Sint-Anna-ten-Drieën
De preekploeg houdt van een reactie
E-mail ons!

Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier. Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.

Zoeken in blog

  • Website parochie
  • Preekstoel
  • Portaal preken.be
  • ANNA3
  • Sint-Anneke Centrum
  • 19-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De genezing van Tobit - Vakantieviering 8 - Herman

    Aflevering 8 - 18 en 19 augustus C 2007
    (Tobit 11,1-18.19b)

    Vorige week in Tobit & Co: De oude Tobit, die blind is geworden, heeft zijn zoon Tobias op reis gestuurd om geld te gaan ophalen in Medië. Hij heeft hem de gids Azarias meegestuurd, die in werkelijkheid de engel Rafaël is. Wat hij niet weet, is dat Tobias ondertussen getrouwd is met Sara, een verwante.

     

    Toen zij Nineve naderden, zei Rafaël tegen Tobias: ‘Je weet in welke toestand je vader zich bevond toen wij vertrokken. Laten wij vooruit reizen en thuis alles in orde maken voordat je vrouw aankomt. Zorg dat je de gal van de vis bij de hand hebt.’ Ze reisden dus door, gevolgd door de hond.

    Intussen zat Anna, de moeder van Tobias, langs de weg uit te kijken naar haar kind. Op een gegeven ogenblik zag zij hem aankomen en ze meldde zijn vader: ‘Daar komt je zoon aan en ook de man die met hem meegegaan is.’

    Rafaël zei tegen Tobias: ‘Ik ben er zeker van dat je vader zijn zicht weer terugkrijgt. Strijk de gal op zijn ogen. Zodra ze gaan steken, moet hij in zijn ogen wrijven tot de witte vlekken verdwenen zijn en dan zal hij jou zien.’

    Anna was inmiddels toegesneld; ze viel haar zoon om de hals en riep uit: ‘Ik zie je, mijn kind! Nu kan ik sterven.’ En beiden weenden.

    Tobit ging naar de deur en viel. Zijn zoon liep naar hem toe, ving zijn vader op, streek de gal op zijn ogen en zei: ‘Moed houden, vader.’ Zodra zijn ogen begonnen te steken wreef Tobit ze uit en als vliesjes vielen de witte vlekken uit de ooghoeken. En zodra hij zijn zoon zag, viel hij hem om de hals en zei wenend: ‘U bent gezegend, God, en gezegend is uw heilige naam tot in eeuwigheid en gezegend zijn al uw heilige engelen. U hebt me beproefd, maar U schenkt me weer genade, nu ik mijn zoon Tobias zie.’ Opgetogen ging zijn zoon naar binnen en hij vertelde zijn vader van al het wonderbaarlijke dat hem in Medië was overkomen. Daarop ging Tobit jubelend en God prijzend naar buiten, naar de poort van Nineve, om de bruid van zijn zoon te begroeten. Iedereen die hem zag lopen verbaasde zich erover dat hij kon zien. En Tobit verklaarde dat hij dat dankte aan Gods genade.

    Toen Tobit bij zijn schoondochter Sara gekomen was, begroette hij haar en zei: ‘Wees welkom, dochter. Gezegend is God, die jou naar ons toe heeft gebracht en gezegend zijn je vader en moeder.’

    En al de volksgenoten van Tobit in Nineve deelden in de vreugde en zeven dagen lang vierde men in blijdschap het huwelijk van Tobias.

     

    Volgende week in Tobit & Co: De ontknoping: wie was die goede gids? Leeft iedereen nog lang en gelukkig, zoals in een echt sprookje?

    19-08-2007 om 13:15 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (1)


    18-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart C 2007 - Herman

    Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart - 14 en 15 augustus C 2007

    In april dit jaar, toen het nog volop zomer was, was ik op een zondagnamiddag in Scherpenheuvel.

    En het verbaasde me dat er nog vele jonge mensen rondliepen. Jonge ouders met peuters en kleuters in de buggy, die een kaarsje kwamen branden, hun kinderen leerden een kaarsje branden... en daarna natuurlijk een trippel of een crèmeke op een terras. Ook dat hoort er bij!

    We zien ze niet meer in de kerk, ze kunnen zeker ‘Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen’ niet meer meezingen. Maar toch is er iets in de Mariadevotie dat vele mensen aanspreekt.

     

    Blijkbaar weten veel mensen zich aangetrokken door haar.

    Met het aansteken van een kaars en het uitspreken van een gebed, voelen ze zich door Maria meer gekend en begrepen dan elders in de kerk.

    Ze voelen aan dat Maria degene is die begripvol en met ontferming luistert, die trouw blijft aan elke mens, die omziet ook naar de geringste en de kleinste.

     

    Zo zong ze het zelf uit in haar Magnificat. Een tekst die we vandaag in een geactualiseerde vorm hebben gelezen.

     

    Het lied geschreven door Maria leert ons veel over haar. De tekst is geen persoonlijk, intiem dagboek. Het is gezongen geschiedenis: Wat een wonder wat ons nu allemaal te beurt valt! Het gaat goed met ons volk. Wat we al eeuwen hadden gehoopt, is geschied. De Messias wordt geboren. En ik mag een stukje zijn in dat grote heilsplan van God! Onrecht en ellende, oneerlijkheid en miserie hebben niet langer het laatste woord. De profeten krijgen eindelijk hun gelijk. De vernederde mens wordt in de hoogte gestoken en de verhevene wordt vernederd. Alles valt in de juiste plooi. Eindelijk!

    Dat mocht Maria uitzingen. Ze componeerde haar lied door de mooiste teksten uit de oude boeken op een rijtje te zetten. Ze verzamelde verzen uit Samuël en het boek der psalmen. Zo maakte ze haar gedicht. Ze geeft taal en toon aan een lied voor een heel volk. Maria was geen soliste. Ze zong voor het verzamelde volk van Israël.

    Het lied is echter nog meer. Het wordt ook over de grenzen gehoord: 'alle geslachten zullen me voortaan gelukkig prijzen’. Het is dus ook voor alle generaties van mensen bedoeld. We zingen het tot op de dag van vandaag. Het wordt als het ware het nationale volkslied van elke christen.

     

    Misschien is dat ook wel de betekenis van het feest dat we vandaag vieren? Ieder mens die deze woorden zingt, ieder mens die vanuit deze woorden leeft, is thuis bij God. Zijn hart gaat open voor elk lied over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, zoals hij die heeft bedoeld. Maria is dus heel welkom op Gods adres. De hemel is haar eigenlijke thuis, haar woonplaats voorgoed.

    Dat alles leert ons een dubbele les. Maria is thuis bij de mensen. Ze werd door mensen geadopteerd. Liefde gaf haar duizend namen. Dat lied kennen duizenden Vlamingen. Ze zingen het niet met de tanden op elkaar, zoals onze helden op het voetbalveld. Verder is Maria ook thuis bij God. Ook daar wordt ze aangenomen en opgenomen. In haar voetspoor mogen wij volgen. Het Magnificat zal gezongen worden bij haar intrede.

    Moge het ook eenmaal onze bestemming zijn!

    18-08-2007 om 09:29 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    12-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het geld uit Rages - Vakantieweekend 7 - Herman

    Aflevering 7 - 11 en 12 augustus C 2007
    (Tobit 9 - 10)

    Vorige week in Tobit & Co: Tobias is getrouwd met Sara, maar moet dringend terug naar zijn vader Tobit, die blind is en op hem wacht. Schoonvader Raguël laat hem echter niet gaan voor het trouwfeest van veertien dagen is gedaan. Tobias en zijn reisgezel Azarias, die in werkelijkheid de engel Rafaël is, moeten echter eerst nog naar Rages om een grote hoeveelheid geld op te halen, het hoofddoel van hun reis.

     

    Tobias riep Rafaël en zei tegen hem: ‘Broeder Azarias, ga met een dienaar en twee kamelen op weg naar Rages in Medië, naar Gabaël, haal het geld en nodig hem uit op de bruiloft. Want Raguël heeft mij bezworen niet weg te gaan en mijn vader telt de dagen; hoe langer ik wegblijf, des te zwaarder valt het hem.’ Rafaël ging op weg en overnachtte bij Gabaël. Hij overhandigde hem het ontvangstbewijs, waarop Gabaël de verzegelde zakjes haalde en ze aan Rafaël overhandigde. Voor dag en dauw stonden ze samen op en gingen naar de bruiloft. En Gabaël sprak een zegenwens uit over Tobias en zijn vrouw.

    Ondertussen telde zijn vader Tobit de dagen. En toen de tijd dat de reis zou duren verstreken was, en zij maar niet terugkwamen, dacht hij: ‘Als ze maar niet in moeilijkheden geraakt zijn! Wie weet is Gabaël gestorven en is er niemand om het geld aan mijn zoon te overhandigen.’ Hij maakte zich erg ongerust. Zijn vrouw zei tegen hem: ‘Het kind is zeker verongelukt, dat hij zo lang wegblijft.’ En ze begon over hem te treuren: ‘Hoe heb ik het over mijn hart kunnen krijgen, mijn kind, om jou te laten gaan, jij bent het licht van mijn ogen!’ Tobit sprak tot haar: ‘Wees nu maar stil, maak je geen zorgen, hij maakt het goed.’ Maar zij antwoordde: ‘Zwijg toch, je hoeft me niets wijs te maken. Mijn kind is verongelukt.’ En iedere dag liep ze de stad uit, naar de weg waarlangs hij vertrokken was. Overdag at ze niet en ’s nachts hield ze niet op met treuren over haar zoon Tobias.

    Ondertussen verliepen de veertien dagen van de bruiloft, die Tobias op aandringen van Raguël daar doorbracht.

    Daarna zei Tobias tegen Raguël: ‘Laat me vertrekken, ik vrees immers dat mijn vader en moeder de hoop hebben opgegeven om mij terug te zien.’ Maar zijn schoonvader antwoordde: ‘Blijf nog bij me. Ik zal je vader laten weten hoe je het maakt.’ Tobias echter hield aan: ‘Laat me toch naar mijn vader teruggaan.’ Toen stond Raguël op en gaf hem met Sara, zijn vrouw, de helft van zijn bezit mee: dienaren, vee en geld. Bij het afscheid sprak hij de zegenwens: ‘Moge de God van de hemel jullie voorspoed schenken, kinderen, zodat ik zonder zorg kan sterven.’ Tegen zijn dochter zei hij: ‘Eer je schoonouders. Voortaan zijn zij jouw ouders. Ik hoop goed nieuws van je te horen.’ En hij kuste haar. Daarop sprak Edna tot Tobias: ‘Lieve neef, moge de Heer van de hemelen je veilig naar huis geleiden en moge Hij mij de kinderen van jou en van mijn dochter Sara laten aanschouwen. Dan zal ik me verheugen in de Heer. Ik vertrouw je mijn dochter toe; doe haar geen verdriet.’

    Toen vertrok Tobias, terwijl hij God prees, die zijn tocht had laten slagen, en hij Raguël en zijn vrouw alle goeds toewenste.

     

    Volgende week in Tobit & Co: Komen Tobit en Sara met hun reisgids Rafaël veilig thuis aan? En zal Tobit genezen van zijn blindheid?

    12-08-2007 om 09:50 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    07-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het verdrijven van de boze geest - Vakantieweekend 6 - Herman

    Aflevering 6 - 4 en 5 augustus C 2007
    (Tobit 8, 1-21)

    Vorige keer in Tobit & Co: Tobias, die in opdracht van zijn blinde vader Tobit, onderweg is om een grote som geld op te halen in Rages, is onderweg gestopt in Ekbatana. Hij is er getrouwd met Sara. Deze echter wordt geplaagd door een demon die elke huwelijkskandidaat tijdens de huwelijksnacht vermoordt. Dit is al zeven keer gebeurd. De engel Rafaël, de reisgids van Tobias, heeft echter een plan.

     

    Na de maaltijd brachten ze Tobias naar Sara. Bij het binnengaan dacht Tobias aan wat Rafaël gezegd had. Hij pakte de wierookschaal en legde het hart van de vis en de lever op de gloeiende as en er ontstond rook. Toen de demon de rook bemerkte, nam hij de wijk naar Opper-Egypte, waar de engel hem in de boeien sloeg.

    Toen ze samen lagen kwam Tobias van het bed overeind en zei: ‘Sta op, zuster, laten we bidden dat de Heer zich over ons ontfermt.’ En Tobias zei: ‘U bent gezegend, God van onze vaderen, en gezegend is uw heilige en heerlijke naam door de eeuwen heen. Mogen de hemelen en alle schepselen U prijzen. U hebt Adam gemaakt, en hem Eva, zijn vrouw, tot hulp en steun gegeven. Uit hen is de mensheid voortgekomen. U hebt gezegd: “Het is niet goed dat de mens alleen is; laten we een hulp voor hem maken die is zoals hij.” Welnu, Heer, als ik mijn zuster hier tot me neem, ga ik geen ongeoorloofde verbinding aan, maar ben ik trouw aan uw Wet. Toon mij uw barmhartigheid en laat mij aan haar zijde oud worden.’ En Sara zei: ‘Amen.’ Daarop brachten zij samen de nacht door.

    Maar ’s nachts stond Raguël, de vader van Sara op en ging een graf delven. Hij zei: ‘Misschien is ook deze gestorven.’ Weer in huis gekomen, zei Raguël tegen zijn vrouw Edna: ‘Laat een van de dienstmeisjes eens gaan kijken of hij nog leeft. Zo niet, dan kunnen we hem begraven zonder dat iemand het merkt.’ Het dienstmeisje opende de deur, ging naar binnen en vond ze beiden slapend. Zij ging weer naar buiten en meldde dat hij leefde. Daarop loofde Raguël God: ‘Wees gezegend, God, met de zuiverste en heiligste zegeningen. Mogen uw heiligen en al uw schepselen U loven en al uw engelen en uitverkorenen U zegenen, alle eeuwen door. U bent gezegend, omdat U mij verblijd hebt: mij is niet overkomen wat ik dacht, maar U hebt ons behandeld vanuit uw grote medelijden. U bent gezegend, dat U zich ontfermd hebt over twee eniggeborenen. Toon hun uw barmhartigheid, Heer. Laat hun leven verlopen in gezondheid, vreugde en welzijn.’

    Daarna droeg hij zijn huisgenoten op om de grafkuil dicht te gooien. Vervolgens richtte hij voor het paar een bruiloft aan van veertien dagen lang. Voordat de bruiloftsdagen voorbij waren, bezwoer Raguël Tobias om pas te vertrekken als de veertien bruiloftsdagen verstreken waren. Dan zou hij de helft van zijn vermogen ontvangen en gezond en wel naar zijn vader kunnen terugkeren. ‘De rest’, zei hij, ‘krijg je als ik en mijn vrouw gestorven zijn.’

     

    Volgende week in Tobit & Co: Hoe wordt de tocht verder gezet? En geraken Tobias en zijn kersverse bruid terug thuis?

    07-08-2007 om 18:34 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    29-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontvangst en huwelijkssluiting - Vakantieweekend 5 - Herman

    Aflevering 5 - 28 en 29 juli C 2007
    (Tobit 7, 1-17)

    Vorige week in Tobit & Co: Tobias is, samen met zijn reisgezel Azarias, die in werkelijkheid de engel Rafaël is, in opdracht van zijn blinde vader Tobit, onderweg naar Rages in Medië om een grote som geld op te halen. Onderweg hebben ze een grote vis gedood en de lever, het hart en de gal eruitgenomen. Ze stoppen in Ekbatana waar Sara woont, een verwante van Tobias, met wie hij wil trouwen. Zij wordt echter geplaagd door een demon die elke huwelijkskandidaat vermoordt tijdens de huwelijksnacht.

     

    Ze kwamen in Ekbatana aan en gingen naar de woning van Raguël. Sara kwam hun tegemoet. Nadat ze elkaar hadden begroet, nodigde zij hen uit om binnen te komen. Raguël zei tegen zijn vrouw Edna: ‘Wat lijkt die jongeman toch op mijn neef Tobit!’ Daarom vroeg hij hun: ‘Waar komen jullie vandaan, broeders?’ Ze zeiden: ‘Wij zijn van de stam Naftali en leven in ballingschap in Nineve.’ ‘Kennen jullie dan onze bloedverwant Tobit?’ Zij antwoordden: ‘Jazeker.’ ‘Maakt hij het goed?’ Zij antwoordden: ‘Hij is nog in leven en maakt het goed.’ Tobias voegde eraan toe: ‘Hij is mijn vader.’ Toen sprong Raguël op, liefkoosde hem, weende en prees hem gelukkig: ‘Dan ben je de zoon van een nobel en voortreffelijk man.’ Maar toen hij hoorde dat Tobit blind geworden was, werd hij bedroefd en weende. Ook zijn vrouw Edna en zijn dochter Sara weenden. Tobias en Rafaël werden met grote hartelijkheid in huis genomen. Men slachtte een schaap en zette hun een welvoorziene tafel voor. Tobias zei tegen Rafaël: ‘Broeder Azarias, spreek waarover je onderweg sprak. De zaak moet voltooid worden.’ Rafaël deelde Raguël mee wat ze besproken hadden. Daarop richtte deze zich tot Tobias met de woorden: ‘Eet en drink en laat het je goed smaken. Het komt jou immers toe om mijn kind tot vrouw te krijgen. Maar ik moet je wel de waarheid vertellen. Ik heb mijn kind al aan zeven mannen gegeven. Maar in de nacht dat ze naar haar toe wilden gaan, zijn ze om het leven gekomen. Maar kom, doe je nu tegoed.’ Maar Tobias antwoordde: ‘Ik zal hier niets meer van gebruiken voordat de zaak besloten is.’ Daarop zei Raguël: ‘Neem haar dan nu tot vrouw, overeenkomstig de gebruiken. Jij bent aan haar verwant, zij behoort aan jou. Moge de barmhartige God jullie een mooie toekomst geven.’ Toen riep hij zijn dochter Sara, nam haar bij de hand en gaf haar aan Tobias tot vrouw, met de woorden: ‘Hier is mijn dochter, neem haar volgens de Wet van Mozes tot vrouw en ga met haar naar je vader.’ En hij zegende hen. En nadat hij ook zijn vrouw Edna erbij geroepen had, nam hij een blad papier en maakte de huwelijksovereenkomst op, die zij met hun zegel bekrachtigden. Toen begonnen ze aan de maaltijd. Daarna riep Raguël zijn vrouw Edna en zei tegen haar: ‘Zuster, maak de andere kamer gereed en breng Sara daar binnen.’ Ze deed wat hij gevraagd had. Toen ze Sara in de kamer bracht begon het meisje te wenen, maar Edna droogde de tranen van haar dochter en zei: ‘Wees flink, mijn kind. De Heer van hemel en aarde zal je in plaats van al je verdriet zijn genade tonen. Wees flink, mijn dochter.’

     

    Volgende week in Tobit & Co: Zal Tobias de demon kunnen overwinnen? Zal het een bruiloft worden of een begrafenis?

    29-07-2007 om 08:31 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    22-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gebeurtenissen onderweg - Vakantieweekend 4 - Herman

    Aflevering 4 - 21 en 22 juli C 2007
    (Tobit 6, 1-19)

    Vorige week in Tobit & Co: Tobit, die blind is geworden, heeft zijn zoon Tobias op reis gezonden om een grote som geld te gaan halen in Rages in Medië. Hij heeft een gids bij, Azarias, die eigenlijk de engel Rafaël is. Niemand weet dit.

     

    Op hun reis hadden Tobias en Rafaël tegen de avond de rivier de Tigris bereikt. Ze wilden daar overnachten. De jongen liep de rivier in om zich te baden, toen er opeens een vis uit het water opdook en hem dreigde te verslinden. Maar de engel riep hem toe: ‘Grijp hem!’, waarop de jongen de vis greep en op het droge wierp. De engel vervolgde: ‘Snijd de vis open, haal het hart, de lever en de gal eruit en berg die goed op.’ En de jongen deed wat de engel hem zei. Daarna bakten ze de vis en aten hem op.

    Samen vervolgden zij hun reis naar Rages. Onderweg vroeg de jongen aan de engel: ‘Broeder Azarias, waarvoor dienen de lever, het hart en de gal van de vis?’ Hij antwoordde: ‘Als iemand geplaagd wordt door een demon of boze geest, moet je het hart en de lever verbranden voor deze man of deze vrouw en dan kan deze geen macht meer uitoefenen. En de gal moet je gebruiken als zalf voor een persoon die witte vlekken op zijn ogen heeft; dan zal hij genezen.’

    Toen ze Ekbatana naderden, zei de engel tegen de jongen: ‘Broeder, vandaag zullen we te gast zijn bij Raguël. Hij is familie van jou. Hij heeft maar één kind, een dochter, die Sara heet. Ik zal Raguël voorstellen om haar aan jou tot vrouw te geven. Aangezien jij haar enige bloedverwant bent, komt het jou toe haar tot vrouw te krijgen. Het is een mooi en verstandig meisje. Luister goed: ik praat dus met haar vader. En voordat we uit Rages vertrekken vieren we de bruiloft. Want ik ben er zeker van dat Raguël, getrouw aan de Wet van Mozes, zijn dochter nooit aan een andere man ten huwelijk zal geven: het zou hem zijn leven kosten. Eerder dan wie ook kom jij in aanmerking om haar tot vrouw te nemen.’

    Daarop zei de jongen tegen de engel: ‘Broeder Azarias, ik heb gehoord dat het meisje aan zeven mannen is gegeven en dat die allemaal in het bruidsvertrek zijn omgekomen. Ik ben het enige kind van mijn vader en ik ben bang dat ik, als ik het bruidsvertrek binnenga, mijn voorgangers in de dood zal volgen. Want een demon is verliefd op haar en die doet niemand kwaad, behalve degene die haar wil naderen. Ik ben dus bang dat het mijn leven kost en dat ik zo mijn vader en moeder van verdriet om mij in het graf breng. En zij hebben geen andere zoon om hen te begraven.’

    Maar de engel zei: ‘Herinner je je niet, dat je vader je de raad heeft gegeven een vrouw te nemen uit je eigen volk? Luister naar me, broeder: zij zal jouw bruid worden. En maak je over die demon geen zorgen: vanavond zal zij aan jou ten huwelijk worden gegeven. Als je het bruidsvertrek binnengaat, pak dan de wierookschaal en leg een stukje van het hart en de lever van de vis op de gloeiende as. Als de demon de rook ruikt slaat hij op de vlucht, om nooit meer terug te komen. Maar wanneer je dan naar haar toe wilt gaan, sta dan samen eerst recht om de genadige God aan te roepen. Hij zal jullie in bescherming nemen en zich over jullie ontfermen. Wees niet bang, want zij is voor jou bestemd vanaf de eeuwigheid. Jij zult haar redden. Met jou zal ze meegaan en ik neem aan, dat je kinderen van haar zult krijgen.’ Bij het horen van deze woorden hield Tobias van Sara en voelde hij zich innig met haar verbonden.

     

    Volgende week in Tobit en Co: Zal Tobias het hart van Sara kunnen winnen en met haar trouwen? En hoe loopt het af met die demon?

    22-07-2007 om 10:15 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    19-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zoon Tobias wordt op reis gestuurd - Vakantieweekend 3 - Herman

    Aflevering 3 - 14 en 15 juli C 2007
    (Tobit 4, 1-5.20-21; 5,1-23)

     

    Vorige keer in Tobit en Co: Tobit, een vrome jood, die in ballingschap leeft in Nineve, is blind geworden en wil sterven. In Ekbatana in Medië leeft Sara, een verwante, die ook ongelukkig is. Zeven mannen heeft zij al verloren, telkens tijdens de huwelijksnacht.

     

    Op die dag herinnerde Tobit zich, dat hij aan Gabaël in Rages in Medië geld in bewaring had gegeven. Hij zei tegen zichzelf: ‘Ik heb gevraagd om de dood. Waarom zou ik dus mijn zoon Tobias niet roepen om hem, voor ik sterf, op de hoogte te stellen?’ Hij riep hem en begon: ‘Mijn kind, als ik gestorven ben, begraaf me dan. Minacht je moeder niet, maar houd haar in ere zolang je leeft. Wees haar behulpzaam en doe haar geen verdriet. Vergeet niet, mijn kind, dat zij veel gevaar doorstond voor jou, toen ze jou in haar schoot droeg. Wanneer zij gestorven is, begraaf haar dan naast mij in hetzelfde graf. Houd steeds, mijn kind, de Heer onze God in gedachten en overtreed zijn geboden niet. Beoefen de gerechtigheid heel je leven en bewandel de wegen van het onrecht niet.

    Nu heb ik je nog iets te zeggen. Ik heb aan Gabaël, de broer van Gabria, die in Rages in Medië woont, tien talenten zilver in bewaring gegeven. Maak je niet bezorgd, mijn kind, over de armoede waarin we vervallen zijn: je bezit een groot vermogen, als je God vreest en je verre houdt van alle zonde, en doet wat Hem aanstaat.’

    Tobias antwoordde daarop: ‘Vader, ik zal al uw raadgevingen ter harte nemen. Maar hoe kan ik dat geld krijgen, aangezien ik die persoon niet ken?’ Tobit gaf hem toen het ontvangstbewijs en zei tegen hem: ‘Zoek een reisgezel. Ik zal hem zijn loon geven, als ik zolang nog leef. Ga nu op weg en haal het geld.’ Tobias ging iemand zoeken en hij vond Rafaël; dit was een engel, maar Tobias wist dat niet. Hij vroeg hem: ‘Zou u met mij naar Rages in Medië kunnen reizen? Bent u in die streken bekend?’ Waarop de engel antwoordde: ‘Ja, ik ken de weg en ik heb er eens overnacht bij onze landgenoot Gabaël.’ Hierop zei Tobias: ‘Blijf op me wachten, dan ga ik het mijn vader vertellen.’ De engel antwoordde: ‘Doe dat, maar maak het niet te lang.’ Zo kwam Tobias bij zijn vader met de boodschap: ‘Ik heb iemand gevonden die met me mee wil reizen.’ Tobit zei: ‘Vraag hem bij me te komen; ik wil weten uit welke stam hij komt, en of het iemand is met wie je gerust op reis kunt gaan.’ Tobias ging hem halen. Rafaël kwam binnen en zij begroetten elkaar. Tobit vroeg: ‘Broeder, vertel mij, van welke stam bent u en uit welke familie?’ Maar Rafaël antwoordde: ‘Gaat het u om dingen als stam en familie, of om iemand die u wilt huren om uw zoon op zijn reis te vergezellen?’ Daarop zei Tobit: ‘Ik zou toch graag weten, broeder, tot welke familie u behoort en hoe u heet.’ Hij antwoordde: ‘Ik ben Azarias, de zoon van de grote Ananias, een volksgenoot.’ Daarop zei Tobit tegen hem: ‘Wees welkom, broeder. Neem me niet kwalijk dat ik gevraagd heb naar uw stam en familie. U bent dus een volksgenoot van me, uit een aanzienlijke en voorname familie. Want Ananias en Jatan, de zonen van de grote Simi, heb ik goed gekend toen we nog samen op bedevaart gingen naar Jeruzalem met de eerstelingen en tienden van de oogst. Zij zijn de dwaalwegen van ons volk niet gegaan. U bent van edele afkomst, broeder. Maar vertel mij, hoeveel loon moet ik u geven? Een drachme per dag naast de kosten van levensonderhoud voor u en mijn zoon? Als jullie gezond en wel terug zijn, geef ik u nog een toelage op uw loon.’ Aldus werd overeengekomen.

    Vervolgens zei hij tegen Tobias: ‘Bereid je voor op de tocht. Ik hoop dat jullie een voorspoedige reis zullen hebben.’ Toen zijn zoon zich voor de reis gereed maakte, zei zijn vader: ‘Ga nu met die persoon op reis. Dat God, die in de hemel woont, jullie langs de goede weg geleide en moge zijn engel jullie vergezellen.’ En beiden gingen op weg. De hond van Tobias ging met hen mee.

    Maar Anna, zijn moeder, weende en zei tegen Tobit: ‘Waarom heb je ons kind op reis gestuurd? Was hij niet onze steun, zolang hij hier bij ons leefde? Geld is ook maar geld. Vergeleken bij ons kind mag het niet meer zijn dan slijk. Wat de Heer ons gegeven heeft om van te leven, dat is genoeg voor ons.’ Tobit antwoordde haar: ‘Maak je toch geen zorgen, mijn zuster. Hij zal gezond en wel terugkomen en jouw ogen zullen hem weer zien. Een goede engel trekt immers met hem mee; zijn reis zal voorspoedig zijn en behouden keert hij terug.’ En zij hield op met wenen.

      

    Volgende week in Tobit en Co: Hoe zal de reis verlopen? Zullen Tobias en Sara elkaar ontmoeten? En zal Tobias willen trouwen met het meisje dat al zeven mannen verloren heeft?

    19-07-2007 om 19:40 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    08-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tobit wil sterven; Sara in Ekbatana wil sterven - Vakantieweekend 2 - Herman

    Aflevering 2 - 7en 8 juli C 2007
    (Tobit 3,1-3a.6-17)

     

    Vorige week in Tobit & Co: De rechtvaardige jood Tobit leeft in ballingschap in Nineve. Als hij ’s nachts een vermoorde volksgenoot heeft begraven, blijft hij volgens de reinheidswetten buiten slapen. Hij krijgt mussendrek in zijn ogen en wordt blind.

     

    Tobit vertelt: Gekwetst weende ik en ik bad verdrietig: ‘U bent rechtvaardig, Heer, en al uw werken en heel uw beleid getuigen van uw barmhartigheid en trouw. Als U oordeelt bent U trouw en rechtvaardig tot in eeuwigheid. Houd mij in gedachten en kijk op mij neer. Daarom, doe met mij wat U goeddunkt. Neem mijn leven terug, zodat ik bevrijd word en tot aarde verga. Want de dood is me liever dan het leven, nu ik valse verwijten te horen krijg en in grote droefheid verkeer. Laat mij eindelijk, uit deze benauwenis bevrijd, naar het eeuwig verblijf gaan. Wend uw aangezicht niet van mij af.

    Diezelfde dag werd Sara, de dochter van Raguël, die in Ekbatana in Medië woonde, beledigd door de dienstmeisjes van haar vader. Zij was namelijk al aan zeven mannen ten huwelijk gegeven, maar de boze demon Asmodaüs had hen gedood nog voor ze gemeenschap met haar hadden gehad. En nu zeiden de dienstmeisjes tegen haar: ‘Bent u soms krankzinnig, dat u de mannen wurgt? Zeven hebt u er al gehad, maar geen enkele heeft u gekregen. Waarom mishandelt u ons? Als zij gestorven zijn, gaat u maar naar hen toe. Zodat we nooit ofte nimmer een zoon of dochter van u te zien krijgen.’ Sara was zo geschokt dat ze zich wilde ophangen. Maar toen dacht ze: ‘Ik ben het enige kind van mijn vader. Wanneer ik dat doe krijgt hij de schande en breng ik hem op zijn oude dag door verdriet in het dodenrijk.’

    En ze bad bij het venster: ‘U bent gezegend, Heer, mijn God, en gezegend is uw heilige en heerlijke naam voor eeuwen. Moge al uw werken U in eeuwigheid prijzen. Welnu, Heer, ik richt mijn ogen en mijn gelaat naar U. Haal me weg van de aarde, Heer, zodat ik geen beledigingen meer hoef te horen. U weet, Heer, dat ik nooit met een man gezondigd heb, en dat ik mijn naam noch die van mijn vader heb onteerd in het land waar ik als balling leef. Ik ben het enige kind van mijn vader. Hij heeft geen ander kind als erfgenaam, noch een naaste bloedverwant voor wie of voor wiens zoon ik mezelf beschikbaar zou moeten houden. Zeven zijn me er al ontvallen. Waarom nog leven? Maar als het U niet goeddunkt mij te laten sterven, kijk dan op mij neer en ontferm u over mij, zodat ik geen belediging meer hoef te horen.’

    Het gebed van elk van hen werd gehoord voor de heerlijkheid van de Grote. En Rafaël werd gezonden om hen beiden te genezen. Om de witte vlekken van Tobits ogen weg te nemen, en om Sara, de dochter van Raguël, aan Tobias, de zoon van Tobit, tot vrouw te geven, en om de boze demon Asmodaüs in de boeien te slaan. Want het was voor Tobias weggelegd om Sara tot vrouw te krijgen. Op hetzelfde ogenblik dat Tobit zijn huis weer binnenging, kwam Sara uit haar dakkamer naar beneden.

     

    Volgende week in Tobit & Co: Hoe komen de verhalen van Sara en Tobit samen? Zal Tobit genezen van zijn blindheid?

    08-07-2007 om 10:36 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    01-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De rechtvaardige Tobit wordt blind - Vakantieweekend 1 - Herman

    Aflevering 1 - 30 juni en 1 juli 2007

    (Tobit 1,1a-2a.3.8b-14; 2,1b-7.9-14 - Tijdens de vakantie zijn er geen preken, maar worden deze eigentijds ingevuld)

     

    Het boek van de woorden van Tobit, de zoon van Tobiël, uit de stam van Naftali, die onder de regering van Enemessar, de koning van Assur, in ballingschap werd weggevoerd uit Tisbe, in Galilea.

    Ik, Tobit, heb heel mijn leven de weg van waarheid en gerechtigheid bewandeld; ik heb veel aalmoezen gegeven aan mijn broeders en aan het volk dat met mij naar Nineve in Assur getrokken was.

    Na de dood van mijn vader bleef ik als wees achter. Eenmaal volwassen, trouwde ik met Anna, uit onze eigen familie. Bij haar kreeg ik Tobias.

    Toen ik weggevoerd was naar Nineve, aten al mijn stam- en volksgenoten het voedsel van de heidenen. Maar ik zorgde ervoor dat niet te doen, omdat ik met heel mijn hart trouw was aan God. De Allerhoogste zorgde dat ik in de gunst kwam bij Enemessar en zijn vertrouwen won, zodat hij mij inkoper maakte. Geregeld reisde ik naar Medië. In Rages in Medië gaf ik eens tien talenten zilver in bewaring aan Gabaël, de broer van Gabria.

    Er werd eens, ter ere van mij, op Pinksteren, het Wekenfeest, een feestmaal aangericht. Toen ik aan tafel ging en de vele gerechten zag, zei ik tegen mijn zoon: ‘Ga eens kijken of je ergens een arme, godvrezende volksgenoot vindt, en breng hem dan mee. Ik wacht op je.’ Hij kwam terug met de boodschap: ‘Vader, op de markt ligt een van onze volksgenoten. Ze hebben hem gewurgd.’ Ik liet de spijzen onaangeroerd, sprong op en droeg het lijk naar een schuurtje, waar ik het achterliet tot zonsondergang. Thuisgekomen waste ik me en at in droefheid. Ik moest denken aan wat de profeet Amos gezegd heeft: ‘Jullie feesten zullen in rouw veranderen en al jullie vreugden in gejammer.’ En ik weende.

    Toen de zon was ondergegaan dolf ik een graf en begroef ik het lijk.

    Nadat ik de dode begraven had en ’s nachts thuiskwam, legde ik me, omdat ik ritueel onrein was, te ruste langs de muur van de binnenplaats, zonder mijn gezicht te bedekken. Ik had niet gemerkt dat er mussen in de muur zaten. Ik had mijn ogen nog open en op een bepaald ogenblik viel er mussendrek in. Ik kreeg witte vlekken in mijn ogen. Ik ging naar artsen, maar zij hielpen mij niet. Mijn neef voorzag in mijn onderhoud totdat hij naar het buitenland vertrok. Mijn vrouw Anna probeerde toen met handwerken geld te verdienen.

    Op zekere dag kreeg ze van de opdrachtgevers aan wie ze werk afleverde bij de betaling een bokje, als geschenk. Toen ze daarmee thuiskwam begon het te mekkeren. Ik vroeg Anna: ‘Waar komt het bokje vandaan? Is het niet gestolen? Breng het terug naar de eigenaars, want het is niet geoorloofd iets te eten dat gestolen is.’ Zij antwoordde: ‘Ik heb het als geschenk bij mijn loon gekregen.’ Maar ik vertrouwde haar niet en zei haar het bokje aan de eigenaars terug te geven. Ik schaamde me over haar. Maar zij antwoordde: ‘Waar blijf jij met je aalmoezen en je goede werken? Nu komt je ware aard aan het licht.’

     

    Wat zal de vrome jood Tobit doen, nu hij blind is geworden, terwijl hij alleen maar het goede wou doen? En hoe reageren zijn familieleden? Dat lezen we volgende week in het tweede deel van Tobit & Co.

