Temsche tot stilstand bracht en zo nog erger leed kon voorkomen.

    De helden confronteren ons met ons eigen gebrek aan moed. Ik heb eens een reportage gezien waar acteurs een scène opvoerden waarin een zwarte jongen werd geintimideerd door een skinhead in een volle treinwagon. Het was verbazingwekkend hoe veel mensen deden alsof ze het niet merken. Ze keken de andere kant op, ze gingen letterlijk ervan lopen.

    In de lijn van sterren en helden staan ook de heiligen waar vandaag de aandacht op gericht wordt. Er zijn overeenkomsten, maar ook verschillen. Zij zijn degenen, die tegen de stroom van elke tijd in, al iets laten zien van die ideale wereld, Gods wereld, zoals door Jezus van Nazareth verkondigd en aangezet.

    Verkondigers van die andere wereld: geen feestvierders, maar mensen die de arm slaan om verdrietigen, bekommerd om het recht van de zwakken, niet hard en zakelijk, maar zachtmoedig en flexibel. Zij worden beschreven in de acht zaligheden die we in het evangelie van vandaag lezen.
    Het zijn sterren want ze steken boven het maaiveld uit, halen ons gemiddelde omhoog, maar schitteren niet, want dikwijls blijven ze zelf op de achtergrond en worden door niemand geprezen.

    Het zijn helden, want ze zijn moedig en worden vaak naar het leven gestaan door een hele massa die uit is op enkele eigen gewin of macht. Maar ze gaan nooit over lijken zoals helden dat wel eens doen.

    Heiligen zijn door de geschiedenis heen opgezadeld met zweem van zeemzoeterigheid, alsof ze met een aureooltje boven hun hoofd werden geboren. Dat hebben ze eigenlijk niet verdiend, want het zouden voorbeelden moeten zijn voor ons. En een porseleinen postuurtje daagt mij weinig uit tot navolging. Als we onze heiligen kunnen ontdoen van het zweverige aureool, als we er mensen van vlees en bloed kunnen in zien, dan begrijpen we wat die zaligsprekingen willen zeggen: arm naar de geest, zachtmoedig, hongerend en dorstend naar gerechtigheid, ...

    Toch zijn er veel meer heiligen dan sterren of helden, "een menigte in witte gewaden, die niemand tellen kan" vertelt het Boek der Openbaring. Zij zijn de levende uitnodiging, de inspirators voor ons om mee te bouwen aan dat Gods Rijk. We kennen heiligen uit het verre verleden: de radicale maar altijd blije Franciscus, de naar waarheid zoekende Augustinus, de roekeloos hulpvaardige Pater Damiaan. Maar ook onze tijd heeft zijn heiligen, mensen naar wie we kunnen opkijken, zonder dat ze in ‘De Rode Loper’ zitten. Nog steeds zijn er jonge en oude mensen die vinden dat je beter kunt sterven voor een goede zaak dan leven voor een slechte.

    Op deze Allerheiligendag worden ook wij uitgenodigd om boven de middelmaat uit te stijgen, niet om op te vallen, maar omwille van de gerechtigheid.

    02-11-2007 om 00:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    27-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Farizeeër en de Tollenaar - 30ste zondag C 2007 - Fred

    30ste zondag door het jaar C 2007 - 26 en 27 oktober 2007

    Eerste lezing: Jezus Sirach 35, 12-14,16-18
    Evangelie: Lucas 18, 9-14

    In onze kindertijd luisterden wij allemaal graag naar sprookjes. Hoewel het verhaal soms redelijk ingewikkeld was, de moraal was altijd eenvoudig. Je had immers een heel duidelijk onderscheid tussen de goeien en de slechten. Er was geen vergissing mogelijk.

    En eigenlijk is het in veel verhalen of films voor zogenaamde volwassenen niet anders. In de middeleeuwse ridderverhalen had je ook heel vaak een witte en een zwarte ridder. De ene was een nobele held, de andere een schurk. Of neem nu een doorsnee thriller, een western, een detectiveverhaal. De goeien en de slechten zijn altijd duidelijk herkenbaar.

    Zelfs in de sport is het zo. Wij supporteren voor onze landgenoten of voor onze ploeg. De anderen zijn de tegenstrevers. Als bij een voetbalwedstrijd de scheidsrechter een strafschop fluit, is dat voor één groep supporters altijd terecht. De andere groep supporters roept dat de scheidsrechter blind is.

    En ook in het echte leven is het zo. Wij hebben de neiging de mensen in twee kampen te verdelen. En wij zitten altijd bij de goeien. Zo oordelen wij over een meningsverschil, een conflict, ja zelfs een oorlog.

    Al maanden probeert men in dit land een regering te vormen. Waarom lukt het niet? Heel simpel, wij vinden dat de Vlamingen heel redelijk zijn, maar de Franssprekenden zijn van slechte wil. Het merkwaardige is dat men in het zuiden van het land net het omgekeerde beweert …

    Het evangelie van vandaag bespeelt een gelijkaardig thema. Het gaat over twee figuren, een farizeeër en een tollenaar. Twee mensen waarover nogal wat clichés en vooroordelen bestaan. De farizeeër gold in die tijd als de trouwe dienaar van God en van de wet. Hij kwam vaak naar de tempel, hij vastte regelmatig, hij stond zelfs een tiende van zijn bezit af. Hij vond van zichzelf dat hij tot de goeien behoorde. En vele mensen vonden dat toen ook.

    Aan de andere kant is er de tollenaar. Hij was geen populaire figuur. Hij gold als een verrader. Hij collaboreerde met de bezetter en verbrak zo de broederschap. En meer nog: hij probeerde via zijn beroep zichzelf te verrijken. Hij was corrupt. Hij behoorde tot de slechten en eigenlijk was hij zich daar heel goed van bewust.

    En Jezus doorbreekt dat beeld, Hij rekent af met de clichés. Hij verrast zijn publiek door te zeggen dat na het gebed de tollenaar gerechtvaardigd naar huis ging, maar de farizeeër veel minder. Hoe komt dat? Laten we even kijken naar wat de twee figuren doen en hoe ze zich gedragen.

    Allebei gaan ze naar de tempel om te bidden. De tempel ligt op een hoogte, Je moet een soort berg opgaan. Je moet je als het ware losmaken van het gewone om te bidden. De farizeeër neemt vooraan plaats, de tollenaar achteraan. En hun gebed is totaal anders.

    De farizeeër klinkt heel zelfbewust en bidt eigenlijk over zichzelf. Hij wijst God op zijn eigen verdiensten. En hij zet nog een stap verder. Hij dankt God dat hij niet is zoals die anderen, die uit zijn op eigen gewin, die onrecht doen en de wet overtreden. Hij typeert die anderen met een verwijzing naar "die tollenaar daar". Eigenlijk dankt hij God omdat hij tot het kamp van de goeien behoort.

    De tollenaar daarentegen stelt zich veel nederiger op. Hij blijft achteraan, wat in de tempel zoveel betekent als onderaan, meer naar beneden. Hij durft zijn ogen niet naar de hemel te slaan, omdat hij zich bewust is van zijn eigen fouten, van zijn eigen falen. Hij vraagt God om vergiffenis en genade. Hij ging volgens Jezus gerechtvaardigd naar huis, omdat hij zich wilde bekeren. Jezus oordeelt dus niet over hun leven, over hun verleden, maar over hun gebedshouding.

    Nu moeten we opletten dat we weer niet aan de verleiding toegeven om twee kampen te maken. We hebben in het evangelie al vaker verhalen gehoord over farizeeërs en we zouden daardoor de neiging kunnen hebben ons helemaal tegen hen af te zetten. Jezus komt herhaaldelijk met hen in conflict. En dus willen wij absoluut niet met een farizeeër vergeleken worden. En evenzeer weten we dat Jezus zich ook meermaals bekommerde om tollenaars. Zij gaan dus in ons denken en aanvoelen tot de goeien behoren.

    Maar zo zwart-wit is het allemaal niet. Farizeeërs waren immers heel gelovige mensen. Zij trokken vaak naar de tempel, ze deden hun best om de wetten te onderhouden. De farizeeër in dit evangelie deed zelfs méér dan wat de wet van hem vroeg. Hij stond niet alleen een tiende af van het koren, de olie en de wijn, zoals de wet voorschreef. Hij gaf ook nog eens een tiende van zijn eigen bezit. Hij profileert heel duidelijk zijn godsdienstig leven. Misschien mocht daar in ons leven iets méér van te zien zijn. Zo zouden wij zelfs een voorbeeld kunnen nemen aan deze farizeeër.

    En die tollenaar is natuurlijk ook geen heilige. De Joodse traditie, waar de farizeeër zo aan gehecht was, had hij verkwanseld om mee te doen met de bezetter. Hij geeft geen tiende van zijn bezit af, integendeel. Hij verrijkt zich op de kap van anderen. Mààr … hij toont hier de bereidheid zich te bekeren. En waartoe bekeert hij zich? Tot de traditie en de verbondenheid waar de farizeeër voor staat. Hij had als het ware de farizeeër nodig om te beseffen hoever hij van die traditie was losgeraakt.

    Het evangelie toont ons hoe wij moeten bidden. Niet vanuit een besef van eigen verdienste, maar nederig en bewust van onze kleinheid. Maar evenzeer kunnen wij uit dat evangelie leren dat mensen zomaar niet kunnen onderverdeeld worden in twee kampen: de goeien en de slechten. Want dat wordt dan heel snel vertaald in: wij en de anderen. Laten we daarin ook maar wat nederiger zijn en elke mens in zijn waarde laten.

    27-10-2007 om 20:04 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    21-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een vreemde gelijkenis - 29ste zondag C 2007 - Gie

    29ste zondag door het jaar C 2007 – 20 en 21 oktober 2007

    Eerste lezing: Exodus 17, 8 - 13
    Evangelie: Lucas 18, 1 - 8


    De twee lezingen van vandaag gaan allebei over bidden.

    Enerzijds in de eerste lezing dat prachtige beeld van Mozes die met zijn armen omhoog staat.

    Het heeft níets van het “handen omhoog” uit een cowboyfilm, en toch heeft het er iets mee te maken: het “ik geef mij over”, die totale overgave aan God, dat vertrouwen. Niet alleen het vertrouwen van Mozes, maar ook dat van Aäron en Chur, zijn broer en zijn schoonbroer, die op die manier symbool staan voor de hele gemeenschap.

    En anderzijds is er in de evangelielezing het bidden en smeken van de weduwe, haar volhardend aandringen bij de rechter, om haar recht te verschaffen. Hij wil niet, maar zij blijft aandringen. Tot dat de rechter, om van haar gezaag af te zijn, uiteindelijk toegeeft en haar recht verschaft.

    Als zelfs zo’n onrechtvaardige rechter dat al doet, “zou God dan geen recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen”.

     

    Conclusie voor beide lezingen: God redt, God verschaft recht aan wie aanhoudend tot hem blijven bidden.

    En blijkbaar werkt het! In beide lezingen zien wij ook het resultaat van dat bidden en van hun volharden: de Amalekieten worden verslagen, de weduwe krijgt haar proces.

    En toch heb ik, voornamelijk bij de lezing uit het evangelie van Lucas, het gevoel dat er iets niet klopt.

    Het gaat om een gelijkenis, om een parabel. Daar was Jezus zeer goed in. Maar het verhaal in een parabel, staat voor een situatie die er erg op lijkt, niet voor het gebeuren zelf.

    Meestal gaan we ervan uit dat God staat voor de rechter en dat wij, de gelovigen, staan voor de weduwe. En dat ons volgehouden gebed, ons volgehouden aandringen bij God, dus noodzakelijk ook resultaat oplevert.

    En daar loopt het fout. Soms blijven mensen maar bidden en smeken tot God, en toch krijgen zij niet het resultaat waarop zij hoopten. Ondanks hun aanhoudend bidden volgt niet de verwachte genezing, kentering of bekering. Hun zieke wordt niet genezen, hun geliefde komt niet terug. Het trucje werkt niet. God laat zich niet dwingen.

    Zou het kunnen dat de rechter en de weduwe staan voor iemand anders, of is er iets fout met hun bidden? Slaat het resultaat dan op iets anders?

    Misschien staat de hele vergelijking voor iets anders? Zo zou de rechter in de parabel, kunnen staan voor de lastige en vijandige wereld, waarin de weduwe, het gelovige volk, de kerkgemeente, terecht komt met de vraag om haar recht te verschaffen en die moet volharden om te overleven, die moet volhouden om gehoord te worden.

    Als die kerkgemeente kansen krijgt om te overleven, om –ondanks die harde, onrechtvaardige wereld– uit te groeien tot een gerespecteerde gemeenschap, dan is dit verhaal, deze gelijkenis, een sterke steun voor de beproefde gemeente waarvoor Lucas schrijft. Hou vol en jullie zullen overleven!

    De rechter en de weduwe kunnen ook model staan voor iets totaal anders. De rechter bijvoorbeeld, zou ook kunnen staan als beeld voor het ongeloof van de jonge christengemeente. Een kerkgemeente die niet wil luisteren, die oren en ogen gesloten heeft.

    De weduwe die komt, staat dan voor de Christus, die maar blijft aandringen, opdat ze zouden volhouden, omdat ze toch maar over de brug zouden komen met hun gelovig leven.

    Als dát het beeld is dat Jezus ons in deze parabel wil voorhouden, dan wordt de slotvraag in de laatste zin plots wél duidelijk voor ons: “maar, zál de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden. Ik, de Mensenzoon, op zoek naar gelovigen op aarde

    Klopt onze courante interpretatie dan niet? Is bidden dan een illusie die niet werkt? Heeft volgehouden bidden dan geen zin? Toch wel.

    Ik wil even denken aan een uitspraak van Albert Einstein in dat verband: “bidden verandert de wereld niet, maar bidden verandert de mens en de mens verandert de wereld”.

    Ons bidden heeft dan wel degelijk zin, zij het onrechtstreeks. Er is niet een God die zich laat dwingen naar de vragen van een kleine gelovige. Zeer dikwijls lijkt het of het resultaat van zijn bidden een ander karakter krijgt, breder of universeler wordt. Zoals ik het mooi uitgeschreven vond in volgende poëtische tekst:

    Het gebed dat verhoord werd

    Ik vroeg om kracht

    en God gaf me moeilijkheden, om me sterk te maken.

    Ik vroeg om wijsheid

    en God gaf me problemen om te leren op te lossen.

    Ik vroeg om voorspoed

    en God gaf me verstand en spierkracht om mee te werken.

    Ik vroeg om moed

    en God gaf me gevaren om te overwinnen.

    Ik vroeg om liefde

    en God gaf me mensen om te helpen.

    Ik vroeg om gunsten

    en God gaf me kansen.

    Zo ontving ik niets van wat ik vroeg

    maar ontving ik alles wat ik nodig had.

    Amen.

    Gie Stappaerts

    20 oktober 2007

    21-10-2007 om 14:59 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (2)


    14-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nationale ziekendag - 28ste zondag C 2007 - Martine

    28ste zondag door het jaar C 2007 - 13 en 14 oktober 2007

    Eerste lezing: Titus 2, 11-14
    Evangelie: Marcus 3, 1-6

    Het is Nationale Ziekendag en de homilie die ik vandaag breng is oorspronkelijk van ziekenzorg.

    Het Europees jaar (2007) voor gelijke kansen nodigt ons uit ons te bezinnen over onze manier van leven met elkaar en over de wijze waarop onze samenleving functioneert. De vraag is: ‘Krijgt elke mens de nodige kansen om zich ten volle te ontplooien.’

    Voor talentrijke mensen met tal van kansen en mogelijkheden zal dit meestal weinig problemen stellen. Zij krijgen elke dag eveneens de nodige bemoediging en ondersteuning. Dit zijn ook zeer flexibele mensen, die zich perfect aanpassen aan wat economie en reclame verwachten.

    Soms moeten ze zich dagelijks in alle bochten wringen om te beantwoorden aan het beeld dat men opdringt: wat sexy, vlot in de omgang, overal inzetbaar, nauwlettend in het opvolgen van de nieuwste trends…

    Moeilijker wordt het voor allen die nauwelijks of niet kunnen werken, wiens leven

    getekend is door ziekte en die hulpbehoevend zijn. Allen die het moeten stellen met een karig vervangingsinkomen en over weinig financiële middelen beschikken om mee te doen met wat de reclame aanbiedt. De vele mensen voor wie het dagelijks een kwestie is van ‘overleven’. Zij krijgen weinig kansen te participeren aan het maatschappelijk leven, worden dikwijls gemeden, geraken geïsoleerd, vereenzamen en krijgen dus weinig gelegenheden om voor anderen en in de samenleving iets te betekenen, waardoor hun ”eigenwaarde’ een ferme deuk krijgt.

    In een doldraaiende en enkel op winst beluste samenleving is weinig plaats en aandacht voor mensen die het met ‘minder’ moeten doen.

    Zo’n mentaliteit staat haaks op het beeld dat ons in de bijbel over de mens wordt meegegeven. Daar wordt ons de mens voorgesteld als geschapen naar het beeld van God. Een mensleven is ‘heilig’, omdat iedere mens iets goddelijks in zich draagt en omdat hij/zij door God geroepen en gezonden is om elke dag opnieuw nog meer ‘beeld van God’ te worden. In diezelfde Bijbel lezen wij eveneens over Gods zorg voor eenvoudige, kwetsbare mensen, voor allen die het moeilijk hebben om zich staande te houden in dit leven. Zij genieten Gods voorkeurliefde.

    De nationale ziekendag wil ons allen en onze samenleving oproepen om onze verantwoordelijkheid op te nemen en werk te maken van een gemeenschap waar alle mensen kansen krijgen op een menswaardig bestaan. Niet alle mensen zijn gelijk. F. Timmermans zei daarover nogal plastisch: “Wij zijn van hetzelfde deeg gemaakt maar allen iets anders gebakken”. Iedere mens is anders. Maar iedere mens is wel evenveel waard (de moeite waard) en heeft dus recht op alle kansen voor een gelukkig en menswaardig leven.

     

    Het evangelie illustreert mooi wat van ons wordt verwacht. Jezus kwam in de synagoge en er was daar een man met een verschrompelde hand. Je zou kunnen zeggen: ‘Iemand die door zoveel ellende is getekend dat hij zijn leven niet meer in handen heeft.’  Zo’n mensen geraken geïsoleerd. Zij kunnen niet meer mee doen. Niemand ziet nog naar hen om.

    Maar Jezus had hem wel gezien. Hij riep de man: ‘Kom in het midden staan’.

    Wie naar de zijkant van de samenleving werd verwezen moet terug een plaats in het midden krijgen. Vervolgens zegt Jezus tot de man: ‘Steek je hand uit’! De man werd weer gezond!

    Jezus houdt van mensen die voor anderen niet meer van tel zijn. Hij gelooft in mensen waar niemand nog in gelooft. Hij bemoedigt allen die door de goe-gemeente zijn afgeschreven. ‘Steek uw hand uit!’ Mens geloof terug in u zelf! Zo’n houding doet wonderen, geeft mensen ruimte om het leven terug in handen te pakken, om terug in het leven te geloven, om terug iets te willen en kunnen betekenen voor anderen….

    Wie het opneemt voor eenvoudige mensen is steeds een grote bedreiging voor allen die leven op de kap van de eenvoudigen.

    Gelovig zijn is als Jezus zijn: mensen alle kansen geven op een gelukkig leven en een menswaardig bestaan. Het is mensen blijvend uitnodigen om samen op weg te gaan.

    Gelovig zijn is als Jezus zijn: heel toegankelijk zijn en op een zorgzame en liefdevolle wijze met elkander omgaan.

    14-10-2007 om 00:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (1)


    08-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heer, geef ons meer geloof - 27ste zondag C 2007 - Jan

    27ste zondag door het jaar C 2007 - 6 en 7 oktober 2007

    Eerste lezing: Habakuk 1, 2-3; 2,2-4
    Evangelie: Lucas 17, 5-10


    “Heer, geef ons meer geloof !” Met die vraag komen de apostelen vandaag bij Jezus. Maar Jezus’ antwoord maakt duidelijk dat het eigenlijk niet gaat om meer of minder geloof. Waar het wel op aankomt is dat het geloof een écht geloof is.

     Ofwel geloof je, zegt Jezus, en blijf je in alle omstandigheden vertrouwen op God, ofwel geloof je niet en vertrouw je Hem niet. Een tussenweg is er eigenlijk niet.

     

    Dit neemt niet weg dat geloof of vertrouwen niet zo simpel is. De mensen zeggen: “’t geloof gaat achteruit, want er gaat minder volk naar de kerk.” Alsof alleen in de kerk een achteruitgang in het geloof is vast te stellen.

    Ik denk dat, in het algemeen, het geloof of het vertrouwen op heel veel punten achteruit gaat.

     

    Geloof je nog in je eigen veiligheid ?

    Geloof je in je eigen kunnen en mogelijkheden ?

    Is je gezondheid safe ? Wat mag je nog eten ?

    Geloof je nog in de firma die je tewerk stelt ?

    Geloof je nog in het gerecht ?

    Vertrouw je de mensen waarmee je samenleeft?

    Geloof je nog in de toekomst voor je kinderen ?

    Ons geloof, ons vertrouwen wankelt op oneindig veel vlakken!

    Wie of wat mag je nog vertrouwen, waarin mag je nog geloven ? Er zijn geen zekerheden meer. 

     

    Hoeft het ons te verwonderen dat mensen het dan moeilijk hebben om te geloven in God als rondom hen weinig is dat ze nog kunnen vertrouwen ?

     

    2600 jaar geleden al stelde de profeet uit de eerste lezing, de man met de rare naam Habakuk, de vragen die ook wij nog altijd stellen:

    Waarom, God, laat Gij het allemaal toe?

     

    Waarom laat Gij vliegtuigen neerstorten op de mensen?

    Waarom lijden er wereldwijd honderden miljoenen mensen honger?

    Waarom grijpt Gij niet in in de burgeroorlog in Soedan, in Afghanistan, in Irak?  Waarom laat Gij toe dat mensen gemarteld worden, opgesloten, verkracht, vermoord?

    Waarom doet gij niets tegen het misbruik van kinderen, tegen de vrouwenhandel, tegen het fundamentalisme, tegen het terrorisme?

    Waarom verhindert Gij niet dat jonge moeders en vaders sterven? Waarom zet Gij daardoor hun kinderen in de kou?

     

    Beste vrienden, op die vragen zijn er maar weinig antwoorden. Ik ken een menselijk en er is een goddelijk.

    Eerst het menselijke. En dat is zeer eenvoudig: niet God, wel de mens is verantwoordelijk voor veruit het meeste lijden.

    Niet God moordt en brandt en plundert en hongert, wel de mens.

    Niet God heeft de wapens gemaakt waarmee dorpen en steden worden uitgemoord.

    Niet God boort vliegtuigen in gebouwen, niet God sleept vrouwen uit hun huizen en kinderen in auto's om ze te misbruiken,

    niet God plaatst bommen in drukke winkelstraten,

    niet God pleegt al deze misdrijven, wel de mens.

      

    We zouden dus beter ophouden met God verantwoordelijk te stellen voor dingen die we zelf doen. Maar misschien is het wel typisch voor onze soort: dat we het nooit zelf geweest zijn, maar altijd anderen. In dit geval dus God.

    Hij is de eindverantwoordelijke, dus is het allemaal zijn schuld. Hij zou maar beter aftreden.

     

    Vrienden, ge hoort meteen de verschuiving.

    Niet God gaat het voor ons oplossen, nee, dat moeten we zelf doen, met zijn hulp.

    Geloven alleen is niet voldoende; we moeten doèn. Geloven is een werkwoord. Doen, zegt Jezus. Niet blijven staan, maar bewegen.  Doen zegt Cardijn, niet blijven staan, bewegen…

    Doen zegt Johannes 23, niet blijven staan, doen zegt Moeder Theresa, doen zegt Damiaan, doen zegt M.L.King.  Doen en er in geloven.

     

    Ons geloof kan klein beginnen en stilaan sterker en sterker worden.

     

    Ons geloof kan zijn als een mosterdzaadje, een van de kleinste zaadjes, maar het kan uitgroeien tot een reuzenboom.

     

    Ons geloof kan zelfs zo sterk worden dat het de kracht heeft een moerbeiboom, en die is groter dan een eik,  te verplaatsen vanuit de vaste grond naar de zee.

    Een moerbeiboom heeft daarbij zeer diepe en wijdvertakte wortels zodat hij zelfs in de dorste gronden kan gedijen.

     

    Het is dus een boom die zeer moeilijk te ontwortelen is. Maar een sterk geloof heeft toch die kracht.

     

    Dit voorbeeld is natuurlijk symbolisch.

     

    Dus gaan we best eens op zoek naar de werkelijkheid achter het beeld, en dan komen we alras tot het inzicht dat wijzelf die boom zijn, en dat Jezus dus zegt: ruk uzelf los uit uw egoïsme, uw materialisme, uw aanbidding van maatschappelijk aanzien.

     

    Ruk uzelf los uit uw comfortabel leventje, uw gemakzucht en uw pleziertjes.

     

    Los daarvan, zegt Jezus, plant uzelf als de moerbijboom in zee. En de zee, dat is niet zomaar de zee, nee, dat is de bron van alle leven. De zee, dat is in dit beeld dus God.

    Leef met God, leef voor God. Geloof in die God.

     

    Pas dan kan je je inzetten voor zijn droom, pas dan breng je Hem aanwezig in deze wereld. Pas dan onderdruk je de oorlog, maak je de woestijn weer vruchtbaar, roei je honger en ellende uit.

     

    Met zo’n geloof kun je bergen verzetten. Willen we samen eens een berg verzetten?

     

    Met dank aan Miguel Dehondt, Herman Gabriels, Jozef Kleyn…

    08-10-2007 om 21:25 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    01-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oog hebben voor de medemens - 26ste zondag C 2007 - Ria

    26ste zondag door het jaar C 2007 - 19 en 30 september 2007


    Eerste lezing: Amos 6, 4-7
    Evangelie: Lucas 16, 19-31

     

    Het is wel een gruwelijk verhaal dat we vandaag te horen krijgen. Het doet me enigszins denken aan de verhalen uit de Griekse mythologie.

    Waar mensen die wat misdaan hadden tijdens hun aardse bestaan ook in het hiernamaals geplaagd werden met eeuwigdurende kwellingen.

    Wat horen we hier en voor wie is dit verhaal bestemd? Moeten we ons identificeren met de rijkaard die, hoewel er geen sprake is van misdaden, onverschillig voor het lot van zijn medemens blijft feesten en genieten van alle materiële voordelen die zijn rijkdom hem biedt.

    Moeten wij dan, zoals de rijke jongeling, al ons bezit van de hand doen om zo, later het eeuwige leven te verwerven? Het is toch geen zonde om te genieten van wat wij soms door noeste arbeid verworven hebben? Jezus zelf hield van feesten en samenzijn met zijn vrienden. Daar zal de fout niet liggen.

    Wat men echt aan de rijke man verwijt is zijn grenzeloze onverschilligheid jegens het lot van de arme en zieke Lazarus. Hij ziet hem niet, hij kent hem niet. Pas wanneer hij zelf in de miserie zit, ziet hij hem en kent hij hem zelfs bij zijn naam! Het antwoord van Abraham op zijn smeekbeden is duidelijk: Je had de wetten en voorschriften van Mozes en de profeten moeten volgen, dan zou je gered zijn!

    Telkens opnieuw lezen we in het Evangelie de bekommernis die Jezus heeft ten opzichten van armen, zieken en uitgestotenen. In verschillende parabels wijs Hij op onze plicht en onze verantwoordelijkheid voor het welzijn van de anderen, en vraagt Hij niet onverschillig te blijven voor hun lot.

    In onze, zogenaamde ‘welvaartsmaatschappij’, zijn reeds een heleboel vangnetten ingebouwd waarin noodlijdende terecht kunnen voor hulp en bijstand. Zo kennen we talloze organisaties die zich het lot van de minderbedeelden aantrekken en die door u en ik gesteund worden. Toch blijft de kloof tussen arm en rijk bestaan, en vergroot ze zelfs.

    Legt met zijn oor te luisteren naar wat zoals gezegd wordt, dan hoort men altijd opnieuw dat wantrouwen of al dat geld wel goed besteed wordt, of het niet ‘aan de vingers blijft plakken’, of de noodlijdende niet zelf schuld heeft aan zijn toestand, enz. Het blijft voor velen moeilijk om vanuit bekommernis en een gul hart afstand te doen van een deel (en soms een heel klein) deel van zijn bezit.

    Beelden van mensen in noodsituaties grijpen ons aan, we vinden het verschrikkelijk wat hen overkomt en prijzen ons tegelijk gelukkig dat wij aan rampen ontkomen. Tegelijk schuiven we de hulp en de verantwoordelijkheid af naar de overheid. ‘Wat kan IK daaraan doen?’, klinkt het. En toch… gelukkig nemen heel wat mensen het heft zelf in handen, vanuit hun bewogenheid om aan de ellende zelf iets te doen. Die ter plaatse gaan helden bij wederopbouw, die hulp aan zieken en gewonden bieden, die zich aansluiten bij hulporganisaties en soms op gevaar van eigen leven zich volledig inzetten voor zijn medemens. Zij kennen Lazarus wel. Zij vinden niet dat Lazarus eerst moet sterven om geluk te vinden. Iedereen heeft immers recht op een goed leven, ook voor de dood!

    Voor mij is dit de boodschap die vervat zit in dit verhaal: oog hebben voor het lot van de medemens en proberen te helpen waar mogelijk. Hem niet achteloos voorbijlopen. Je niet afvragen hoe hij in die situatie verzeild is gekomen. Jezus doet het met Lazarus ook niet. Hij stelt vast dat Lazarus arm en ziek is, hoe dat komt speelt geen rol.

    Jezus helpt, Hij houdt geen rechtspraak. Hij maant ons aan mensen in hun waarde te laten, te helpen en vreugde te scheppen in het kunnen en mogen bijdragen aan een beter leven voor hen die het moeilijk hebben in onze zogenaamde ‘welvaartstaat’.

    01-10-2007 om 21:17 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (1)


    23-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De onrechtvaardige rentmeester - 25ste zondag C 2007 - Fred

    25ste zondag door het jaar C 2007 - 22 en 23 september 2007


    Eerste lezing: Amos 8, 4-7
    Evangelie: Lucas 16, 1-13

     

    In een viering worden de eerste lezing en het evangelie niet zomaar toevallig of lukraak gekozen. Gewoonlijk vullen ze elkaar aan en is de ene lezing een verduidelijking van de andere. Vandaag is dat anders: ze staan op het eerste gezicht bijna haaks op elkaar.

    De eerste lezing is eigenlijk heel duidelijk. De profeet Amos veroordeelt bedrog en onrechtvaardigheid in de handel van toen. Mensen verkleinen de korenmaat en vervalsen de weegschaal. In feite keert Amos zich tegen elke vorm van sociaal onrecht. Hij leefde tijdens de laatste grote bloeiperiode van het noordrijk Israël. Na een paar militaire overwinningen stroomde de oorlogsbuit binnen. Maar het waren alleen de rijken en de handelaars die daarvan profiteerden. De gewone boerenbevolking werd uitgebuit. De tekst van Amos zou in deze dagen echt niet misstaan in een brochure van Broederlijk Delen of van Fair Trade.

    Met het evangelie hebben we meer problemen. Het gaat daar over een onrechtvaardige rentmeester. Eerst verkwist hij het bezit van zijn heer. En als hij daarvoor wordt ontslagen, gaat hij de schuldenaars van zijn meester een deel van hun schuld kwijtschelden. Zijn redenering is: ik ben mijn job kwijt en ik heb geen andere vaardigheden om aan werk te geraken. Dus, ik moet ervoor zorgen dat ik wat vrienden maak, desnoods door nog wat te sjoemelen.

    We zouden verwachten dat zulk een gedrag van die rentmeester wordt veroordeeld, dat hij zelfs opnieuw op het matje moet komen. Maar wat gebeurt? De heer prijst de rentmeester, omdat hij met overleg heeft gehandeld. Die heer in het verhaal zou ook God kunnen zijn. In ieder geval, ook Jezus veroordeelt de rentmeester niet, maar prijst hem. Hoe zit dat nu? Waarom wordt onrechtvaardigheid, lepe trucjes, gefoefel en gesjoemel door Jezus geprezen?

    Bij de voorbereiding van deze homilie ben ik commentaren gaan lezen van heel geleerde bijbelkenners, theologen en exegeten. Wat mij opviel is dat zij zich allemaal in ingewikkelde bochten moeten wringen om dit evangelie uitgelegd te krijgen. Ze weten er niet echt raad mee.

    De meest voorkomende uitleg is deze: de rentmeester had indertijd eigenlijk geen rente mogen vragen aan de schuldenaars van zijn meester. Maar hij heeft het toch gedaan, en het geld in zijn eigen zak gestoken. Het is dat geld of die opbrengst die hij nu kwijtscheldt of teruggeeft. Hij bedriegt dus zijn heer niet, hij geeft alleen terug wat hij zelf onrechtvaardig had gekregen. Hij is dus in zekere zin "bekeerd". Dat klinkt niet slecht, maar het staat eigenlijk niet in het evangelie. In het evangelie staat dat de heer zijn rentmeester prijst, omdat hij met overleg heeft gehandeld.

    Ik ben geen theoloog of exegeet en ik stel voor het een beetje simpeler uit te leggen. Ik ga daarvoor naar een ander zinnetje uit dit evangelie. Jezus zegt hier ergens: "De kinderen van deze wereld handelen onderling met meer overleg dan de kinderen van het licht."

    Dat lijkt een vingerwijzing naar zijn leerlingen en dus ook naar ons. Het betekent zoveel als: voor wereldse dingen, voor eigen profijt zijn jullie veel vindingrijker dan wanneer Ik iets van jullie vraag. Eens kijken wat we daarmee kunnen doen.

    We horen wel eens ouders of grootouders het volgende denken over hun kinderen. Wat steekt zij toch veel tijd en energie in haar hobby! Hoeveel kan hij zich niet ontzeggen voor zijn muziekgroep of zijn sportclub! Wat een inzet en creativiteit kunnen zij niet opbrengen voor hun jeugdbeweging! En dan komt het: als ze maar eens evenveel energie en inzet staken in hun schoolwerk. Ze zouden toch met prachtige rapporten of resultaten thuiskomen.

    Maar het zou al te gemakkelijk zijn alleen de jongeren met de vinger te wijzen. Hoeveel tijd en energie wordt door volwassenen niet gestoken in bijvoorbeeld het zoeken naar middelen om belastingen te ontduiken. Hoe creatief zijn we niet in het verdoezelen van onze eigen verkeersovertredingen? Hoeveel tijd besteden we niet aan het doorvertellen van roddels? Hoe vindingrijk zijn we soms niet in het bedenken van excuses om een voor ons vervelend, maar voor anderen noodzakelijk bezoek uit te stellen? Als we die tijd en energie nu eens zouden besteden aan waardevolle projecten …

    De kinderen van de wereld handelen met meer overleg dan de kinderen van het licht. De leerlingen van Jezus krijgen te horen dat ze in wereldse zaken gewiekster, creatiever, spitsvondiger zijn dan in het navolgen en beleven van zijn boodschap. Geldt dat ook niet voor ons?

    "Je kan geen twee heren dienen", zegt Jezus, "je kan niet God dienen én de mammon". Natuurlijk is dit geen veroordeling van rijkdom of bezit als dusdanig. Het is niet zo dat alle rijken slecht zijn en alle armen heiligen. Jezus heeft het op diverse plaatsen trouwens over "de onrechtvaardige mammon". Mammon heeft zo een pejoratieve, een negatieve betekenis gekregen, omdat het verwijst naar rijkdom die op een onrechtvaardige manier is verworven. En hier zitten we weer bij de profeet Amos.

    "Geen twee heren dienen" is ook de titel van deze viering. Geld bezitten, rijkdom verwerven is niet verkeerd. Maar als we ons leven echt ten dienste gaan stellen van ons bezit, dan zijn we verkeerd bezig. Dan handelen we misschien wel met overleg, maar we verwijderen ons meer en meer van de kinderen van het licht.

    23-09-2007 om 12:44 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (1)


    16-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zoeken en gevonden worden - 24ste zondag C 2007 - Marc

    24ste zondag door het jaar C 2007 - 15 en 16 september 2007

     

    Eerste lezing: Exodus 32, 7-11;13-14
    Evangelie: Lucas 15, 1-10

    Voor de toehoorders van Jezus is het duidelijk:  Jezus vindt iedereen belangrijk, elk mens is voor hem kostbaar, en Hij wil er veel moeite voor doen om die terug te vinden, zelfs wanneer hij van het rechte pad is afgedwaald.

    Nu lezen wij die parabel meestal als een les aan de Farizeeën en schriftgeleerden. En achter die schriftgeleerden en Farizeeën voelen we ook onszelf aangesproken: wij moeten vergevingsgezind blijven, we moeten andere mensen altijd nieuwe kansen geven, we moeten moeite blijven doen om anderen in onze gemeenschap op te nemen, ook als ze scheve schaatsen rijden.

    Dat is een leerrijke manier om deze tekst te lezen. Maar je kan hem ook nog op een andere manier bekijken.

    Is dat niet wat pretentieus van ons, om zomaar veronderstellen dat wij de rol van de goede herder kunnen spelen? Of  te veronderstellen dat wij wel bij die 99 rechtvaardigen horen?

    Als ik daar wat over nadenk, weet ik dat er genoeg redenen zijn om mezelf ook te bekijken als verloren schaap. Wie kan er zeggen dat hij of zij altijd en echt evangelisch leeft? Niet voor niets beginnen we onze eucharistieviering met verschillende keren te vragen: Heer, ontferm u over ons. Voordat we brood en wijn kunnen delen, hebben we vergiffenis nodig.

    Als ik in het vachtje van dat zwart schaap kruip, wat kan ik dan uit deze parabel halen?

    Om te beginnen is het niet zo evident dat het schaap teruggebracht kan worden. Het moet zich ook laten vinden. Als dat schaap koppig zijn goesting doet en verder blijft lopen, is de kans groot dat de herder het niet op zijn schouders kan nemen. Maar de meeste schapen zijn slimmer dan ze eruit zien. Als ze ergens eenzaam zitten rond te huppelen, beginnen ze te blaten, zodat de herder het kan vinden. En als de herder het dan op zijn schouders neemt, kan je ervan op aan dat niet alleen hij, maar ook dat schaap heel content is.

    Ik moet ook zelf gevonden willen worden, anders is de kans klein dat ik terug bij de 99 andere geraak. Wat wil ik daarmee zeggen? Bijvoorbeeld dat ik me in eer en geweten moet afvragen: heb ik het wel goed voor? Heb ik me niet vergist, en ja, ben ik niet in de fout gegaan? Ik moet willen inzien dat ik verloren gelopen ben.

    Het verhaal begint met te vertellen dat de tollenaars en zondaars naar Jezus gingen: zij stonden open voor wat Hij te vertellen had, zij bleven niet in hun eigen gelijk zitten, maar wilden van Hem horen hoe ze moesten leven. Als wij kritiek op onszelf durven hebben, dan zullen we open staan voor woorden van anderen, en voor de Andere, voor de boodschap van het evangelie, hoe wij onszelf kunnen veranderen, hoe wij ons kunnen bekeren.

    Maar misschien weet ik wel dat ik fout zit. Misschien weet ik dat ik anderen pijn heb gedaan, of mijn geweten opzij heb gezet, of fout gehandeld heb. Maar misschien denk ik: er is toch niks aan te doen. Ik ben zo, ik kan het toch niet meer goed maken. Of, als het heel erg geweest is: voor mij is toch geen vergeving meer mogelijk.

    Dan leert de parabel me, dat ik mezelf niet mag onderschatten. Ook als verdwaald schaap, als tollenaar en zondaar, ben ik veel waard. Een schaap is kostbaar. Vraag het maar aan de kwekers die nu hun dieren kwijtspelen door de blauwtongziekte. En zo ’n drachme, dat was ook niet niks. Een drachme was ongeveer het dagloon van een geschoolde arbeider. Je zou voor minder heel je huis onderste boven zetten om dat terug te vinden, vooral als je tot de werkende klasse behoort. Voor de Farizeeën en schriftgeleerden waren tollenaars en zondaars gedevalueerde drachmen. Maar Jezus zegt vandaag: we zijn heel kostbaar, met alle onze gebreken en fouten. Hij wil voor ons veel moeite doen.

    De vakantie ligt niet zo ver achter ons, en velen van ons hebben aan de kust die palen zien staan, met bovenop een banaan, of een locomotief of misschien zelfs een schaapje. Oriëntatiepalen, heet dat, en de kinderen lopen niet meer verloren, naar het schijnt. Hun ouders prenten hen in dat ze naar de banaan moeten lopen, als ze denken dat ze hun ouders kwijt zijn. Het evangelie is zo’n oriëntatiepaal. Als we de moeite doen om ons daarop te richten, vinden we de weg terug. En de vreugde zal groot zijn als we terug bij de kudde komen: bij de herder, bij de andere schapen, en ook bij ons, het schaap dat verloren was en zijn weg teruggevonden heeft.

    16-09-2007 om 14:22 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    08-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nadenken over ons christen-zijn - 23ste zondag C 2007 - Herman

    23ste zondag door het jaar C 2007 - 8 en 9 september 2007

    Eerste lezing: Wijsheid 9, 13-18b
    Evangelie: Lucas 14, 25-33

    Het evangelie dat we zojuist hoorden, roept bij de meesten onder ons wel dubbele gevoelens op, denk ik.

    Er zijn in dit evangelie uitspraken die we heel gemakkelijk begrijpen, zonder problemen. - Iemand gaat bouwen. Het eerste wat hij gaat doen is rekenen. Aan zijn bureau zitten en nagaan wat het gaat kosten, of het niet goedkoper kan, welk materiaal er moet gekozen worden, waar er bezuinigd kan worden. Het zou namelijk al te gek zijn de werken halfweg te moeten stoppen vanwege ondoordachtheid. Onze kathedralen zijn het beste voorbeeld van de hoogmoed van hun middeleeuwse opdrachtgevers. In Antwerpen is slechts één van de twee voorziene torens gebouwd. Daar zijn ze dan nog slimmer geweest dan in Mechelen en Brussel waar beide torens begonnen zijn en halverwege gestopt.

    Als we zulke woorden horen dan voelen we aan dat dit wijze taal is.

    Maar er zijn in het evangelie van vandaag ook woorden van Jezus, die ons een beetje dwars liggen, die wij niet zo wijs vinden. Dat over de haat tegenover onze ouders, broers of zussen. Dat staat helemaal dwars tegenover het gebod van de liefde waarover de Heer zo vaak spreekt.

    Harde taal ook als Hij zegt: "Als iemand zijn kruis niet draagt en Mij volgt, kan hij mijn leerling niet zijn. ... Als je je niet kunt losmaken van je bezit, kun je mijn leerlingen niet zijn..."

    Bij zulke woorden voelen wij ons echt niet gemakkelijk en een beetje ontnuchterd.

    Nu vermoed ik dat het precies de bedoeling van Jezus Christus is de mensen te ontnuchteren. Tweeduizend jaar geleden waren er duizenden mensen die achter Hem aanliepen. En ze riepen dat ze zijn leerlingen waren. En nu, na 2000 jaren zijn er nog miljoenen die zeggen: "Wij zijn zijn leerlingen, wij zijn christenen." In het evangelie van vandaag staat echter: "Pas op, niet te vlug. Denk maar eens even goed na of je echt mijn leerlingen kunt zijn."

    Jezus doet dus geen aanlokkelijke voorstellen. Als wij leden willen aanwerven voor een of andere club doen we aanlokkelijke voorstellen. Liefst niet te veel inspanningen en zoveel mogelijk voordelen. We moeten toch eens serieus nadenken over ons ‘lidmaatschap’ van die gelovige gemeenschap waartoe wij behoren. Christen zijn is meer dan ‘gedoopt-zijn’, of ‘regelmatig naar de mis gaan’ of ‘het toch goed voor hebben’...

    Jezus zegt: " Jullie zijn mijn leerlingen niet als je je enkel tevreden stelt met een minimumprogramma." Hij wil ons choqueren, met de bedoeling ons wakker te schudden: Ben je wel in staat de uiterste consequenties uit je geloof te aanvaarden? Kan je je handen loslaten van je bezit omwille van de gerechtigheid? Kan je wel ingaan tegen je vader, je moeder, je broer of je zus omwille van mijn naam? Want dat is de achtergrond van dit evangelie. In de tijd van de eerste leerlingen werd het christendom niet op gejuich onthaald en was het zeker een bron van conflict in vele gezinnen als één van de gezinsleden de weg van Jezus koos.

    Bij ons is het christendom een traditie geworden. Dat is niet slecht, maar je eigen persoonlijke keuze blijft belangrijk. Gelovig zijn veronderstelt dat men volwassen een beslissing neemt. Christen zijn veronderstelt persoonlijk engagement met grote consequenties voor het leven. Dat is ook zo, bijvoorbeeld, voor het Vormsel. Laten we onze kinderen vormen alleen maar uit traditie, omwille van het feest? Of is het om de ‘vorm van Jezus Christus’. En ik heb de indruk dat het aan het veranderen is. We hebben niet meer zo veel vormelingen als vroeger, maar degenen die we hebben kiezen er bewuster voor. We groeien naar een kleinere kerk van mensen die heel bewust kiezen voor hun geloof.

    Deze week kunnen we misschien eens nadenken over ons christen-zijn? Noemen we ons niet te vlug christen? Is dat woord, christen, niet een oppervlakkig etiket op een lege fles? Of zijn wij authentiek en consequent? Dat zijn toch vragen die we ons af en toe moeten stellen.

     

    Herman Augustyns

    (met dank aan B. Boon en D. Morel)

    08-09-2007 om 19:25 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (2)


    26-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rafaël vertelt wie hij is - Vakantieviering 9 - Herman

    Aflevering 9 - 25 en 26 augustus C 2007
    (Tobit 12,1-6a.11-18a.21-22; 14,2-4a.9.11-14)

    Vorige keer in Tobit & Co: Alles is goed afgelopen: de oude Tobit kan weer zien, zoon Tobias is getrouwd met Sara en heeft een grote bruidsschat mee naar huis genomen.

    Tobit riep zijn zoon Tobias en zei tegen hem: ‘Zorg voor de uitbetaling van je reisgenoot. En je moet hem nog iets extra’s geven.’ ‘Vader,’ antwoordde Tobias, ‘ik zou het niet onredelijk vinden hem zelfs de helft van wat ik heb meegebracht te geven. Hij heeft mij immers veilig bij u teruggebracht, mijn vrouw genezen, het geld voor mij gehaald en u eveneens genezen.’ De oude man antwoordde: ‘Daar heeft hij recht op.’ Daarna riep hij de engel en zei tegen hem: ‘Neem de helft van alles wat jullie hebben meegebracht.’ Toen nam de engel hen beiden terzijde en zei: ‘Loof God en dank Hem, eer Hem en laat alles wat leeft jullie dankbaarheid horen voor hetgeen Hij voor jullie gedaan heeft. Ik wil niets voor jullie verbergen. Geheimen van de koning moet men bewaren, maar Gods werken dienen openlijk geroemd te worden. Nu dan: toen jullie aan het bidden waren, u en Sara, heb ik jullie gebed onder de aandacht van de Heilige gebracht. Ook toen u zonder dralen opstond en uw maaltijd liet staan om een dode te begraven, is die goede daad me niet ontgaan, maar was ik bij u. En daarom heeft God me gezonden om u te genezen, evenals uw schoondochter Sara. Ik ben Rafaël, één van de zeven heilige engelen die de gebeden van de heiligen opdragen en toegang hebben tot voor de heerlijke troon van de Heilige.’

    Tobit en Tobias waren hevig geschrokken en vol vrees wierpen zij zich op de grond. Maar hij zei tegen hen: ‘Vrees niet, vrede is jullie toebedeeld. Loof dus God in eeuwigheid. Want dat ik gekomen ben is geen gunst van mij geweest, maar het was de wil van God.

    Toen zij zich weer oprichtten, zagen ze hem niet meer. Zij loofden de grote en wonderbare werken van God, van wie de engel hun verschenen was.

     

    Tobit was achtenvijftig jaar toen hij blind werd; acht jaar later kon hij weer zien. Hij gaf aalmoezen en bleef God de Heer vrezen en loven. Toen hij zeer oud geworden was, riep hij zijn zoon en zijn kleinzonen en zei tegen hem: ‘Mijn kind, je ziet dat ik oud ben en op het punt sta te sterven. Neem je zonen en vertrek naar Medië, mijn kind, want ik geloof in hetgeen de profeet Jona over Nineve gezegd heeft: het zal verwoest worden, maar in Medië zal het voorlopig rustig zijn. Onderhoud de leer en de geboden, beoefen de liefdadigheid en wees rechtvaardig, opdat het je goed zal gaan. Zorg dat ik waardig begraven word en leg je moeder aan mijn zijde; blijf daarna niet langer in Nineve.

    Na deze woorden gaf hij, liggend op zijn bed, de geest. Hij was honderdachtenvijftig jaar oud. Tobias bezorgde hem een eervolle begrafenis.

    Toen Anna gestorven was, begroef Tobias haar naast zijn vader. Daarna vertrok hij met zijn vrouw en zijn zonen naar Ekbatana, naar zijn schoonvader Raguël. Hij bereikte een eerbiedwaardige ouderdom. Zijn schoonouders begroef hij met alle eerbetoon en hij erfde hun bezit, zoals hij ook dat van zijn vader Tobit gekregen had. Hij stierf op de leeftijd van honderdzevenentwintig jaar in Ekbatana in Medië.

    26-08-2007 om 09:29 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    19-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De genezing van Tobit - Vakantieviering 8 - Herman

    Aflevering 8 - 18 en 19 augustus C 2007
    (Tobit 11,1-18.19b)

    Vorige week in Tobit & Co: De oude Tobit, die blind is geworden, heeft zijn zoon Tobias op reis gestuurd om geld te gaan ophalen in Medië. Hij heeft hem de gids Azarias meegestuurd, die in werkelijkheid de engel Rafaël is. Wat hij niet weet, is dat Tobias ondertussen getrouwd is met Sara, een verwante.

     

    Toen zij Nineve naderden, zei Rafaël tegen Tobias: ‘Je weet in welke toestand je vader zich bevond toen wij vertrokken. Laten wij vooruit reizen en thuis alles in orde maken voordat je vrouw aankomt. Zorg dat je de gal van de vis bij de hand hebt.’ Ze reisden dus door, gevolgd door de hond.

    Intussen zat Anna, de moeder van Tobias, langs de weg uit te kijken naar haar kind. Op een gegeven ogenblik zag zij hem aankomen en ze meldde zijn vader: ‘Daar komt je zoon aan en ook de man die met hem meegegaan is.’

    Rafaël zei tegen Tobias: ‘Ik ben er zeker van dat je vader zijn zicht weer terugkrijgt. Strijk de gal op zijn ogen. Zodra ze gaan steken, moet hij in zijn ogen wrijven tot de witte vlekken verdwenen zijn en dan zal hij jou zien.’

    Anna was inmiddels toegesneld; ze viel haar zoon om de hals en riep uit: ‘Ik zie je, mijn kind! Nu kan ik sterven.’ En beiden weenden.

    Tobit ging naar de deur en viel. Zijn zoon liep naar hem toe, ving zijn vader op, streek de gal op zijn ogen en zei: ‘Moed houden, vader.’ Zodra zijn ogen begonnen te steken wreef Tobit ze uit en als vliesjes vielen de witte vlekken uit de ooghoeken. En zodra hij zijn zoon zag, viel hij hem om de hals en zei wenend: ‘U bent gezegend, God, en gezegend is uw heilige naam tot in eeuwigheid en gezegend zijn al uw heilige engelen. U hebt me beproefd, maar U schenkt me weer genade, nu ik mijn zoon Tobias zie.’ Opgetogen ging zijn zoon naar binnen en hij vertelde zijn vader van al het wonderbaarlijke dat hem in Medië was overkomen. Daarop ging Tobit jubelend en God prijzend naar buiten, naar de poort van Nineve, om de bruid van zijn zoon te begroeten. Iedereen die hem zag lopen verbaasde zich erover dat hij kon zien. En Tobit verklaarde dat hij dat dankte aan Gods genade.

    Toen Tobit bij zijn schoondochter Sara gekomen was, begroette hij haar en zei: ‘Wees welkom, dochter. Gezegend is God, die jou naar ons toe heeft gebracht en gezegend zijn je vader en moeder.’

    En al de volksgenoten van Tobit in Nineve deelden in de vreugde en zeven dagen lang vierde men in blijdschap het huwelijk van Tobias.

     

    Volgende week in Tobit & Co: De ontknoping: wie was die goede gids? Leeft iedereen nog lang en gelukkig, zoals in een echt sprookje?

    19-08-2007 om 13:15 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (1)


    18-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart C 2007 - Herman

    Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart - 14 en 15 augustus C 2007

    In april dit jaar, toen het nog volop zomer was, was ik op een zondagnamiddag in Scherpenheuvel.

    En het verbaasde me dat er nog vele jonge mensen rondliepen. Jonge ouders met peuters en kleuters in de buggy, die een kaarsje kwamen branden, hun kinderen leerden een kaarsje branden... en daarna natuurlijk een trippel of een crèmeke op een terras. Ook dat hoort er bij!

    We zien ze niet meer in de kerk, ze kunnen zeker ‘Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen’ niet meer meezingen. Maar toch is er iets in de Mariadevotie dat vele mensen aanspreekt.

     

    Blijkbaar weten veel mensen zich aangetrokken door haar.

    Met het aansteken van een kaars en het uitspreken van een gebed, voelen ze zich door Maria meer gekend en begrepen dan elders in de kerk.

    Ze voelen aan dat Maria degene is die begripvol en met ontferming luistert, die trouw blijft aan elke mens, die omziet ook naar de geringste en de kleinste.

     

    Zo zong ze het zelf uit in haar Magnificat. Een tekst die we vandaag in een geactualiseerde vorm hebben gelezen.

     

    Het lied geschreven door Maria leert ons veel over haar. De tekst is geen persoonlijk, intiem dagboek. Het is gezongen geschiedenis: Wat een wonder wat ons nu allemaal te beurt valt! Het gaat goed met ons volk. Wat we al eeuwen hadden gehoopt, is geschied. De Messias wordt geboren. En ik mag een stukje zijn in dat grote heilsplan van God! Onrecht en ellende, oneerlijkheid en miserie hebben niet langer het laatste woord. De profeten krijgen eindelijk hun gelijk. De vernederde mens wordt in de hoogte gestoken en de verhevene wordt vernederd. Alles valt in de juiste plooi. Eindelijk!

    Dat mocht Maria uitzingen. Ze componeerde haar lied door de mooiste teksten uit de oude boeken op een rijtje te zetten. Ze verzamelde verzen uit Samuël en het boek der psalmen. Zo maakte ze haar gedicht. Ze geeft taal en toon aan een lied voor een heel volk. Maria was geen soliste. Ze zong voor het verzamelde volk van Israël.

    Het lied is echter nog meer. Het wordt ook over de grenzen gehoord: 'alle geslachten zullen me voortaan gelukkig prijzen’. Het is dus ook voor alle generaties van mensen bedoeld. We zingen het tot op de dag van vandaag. Het wordt als het ware het nationale volkslied van elke christen.

     

    Misschien is dat ook wel de betekenis van het feest dat we vandaag vieren? Ieder mens die deze woorden zingt, ieder mens die vanuit deze woorden leeft, is thuis bij God. Zijn hart gaat open voor elk lied over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, zoals hij die heeft bedoeld. Maria is dus heel welkom op Gods adres. De hemel is haar eigenlijke thuis, haar woonplaats voorgoed.

    Dat alles leert ons een dubbele les. Maria is thuis bij de mensen. Ze werd door mensen geadopteerd. Liefde gaf haar duizend namen. Dat lied kennen duizenden Vlamingen. Ze zingen het niet met de tanden op elkaar, zoals onze helden op het voetbalveld. Verder is Maria ook thuis bij God. Ook daar wordt ze aangenomen en opgenomen. In haar voetspoor mogen wij volgen. Het Magnificat zal gezongen worden bij haar intrede.

    Moge het ook eenmaal onze bestemming zijn!

    18-08-2007 om 09:29 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    12-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het geld uit Rages - Vakantieweekend 7 - Herman

    Aflevering 7 - 11 en 12 augustus C 2007
    (Tobit 9 - 10)

    Vorige week in Tobit & Co: Tobias is getrouwd met Sara, maar moet dringend terug naar zijn vader Tobit, die blind is en op hem wacht. Schoonvader Raguël laat hem echter niet gaan voor het trouwfeest van veertien dagen is gedaan. Tobias en zijn reisgezel Azarias, die in werkelijkheid de engel Rafaël is, moeten echter eerst nog naar Rages om een grote hoeveelheid geld op te halen, het hoofddoel van hun reis.

     

    Tobias riep Rafaël en zei tegen hem: ‘Broeder Azarias, ga met een dienaar en twee kamelen op weg naar Rages in Medië, naar Gabaël, haal het geld en nodig hem uit op de bruiloft. Want Raguël heeft mij bezworen niet weg te gaan en mijn vader telt de dagen; hoe langer ik wegblijf, des te zwaarder valt het hem.’ Rafaël ging op weg en overnachtte bij Gabaël. Hij overhandigde hem het ontvangstbewijs, waarop Gabaël de verzegelde zakjes haalde en ze aan Rafaël overhandigde. Voor dag en dauw stonden ze samen op en gingen naar de bruiloft. En Gabaël sprak een zegenwens uit over Tobias en zijn vrouw.

    Ondertussen telde zijn vader Tobit de dagen. En toen de tijd dat de reis zou duren verstreken was, en zij maar niet terugkwamen, dacht hij: ‘Als ze maar niet in moeilijkheden geraakt zijn! Wie weet is Gabaël gestorven en is er niemand om het geld aan mijn zoon te overhandigen.’ Hij maakte zich erg ongerust. Zijn vrouw zei tegen hem: ‘Het kind is zeker verongelukt, dat hij zo lang wegblijft.’ En ze begon over hem te treuren: ‘Hoe heb ik het over mijn hart kunnen krijgen, mijn kind, om jou te laten gaan, jij bent het licht van mijn ogen!’ Tobit sprak tot haar: ‘Wees nu maar stil, maak je geen zorgen, hij maakt het goed.’ Maar zij antwoordde: ‘Zwijg toch, je hoeft me niets wijs te maken. Mijn kind is verongelukt.’ En iedere dag liep ze de stad uit, naar de weg waarlangs hij vertrokken was. Overdag at ze niet en ’s nachts hield ze niet op met treuren over haar zoon Tobias.

    Ondertussen verliepen de veertien dagen van de bruiloft, die Tobias op aandringen van Raguël daar doorbracht.

    Daarna zei Tobias tegen Raguël: ‘Laat me vertrekken, ik vrees immers dat mijn vader en moeder de hoop hebben opgegeven om mij terug te zien.’ Maar zijn schoonvader antwoordde: ‘Blijf nog bij me. Ik zal je vader laten weten hoe je het maakt.’ Tobias echter hield aan: ‘Laat me toch naar mijn vader teruggaan.’ Toen stond Raguël op en gaf hem met Sara, zijn vrouw, de helft van zijn bezit mee: dienaren, vee en geld. Bij het afscheid sprak hij de zegenwens: ‘Moge de God van de hemel jullie voorspoed schenken, kinderen, zodat ik zonder zorg kan sterven.’ Tegen zijn dochter zei hij: ‘Eer je schoonouders. Voortaan zijn zij jouw ouders. Ik hoop goed nieuws van je te horen.’ En hij kuste haar. Daarop sprak Edna tot Tobias: ‘Lieve neef, moge de Heer van de hemelen je veilig naar huis geleiden en moge Hij mij de kinderen van jou en van mijn dochter Sara laten aanschouwen. Dan zal ik me verheugen in de Heer. Ik vertrouw je mijn dochter toe; doe haar geen verdriet.’

    Toen vertrok Tobias, terwijl hij God prees, die zijn tocht had laten slagen, en hij Raguël en zijn vrouw alle goeds toewenste.

     

    Volgende week in Tobit & Co: Komen Tobit en Sara met hun reisgids Rafaël veilig thuis aan? En zal Tobit genezen van zijn blindheid?

    12-08-2007 om 09:50 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    07-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het verdrijven van de boze geest - Vakantieweekend 6 - Herman

    Aflevering 6 - 4 en 5 augustus C 2007
    (Tobit 8, 1-21)

    Vorige keer in Tobit & Co: Tobias, die in opdracht van zijn blinde vader Tobit, onderweg is om een grote som geld op te halen in Rages, is onderweg gestopt in Ekbatana. Hij is er getrouwd met Sara. Deze echter wordt geplaagd door een demon die elke huwelijkskandidaat tijdens de huwelijksnacht vermoordt. Dit is al zeven keer gebeurd. De engel Rafaël, de reisgids van Tobias, heeft echter een plan.

     

    Na de maaltijd brachten ze Tobias naar Sara. Bij het binnengaan dacht Tobias aan wat Rafaël gezegd had. Hij pakte de wierookschaal en legde het hart van de vis en de lever op de gloeiende as en er ontstond rook. Toen de demon de rook bemerkte, nam hij de wijk naar Opper-Egypte, waar de engel hem in de boeien sloeg.

    Toen ze samen lagen kwam Tobias van het bed overeind en zei: ‘Sta op, zuster, laten we bidden dat de Heer zich over ons ontfermt.’ En Tobias zei: ‘U bent gezegend, God van onze vaderen, en gezegend is uw heilige en heerlijke naam door de eeuwen heen. Mogen de hemelen en alle schepselen U prijzen. U hebt Adam gemaakt, en hem Eva, zijn vrouw, tot hulp en steun gegeven. Uit hen is de mensheid voortgekomen. U hebt gezegd: “Het is niet goed dat de mens alleen is; laten we een hulp voor hem maken die is zoals hij.” Welnu, Heer, als ik mijn zuster hier tot me neem, ga ik geen ongeoorloofde verbinding aan, maar ben ik trouw aan uw Wet. Toon mij uw barmhartigheid en laat mij aan haar zijde oud worden.’ En Sara zei: ‘Amen.’ Daarop brachten zij samen de nacht door.

    Maar ’s nachts stond Raguël, de vader van Sara op en ging een graf delven. Hij zei: ‘Misschien is ook deze gestorven.’ Weer in huis gekomen, zei Raguël tegen zijn vrouw Edna: ‘Laat een van de dienstmeisjes eens gaan kijken of hij nog leeft. Zo niet, dan kunnen we hem begraven zonder dat iemand het merkt.’ Het dienstmeisje opende de deur, ging naar binnen en vond ze beiden slapend. Zij ging weer naar buiten en meldde dat hij leefde. Daarop loofde Raguël God: ‘Wees gezegend, God, met de zuiverste en heiligste zegeningen. Mogen uw heiligen en al uw schepselen U loven en al uw engelen en uitverkorenen U zegenen, alle eeuwen door. U bent gezegend, omdat U mij verblijd hebt: mij is niet overkomen wat ik dacht, maar U hebt ons behandeld vanuit uw grote medelijden. U bent gezegend, dat U zich ontfermd hebt over twee eniggeborenen. Toon hun uw barmhartigheid, Heer. Laat hun leven verlopen in gezondheid, vreugde en welzijn.’

    Daarna droeg hij zijn huisgenoten op om de grafkuil dicht te gooien. Vervolgens richtte hij voor het paar een bruiloft aan van veertien dagen lang. Voordat de bruiloftsdagen voorbij waren, bezwoer Raguël Tobias om pas te vertrekken als de veertien bruiloftsdagen verstreken waren. Dan zou hij de helft van zijn vermogen ontvangen en gezond en wel naar zijn vader kunnen terugkeren. ‘De rest’, zei hij, ‘krijg je als ik en mijn vrouw gestorven zijn.’

     

    Volgende week in Tobit & Co: Hoe wordt de tocht verder gezet? En geraken Tobias en zijn kersverse bruid terug thuis?

    07-08-2007 om 18:34 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    29-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontvangst en huwelijkssluiting - Vakantieweekend 5 - Herman

    Aflevering 5 - 28 en 29 juli C 2007
    (Tobit 7, 1-17)

    Vorige week in Tobit & Co: Tobias is, samen met zijn reisgezel Azarias, die in werkelijkheid de engel Rafaël is, in opdracht van zijn blinde vader Tobit, onderweg naar Rages in Medië om een grote som geld op te halen. Onderweg hebben ze een grote vis gedood en de lever, het hart en de gal eruitgenomen. Ze stoppen in Ekbatana waar Sara woont, een verwante van Tobias, met wie hij wil trouwen. Zij wordt echter geplaagd door een demon die elke huwelijkskandidaat vermoordt tijdens de huwelijksnacht.

     

    Ze kwamen in Ekbatana aan en gingen naar de woning van Raguël. Sara kwam hun tegemoet. Nadat ze elkaar hadden begroet, nodigde zij hen uit om binnen te komen. Raguël zei tegen zijn vrouw Edna: ‘Wat lijkt die jongeman toch op mijn neef Tobit!’ Daarom vroeg hij hun: ‘Waar komen jullie vandaan, broeders?’ Ze zeiden: ‘Wij zijn van de stam Naftali en leven in ballingschap in Nineve.’ ‘Kennen jullie dan onze bloedverwant Tobit?’ Zij antwoordden: ‘Jazeker.’ ‘Maakt hij het goed?’ Zij antwoordden: ‘Hij is nog in leven en maakt het goed.’ Tobias voegde eraan toe: ‘Hij is mijn vader.’ Toen sprong Raguël op, liefkoosde hem, weende en prees hem gelukkig: ‘Dan ben je de zoon van een nobel en voortreffelijk man.’ Maar toen hij hoorde dat Tobit blind geworden was, werd hij bedroefd en weende. Ook zijn vrouw Edna en zijn dochter Sara weenden. Tobias en Rafaël werden met grote hartelijkheid in huis genomen. Men slachtte een schaap en zette hun een welvoorziene tafel voor. Tobias zei tegen Rafaël: ‘Broeder Azarias, spreek waarover je onderweg sprak. De zaak moet voltooid worden.’ Rafaël deelde Raguël mee wat ze besproken hadden. Daarop richtte deze zich tot Tobias met de woorden: ‘Eet en drink en laat het je goed smaken. Het komt jou immers toe om mijn kind tot vrouw te krijgen. Maar ik moet je wel de waarheid vertellen. Ik heb mijn kind al aan zeven mannen gegeven. Maar in de nacht dat ze naar haar toe wilden gaan, zijn ze om het leven gekomen. Maar kom, doe je nu tegoed.’ Maar Tobias antwoordde: ‘Ik zal hier niets meer van gebruiken voordat de zaak besloten is.’ Daarop zei Raguël: ‘Neem haar dan nu tot vrouw, overeenkomstig de gebruiken. Jij bent aan haar verwant, zij behoort aan jou. Moge de barmhartige God jullie een mooie toekomst geven.’ Toen riep hij zijn dochter Sara, nam haar bij de hand en gaf haar aan Tobias tot vrouw, met de woorden: ‘Hier is mijn dochter, neem haar volgens de Wet van Mozes tot vrouw en ga met haar naar je vader.’ En hij zegende hen. En nadat hij ook zijn vrouw Edna erbij geroepen had, nam hij een blad papier en maakte de huwelijksovereenkomst op, die zij met hun zegel bekrachtigden. Toen begonnen ze aan de maaltijd. Daarna riep Raguël zijn vrouw Edna en zei tegen haar: ‘Zuster, maak de andere kamer gereed en breng Sara daar binnen.’ Ze deed wat hij gevraagd had. Toen ze Sara in de kamer bracht begon het meisje te wenen, maar Edna droogde de tranen van haar dochter en zei: ‘Wees flink, mijn kind. De Heer van hemel en aarde zal je in plaats van al je verdriet zijn genade tonen. Wees flink, mijn dochter.’

     

    Volgende week in Tobit & Co: Zal Tobias de demon kunnen overwinnen? Zal het een bruiloft worden of een begrafenis?

    29-07-2007 om 08:31 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    22-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gebeurtenissen onderweg - Vakantieweekend 4 - Herman

    Aflevering 4 - 21 en 22 juli C 2007
    (Tobit 6, 1-19)

    Vorige week in Tobit & Co: Tobit, die blind is geworden, heeft zijn zoon Tobias op reis gezonden om een grote som geld te gaan halen in Rages in Medië. Hij heeft een gids bij, Azarias, die eigenlijk de engel Rafaël is. Niemand weet dit.

     

    Op hun reis hadden Tobias en Rafaël tegen de avond de rivier de Tigris bereikt. Ze wilden daar overnachten. De jongen liep de rivier in om zich te baden, toen er opeens een vis uit het water opdook en hem dreigde te verslinden. Maar de engel riep hem toe: ‘Grijp hem!’, waarop de jongen de vis greep en op het droge wierp. De engel vervolgde: ‘Snijd de vis open, haal het hart, de lever en de gal eruit en berg die goed op.’ En de jongen deed wat de engel hem zei. Daarna bakten ze de vis en aten hem op.

    Samen vervolgden zij hun reis naar Rages. Onderweg vroeg de jongen aan de engel: ‘Broeder Azarias, waarvoor dienen de lever, het hart en de gal van de vis?’ Hij antwoordde: ‘Als iemand geplaagd wordt door een demon of boze geest, moet je het hart en de lever verbranden voor deze man of deze vrouw en dan kan deze geen macht meer uitoefenen. En de gal moet je gebruiken als zalf voor een persoon die witte vlekken op zijn ogen heeft; dan zal hij genezen.’

    Toen ze Ekbatana naderden, zei de engel tegen de jongen: ‘Broeder, vandaag zullen we te gast zijn bij Raguël. Hij is familie van jou. Hij heeft maar één kind, een dochter, die Sara heet. Ik zal Raguël voorstellen om haar aan jou tot vrouw te geven. Aangezien jij haar enige bloedverwant bent, komt het jou toe haar tot vrouw te krijgen. Het is een mooi en verstandig meisje. Luister goed: ik praat dus met haar vader. En voordat we uit Rages vertrekken vieren we de bruiloft. Want ik ben er zeker van dat Raguël, getrouw aan de Wet van Mozes, zijn dochter nooit aan een andere man ten huwelijk zal geven: het zou hem zijn leven kosten. Eerder dan wie ook kom jij in aanmerking om haar tot vrouw te nemen.’

    Daarop zei de jongen tegen de engel: ‘Broeder Azarias, ik heb gehoord dat het meisje aan zeven mannen is gegeven en dat die allemaal in het bruidsvertrek zijn omgekomen. Ik ben het enige kind van mijn vader en ik ben bang dat ik, als ik het bruidsvertrek binnenga, mijn voorgangers in de dood zal volgen. Want een demon is verliefd op haar en die doet niemand kwaad, behalve degene die haar wil naderen. Ik ben dus bang dat het mijn leven kost en dat ik zo mijn vader en moeder van verdriet om mij in het graf breng. En zij hebben geen andere zoon om hen te begraven.’

    Maar de engel zei: ‘Herinner je je niet, dat je vader je de raad heeft gegeven een vrouw te nemen uit je eigen volk? Luister naar me, broeder: zij zal jouw bruid worden. En maak je over die demon geen zorgen: vanavond zal zij aan jou ten huwelijk worden gegeven. Als je het bruidsvertrek binnengaat, pak dan de wierookschaal en leg een stukje van het hart en de lever van de vis op de gloeiende as. Als de demon de rook ruikt slaat hij op de vlucht, om nooit meer terug te komen. Maar wanneer je dan naar haar toe wilt gaan, sta dan samen eerst recht om de genadige God aan te roepen. Hij zal jullie in bescherming nemen en zich over jullie ontfermen. Wees niet bang, want zij is voor jou bestemd vanaf de eeuwigheid. Jij zult haar redden. Met jou zal ze meegaan en ik neem aan, dat je kinderen van haar zult krijgen.’ Bij het horen van deze woorden hield Tobias van Sara en voelde hij zich innig met haar verbonden.

     

    Volgende week in Tobit en Co: Zal Tobias het hart van Sara kunnen winnen en met haar trouwen? En hoe loopt het af met die demon?

    22-07-2007 om 10:15 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    19-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zoon Tobias wordt op reis gestuurd - Vakantieweekend 3 - Herman

    Aflevering 3 - 14 en 15 juli C 2007
    (Tobit 4, 1-5.20-21; 5,1-23)

     

    Vorige keer in Tobit en Co: Tobit, een vrome jood, die in ballingschap leeft in Nineve, is blind geworden en wil sterven. In Ekbatana in Medië leeft Sara, een verwante, die ook ongelukkig is. Zeven mannen heeft zij al verloren, telkens tijdens de huwelijksnacht.

     

    Op die dag herinnerde Tobit zich, dat hij aan Gabaël in Rages in Medië geld in bewaring had gegeven. Hij zei tegen zichzelf: ‘Ik heb gevraagd om de dood. Waarom zou ik dus mijn zoon Tobias niet roepen om hem, voor ik sterf, op de hoogte te stellen?’ Hij riep hem en begon: ‘Mijn kind, als ik gestorven ben, begraaf me dan. Minacht je moeder niet, maar houd haar in ere zolang je leeft. Wees haar behulpzaam en doe haar geen verdriet. Vergeet niet, mijn kind, dat zij veel gevaar doorstond voor jou, toen ze jou in haar schoot droeg. Wanneer zij gestorven is, begraaf haar dan naast mij in hetzelfde graf. Houd steeds, mijn kind, de Heer onze God in gedachten en overtreed zijn geboden niet. Beoefen de gerechtigheid heel je leven en bewandel de wegen van het onrecht niet.

    Nu heb ik je nog iets te zeggen. Ik heb aan Gabaël, de broer van Gabria, die in Rages in Medië woont, tien talenten zilver in bewaring gegeven. Maak je niet bezorgd, mijn kind, over de armoede waarin we vervallen zijn: je bezit een groot vermogen, als je God vreest en je verre houdt van alle zonde, en doet wat Hem aanstaat.’

    Tobias antwoordde daarop: ‘Vader, ik zal al uw raadgevingen ter harte nemen. Maar hoe kan ik dat geld krijgen, aangezien ik die persoon niet ken?’ Tobit gaf hem toen het ontvangstbewijs en zei tegen hem: ‘Zoek een reisgezel. Ik zal hem zijn loon geven, als ik zolang nog leef. Ga nu op weg en haal het geld.’ Tobias ging iemand zoeken en hij vond Rafaël; dit was een engel, maar Tobias wist dat niet. Hij vroeg hem: ‘Zou u met mij naar Rages in Medië kunnen reizen? Bent u in die streken bekend?’ Waarop de engel antwoordde: ‘Ja, ik ken de weg en ik heb er eens overnacht bij onze landgenoot Gabaël.’ Hierop zei Tobias: ‘Blijf op me wachten, dan ga ik het mijn vader vertellen.’ De engel antwoordde: ‘Doe dat, maar maak het niet te lang.’ Zo kwam Tobias bij zijn vader met de boodschap: ‘Ik heb iemand gevonden die met me mee wil reizen.’ Tobit zei: ‘Vraag hem bij me te komen; ik wil weten uit welke stam hij komt, en of het iemand is met wie je gerust op reis kunt gaan.’ Tobias ging hem halen. Rafaël kwam binnen en zij begroetten elkaar. Tobit vroeg: ‘Broeder, vertel mij, van welke stam bent u en uit welke familie?’ Maar Rafaël antwoordde: ‘Gaat het u om dingen als stam en familie, of om iemand die u wilt huren om uw zoon op zijn reis te vergezellen?’ Daarop zei Tobit: ‘Ik zou toch graag weten, broeder, tot welke familie u behoort en hoe u heet.’ Hij antwoordde: ‘Ik ben Azarias, de zoon van de grote Ananias, een volksgenoot.’ Daarop zei Tobit tegen hem: ‘Wees welkom, broeder. Neem me niet kwalijk dat ik gevraagd heb naar uw stam en familie. U bent dus een volksgenoot van me, uit een aanzienlijke en voorname familie. Want Ananias en Jatan, de zonen van de grote Simi, heb ik goed gekend toen we nog samen op bedevaart gingen naar Jeruzalem met de eerstelingen en tienden van de oogst. Zij zijn de dwaalwegen van ons volk niet gegaan. U bent van edele afkomst, broeder. Maar vertel mij, hoeveel loon moet ik u geven? Een drachme per dag naast de kosten van levensonderhoud voor u en mijn zoon? Als jullie gezond en wel terug zijn, geef ik u nog een toelage op uw loon.’ Aldus werd overeengekomen.

    Vervolgens zei hij tegen Tobias: ‘Bereid je voor op de tocht. Ik hoop dat jullie een voorspoedige reis zullen hebben.’ Toen zijn zoon zich voor de reis gereed maakte, zei zijn vader: ‘Ga nu met die persoon op reis. Dat God, die in de hemel woont, jullie langs de goede weg geleide en moge zijn engel jullie vergezellen.’ En beiden gingen op weg. De hond van Tobias ging met hen mee.

    Maar Anna, zijn moeder, weende en zei tegen Tobit: ‘Waarom heb je ons kind op reis gestuurd? Was hij niet onze steun, zolang hij hier bij ons leefde? Geld is ook maar geld. Vergeleken bij ons kind mag het niet meer zijn dan slijk. Wat de Heer ons gegeven heeft om van te leven, dat is genoeg voor ons.’ Tobit antwoordde haar: ‘Maak je toch geen zorgen, mijn zuster. Hij zal gezond en wel terugkomen en jouw ogen zullen hem weer zien. Een goede engel trekt immers met hem mee; zijn reis zal voorspoedig zijn en behouden keert hij terug.’ En zij hield op met wenen.

      

    Volgende week in Tobit en Co: Hoe zal de reis verlopen? Zullen Tobias en Sara elkaar ontmoeten? En zal Tobias willen trouwen met het meisje dat al zeven mannen verloren heeft?

    19-07-2007 om 19:40 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    De preekploeg van Sint-Anna-ten-Drieën, Antwerpen Linkeroever

    In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen.
    Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt.
    De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag.
    Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek.
    In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.

    Blog als favoriet !
    Archief per maand
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 06-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs