30ste zondag door het jaar C 2007 - 26 en 27 oktober 2007
Eerste lezing: Jezus Sirach 35, 12-14,16-18 Evangelie: Lucas 18, 9-14
In onze kindertijd luisterden wij allemaal graag naar sprookjes. Hoewel het verhaal soms redelijk ingewikkeld was, de moraal was altijd eenvoudig. Je had immers een heel duidelijk onderscheid tussen de goeien en de slechten. Er was geen vergissing mogelijk.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
En eigenlijk is het in veel verhalen of films voor zogenaamde volwassenen niet anders. In de middeleeuwse ridderverhalen had je ook heel vaak een witte en een zwarte ridder. De ene was een nobele held, de andere een schurk. Of neem nu een doorsnee thriller, een western, een detectiveverhaal. De goeien en de slechten zijn altijd duidelijk herkenbaar.
Zelfs in de sport is het zo. Wij supporteren voor onze landgenoten of voor onze ploeg. De anderen zijn de tegenstrevers. Als bij een voetbalwedstrijd de scheidsrechter een strafschop fluit, is dat voor één groep supporters altijd terecht. De andere groep supporters roept dat de scheidsrechter blind is.
En ook in het echte leven is het zo. Wij hebben de neiging de mensen in twee kampen te verdelen. En wij zitten altijd bij de goeien. Zo oordelen wij over een meningsverschil, een conflict, ja zelfs een oorlog.
Al maanden probeert men in dit land een regering te vormen. Waarom lukt het niet? Heel simpel, wij vinden dat de Vlamingen heel redelijk zijn, maar de Franssprekenden zijn van slechte wil. Het merkwaardige is dat men in het zuiden van het land net het omgekeerde beweert
Het evangelie van vandaag bespeelt een gelijkaardig thema. Het gaat over twee figuren, een farizeeër en een tollenaar. Twee mensen waarover nogal wat clichés en vooroordelen bestaan. De farizeeër gold in die tijd als de trouwe dienaar van God en van de wet. Hij kwam vaak naar de tempel, hij vastte regelmatig, hij stond zelfs een tiende van zijn bezit af. Hij vond van zichzelf dat hij tot de goeien behoorde. En vele mensen vonden dat toen ook.
Aan de andere kant is er de tollenaar. Hij was geen populaire figuur. Hij gold als een verrader. Hij collaboreerde met de bezetter en verbrak zo de broederschap. En meer nog: hij probeerde via zijn beroep zichzelf te verrijken. Hij was corrupt. Hij behoorde tot de slechten en eigenlijk was hij zich daar heel goed van bewust.
En Jezus doorbreekt dat beeld, Hij rekent af met de clichés. Hij verrast zijn publiek door te zeggen dat na het gebed de tollenaar gerechtvaardigd naar huis ging, maar de farizeeër veel minder. Hoe komt dat? Laten we even kijken naar wat de twee figuren doen en hoe ze zich gedragen.
Allebei gaan ze naar de tempel om te bidden. De tempel ligt op een hoogte, Je moet een soort berg opgaan. Je moet je als het ware losmaken van het gewone om te bidden. De farizeeër neemt vooraan plaats, de tollenaar achteraan. En hun gebed is totaal anders.
De farizeeër klinkt heel zelfbewust en bidt eigenlijk over zichzelf. Hij wijst God op zijn eigen verdiensten. En hij zet nog een stap verder. Hij dankt God dat hij niet is zoals die anderen, die uit zijn op eigen gewin, die onrecht doen en de wet overtreden. Hij typeert die anderen met een verwijzing naar "die tollenaar daar". Eigenlijk dankt hij God omdat hij tot het kamp van de goeien behoort.
De tollenaar daarentegen stelt zich veel nederiger op. Hij blijft achteraan, wat in de tempel zoveel betekent als onderaan, meer naar beneden. Hij durft zijn ogen niet naar de hemel te slaan, omdat hij zich bewust is van zijn eigen fouten, van zijn eigen falen. Hij vraagt God om vergiffenis en genade. Hij ging volgens Jezus gerechtvaardigd naar huis, omdat hij zich wilde bekeren. Jezus oordeelt dus niet over hun leven, over hun verleden, maar over hun gebedshouding.
Nu moeten we opletten dat we weer niet aan de verleiding toegeven om twee kampen te maken. We hebben in het evangelie al vaker verhalen gehoord over farizeeërs en we zouden daardoor de neiging kunnen hebben ons helemaal tegen hen af te zetten. Jezus komt herhaaldelijk met hen in conflict. En dus willen wij absoluut niet met een farizeeër vergeleken worden. En evenzeer weten we dat Jezus zich ook meermaals bekommerde om tollenaars. Zij gaan dus in ons denken en aanvoelen tot de goeien behoren.
Maar zo zwart-wit is het allemaal niet. Farizeeërs waren immers heel gelovige mensen. Zij trokken vaak naar de tempel, ze deden hun best om de wetten te onderhouden. De farizeeër in dit evangelie deed zelfs méér dan wat de wet van hem vroeg. Hij stond niet alleen een tiende af van het koren, de olie en de wijn, zoals de wet voorschreef. Hij gaf ook nog eens een tiende van zijn eigen bezit. Hij profileert heel duidelijk zijn godsdienstig leven. Misschien mocht daar in ons leven iets méér van te zien zijn. Zo zouden wij zelfs een voorbeeld kunnen nemen aan deze farizeeër.
En die tollenaar is natuurlijk ook geen heilige. De Joodse traditie, waar de farizeeër zo aan gehecht was, had hij verkwanseld om mee te doen met de bezetter. Hij geeft geen tiende van zijn bezit af, integendeel. Hij verrijkt zich op de kap van anderen. Mààr
hij toont hier de bereidheid zich te bekeren. En waartoe bekeert hij zich? Tot de traditie en de verbondenheid waar de farizeeër voor staat. Hij had als het ware de farizeeër nodig om te beseffen hoever hij van die traditie was losgeraakt.
Het evangelie toont ons hoe wij moeten bidden. Niet vanuit een besef van eigen verdienste, maar nederig en bewust van onze kleinheid. Maar evenzeer kunnen wij uit dat evangelie leren dat mensen zomaar niet kunnen onderverdeeld worden in twee kampen: de goeien en de slechten. Want dat wordt dan heel snel vertaald in: wij en de anderen. Laten we daarin ook maar wat nederiger zijn en elke mens in zijn waarde laten.
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|