    01-07-2007 om 19:42 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    24-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een veilig nest - Vakantieviering C 2007 - Fred

    Vakantieviering C 2007 – 23 en 24 juni 2007

    (Evangelie - Lucas 9, 51-58)

     

    Volgens sommige taalkundigen is het oudste zinnetje dat men in het Nederlands heeft teruggevonden geschreven rond 1100. Het is vermoedelijk een regel uit een liedje en het werd geschreven door iemand die zijn pen, zijn ganzeveer wilde proberen. Het zinnetje luidt: "Hebban olla vogula nestas bigunnan hinase hic anda thu". In huidig Nederlands is dat ongeveer dit: zijn alle vogels aan de bouw van hun nestje begonnen, behalve ik en jij.

    Als mensen hun leven met elkaar willen delen, gaan zij ook een eigen nestje bouwen en inrichten. Ze willen een plek waar ze thuis kunnen zijn en altijd thuis kunnen komen. Het gaat dan niet in de eerste plaats om luxe of comfort. Ze zijn vooral op zoek naar nestwarmte, naar geborgenheid.

    Julien Van Remoortere schreef ooit een trilogie over zijn jeugd in het Waasland. Als titel voor die drie boeken koos hij: "Een veilig stinkend nest". Het was er dan misschien armoedig, het was niet altijd even netjes, het kon er zelfs echt stinken, maar het was er veilig. Dat is wat met een nest wordt bedoeld.

    Studenten die op kot gaan maken hetzelfde mee. Het eerste wat ze doen is die kamer een beetje inrichten naar hun eigen smaak. Ze brengen er wat meubelen en voorwerpen in aan, waardoor ze zich thuisvoelen. En misschien vinden de moeders het dan wel niet stinkend, maar toch iets te rommelig. Maar de jongeren voelen er zich thuis, het is hun veilig nest.

    Als kinderen gaan trouwen of gaan samenwonen, zeggen we dat ze het nest verlaten. Er zijn tegenwoordig nogal wat koppels die pas later aan trouwen denken. En wat zien we? Zelfs als ze al jaren samenwonen, kan het gebeuren dat ze de nacht vóór hun huwelijk nog eens thuis gaan slapen. Symbolisch drukken ze daarmee uit dat ze de definitieve stap zetten uit het ouderlijke nest.

    De ouders kunnen dan last krijgen van het zogenaamde lege nest-syndroom. Maar ik kan uit ondervinding zeggen dat kleinkinderen daar een uitstekende en zalige remedie tegen zijn.

    Niet toevallig dus hebben wij een nest gekozen als symbool voor deze vakantie. Straks gaan velen van ons misschien andere oorden opzoeken. En wat is het eerste dat we gaan doen in ons vakantieverblijf? Juist, een paar meubelen verplaatsen, een paar foto's aanbrengen. Misschien ook het bed en de zetel eens uitproberen. In ieder geval, we zorgen ervoor dat we er ons zo vlug mogelijk thuis voelen, we maken er een beetje ons eigen nest van.

    In het evangelie van vandaag was Jezus met zijn leerlingen ook op reis. Zijn reisdoel was Jeruzalem, ook al wist Hij dat Hij in die stad zijn leven ging riskeren. En dan komen zijn leerlingen in een Samaritaans dorp en daar wil men Hem niet ontvangen. Dat is een grove inbreuk op de gastvrijheid, een heilige deugd in die tijd. Toch wil Jezus het dorp niet straffen.

     

    En dan zegt één van de leerlingen: "Ik wil U volgen, waar U ook naartoe gaat."  Het antwoord van Jezus is merkwaardig: "De vossen hebben een hol, en de vogels van de hemel een nest, maar de Mensenzoon kan nergens het hoofd neerleggen".

    Het zou kunnen betekenen dat Jezus en zijn volgelingen niet welkom zijn in deze wereld. Dat ze nergens thuishoren. Dat ze geen eigen nest hebben. In Jeruzalem staat men Hem naar het leven en in dat Samaritaans dorp wil men Hem niet ontvangen. Wie Jezus volgt is gedoemd een thuisloze te zijn.

    Maar we kunnen het ook wat positiever begrijpen. Jezus en zijn volgelingen zijn overal thuis. Ze hoeven zich geen eigen nest te bouwen. Hun nest is de hele wereld. Waar we ook terechtkomen de komende weken, tekenen van Jezus kunnen we overal vinden en ontmoeten.

    Het doet mij denken aan een oud Joods verhaal. Een leermeester krijgt bezoek van één van zijn leerlingen. Die zet een zak met geldstukken tussen zichzelf en de leermeester en zegt: "Rabbi, dit is heel mijn vermogen. Het is allemaal voor u, als u mij antwoord kunt geven op deze vraag: Noem mij één plaats op deze wereld waar ik God kan vinden".

    De rabbi dacht lang na en ging naar binnen. Na een tijdje kwam hij terug. Hij zette twee zakken met geldstukken tussen zichzelf en de leerling en zei: "Dit is heel mijn vermogen. Het mijne en het jouwe. Het is allemaal voor jou, als je mij antwoord kan geven op deze vraag: Noem mij één plaats op deze wereld waar ik God niet kan vinden".

    In de maanden juli en augustus brengen wij in de eerste lezing van alle vieringen het verhaal van Tobit. Dat is een boek uit het Oude Testament. Eigenlijk is het ook een reisverhaal, een verhaal over mensen die uit hun nest worden verdreven en op zoek gaan naar een nieuw leven, een nieuw onderkomen, een nieuw nest. Een verhaal met heel wat herkenbare thema's. We gaan het vertellen in negen afleveringen.

    En nu wensen wij iedereen deugddoende vakantiedagen toe. Voor hen die – al dan niet gedwongen – thuisblijven dat ze deugd kunnen beleven aan elkaar en kunnen genieten van kleine dingen. Dat ze hoop en troost vinden in moeilijke dagen. Voor hen die weggaan, dat ze oog hebben voor de gastvrijheid die hen wordt aangeboden. Dat ze tot rust komen en energie opdoen. En dat ze veilig mogen terugkeren naar het vertrouwde nest.

    24-06-2007 om 00:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    17-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uw geloof heeft u gered - 11de zondag C 2007 - Marc

    Elfde zondag C 2007 - 16 en 17 juni 2007 
    (Eerste lezing - Galaten 2, 16, 19-21)
    (Evangelie - Lucas 7, 36-50) 


    Soms zit er een klein Farizeeërke in ieder van ons... en dat is niet negatief bedoeld. Ik heb eens opgezocht op Internet wat ik over “Farizeeërs” kon vinden. Ik vond onder andere “Ze geloofden dat een vroom leven en een strikte navolging van de Wet, de mens dichter bij God zou brengen. De Farizeeërs zagen het als hun taak de gewone mensen te bereiken en om hun kennis aan hen over te dragen. De Farizeeërs waren bij uitstek een groep die zich identificeerde met het "gewone volk", en “Hun leer was consequent, hun opvattingen voor die tijd progressief en zeker niet conservatief.” Er waren Farizeeërs die het goed met Jezus konden vinden, Nicodemus bijvoorbeeld, en Paulus zelf was een Farizeeër, en hij stak dat niet onder stoelen of banken.

    Farizeeërs waren mensen die het goed probeerden te doen, en die er alles op zetten om trouw de wetten en de voorschriften van hun geloof te volgen. Daar was niets verkeerd aan. En mogen wij, die hier ’s zondags nog naar de mis gaan, niet zeggen dat we proberen ons best te doen, en volgens ons geloof te leven? Ik denk het wel. En het is te hopen dat we dat volhouden.

    Maar er zijn valkuilen op de weg van de Farizeeërs, op de weg van mensen die het goed willen doen. De eerste kuil is, dat we beginnen te geloven dat we het dan ook goed doen, en zelf-genoegzaam worden. Tenslotte, als wij het goed doen, hebben wij zelf daar toch voor gezorgd, nietwaar? Wij zijn “de goei”. En de tweede valkuil ligt daar vlak naast: als we onszelf zo goed vinden, vinden we ons gemakkelijk beter. Want zien we rondom ons geen mensen die er niet zo goed in lukken de regels te volgen...?

    In de eerste lezing, die lastige lezing, heeft Paulus het daarover. De wet van Mozes en die regels waar de Farizeeërs zich aan vastklampten, elke wet, die het alleen over regels, geboden, verboden heeft, kan ons niet redden. Want dat alleen is niet genoeg. Dan trappen we met open ogen in de valkuilen. Jezus volgen, Christus laten leven in mij, zoals hij zegt, dat is de weg die we moeten gaan.

    Het evangelie van vandaag kan ons die weg tonen.

    Het gaat over een zondares. Zij heeft er zwaar naast gezeten, Jezus weet dat ook, Hij weet dat haar heel veel vergeven moet worden. En Hij vergeeft haar: omdat Hij meer ziet in haar dan die zonde. Hij ziet dat ze tot veel liefde in staat is, en Hij ziet dat ze gelooft dat ook zij nog vergeving kan vinden. Zij gelooft in Hem, en in haar eigen wil om te veranderen. Een nieuwe kans geeft Hij haar: want Hij ziet meer in haar. Meer dan Simon ziet: die zag alleen een zondares, iemand die het minder goed deed dan hij. Hij ziet niet tot wat ze wel in staat is. Simon is blind, door zijn zelfgenoegzaamheid, zoals hij ook blind is voor wie Jezus eigenlijk is: hij ziet niet dat Hij wel de profeet is die de weg wijst.

    Zo gaat het verhaal ook over Simon, over een man die denkt dat hij goed bezig is, en denkt dat hij kan oordelen over een ander. Zo ziet hij niet dat hij aan zichzelf niet genoeg heeft, maar dat ook hij fouten maakt en vergeving nodig heeft. De korte parabel van Jezus gaat over twee schuldenaars: tenslotte is ook die andere, met zijn kleinere schuld, niet in staat om zijn schuld te betalen. Ook hij heeft zwakheden, en heeft kwijtschelding nodig. Maar hij ziet dat niet in, en blijft zitten met zijn schuld. Die vrouw wist wél goed dat ze aan zichzelf niet genoeg had, dat ze zelf in de fout was gegaan. Zij stond open voor vergiffenis, zij vertrouwde zich toe aan Jezus. Zij is in staat tot liefde: is zo’n vertrouwen niet een teken van heel grote liefde?

    Elke tekst in het evangelie is ook tot mij gericht. In mij zit soms iets van die zondares. Dan hoor ik vandaag dat ik niet mag wanhopen, maar dat ik altijd nieuwe kansen krijg, als ik blijf geloven in de vergeving, en als ik oprecht wil opnieuw beginnen. “Ga, in vrede” zegt Hij dan. En in mij zit ook dat klein Farizeeërke, dat zijn best wil doen, maar dat soms denkt dat het toch wat beter is dan “die andere”. Dan zie ik niet hoe de andere echt is, en geef ik aan de andere niet de kansen die hij of zij nodig heeft. En dan zie ik niet wie Jezus is, en wat Hij ook voor mij kan betekenen.

    Ja, we zijn niet perfect. We moeten dat goed weten, want anders worden we hovaardig. Maar tegen ieder van ons zegt Hij: “ga in vrede”. Hij blijft in ons geloven.

    17-06-2007 om 00:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    10-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maaltijd vieren - Sacramentsdag C 2007 - Jan

    Sacramentsdag C 2007 - 9 en 10 juni

    (Eerste lezing - Korintiërs 11, 23-26)
    (Evangelie - Lucas 9, 11b-17)


    Maaltijd vieren was erg belangrijk voor Jezus, want maaltijd stond in zijn ogen symbool voor gemeenschap maar ook als symbool voor delen.

    Met sacramentsdag herdenken we de instelling van de eucharistie.

    Dit gebaar, het zegenen en het breken en het delen van het brood is eigenlijk de fundatie van onze Christelijk samenzijn, de basis van ons wekelijks samenkomen..

     

    U weet dat in Vlaanderen eten en drinken vrij hoog op populariteitspol staat.

    Er kan geen kermis of geen verjaardag of geen communiefeest of familiefeest voorbijgaan zonder eens goed gegeten en gedronken te hebben.  Als we maar kunnen feesten, dan vinden we het goed.

    Maar feesten is toch ook samenzijn, en spreken over gemeenschappelijke interesses en spreken over straffe of waardevolle momenten en ook spreken over diegenen die er niet meer bij zijn en spreken met mekaar om dingen terug goed te maken, om te verzoenen wat scheef gelopen is.

     

    De eucharistie is niet anders.  Als we maar samenzijn.  Wij kleden ons ’s zondags anders dan in de week, we delen mekaars interesse, we luisteren naar teksten en herdenken of gedenken die er niet meer bij zijn.

    We vragen vergeving aan mekaar en aan God.

    We eten zijn brood, symbool van geestelijk voedsel en de drinken de wijn als symbool van zijn lijden en sterven voor ons.

     

    Dus, we mogen stellen dat Jezus er goed bij was toen hij deze gebruiken leerde aan zijn vrienden.

     

    In het begin van het evangelie van vandaag lezen we: “toen de dag ten einde begon te lopen….”

    Het wordt avond, en dat heeft altijd iets bedreigends over zich, zeker in de woestijn.   Daar zijn geen zekerheden,  daar weet men niet op voorhand wat de nacht brengt.

    Geen wonder dat de leerlingen bezorgd waren en zeiden: “stuur de mensen weg”

    Maar dat is nu het laatste wat Jezus zou doen.  Hij heeft toch altijd gezegd: “kom allen tot mij, allen die onder zorgen gebukt gaan”

     

    Maar Heer,….we hebben niet meer dan 5 broden en 2 vissen…en dat voor 5000 man.

    5 broden: symbolisch zoals de 5 boeken van Mozes

    2 vissen: symbolisch zoals de 2 tafels van de wet.

    Lucas verwijst met de 5 en 2 naar geestelijk voedsel.

     

    De 5000 man staat hier voor: héél veel volk.  Voor wereldwijd.  Het geestelijk voedsel is dus voor iedereen die er honger naar heeft.

     

    Jezus dankt…breekt…en deelt.  Dit zijn 3 ontzettend belangrijke gebaren.

    3 handelingen die belangrijk zijn in ons leven, in ons gezin, in alles waar we mee bezig zijn…

    Danken, breken en delen.

    Ook 3 basishandelingen in onze hedendaagse eucharistieviering. Eucharistie heeft slechts betekenis als wij het brood willen breken en delen, als wij er zijn voor anderen,  als we aandacht hebben voor de noodlijdenden

     

    En we weten allemaal, er zijn veel mensen die zeggen: “je moet niet naar de mis gaan om een goed christen te zijn”.   Maar ze missen wel deze 3 handelingen…

     

    Wie niet meer dankt is ondankbaar en verliest contact of vrienden, verliest zijn of haar uitstraling naar de medemens.  We moeten meer dankbaar zijn, ook voor dit geestelijk voedsel dat we zo nodig hebben.

    Danken is zo fundamenteel, het is mekaar erkennen, mekaar in de ogen durven zien en uitstralen dat we er zijn om voor mekaar goed te doen.

     

    Breken: je kan niet delen vooraleer je iets gebroken hebt.  Je moet van 1 stuk meerdere stukken maken om deze te kunnen weggeven.  Met het breken van het brood bedoelen we ook: we hebben iets over voor mekaar.  Wat ik te veel heb zal ik graag delen en wat jij nodig hebt zal ik u geven.  Als we eens met mekaar zouden kunnen omgaan….ik zou wel weten wie dan de verkiezingen zeker NIET zal winnen.

     

    Delen: om te delen moet je met meerdere zijn.  Zelfs voor 5000 man kan men voldoende voedsel vinden, zelfs in de woestijn, zelfs bij valavond….

    En weet je: er bleven nog 12 manden met brokken over.  Ze zullen dus niet gestorven zijn van honger, maar ook niet van angst of van eenzaamheid.

    Hun honger naar geestelijk voedsel zal wel gestild zijn.  Er was overvloed, Jezus geeft zijn voedsel in overvloed.

    Een feest is maar goed als er echt veel overschiet.  Wie van ons kent dat probleem niet?

     

    Jezus is ons nabij als een bron van kracht, als een bron van leven, en wel van “leven in overvloed”  12 manden schoten er over , 12 manden voor “in de mazen van het net”

    Vrienden, als conclusie zouden we kunnen zeggen, hoe groot de honger ook is, of hoe groot de massa, er is altijd genoeg als je maar wil delen.

    Danken, breken, delen.

    Als wij dan eten van dit brood, en drinken uit deze beker, verkondigen wij zijn dood, totdat hij wederkomt.

     

    Jan Van Noten

    10-06-2007 om 00:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    02-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3 namen, 3 beelden, 3 manieren - Heilige Drie-eenheid jaar C 2007 - Gie

    Zondag Heilige Drie-eenheid jaar C 2007 – 2 en 3 juni 2007

    (Eerste lezing - Spreuken 8, 22-31)

    (Evangelie - Johannes 16, 12-15)

     

    Lieveke, zoeteke, schatje, knuffeltje, hartendiefje, honingpotje, schatteboutje, suikerfeetje, mandarijntje, appelflapje, aardbeitje.

    Ik weet niet hoe jij je lief noemt, maar het blijkt dat meer dan de helft van onze koosnaampjes gaan over lief, schattig en vooral zoet. Maar bovenop al die zoete namen blijft de eigen voornaam de meest geliefde en meest gebruikte troetelnaam.

     

    In de love-song uit de beroemde musical West Side Story noemt Tony zijn geliefde bij haar naam: ‘Maria’. Hij herkauwt als het ware haar naam: het mooiste geluid dat hij ooit heeft gehoord, die mooiste klank in één enkel woord: Maria.

    Hij kent pas het meisje Maria. En plots zal die naam voor hem nooit meer hetzelfde zijn, Maria.

    Hij heeft haar gekust en plotseling kreeg heel die naam een wonderlijke klank voor hem. Maria! Zeg het luid en het is muziek. Prevel het zacht en het wordt bijna een gebed. Maria, hij blijft het herhalen. Maria! Het mooiste geluid ooit gehoord: Maria!

     

    “Liefde gaf u duizend namen”, zo schreef August Cuppens het voor Lodewijk de Vocht. En nog altijd komt men, als men gaat langs Vlaamse wegen, Maria overal tegen als "Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen".

    Ondanks dit mooie lied en de vele kleine en grote kapelletjes “langs Vlaamse wegen, oude hoeve, huis of tronk”, hebben we niet zo vlug “duizend namen, groot en edel, schoon en zoet” ter beschikking.

    In de litanie van de heilige Maagd, spreken wij haar onder meer aan als: Heilige Maria, Moeder Gods, Maagd der maagden, Moeder van de Kerk en van goede raad, Spiegel van gerechtigheid, Zetel van wijsheid, Oorzaak van onze blijdschap, Geestelijke roos, Toevlucht der zondaars, Troosteres der bedrukten, Hulp der christenen, Koningin der engelen, Koningin van alle heiligen, Koningin ten hemel opgenomen, Koningin van de rozenkrans, Koningin van de vrede, Geef ons de vrede

     

    Ik weet niet hoeveel namen er in die litanie worden genoemd. Maar als we er haar beeld in de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Gaverland, de grot van Oostakker, de basiliek van Scherpenheuvel en al die andere bedevaartsplaatsen van Lourdes tot Czestochowa en van Beauraing tot Fatima bijtellen, moeten we dicht bij de duizend namen komen.

     

    Ook de Hindoes kennen een lied met duizend namen. In “de duizend namen van Vishnoe”, worden evenveel namen gegeven aan de allerhoogste Heer van de wereld, de Aldoordringende Werkelijkheid, die geen begin en geen einde heeft.

    Die ene God van het heelal, heeft voor hen zoveel facetten of aangezichten, dat oneindig veel namen nodig zijn om hem te omschrijven.

    Zoals je het woord appel niet kunt uitspreken, zonder dat je het beeld van een appel oproept. Zo zijn de naam en de genoemde één. Zo kun je de namen van God niet uitspreken zonder zijn aanwezigheid gaandeweg werkelijk te maken. Hij komt thuis in zichzelf.

    Om de almacht van Vishnoe in beeld te brengen, wordt hij meestal voorgesteld met zeer vele armen.

    Om die grootsheid te omschrijven is er de hymne van “de duizend namen van Vishnoe”.

     

    De Islam kent de 99 Schone Namen van Allah. 84 van die godsnamen komen voor in de Koran. Allah wordt genoemd als de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle. Hij is de Bron van Vrede, de Schepper, de Levengevende, de Eerste en de Laatste. Hij is de Bron van Alle Goedheid, de Eeuwige en de Geduldige.

    Omdat iedere afbeelding tekort doet aan zijn almacht, mogen van Allah, net als van Jahweh, nooit voorstellingen worden gemaakt.

     

    Wij vieren deze zondag het feest van de Heilige Drie-eenheid, en het lijkt alsof wij het moeten stellen met “slechts” drie namen voor God: Vader, Zoon en Geest.

     

    Niets is minder waar. Zo simplistisch is het eigenlijk niet. Ook de bijbel geeft vele namen voor God.

    In het oude Testament vooral namen die Sterke of Machtige betekenen, gecombineerd met een omschrijving of een eigenschap: de God van het Begin, de God der Goden, de Trouwe God, de God van de Waarheid, de God van Oneindigheid, de God van Hemel en Aarde.

    Daar bovenop komen nog de 7000 plaatsen waar God in het Oude Testament als HEER wordt aangeduid. Een “vertaling” voor de naam door God aan Mozes onthulde bij de brandende braamstruik. "Ik ben die er is/ Ik ben die er zal zijn”.

     

    De naam van Jezus komt uiteraard alleen voor in het Nieuwe Testament. Daarbij nog bijna honderd andere namen om hem te omschrijven. Er zijn bijbelse namen die op Hem worden toegepast: de Mensenzoon, de Christus, de Messias, het Begin en het Einde, het Lam Gods, de Koning van de Joden, het Paaslam, de Levende, de Zoon van de Allerhoogste, de Goede Herder, de Koning der Koningen. En er zijn liturgische namen en titels voor Jezus: de Alfa en de Omega, de Leeuw van Juda, de Zoon van David, de Man van Smarten, de Wijnstok, de Deur van de Schaapskooi, de Vredevorst, de Heer der Heren.

     

    Bij de Heilige Drievuldigheid, die Heilige Drie-eenheid tussen Vader, Zoon en Geest, gaat het niet zo zeer om die drie namen. Het gaat ook niet alleen om het beeld dat er achter schuilt.

    Ook wij mogen God niet vastleggen in een beeld, want dan doen we geen recht aan het unieke van onze God. Er is niet één beeld dat alles kan zeggen.

     

    Het beeld van een oude man met lange baard wil een God tonen die wijs is, die ook ouder is dan wij zelf zijn. Zo zijn er ook nog veel andere beelden. In de liturgie gebruiken we bewust veel verschillende namen voor God door elkaar. We noemen Hem: Vader, en Moeder tegelijk, herder, stem die ons roept, vriendelijk licht, hand die mij geleidt, vriend, eeuwige liefde, almachtige, rots van vertrouwen, enzovoort.

    Niet alle beelden zijn even belangrijk of begrijpelijk. Het is dan ook niet altijd even duidelijk hoe je God kunt aanspreken.

    Er is echter één naam die er uit springt omdat Jezus, Gods eigen Zoon, ons die geleerd heeft. Jezus spreekt zijn Vader aan met Abba, wat eigenlijk papa betekent. Het is een heel persoonlijke, vertrouwelijke aanspreking. Toch mogen ook wij God zo aanspreken!

     

    Eerder dan om namen of om beelden, gaat het bij de Heilige Drie-eenheid om Drie manieren om lief te hebben!

    Misschien kan ik dat nog het best uitleggen met de legende van de drie monniken, een mooi verhaal uit de oosterse kerk:

    Drie eenvoudige monniken trokken naar een onbewoond eiland om er een klooster te stichten. Maar omdat ze niet konden lezen of schrijven, kenden ze zelfs de meest bekende gebeden niet. Toen de bisschop dat hoorde, maakte die zich zorgen over hun geestelijk leven. Hij ging hen met een boot opzoeken.

    Hij besteedde een hele dag en veel geduld om hen te helpen het 'Onze Vader’ van buiten te leren. Met een goed gevoel vaarde hij 's avonds terug.

    Tot zijn grote verbazing zag hij plots, vanuit zijn bootje, drie gestalten die zomaar over het water kwamen aanwandelen.

    Toen ze dichterbij kwamen zag hij dat het de drie monniken waren.

    Ze klommen aan boord en vroegen: "Hoe was het ook alweer, dat Onze Vader?" Toen riep de bisschop uit: "Maar in godsnaam, wat bidden jullie dan?"

    "Heel gewoon", zeiden de monniken. We zeggen: "God, U bent met zijn drieën, wij zijn ook met ons drieën, Heer ontferm U over ons."

    Dat antwoord ontroerde de bisschop zozeer dat hij zei: "Ja, dan bidden jullie dat maar. Want in dat korte gebed staat alles waarvoor we horen te bidden".

     

    Onze God is geen eenzaat. Geen God alleen, die opgesloten in zichzelf leeft. Gods wezen is liefde, verbondenheid, relatie, uitwisseling. En zoals bij God liefde wordt uitgewisseld en in hartelijke eenheid wordt beleefd, zo moeten wij het ook nastreven.

    Die drie monniken hadden overgroot van gelijk met hun gebed. Ze vroegen om deel te mogen hebben aan het leven van God. Om opgenomen te mogen worden in die eenheid van Vader, Zoon en Geest.

     

    Misschien kan het beeld van vader, moeder en kind ons helpen? Ook dat is een drie-eenheid. Liefde tussen man en vrouw die vruchtbaar wordt in hun kind. Ouderliefde en wederliefde van het kind voor de ouders. Uitwisseling van onderlinge liefde die wederzijds gemeenschap maakt. Drie en toch één. Eenheid in verscheidenheid.

    De intieme God-Vader. De Geest die ons bezielt. De Geest die ons alles ontvouwt over de Zoon. Die Gods droom, zoals Jezus die weerspiegelde, aan ons openbaart.

     

    Net als voor de drie monniken, kan ook ons gebed zeer eenvoudig zijn. Als wij een kruisteken maken en daarbij bewust hoofd, hart en schouders aanraken, kunnen wij als gelovigen ons geheel omgeven voelen door de drie-ene God.

    We kunnen beseffen dat ons leven niet is overgeleverd aan toeval of willekeur. Dat wij (God-zij-dank) leven in de ruimte van God, ons genadig gegeven door die drie-ene God van liefde. Amen

    Gie Stappaerts

    2 juni 2007

    02-06-2007 om 00:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    26-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pinksteren C 2007 - Ria

    Pinksteren C 2007, 26 en 27 mei 2007

    (Eerste lezing - Handelingen 2, 1-11)

    (Evangelie - Johannes 20, 9-13)
     

    Pinksteren, het sluitstuk van de feesten rond de persoon van Jezus.
    Pasen, de opstanding,
    Hemelvaart, het woord zegt het zelf
    en nu Pinksteren waar de belofte die Jezus aan zijn volgelingen deed, bewaarheid wordt.
    De belofte dat Hij een helper zal zenden die er voor zal zorgen dat ze zullen begrijpen wat er gezegd en gebeurd is.

    De viering van de dag van Pinksteren, nl. de 50ste dag na Pasen, vinden we in het Oude Testament terug en dit op verschillende plaatsen. Joden vierden die dag het Oogstfeest: ze offerden vrijwillig de eerste vruchten van het veld.
    Later werd op diezelfde dag herdacht dat Jahweh neerdaalde op de berg Sinaï en een verbond sloot met Zijn volk.

    Ook toen was er sprake van wind en vuur. Pelgrims die naar Jeruzalem kwamen om dit feest te vieren, kenden er de betekenis van. Wanneer ze, uitgerekend op die dag de leerlingen horen spreken, verstaan zij ieder in hun eigen taal wat gezegd wordt. Ze waren immers bereid te luisteren. Zo werden zij één groep, bezield met dezelfde Geest en hetzelfde verlangen wereldwijd één te zijn.

    De apostelen, tot dan toe slechts leerlingen of volgelingen van Jezus, worden ook gegrepen door hetzelfde verlangen om die Boodschap uit te dragen.

    Waar ze aanvankelijk dachten dat de Blijde Boodschap alleen bestemd was voor de Joden, werden ze door een innerlijke kracht zo begeesterd, dat ze uit hun vertwijfeling los komen en tot verbazing van iedereen een boodschap brengen, zo enthousiast dat iedereen het wel begrijpen moest.

    Lucas vertelt ons de uiterlijke verandering die plaats vindt. Zij zijn geen twijfelaars meer, ze zijn apostelen geworden: gezondenen!

    Door Gods Geest bezield, verdwijnt hun twijfel en angst en trekken vol geestdrift de wereld in. Aan ieder die luisteren wil, spreken ze over de heerlijkheden van God die het welzijn en het geluk van de mensen wil en hoe zijzelf daaraan kunnen en moeten werken.

    Het feest van Pinksteren herinnert er ons aan dat het een stil feest is, maar dat telkens opnieuw gebeurt zowel in de kerk als in ons eigen hart. De Geest, die de Twaalf begeesterde, werkt nog steeds. Hij is als de wind die alles in beweging zet. Het is Gods adem die alles in leven houdt, die lucht en veerkracht geeft.

    Het is de Geest die maakt dat wij als Christenen toch een beetje een andere kijk hebben op de wereld, de mensen om ons heen, kortom op het hele leven. Wij weten ons van de aarde waarop we leven maar tegelijk weten we ons burgers van hemel!

    Dat weten en geloven we door de Geest ons door Jezus nagelaten en door de Vader ons ingeblazen.

    Tot besluit een prachtig citaat en doordenkertje van een mij onbekende auteur:

     

    Doorheen Jezus zie je de Vader

    Maar door de Geest zie je wie Jezus was.

    26-05-2007 om 00:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    20-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tussen Hemelvaart en Pinksteren - Zevende paaszondag C 2007 - Herman

    Zevende paaszondag C 2007 - 19 en 20 mei 2007

    (Eerste lezing - Apokalyps 22, 12-14, 16-17, 20)

    (Evangelie - Johannes 17, 20-26)

    Vandaag is het de zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren. Jezus is opgenomen ten hemel, de beloofde Geest moet nog komen. Dat roept als vanzelf een tijd op van stilte, van inkeer en gebed. Vorige donderdag hoorden we nog hoe Jezus zijn leerlingen vroeg om bij elkaar te blijven en te wachten op wat zou komen: zijn heilige Geest.

    Bij dit gebed van de eerste leerlingen sluit de kerk zich vandaag aan.

     

    Meer en meer worden we ons ervan bewust dat bidden belangrijk is in het leven van een christen. We kunnen werken, organiseren, plannen, enz. Maar als dit niet gevoed wordt door een houding van gebed, is al ons werken en lopen een lege doos.

     

    In het evangelie krijgen we een mooi voorbeeld van gebed. Jezus bidt voor zijn leerlingen en voor alle gelovigen die na hen komen. Voor ons dus. Vlak voor hij naar de Olijfberg gaat, zijn laatste uren tegemoet, richt Hij zich in innige verbondenheid tot zijn Vader.

    Hij bidt dat zijn leerlingen en zijn volgelingen in eenheid met elkaar zouden leven.

    Deze eenheid vindt zijn oorsprong in een andere diepere eenheid: Jezus en de Vader.

    Bidden begint bij het weet hebben van de relatie tussen jezelf en God.

    En soms is dat gebed al genoeg. Even stil worden en je bewust worden dat God er is. Dat Hij er is voor jou. En dat jij er ook bent voor God.

     

    ‘Er moest maar eens een oorlog komen, dat zouden de kerken wel terug vol zitten’, horen we soms schamper roepen. Nood leert bidden, zeggen ze soms. Alsof bidden alleen maar vragen is.

    Bidden is duizend keer meer dan dat. Bidden begint met het weten dat je als mens niet alleen staat, dat je je leven en bestaan niet aan jezelf te danken hebt. Bidden begint met je te realiseren dat God zoveel groter is dan wij kunnen bevatten. Dat Hij ons draagt en kent.

     

    Zo bidt Jezus vanuit het besef van de verbondenheid tussen Hem en zijn Vader. Die eenheid wenst Jezus ook toe aan zijn volgelingen, aan ons. Als ik er diep van doordrongen ben, dat ik mijn leven niet aan mijzelf te danken heb, dan weet ik dat dat ook voor anderen geldt. Alle mensen danken hun bestaan aan dezelfde God, drinken aan dezelfde bron. Als ik me daar van bewust ben, dan beschouw ik de ander als medemens, dan weet ik dat we broeders en zusters zijn van elkaar.

     

    Daarom zegt Jezus ook dat er maar één gebod: God beminnen en je naaste als jezelf. Jezus weet dat, als we God beminnen, we niet anders kunnen dan ook onze naaste graag te zien. Wie weet heeft van de diepste bron van zijn bestaan, zal als vanzelf ook opkomen voor mensen die hulp en ondersteuning nodig hebben.

     

    Dit gebed vraagt om oefening en toeleg. Kardinaal Danneels vergeleek de biddende mens ooit met een concertpianist: “Als de pianist een dag niet oefent, dan merkt hij dat zelf op. Als hij twee dagen dagen niet oefent, dan horen zijn vrienden het. Als hij drie dagen niet oefent, dan merkt het grote publiek het. Zo is het ook met bidden. Als ik een dag niet bid, dan merkt God het. Als ik twee dagen niet bid, dan bespeur ik dat in mezelf. En wanneer ik drie dagen niet bid, merkt mijn omgeving het.”

    20-05-2007 om 13:24 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    16-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hemelvaart C 2007 - Herman

    Hemelvaart C 2007 - 17 mei 2007 
    (Eerste lezing - Handelingen 1, 1-11)
    (Evangelie - Lucas 24, 46-53)

     

    Toen Joeri Gagarin, de eerste mens in de ruimte, door de communistische propagandakranten gevraagd werd, of hij na zijn omwenteling rond de aarde de hemel had gezien, zei hij: ‘Nee, er is niets bovennatuurlijks daarboven.’

    Toen de Amerikaan Allen een jaar later hetzelfde gevraagd werd, zei deze: ‘Ik heb God gezien daarboven.’

    En allebei hadden ze gelijk, zowel Gagarin als Allen. Natuurlijk is daarboven, boven de wolken en de atmosfeer de hemel niet te vinden. Toch niet zoals men hem vroeger voorstelde, of zoals hij in de Bijbelse beeldtaal wordt voorgesteld.

    Volgens het oude bijbels wereldbeeld was de aarde een vaste schijf die op het water dreef. Boven ons was het firmament, met de zon, de maan en de sterren en daarachter de hemel: de woonplaats van God.

     

    Nu weten we dat de aarde een piepkleine planeet is die rond de zon draait.

    De zon is een van de miljarden sterren van ons zonnestelsel.

     

    Maar de andere astronaut had ook gelijk, alleen keek hij met andere ogen. Met de ogen van de gelovige. Geloof en wetenschap sluiten elkaar niet uit. Hij wist ook dat de aarde een klompje materie is die rond de zon draait in het eindeloze heelal. Maar als gelovige was hij ten diepste geraakt door de aanblik van de blauwe planeet. Zozeer zelfs dat hij er een stukje God in zag.

     

    Op deze Hemelvaartsdag worden wij aan het denken gezet over wat de hemel is. En waar die hemel wel zou kunnen zijn. In ons kerkvernieuwingsproject hebben we geprobeerd er een antwoord op te formuleren: een plaats waar iedereen welkom is, waar iedereen tot zijn recht mag komen: groot en klein, arm en rijk, wit of gekleurd, hetero of homo, vrouw of man, ... Als dat kan, dan ontdekken we de hemel.

     

    Het is een zoektocht. Die hemel vind je niet vanzelf. Die moet je ontdekken... gaandeweg.

     

    Zo was het ook bij de apostelen. Ze moeten het ook stilletjes ontdekken wat het betekent: Jezus loslaten, Hij is weg, “Hij is niet meer hier”, “maar zijn graf was toch leeg”, “begin hiervan te getuigen, te beginnen in Jeruzalem, tot aan de uiteinden van de wereld”...

     

    Ook voor hen was het allemaal veel. Misschien daarom dat ze er in de Handelingen van de Apostelen veertig dagen over doen.

    Veertig is een symbolisch getal. We horen er onmiddellijk de ‘veertig jaar woestijn’ in van het Godsvolk. Veertig jaar van uitzuivering, loutering, zoeken en toch nog niet vinden, elke keer weer een stapje dichter.

    Veertig dagen was ook Jezus in de woestijn, opnieuw de tijd van zoeken, vasten, loutering, zuivering van zijn verlangens, van zijn roeping, van zijn opdracht.

     

    Zo krijgen de apostelen ook veertig dagen om uit te zoeken wat dat mysterie van goede-vrijdag, pasen, hemelvaart en pinksteren inhoudt. Want het is één mysterie. Het hoort bij elkaar.

    Het zijn vier facetten van dezelfde diamant- één gebeuren maar op vier panelen geschilderd.

     

    Ik neem u even mee naar goede vrijdag. Jezus is gestorven op een kruis.

    De leerlingen zijn bedroefd en ontgoocheld. En hoe gaat het met mensen die rouwen...  Dat weet je zelf wellicht uit eigen ervaring. Je hebt nergens anders nog oog voor dan voor het onbegrijpelijke verlies dat je op dat ogenblik treft.

    De weg tot opstanding, tot geloven in de verrijzenis kan soms lang zijn,

    een lange weg van Jeruzalem naar Emmaus.

     

    Op het kruis zei Jezus tot de goede moordenaar:

    Heden nog – niet over drie dagen of over veertig dagen –

    heden nog zult je met Mij zijn in het paradijs.

    Toen boog Jezus het hoofd en gaf de geest. Je kan dat letterlijk nemen:

    Hij gaf op het moment van sterven zijn geest aan zijn leerlingen.

     

    Vandaag vieren we één facet van het ene gebeuren.

    Dat God Jezus heeft opgenomen in de hemel. Waar is de hemel?

     

    “Na deze woorden werd Hij ten aanschouwen van hen omhoog geheven en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.” Zo schildert het de evangelist Lucas

    De hemel is niet boven het firmament. De Hemel is waar God is!

    In de catechismus stond vroeger: God is in de hemel, op de aarde en op alle plaatsen.

    en in de bijbel lezen we: god is liefde, waar liefde is daar is God.

     

    Jezus is opgenomen ten hemel – leeft bij God. Ook dat is onze toekomst.

    We ontvangen het leven van Gods liefde en naar die liefde keren we weer.

    Wij  mogen naar de hemel kijken, naar het mysterie van Gods liefde

    maar niet blijven staren.

     

    Het is hier te doen! Er is maar één wereld. Geen aarde hier beneden en een hemel hierboven. Hier is de hemel. Hier is de wereld, doordrongen van Gods Geest. En die vraagt dat wij hiervan getuigen in woord en daad.

     

     

    Met dank aan Louis Van Hoof

    16-05-2007 om 00:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    13-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geschenk en opdracht - Zesde paaszondag C 2007 - Jan

    Zesde paaszondag C 2007 - 12 en 13 mei 2007
    (Eerste lezing - Handelingen 15, 1-2.22-29)
    (Evangelie - Johannes 14, 23-29)

    De eerste lezing vertelt een beslissende episode in de jonge Kerk. Hoe beslissend, kunnen we ons nauwelijks voorstellen, maar het is zeer goed denkbaar dat het christendom nooit zou verspreid geraakt zijn als er op dat moment andere beslissingen zouden genomen geweest zijn.

     

    In het begin verkondigden de apostelen Gods Blijde Boodschap alleen aan joden. De eerste christenen waren dus allemaal joden, die trouw bleven aan de joodse wet, en die tegelijk geloofden dat Jezus de Messias was. Maar er leefden ook heel wat joden buiten Israël, dus trok vooral Paulus naar Syrië, Griekenland, Rome of, zoals we vandaag lezen, naar Antiochië, in het huidige Turkije. Nu bleek op al die plaatsen dat niet-joden dikwijls meer openstonden voor Jezus’ leer dan joden. Er groeide dus een groep christenen die niet leefde volgens de joodse wet. En daar hadden sommigen joden het moeilijk mee. Ze zegden tegen die niet-joodse christenen dat ze niet konden gered worden als ze niet besneden werden en de joodse wet niet onderhielden.


    De ruziestokers in de jonge kerk waren Paulus en zijn assistent Barnabas.

    Ze namen niet-joden die christen wilden worden in de gemeenschap op, zonder ze te verplichten alle voorschriften van de joodse wet na te leven.

    Overtuigde joodse christenen spraken er schande van. .

    Maar Paulus wou van geen toegeven weten. Er dreigde een open conflict.

    Allesbehalve vrede! De vrede die Jezus' volgelingen van hem hadden gekregen, viel hun niet als een geschenk in de schoot.

    Het was een opdracht die ze konden vervullen als ze luisterden naar de Geest.

    Een conflict kun je op verschillende manieren aanpakken. De gemakkelijkste is het conflict uit de weg gaan door van elkaar te scheiden. Zo zien we het dikwijls gebeuren. De jonge christelijke gemeenschappen hadden kunnen zeggen: we zitten op een breekpunt, laten we uit elkaar gaan. We gaan elk onze eigen weg en komen bij elkaar niet over de vloer.
    Een tweede mogelijkheid is een oorlogsverklaring. De eerste christenen hadden kunnen zeggen: we gaan het uitvechten. We zoeken elk de machtigste bondgenoten voor ons standpunt en zien wie het haalt. Wie verslagen is gehoorzaamt de overwinnaar. Zo worden veel conflicten uitgevochten.  De geschiedenisboeken staan er vol van…

    De jonge kerk heeft de moeilijkste weg gekozen. Die van het gesprek. Ze zijn in Jeruzalem rond de tafel gaan zitten. Het zal er wel hard aan toe gegaan zijn. Maar ze hebben geluisterd naar elkaar, overtuigd van mekaars eerlijke bedoelingen, en ze zijn eruit geraakt.

    Eensgezind, een haalbaar compromis, zouden we kunnen zeggen.

    De drempel om anderen in onze kerk uit te nodigen dienden we al zo lang zo laag mogelijk te leggen.  Vorige weken zijn er enorm veel mensen nog eens in onze kerk geweest.  De familieleden van onze communicanten.  Ze zijn het nog eens komen bekijken.  Het percentage mensen dat we nog zullen terug zien zal waarschijnlijk niet zo hoog liggen.  Maar toch hebben we hen een kans gegeven, een hand uitgereikt, een vredevol gebaar getoond.  Dat is onze plicht.

    In het evangelie zegt Jezus: “Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld ze geeft, geef Ik ze u.” Nee, geen wereldse vrede want dat is gewoon “geen oorlog voeren”, maar een innerlijke, en tegelijk zeer actieve vrede. Een vrede die steunt op dat ene gebod: ‘Bemin God bovenal en uw naaste gelijk uzelf.’

     

    Ook vandaag heersen in de kerk meningsverschillen en conflicten, op punten waaraan door sommigen zwaar wordt getild en waar anderen licht overheen stappen.

    Aan de ene kant: trouw aan de traditie – aan de andere kant:  klaar zijn voor de uitdagingen van de toekomst.

    Moeten we ons niet laten beleren door de kerk van de eerste generatie van christenen? De uitkomst van het conflict dat haar verdeelde was het besluit "geen enkele last op te leggen dan wat strikt noodzakelijk is". Welke lasten worden vandaag aan mensen opgelegd die tot de kerk willen blijven behoren? Aan mensen die bereid en bekwaam zijn om een verantwoordelijke taak in de christelijke gemeenschap op zich te nemen? Het zijn vragen die de vrede in de kerk op de proef stellen.

    We moeten straks met de priester maar mee bidden als hij vóór de communie vraagt dat de verrezen Heer in ons midden niet zou letten op onze zonden maar op ons geloof, let niet op onze zonden maar op het geloof van uw kerk… dat hij zijn belofte zou vervullen en vrede zou geven in zijn naam.

    Dat is dan geen kant en klaar cadeau, maar een opdracht.

     

    Laten we dat dus doen: leven en handelen naar dat ene gebod. Als persoon maar ook als Kerk. Gods Kerk. Geen wirwar van geboden en verboden, geen zwaardere last dan juist dat ene gebod, waarvan alle andere zijn afgeleid: Bemin God bovenal en uw naaste zie je zo graag als je uzelf.

     

    Jan

     

    Ideeën en inspiratie komen van B.J.De Clercq Dominicaan en van Romain Debbaut

    13-05-2007 om 11:10 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (1)


    06-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heb elkaar lief - Vijfde paaszondag C 2007 - Martine

    Vijfde paaszondag C 2007 - 5 en 6 mei 2007
    (Eerste lezing - Openbaring (21, 1-5a)

    (Evangelie - Johannes 13, 31-33a, 34-35)

    Het thema van deze viering is:’Heb elkaar lief’

    Het is als een opdracht, een wens, een diepe welgemeende vraag.

    Mensen op hun sterfbed spreken deze wens uit naar hun kinderen toe. ‘Blijf bij elkaar, zorg voor elkaar, blijf verbonden.’

    Het evangelie dat we net gehoord hebben, is het begin van de afscheidsrede van Jezus, uitgesproken op het laatste avondmaal.

    En hier horen we net hetzelfde: ‘Gij moet elkaar liefhebben.’ En Hij voegt er aan toe: ‘Zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben.’

    Ook Jezus heeft de diepe wens dat mensen elkaar liefhebben. Het is zijn laatste wil, zijn testament. Het is ook niet vrijblijvend. Hij noemt deze opdracht een gebod. Het is noodzakelijk dat ze elkaar liefhebben, pas dan blijven ze zijn leerlingen.

     

    En Jezus spreekt hier over een ‘nieuw’ gebod. Wat is hier nu ‘nieuw’ aan?

    Wel als we teruggaan in de geschiedenis mochten Joden zich wreken op hen die hen iets hadden aangedaan. Er stond geen enkele grens op. Later kwam de regel: ‘oog om oog, tand om tand’, hierdoor kwam een beperking: de wraak mocht niet meer eindeloos zijn.

    En dan kwam het Oude Testament. Daar konden we lezen:’Bemin je naaste als jezelf’ en dat was al een hele evolutie na de ’oog om oog, tand om tand’ regel. De norm in het Oude Testament was vooral de eigen liefde: doe nooit aan een ander wat je zelf niet graag zou hebben dat ze aan jou zouden doen.

     

    Maar met dit nieuw gebod gaat Jezus nog een stapje verder. Hij vraagt aan de Joden, en tevens aan alle mensen die zijn volgeling willen zijn: ‘Heb elkaar lief zoals ik jullie heb liefgehad.’

    ‘Zoals Ik jullie heb liefgehad.’ Hoe was die liefde van Jezus dan?

    Zij was gratuit en onvoorwaardelijk, onbaatzuchtig en belangeloos.

    Zijn liefde was niet afhankelijk van schuldbesef, berouw of verdienste. Zijn Liefde stond daar allemaal los van.

    Jezus stelt bijvoorbeeld aan Zacheüs geen voorwaarden om hem te ontmoeten.

    Aan de overspelige vrouw vraagt Hij niet eerst boete en bekering.

    Jezus begon altijd met zijn liefde aan te bieden, ondanks alles. Of deze persoon nu gelovig was of ongelovig, of hij, naar onze normen, goed leefde of niet, Jezus’ liefde was voor iedereen.

    En Hij heeft dit volgehouden, tot het einde toe. Hij is niet weggekropen uit angst, heeft zichzelf niet verloochend, maar heeft zijn leven gegeven voor zijn vrienden.

     

    Dit is wat Jezus ons heeft komen voorleven. En dit gebod van liefde gaat dus veel verder dan dat uit het Oude Testament. Daarbij komt dat het Nieuwe Testament zich richt naar alle volkeren op de aarde, in tegenstelling tot het Oude Testament dat zich vooral richt naar de Joden.

    We moeten niet denken dat we als Christenen bevoorrecht zouden zijn. De Geest van Gods Liefde waait waar Hij of Zij wil. Andersgelovigen en ongelovigen brengen er soms meer van terecht dan goede katholieken, denk maar aan Ghandi of de Dalai Lama of zovele stille werkers overal ter wereld.  

     

    In de eerste lezing heeft Joannes het over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Hij spreekt over een stad waar God tussen de mensen woont. Mensen nemen het voor elkaar op, zorgen voor elkaar, staan voor elkaar klaar. Het is de hoop die Joannes hier uitspreekt, de hoop op een betere wereld. Een wereld die Jezus gewild heeft.

     

    En nu wij, hier, mei 2007. Hoe ziet onze wereld er uit? Kunnen we zeggen dat we de wens van Jezus hebben waargemaakt?

    Misschien moeten we toch even stilstaan bij onszelf. Willen wij een leven waar mensen voor elkaar zorgen?

    De spreuk van vorige maand van ‘Bond Zonder Naam’, ging over de liefde, ze ging als volgt:

    “Alleen de liefde wordt rijker, als je ze weggeeft.”

    Beseffen we voldoende dat we pas door te geven, kunnen krijgen?

    Wat voor zin heeft het als je als ouder aan je kinderen zou zeggen: ‘Heb elkaar lief’, als je zelf dit nooit hebt voorgeleefd?

    Misschien moeten we ons even bezinnen. Weet dat je op elke moment kan veranderen, op elk moment kan je zaken bijsturen.

    Laten we proberen om Jezus te volgen en de zorg voor elkaar op te nemen.

    ‘Heb elkaar lief’

    06-05-2007 om 20:23 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    01-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lam en Herder - Vierde paaszondag C 2007 - Gie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vierde paaszondag C 2007 - 28 en 29 april 2007

    (Eerste lezing - Openbaring 7, 9.14b-17)
    (Evangelie - Johannes 10, 27-30)

    In het Museum voor schone kunsten loopt momenteel een belangrijke tentoonstelling over diptieken, tweeluiken, geschilderd van de 14de tot de 16de eeuw, door de zogenoemde Vlaamse primitieven.

    Het gaat om tweeluiken, twee meestal niet zo grote schilderijtjes die als de bladeren van een boek samenhangen.

    Nogal wat tweeluiken geven aan de ene kant een Ecce Homo, Jezus de Man van Smarten, geplaatst tegenover zijn wenende moeder, de Mater Dolerosa. Andere geven aan de ene kant een Madonna met kind en, daar tegenover, het portret van de opdrachtgever, dikwijls vergezeld van zijn patroonheilige. Soms gaat het om twee verschillende religieuze onderwerpen.

    Ofwel is er een soort dialoog tussen beide delen. Ofwel gaan ze over hetzelfde thema. Ofwel probeert de schilder, door de uitwerking ervan, voor ons het verband tussen beide schilderijen uit te leggen. Maar altijd is er ook een samenhang tussen beide afbeeldingen.

     

    De lezingen van vandaag vormen ook zo’n tweeluik.

    Aan de ene kant zien wij het Lam Gods. Een voorstelling die wij goed kennen van het grote retabel van de gebroeders Van Eyck in de Sint-Baafskathedraal in Gent.

    De schilder heeft getracht het verhaal uit de Apocalyps uit te beelden, dat wij vandaag hoorden in de eerste lezing. “een geweldige menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand”.

    Zij staan daar in groten getale, met hun palmtakken. En toch heeft de schilder een toegeving moeten doen. Rond de troon met het Lam knielen namelijk de zeven engelen in hun schitterend witte gewaden. Daarmee vergeleken zien de grauw-witte gewaden van de martelaren er maar uit als “gewassen met een ander product”. De schilder heeft er dan toch maar voor gekozen, de meeste van hen af te beelden in rode mantels “gewassen in het bloed van het Lam”.

    Wat Van Eyck wél zeer treffend heeft uitgebeeld, is het portret in het middenpaneel boven het Lam Gods. Zittend op zijn troon, met een tiara op het hoofd en een staf in de ene hand, is dit duidelijk het portret van De Vader. Met zijn bloedrode mantel, zijn donkere baard en zijn zegenende hand, heeft het echter ook alle kenmerken van De Zoon. Zoon en Vader tegelijk!

     

    Zo komen we bij de evangelielezing van vandaag, het tweede paneeltje van ons tweeluik, waarin Jezus wordt geschilderd als de Goede Herder.

    Ook deze voorstelling werd door verschillende schilders en tekenaars uitgebeeld. Ook hier zaten deze echter met een probleem dat moeilijk in beeld te brengen is: een Herder tonen, die tegelijk ook Lam is.

    Dat valt natuurlijk wel uit te leggen en het was ook goed te begrijpen voor mensen die zelf tussen de schapen leven en goed weten wat een herder is. Mensen die vooral goed weten wat een ‘goede’ herder is, die geen schapen laat wegroven en er geen enkel laat verloren gaan.

    Toch worstelen christenen al eeuwenlang met dit probleem. Om precies te zijn: sinds de bijbel uit het Joods-Aramees in het Grieks vertaald werd.Er is in het Aramees namelijk een woord "talja" dat twee betekenissen heeft. “Talja” kan "lam" betekenen, maar ook "knecht” of “dienaar".

    Wij komen die aanduiding voor de eerste keer tegen in het evangelie van Johannes, waar deze vertelt over de Johannes die aan het dopen was bij de Jordaan. Jezus kwam daar langs gelopen, en Johannes getuigt aan twee van zijn leerlingen die bij hem waren: “die daar is het Lam van God”. Het is waarschijnlijk dat Johannes de doper in Jezus de “Dienaar van Jahweh” heeft herkend, waarover de profeet Jesaja vroeger gesproken had. En wellicht was het zijn eerste bedoeling Jezus voor te stellen als die “Dienaar van God”, maar werd het Aramese woordje “talja” later (verkeerd) vertaald als “lam”.

     

    Moeten we dan maar meteen onze bijbel herschrijven en overal het woordje “lam” gaan vervangen door “dienaar”?

    Integendeel, want het beeld is juist. Christus ís inderdaad tegelijkertijd het Lam dat geofferd wordt, als de Herder die niet bang is voor een wolf en aandacht heeft, die bezorgd is voor al zijn schapen. Een echte Herder naar wie zij mogen opkijken als een leider. Vorst en dienaar tegelijk.

     

    Ik wil nog even terugkeren naar de eerste lezing van vandaag, over het Lam Gods uit de Openbaring van Johannes en de voorstelling daarvan op het schilderij van de gebroeders Van Eyck. Het portret in het middenpaneel stelt, zittend op zijn troon, De Vader voor, maar is tegelijkertijd ook De Zoon, met zijn rode mantel en zijn zegenende hand. Zoon en Vader tegelijk of, zoals geschreven in het evangelie vandaag: “Ik en de Vader, Wij zijn één!”

    Gie Stappaerts

    Bekijk de jongste telg van onze parochie: onze parochiesite.

    01-05-2007 om 09:39 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    22-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een stevig ontbijt - Derde paaszondag C 2007 - Marc

    Derde paaszondag C 2007 - 21 en 22 april 2007

    (Eerste lezing: handelingen 5, 27b - 32, 40b-41)
    (Evangelie: Johannes21, 1 - 14)

    Zeg ik tegen iemand “ga vissen”, dan is dat een manier om hem duidelijk te maken dat hij zich beter met iets onbelangrijks kan gaan bezig houden.

    Petrus heeft blijkbaar tegen zichzelf gezegd “Piet, ga vissen, jong...”.  Na de dood van Jezus zag hij het niet meer zitten.

    En hij was niet alleen. De vissers die Jezus geroepen had, keren nu terug naar hun oude stiel. Met een kater. Het verhaal verteld dat het nacht is, zoals het nacht was in hun hart. En ze vingen niets: de stemming bij die mannen zal onder zero geweest zijn.

    Misschien zijn er nu mensen die na de evangelielezing zijn beginnen denken: “Hier klopt iets niet...”. En ik kan ze gelijk geven, om drie redenen.

    De eerste reden is dat we vorige zondag ook over een verschijning van Jezus hebben gehoord. Petrus en de anderen waren daar bij. Toen werd er gezegd hoe ze gegrepen werden door de overduidelijke werkelijkheid van Jezus aanwezigheid. En nu willen ze terug gaan vissen? Is de schrijver al vergeten wat hij een bladzijde vroeger verteld had?

    Die schrijver is dat helemaal niet vergeten. We mogen ons alleen niet vergissen in zijn bedoeling. Hij wil geen historische reportage maken, waar elk detail klopt. Hij wil op de eerste plaats vertellen over het geloof in Jezus: hoe deugddoend dat is, maar ook: hoe moeilijk.

    Geloven in Jezus, geloven dat Hij leeft, dat Hij ons doet leven: dat geloof is bij de eerste christenen gegroeid, met vallen en opstaan. Ze hebben er tijd voor nodig gehad om het écht te geloven. Dat maakt Johannes hier duidelijk in zijn verhalen.

    Er zit een detail in het verhaal, dat vooral voor Petrus, en voor de Petrus in ons, veel betekenis heeft. Als de apostelen aan land komen, brandt daar een houtskoolvuurtje. Dat zal deugd gedaan hebben, zeker voor Petrus, die kletsnat was. En op dat vuurtje ligt al wat vis te roosteren: Jezus zorgt goed voor zijn volk.

    Maar Petrus zal wel teruggedacht hebben aan een ander houtskoolvuurtje: bij diezelfde Johannes staat dat Petrus zich stond te warmen bij zo een vuurtje, terwijl Jezus voor de Hogepriesters stond. En daar heeft zij zijn Heer driemaal verraden. Zo maakt ons verhaal nog op een andere manier duidelijk, dat geloven in Jezus een verhaal met vallen en opstaan is.

     

    En dan is er iets met die vis, dat niet helemaal klopt. Jezus vraagt: “Hebben jullie soms wat vis?”. En dan komen ze aan land, en dan ligt daar al vis te roosteren!

    Maar is dat ook geen mooi beeld van ons geloof? Jezus heeft ons nodig, hij vraagt ons mee te werken. Maar gelukkig: wij kunnen bij-dragen tot zijn werk, maar het resultaat hangt gelukkig niet van onze inspanningen alleen af. Hij is de waarborg dat er vis op het vuur kan liggen.

    Totaal overbodig dus, onze bijdrage? Helemaal niet. Als we voor zijn aanwezigheid openstaan, vangen we 153 vissen, staat er. Over die 153 hebben vele geleerden hun hoofd gebroken om dat getal uit te leggen, ze hebben er zelfs de wiskunde van de Grieken bij gehaald. Maar één ding is duidelijk: het gaat hier over een massa vis. Dank zij Hem, kunnen we heel veel. Misschien mogen we in die 153 vissen een symbool zijn, van de veelheid aan volkeren die de wereld kent. Misschien wil de evangelist duidelijk maken, dat het onze opdracht is alle mensen samen te brengen, en als we dat in de geest van Jezus doen, zal het net niet scheuren en zal er eenheid en eendracht zijn. Het net is misschien een symbool van wat de Kerk zou moeten zijn.

     

    Maar er is nog een derde iets dat precies niet klopt. We hebben dit verhaal al eens gehoord, bij Lucas. Daar gebeurt die wonderbare visvangst bij het begin van Jezus zijn openbaar leven, als hij zijn apostelen roept.

    Onze schrijver kende dat verhaal. maar omwille van zijn betekenis, plaatst hij het aan het einde van zijn evangelie. En dat is goed gezien: nu pas weten de leerlingen wat het betekent Jezus te volgen. Nu pas weten ze welke weg Hij moet gaan, nu pas hebben ze ervaren dat ze maar mensen zijn van vallen en opstaan, die de bovenmenselijke kracht van de verrezen Heer nodig hebben, anders lukt het niet.

     

    Het verhaal klopt dus wel. Het maakt ons duidelijk dat we als leerlingen van Jezus niet hoogmoedig moeten, zijn, maar dat we fier mogen zijn op wat Hij kan, door ons, als we voor Hem open staan. Het is die fierheid, die de apostelen uiteindelijk, na veel nachten van twijfelen en vallen heeft doen opstaan en zeggen: “Het is de Heer”. En in diezelfde fierheid stonden ze voor de Hogepriesters en konden ze zeggen: “Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen”. Aan hun fierheid kunnen wij ons optrekken, om onze eigen twijfels te aanvaarden, en te overwinnen.

    22-04-2007 om 00:00 geschreven door de preekploeg  

    Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier (0)


    De preekploeg van Sint-Anna-ten-Drieën, Antwerpen Linkeroever

    In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen.
    Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt.
    De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag.
    Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek.
    In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.

    Blog als favoriet !
    Archief per maand
  • 09-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 06-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 09-2005

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs