Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
De weg van Jeruzalem naar Emmaüs daalt, gaat neerwaarts.
Op heel wat plaatsen in dit evangelie kan ik iets terugvinden van wat ons samenbrengt, vandaag, na die doortriestige coronatijd.
- Eerst en vooral het verdriet, de desillusie: we hadden het voor onze papa, ons moeke, den Bompa, voor onze geliefde heel anders voorgesteld. Het is allemaal veel te vlug gegaan. Bezoeken, troosten was vaak niet mogelijk.
Zoveel beperkingen dat we soms geen waardig en familiaal afscheid konden nemen.
Ineens bleef alleen over: herinnering, verdriet, afscheid. Leven zonder jou...
"En wij hadden gehoopt" zeggen de leerlingen van Emmaüs.
Het verstand begrijpt dat er maar één zekerheid in het leven bestaat,
en dat is onze eindigheid. En dat het met die ziekte beter is, zo.
En dat het niet langer moest duren, niet dat afzien, niet die onzekerheid of de pijn.
Maar met onze gevoelens gaat het bergaf, zoals die dalende weg, zo symbolisch, tussen het hoger gelegen Jeruzalem en Emmaüs, het dieptepunt.
Het alledaagse leven had ons met ontelbare onzichtbare draadjes aan elkaar geweven.
Nu ze van ons zijn heengegaan, moeten al die draadjes allemaal weer losgemaakt worden. Dat is de pijn die we voelen.
En die pijn willen we niet verdringen. Nooit.
In deze dagen van vallende bladeren,
waar straten met vergankelijkheid worden getooid
herinneren wij ons hun namen, zij die ons op de weg van het leven hebben gezet.
Die ons levenskracht en voorbeeld gaven om te overleven in de soms harde wereld,
die ons lief hadden of bevestigden in de pogingen die we ondernamen om ons te ontwikkelen tot een waardevol mens,
die ons leerden voelen dat het belangrijker is te zijn dan te hebben,
die ons leerde kijken, kritisch maar ook liefdevol.
Die ons de zekerheid gaven dat we alles niet alleen hoefden te doen,
die vertrouwden op die liefdevolle God die uiteindelijk alles ten goede keert.
En wij hopen dat wij ook af en toe zulke mensen mogen zijn.
Zij lieten zien wat 'heilig' is in het leven, wat de moeite waard is
en wat kost wat kost moet gered worden, alle toewijding verdient.
Zij waren vader, moeder, broer, zus, buur of vriend.
Mensen die licht brachten in ons bestaan.
Innig en respectvol willen we vandaag met jullie meeleven bij het heengaan van jullie geliefden. Samen in hoop en soms wanhoop. Veel eenzaamheid.
"God blijf jij nabij zoals alleen liefde nabij kan blijven, onverwoestbaar ook als het avond wordt en de dag ten einde?"
- "Brandde ons hart niet zoals Hij met ons sprak", zo beschrijft Lucas de leerlingen die de desillusie achter zich laten en de terugweg aanvangen met voorzichtige stappen.
Wellicht herinner je die laatste momenten: gefluisterde woorden, een zacht rollende traan, het aandachtig luisteren naar de adem,
die laatste zoekende ogen, die verstrengelende handen, het zalven met heilige olie.
Zo inets nabij.
En kijk, er zullen momenten komen dat jij je liefste ongetwijfeld zult herkennen in een teken, een gelaatstrek, een gebaar van kinderen en kleinkinderen.
Het zal je soms heel onverwacht treffen.
Dan zal je zeggen: 'sprekend ons ma, onze papa, Oma...'.
Laat de herinneringen maar opborrelen, de vele verhalen en anekdoten, en leg ze samen als een grote legpuzzel. Stukjes ontbreken, duiken op mettertijd, maar hij zal nooit helemaal afgeraken... een schoon mensenleven is onuitputtelijk.
Soms zal je hun stem horen die je toefluistert: "als je verdrietig bent, kijk dan diep in je hart en je zult zien dat je weent om wat je vreugde schonk.
Jij hebt mij zo diep in jou toegelaten dat ik er altijd, altijd blijven zal."
Bij de lezingen van vandaag vallen mij twee zaken op:
In beide gevallen is er sprake over blinden;
In beide is er ook sprake over de Heer/Jezus die zijn volk (inclusief de blinden, lammen, zwangere en barende vrouwen) terug haalt en redt/geneest.
In het evangelie valt de naam Bartimeüs. Wie was dat eigenlijk?
Volgens Marcus was hij de zoon van Timeüs.
Volgens de gegevens uit de Bijbel was hij gewoon een blinde, die zat te bedelen langs de weg bij Jericho toen Jezus daar met zijn leerlingen en een grote groep mensen voorbij kwamen.
Bij het verhaal van die blinde vallen mij opnieuw twee zaken op:
Er is die uitdrukkelijke vraag van Bartimeüs aan Jezus om gehoord te worden,
én er is dat expliciete antwoord van Jezus daarop: "Wat wilt ge dat Ik voor u doe?"
Die vraag en dat antwoord komen er na een soort pingpong-gesprek tussen Jezus en het volk:
Eerst Bartimeüs die roept: "Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij."
Dan de mensen die hem toesnauwen om te zwijgen,
Jezus zegt dan: "Roept hem eens hier."
In reactie daarop roept het volk: Heb goede moed! Sta op, Hij roept u."
Dan vraagt Jezus aan Bartimeüs: "Wat wil je, dat Ik voor je doe?"
Bartimeüs antwoordt: "Rabboeni, maak dat ik weer mag zien!"
Daarop verklaart Jezus dat Bartimeüs' geloof hem heeft genezen. Waarna Jezus hem weer ziende maakt.
Het gebeuren moet op de volgelingen van Jezus een diepe indruk hebben gemaakt. Zo erg zelfs dat drie van hen, wanneer zij later het verhaal van Jezus uitschrijven in een evangelie, ook dát verhaal verder vertellen.
Marcus (Marc. 10:46-52) doet het, en ook Mattheus (Matth. 20:29-34) én Lukas (Luc. 18:35-43) vertellen het.
Maar ieder van hen doet het met een ander accent. Zo spreekt Lucas over één blinde en vertelt Mattheus over twee blinden. Alleen Marcus noemt Bartimeüs bij naam.
Maar waarom hebben die leerlingen, die evangelisten, die gebeurtenis dan zo goed onthouden?
Alleszins niet omdat de blinde Bartimeüs een soort Stevie Wonder zou geweest zijn.
Misschien wel omdat het hen opviel hoe anders Jezus zelf met mensen omgaat.
De leerlingen waren al een tijdje met Jezus op weg. Ze hebben van Jezus al meer wonderen meegemaakt.
Het begint hen te dagen dat die Jezus véél méér is dan een soort tovenaar of wonderdoener.
Jezus is iemand die terug hoop geeft aan iemand die hopeloos was.
Jezus is iemand die waarde, die aandacht geeft aan mensen, kinderen en andere dingen die eerder waardeloos leken.
Weet je nog toen, kort geleden, de mensen kinderen bij Hem brachten? De leerlingen vonden hen maar lastpakken en wezen ze bars af. Maar Hij zei: laat die kinderen tot bij mij komen en hou ze niet tegen, want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods (Marc. 10,13).
En nu, met die blinde bedelaar, gebeurt bijna hetzelfde.
Hoe durft dié blinde Jezus lastig te vallen, dachten ze, en ze lieten hem zwijgen.
Dan, alsof ze zich de reactie van Jezus bij de kinderen herinnerden, draaien ze bij en herpakken zich. Sta op, Hij roept u, moedigen ze hem aan.
Bartimeüs is, net als al die anderen, een kleine, laatste, verlorene, verstotene, balling, belast met de ziekte of zonde van hem of zijn ouders een lieveling van Jezus.
Het is me wat met die volgelingen van Jezus. Want dat is wat ze doen: Hem volgen!
Het is wat met die leerlingen van Jezus. Wat hebben ze nog véél te leren, te leren uit wat Hij doet.
Herinner je, ook kort geleden, hun ruzie over wie er op de eerste plaats zou mogen zitten.
En opnieuw trappen ze in dezelfde val.
Je zou je gaan afvragen om welke blinden het hier eigenlijk gaat.
De woorden van Jezus: Roept hem eens hier, moeten voor hen geklonken hebben als: waar blijft jullie aandacht voor die kleine, armen of geringsten? Zijn jullie eigenlijk blinden?
Zo lijkt het verhaal over Bartimeüs bol te staan met situaties, woorden en handelingen die méér dan één betekenis hebben. Blind zijn is méér dan de lichamelijke handicap. Ook gezonde ogen zien niet altijd wat ze zouden moeten zien.
Nog één ding om af te sluiten.
Bartimeüs noemt Jezus Rabboeni. Dat is een wonderlijke eretitel die we amper twee keer in het Nieuwe Testament tegenkomen.
Één keer bij Johannes (Joh 20:16), als Maria Magdalena na zijn verrijzenis Jezus ontmoet bij het graf. Zij herkent Hem en noemt Hem Rabboeni!
En één keer hier bij Marcus (Marc. 10:51), waar Bartimeüs Jezus aanspreekt met die eretitel: Rabboeni, maak dat ik kan zien..
Die wonderlijke titel is een eervolle aanspreking die mijn meester of mijn gebieder betekent. Het is een aanspreking die het midden houdt tussen onderdanigheid en erkentelijkheid.
Hebben wij dan de moed om, net als Bartimeüs, Jezus aan te spreken, om hulp te vragen aan God of aan medemensen? Blijven we dan betrouwen op God?
En als anderen een beroep op ons doen, kijken en luisteren wij dan even goed naar hen als Jezus zou doen, en vragen wij: Wat kan ik voor jou doen?
Heer Jezus, leer mij naar de ander luisteren met uw oren en naar de wereld kijken met uw ogen, zodat U ook tegen ons kan zeggen: Ga, uw geloof heeft u genezen. Amen.
Dat geweldige geheim van het leven - 29e zondag door het jaar B 2021 - Paul Scheelen
Negenëntwintigste zondag door het jaar B 2021 - Zondag 17 oktober 2021
Eerste lezing: Hebreeën 4, 14-16- 'Een verheven hogepriester, Jezus'
Evangelie: Marcus 10, 35-45 - 'De Mensenzoon is gekomen om zijn leven te geven'
Een quote die het straatbeeld vult en handig gebruikt wordt in de reclame is:
Verwen je zelf.
Jij bent uniek
Elke grens die je durft stellen, brengt je dichter bij jezelf.
Dat zal dus wel maar corona bracht aan het licht hoe eenzaam het voelt als je de andere niet kunt verwennen, niet samen kunt vieren. Elke mens heeft nood aan verbinding.
Nog vorige zondag in de evangelielezing vroeg die bemiddelde jonge man wat hij eigenlijk miste in zn leven om écht gelukkig, zichzelf te zijn. Met milde glimlach keek Jezus hem aan:
vriend, je stelt je vraag toch wel een beetje foutief.
Je hebt het over wat moet ik doen en hoe kan ik hebben. Doen en hebben
En dan zeg je: wat mis ik om gelukkig te zijn.
Stel de vraag eens anders Wat heb ik te veel?
Deel wat je te veel hebt aan tijd en energie en inkomen en prestige.
Daar raak je precies het geheim van het Rijk Gods.
Vandaag vragen Jakobus en Johannes: Meester, we zouden graag hebben dat je doet wat we vragen. We willen ons natuurlijk wel inzetten, maar voor wat, hoort toch wat.
Het gaat dan rond de vraag: Van al dat goede wat wij doen, wat krijgen we er eigenlijk voor terug? veel te goed, is dat niet half zot .?
- Je gaat elke middag, uren bij je zus zitten die nu al zeven jaar in de coma ligt. Nooit reageert ze, alleen vermoed je dat haar ogen jou volgen. Maak je jezelf daardoor niet kapot? Wat baat dat allemaal? Maar toch doe je het, elke middag.
- Je hebt een kind geadopteerd naast je andere kinderen. Maar dat schattige gekleurde meisje is nu in haar puberteit geschoten. Uiteindelijk krijg je van haar het verwijt te horen dat die adoptie eigenlijk puur egoïsme was Waar blijf je dan? stank voor dank?
En toch, laat je haar niet in de steek.
- Je geliefde wordt door kanker zwaar getroffen. Je doet je best maar de ene tegenslag struikelt over de ander. Je bent boos en toch leg je straks weer vers gestreken lakens op zijn bed.
Telkens gaat het niet om de keuze voor jouw leven, maar voor het leven.
Het kwetsbare met zorg omhullen
Het evangelie vertelt me hoe kwaad en triestig de Heer de pijn om zich heen ervaarde.
De spirituele kracht die Hij schenkt naast zijn intense betrokkenheid bij zieken, verslaafden, prostitués is zijn geloof in een liefde geput uit diep Godsvertrouwen.
En daarom kijkt hij weemoedig hoe die rijke jongeling, triestig verdwijnt want hij was zo aan zichzelf gehecht.
Hij beziet zijn twee neven, Jacobus en Johannes. Waar zijn ze eigenlijk op uit?
Is hun geloof klatergoud?
Wanneer ik vorige week nog een Antwerps krantje van een politieke partij in de bus kreeg dacht ik: hoe haaks staat dit op het Godsverlangen om dat dodelijk spel van kleineren en overheersen te doorbreken.
Voor Jezus mocht geen mens verloren gaan of klein gehouden worden.
Hij liet zich voortstuwen door een diepe, innerlijke stroom van Gods liefde.
Hij hunkerde dat velen, in Godsnaam een tegenstroom zouden waarmaken, wars van elke neiging om de belangrijkste te zijn, macht te gebruiken, anderen te negeren.
Misschien zit je vanmorgen, hier in deze kerk, met een gevoel van ontevredenheid,
boos omdat er zoveel tegenslag in je leven gekomen is.
Misschien is een woord van appreciatie je nauwelijks gegund en dat gevoel van die jongeling, dat gemis, erken je goed genoeg.
Laten we eens een kleine test doen.
Stel uzelf eens de vraag: wat maakt of maakte mijn leven heel rijk?-
Wat gaf mij zoveel energie en rust
Beelden zullen dan opkomen. van geliefden, ouders, je echtgenoot, je vriend, een nabij iemand die zichzelf helemaal gegeven heeft aan jou, soms met grote opofferingen.
En je zal steeds uitkomen op wat je zo maar werd geschonken, gratuit, diepe liefde.
Eigenlijk is geloven: gaan staan in dat geweldige geheim van het leven dat alleen lief en leed dat gedeeld wordt, halve smart wordt of dubbele vreugde.
Het is weten dat we geboren werden en gedragen door mensen die zich nooit of nooit de vraag gesteld hebben: wat brengt mij dit op?, wat krijg ik hiervoor in de plaats?.
Ach, ze waren er gewoon voor ons.
Wanneer we onszelf in liefde overstijgen en doen wat binnen onze mogelijkheden ligt voor het welzijn van anderen, dan voelen we intuïtief aan wat Jezus bedoelde met eeuwig leven.
En met een knipoog zal hij misschien toevoegen: een beetje verwennerij is ook wel op zijn plaats.
Het is intussen al tweeënhalf jaar geleden dat ik nog eens aan de beurt was om een homilie te schrijven en uit te spreken. Het was dus even nadenken: hoe moet dat weer? Gewoonlijk vertrokken we vanuit het evangelie, gingen we daar op zoek naar de hoofdgedachte of het belangrijkste thema en dan probeerden we dat een beetje te verduidelijken of toe te passen op het leven van vandaag. Daarvoor gingen we natuurlijk op zoek naar teksten en ideeën of andere vormen van inspiratie. Want we zuigen natuurlijk niet alles uit onze duim.
Het thema van het evangelie is vandaag niet echt sexy, om het met een modern woord te zeggen. Mag een man volgens de wet scheiden van zijn vrouw en hoe moet hij dat dan doen?
Niet direct een binnenkopper in een feestweekend als dat van de Sint-Annekesfeesten. Gelukkig eindigt ook het evangelie met Jezus die zegt: laat de kinderen tot Mij komen.
Ik wou het vandaag eigenlijk liever hebben over die eerste lezing, ook al komt die niet uit de Bijbel. Maar het is wel een mooi idee. Die oma die aan haar kleindochter het verschil uitlegt tussen graag zien en houden van. Wie bloemen graag ziet, plukt ze. Wie van bloemen houdt, geeft ze elke dag water, verzorgt ze, laat ze leven en bloeien.
Eigenlijk geldt dat niet alleen voor bloemen, het is zo met veel dingen in het leven. Iemand graag zien is mooi, is leuk, maar vaak ook een beetje vrijblijvend. Je ziet iemand graag, maar soms is dat wat oppervlakkig of van voorbijgaande aard. Van iemand houden is iets anders. Dan wil je die persoon koesteren, trek je je zijn of haar lot aan en voel je je voor hem of haar verantwoordelijk. Als je kinderen op straat ziet spelen, zie je dat graag. Maar van je eigen kinderen of kleinkinderen hou je.
Met een kerk of een parochie is het eigenlijk niet anders. In vergelijking met nogal wat andere kerken in Vlaanderen, zit er hier elke zondag nog behoorlijk wat volk in de mis of de gebedsviering. Mensen komen hier blijkbaar gaarne naar toe, ze hebben zo een viering graag. Maar sommigen gaan nog een stapje verder. Ze houden ervan.
Een paar weken geleden kwam een groepje mensen samen om zich te buigen over de toekomst van deze parochie. Waar staan we en hoe moet het verder? Wat kunnen we nog blijven aanbieden, op welke manier en onder welke voorwaarden? Die mensen houden van deze parochie, ze zien ze niet alleen graag, ze zijn er ook mee begaan en ze willen er tijd en energie in steken.
Tijd en energie wordt ook besteed aan een doorsnee viering zoals vandaag. Een paar weken geleden kwamen een paar mensen op een avond samen om de teksten bij mekaar te zoeken, te bespreken en aan te vullen met eigen inbreng. Dan moeten die teksten in een powerpoint gezet worden met beelden erbij. Die viering gaat naar de voorganger die ze verder voorbereidt. Een organist kiest de muziek uit, iemand bedient de laptop met de teksten en beelden, iemand bereidt de homilie voor, een lector wordt aangeduid. Drie kwartier voor de viering opent de koster de kerk en zet alles keurig klaar. En doordeweeks zorgen mensen voor het onderhoud van de kerk, de aankopen van alle benodigdheden, het schikken van bloemen, enzovoort. Allemaal mensen die houden van. Mensen die houden van deze parochie, deze kerk, deze vieringen.
Dit weekend zijn er Sint-Annekesfeesten. Ze hebben noodgedwongen een soort sabbatjaar moeten nemen. Maar nu zijn er weer en er komt veel volk op af. Zoveel mensen zien het graag. Maar in april zat er al een zogenaamd klein comité alles te plannen en te regelen.
En een paar maanden later schoot het echt in gang, werden de diverse activiteiten uitgewerkt en voorbereid. En dat met heel veel mensen die houden van de parochie en de Sint-Annekesfeesten. Alles samen zijn het er zowat honderdvijftig die de handen uit de mouwen steken.
Graag zien of houden van. We vinden het overal. Het is ook zo in een bedrijf of een werkomgeving. In een straat of in een buurt. Of in een school bijvoorbeeld. Sommige leerlingen en leerkrachten gaan gewoon graag of niet graag naar school. Anderen houden echt van hun school, het is een deel van hun leven. Bij een jeugdbeweging is het niet anders.
Velen gaan graag naar de pleplo of de scouts, of welke jeugdbeweging dan ook, anderen houden ervan. Ze nemen meer en meer verantwoordelijkheden en steken er meer en meer tijd in, soms veel meer dan nog gezond is in de ogen van anderen.
Graag zien of houden van. Het is niet zomaar een spelen met woorden. Jaren geleden waren wij in de ban van luisterliedjes van bijvoorbeeld Will Ferdy en Miel Cools. Als we de kans hadden gingen we wel eens naar een optreden van één van hen. Miel Cools had onder andere een liedje dat ging over houden van.
Houden van, houden van, t is vaak niet bijzonder, t is vaak niet zon wonder, maar geen mens die zonder kan.
Er ligt vandaag wel veel op ons bordje. Nu is dat niet verwonderlijk. De bijbel is onuitputtelijk.
Hij is gegroeid uit talloze herinneringen, beelden, verhalen, die mensen zorgvuldig hebben doorgeven, in gemeenschappen die het geloof in de God van Abraham, Isaak en Jakob beleefden. En het is de dierbare schatkist van het evangelie gevuld met de vele verhalen die leefden onder de groepjes eerste christenen.
Op verschillende plaatsen en omstandigheden hebben gelovige schrijvers die traditie op schrift gesteld om ze te kunnen bewaren. Zij leefden in andere tijden, en hadden soms een andere kijk op het leven. Hun bekommernissen waren anders dan de onze. Niet te verwonderen dus dat er in die schatkist soms juwelen zitten die we niet direct mooi vinden. Die we geen plaats kunnen geven. Zoals vandaag: ik begrijp niet alles wat er in de evangelietekst bedoeld wordt. Dat gooi ik dan niet weg. Het kan aan mij liggen, dat onbegrip. Of aan de beelden die gebruikt worden: vroeger waren die misschien duidelijk, nu niet meer. Maar daarom is dat juweeltje niet minder dierbaar.
Wat mij wel aanspreekt, is de rode draad tussen de eerste en de tweede lezing. Het gaat telkens over de vraag: wie heeft het voor het zeggen in de gelovige gemeenschap?
In elke gemeenschap ontstaat er een structuur en nemen mensen de verantwoordelijkheid voor het geheel. Anders is er geen gemeenschap, maar een boeltje. Maar in beide lezingen vandaag wordt duidelijk gemaakt dat elk lid van de gemeenschap hoeder is van het geloof, en dat de 'leiders' geen alleenrecht hebben om te bepalen wat 'evangelie' is en wat niet. Iedere gelovige kan een profeet zijn.
Een profeet is geen toekomstvoorspeller. Hij spreekt in Gods naam. In de Kerk moeten ook Eldad en Medad spreekrecht krijgen. Zoals het ook evident is dat er een Mozes moet zijn, een leider. Maar een leider die kan luisteren, die in staat is te horen dat de Geest ook onder de 'gewone' gelovigen aan het werk is. En die daar blij om is.
Ik denk hier aan onze parochie.
We volgen niet altijd de voorschriften van Vaticaan en Schoenmarkt. Het is het goed dat er plaats is voor afwijkende meningen. Ook Petrus en Paulus hadden ooit kletterende ruzie, en Paulus behoorde niet bij 'de Twaalf'... Maar het is voor mij even duidelijk dat die botsing van opvattingen in het grootste respect moet gebeuren. Zoals een gezin: ik was het niet altijd eens met mijn ouders, en die hadden niet altijd gelijk. Maar dieper dan die meningsverschillen zat een diepe wederzijdse waardering en liefde voor mekaar.
Respect, en nederigheid. Want er is eigenlijk maar één baas, en die wilde de dienaar van allen zijn. Zo kom ik toch terecht bij dat tweede juweeltje in het evangelie, dat ik niet goed begrijp. Over die afgehakte handen en zo. Want daarin begint Jezus met te spreken over "deze kleinen die op Mij vertrouwen".
Als we ons afvragen hoe het geloof beleefd moet worden, is de belangrijkste toetssteen, en de steen des aanstoots: wat doen wij voor de kleinsten? De kinderen, de zwaksten, de armen, de vluchtelingen, de zieken onder ons? Brengen wij hen met al ons gelovig doen en laten ten val? Duwen we hen nog dieper in de miserie? Of, zoals Jezus, en die buitenstaander waar Johannes zich aan ergert, helpen we hen om te leven?
Die vraag is voor ons allen belangrijker dan de discussie over wie de baas is. En dat geldt zowel, voor de 'oversten', als voor mezelf.
Evangelie: Marcus 8, 27-35 - 'De Mensenzoon moet veel lijden'
Lieve mensen,Geloven tegen beter weten in.
De woorden van Jesaja die we zojuist helemaal niet graag hoorden, passen toch in een groter geheel, waarin de figuur van
De dienaar van Jahweh een hoofdrol speelt.
De dienaar van Jahweh, wat betekent: opkomen voor goedheid en rechtvaardigheid, zal inderdaad geslagen en bespuwd worden.
De eerste christenen herkenden in de woorden van Jesaja de Mensenzoon, die veel moest lijden.
Marcus schrijft er over in zijn evangelie.
En al wie Jezus wil navolgen, Zijn en onze Vaders wil dienen, zal dit lot,
spijtig genoeg, ook ondergaan.
We zijn in het Marcus evangelie vandaag halfweg!
Tot nu toe hoorden we Jezus al goeddoende rondgaan!
Waar Hij ook kwam, het volk hing aan Zijn lippen, en om zich genezen te weten was de boord van Zijn kleed mogen of kunnen raken reeds genoeg!
Het is alsof Jezus goed aanvoelt dat Hij een succesverhaal wordt!
Neen zegt Jezus tegen Petrus en zijn leerlingen!
Neen, zo zit het leven niet in elkaar!
Dienstbaar zijn, opkomen voor rechtvaardigheid heeft ook
een andere kant van de medaille!
Altijd zullen er andere gedachten zijn.
Altijd zal je moeten opboksen tegen zij die willen hebben en zij die willen heersen, en dat zal zeer doen!
Dat zal lijden zijn en zelfs soms vernietigd worden
Dan is er nog die pijnlijke kant van het persoonlijk leven zelf
Wanneer je als ware christen, als goed mens ziek wordt, of je kind of je liefste liefste zelfs niet te redden valt, je moet ze afstaan, dan voelt het leven echt onrechtvaardig! Dan schijnt het niet te helpen, om een goed mens te zijn.
Men wordt er niet voor beloond.
Zr Caritas Van Houdt zoekt woorden om met pijn op weg te gaan
Pijn, waar woon je? vroeg ze haar.
Nergens en overal, zei de pijn.
Ik heb geen huis. Ik schuil in ieder mens, ik ben steeds de ongenode gast. Tijdloos ben ik. Ik heb altijd bestaan en zal er altijd zijn.
En verder zegt Zr Caritas:
Ik heb haar voor het eerst ontmoet jaren geleden toen ik geboren werd,
al wist ik toen niet wie zij was.
Pijn kende ik nog niet, ook al schreeuwde ik het uit.
Zij was er maar verdween al gauw.
Zij blijft niet lang wanneer het goed gaat met de mensen.
* Later zag ik de pijn op straat in de smekende blik van het dolende kind.
Ik zag haar in de uitgestoken hand van een dakloze zwerver.
* Haar gezicht tekent zich af in de lijdende mens, de vluchteling, de verminkte, de verkrachte, de verpletterde lichamen bij oorlog en natuurgeweld.
* Ik hoor de pijn fluisteren doorheen verhalen van verdriet, gemis en eenzaamheid.
Zij zindert na in kwetsbaarheid die nooit geneest, in onmacht, in gebrokenheid, in onwil en in niet te blussen haat.
Daar wint zij steeds de ongelijke strijd.
Is zij, de pijn, dan toch de ongenaakbare, de winnende, het laatste woord?
Ik vroeg het haar.
Naast mij gezeten nam de pijn de tijd en deed haar verhaal.
Ik ben en blijf de ongewenste gast, zaai onrust, twijfel, wanhoop soms.
Maar draaglijk word ik ,wanneer ik in de ogen word gekeken, wanneer ik word aanvaard, wanneer ik word geduld als deel van al wat is:
De schaduwzijde ben ik van het scheppingswonder, zei de pijn.
Jij hoort erbij, zo zei de Schepper mij, van bij t begin.
Wie jou als reisgezel de hand durft reiken, zal geloven in wat onzichtbaar is, zal vertrouwen in wat onzeker is. Zei de Schepper.
Zal blijven geloven in kunnen opstaan en doorgaan!
In altijd opnieuw weer schitterend voor de dag komen!
Lieve mensen, zo zitten we toch allemaal in mekaar? niet?
Zongen we het niet allemaal samen vorig jaar? We zullen doorgaan
En ik geloof erin, dat wij in elkaar het vertrouwen kunnen levend houden dat alles goed zal komen, zoals ons wordt beloofd.
Ik blijf geloven, dat wij blijven Geloven tegen beter weten in.
Wegwijzerviering, een viering waar ook gezinnen heel hartelijk welkom zijn
Beste mensen,
De vakantiemaanden zijn voorbij. Tijdens die maanden houden we geen preek. Vandaag beginnen we daar terug mee.
Meestal gebruiken we twee lezingen uit de bijbel: eentje over de leerlingen van Jezus en eentje uit het evangelie. Maar vandaag is het een wegwijzer-viering. Dan kiezen we dikwijls voor een eerste lezing die niet in de bijbel staat.
Het meisje uit het eerste verhaal is nog klein en kan nog niet alles. De man uit het evangelie was doof en kon slecht praten. Zo gaan beide verhalen over iemand met een beperking.
Even was ik geneigd om het verhaal over het meisje ná het evangelie te vertellen, omdat het mij een goed voorbeeld leek van hoe iemand die misschien niet alles kan, toch méér mogelijkheden heeft dan we op het eerste zicht van hem of haar zouden verwachten.
In plaats daarvan vertel ik jullie een derde verhaal, dat ik zelf meemaakte:
Een aantal jaren geleden, toen mijn zonen nog naar de lagere school gingen, zaten er bij hen op school twee blinde jongens. Een van beiden, Wim, zat samen in de klas bij onze Daan.
Ik speelde in die tijd nog regelmatig poppenkast, ook soms op hun school. En Wim kwam ook kijken.
Ik weet niet meer waarover het verhaal ging, maar herinner me nog wel dat Wim achteraf naar de poppen kwam kijken. Dat waren ook de woorden die hij gebruikte: komen kijken.
Hij betastte de poppen één voor één héél aandachtig, alsof hij het verhaal opnieuw voor zijn ogen zag afspelen.
Het was een bijzondere ervaring voor hem, vooral voor mijzelf.
In zekere zin had ik Wim op een andere manier leren kijken. Maar eigenlijk waren vooral mijn ogen open gegaan, toen ik merkte hoe goed zo'n blinde jongen wél kon zien.
Het is vandaag de laatste dag van de Paralympische Spelen in Tokio. Dat zijn de Olympische Spelen voor mensen met een beperking. Gisteren was in het nieuws dat de atleten die op deze spelen een medaille winnen, niet dezelfde vergoeding krijgen als de kampioenen op de échte Olympische Spelen. Ze verdienen evenveel respect, zei de minister van Gelijke Kansen.
In de meeste kerken wordt vandaag, in plaats van het verhaal over het kleine meisje met haar wereldpuzzel, een stukje gelezen uit de brief van Jakobus (Jakobus 2, 1-5).
Jakobus, wie is dat dan weer? De apostel Jacobus was een zeer trouwe volgeling van Jezus, die ook wel de broer van Jezus werd genoemd.
Hij legde met een voorbeeld uit hoe de leerlingen van Jezus met de mensen moeten omgaan:
Veronderstel, zo schrijft hij, dat jullie als christenen bij elkaar zijn, en dat er dan twee mensen binnenkomen. De één is een rijke man, met een mooie mantel aan en met gouden ringen aan zijn vingers. De ander is arm en draagt vieze, oude kleren.
Stel dat jullie dan die rijke man met veel respect behandelen, en zeggen: Kijk, hier is een mooie plaats voor u. Gaat u alstublieft zitten. Maar dat jullie tegen die arme man zeggen: Blijf jij maar staan, of ga maar op de grond zitten.
Als jullie de één beter behandelen dan de ander, dan zijn jullie heel verkeerd bezig. Ook voor hen geldt: Ze verdienen evenveel respect.
Luister, lieve broeders en zusters, zegt Jacobus: Juist de mensen die in deze wereld arm genoemd worden, zijn er door God uitgekozen. Zij zijn door hun geloof rijk geworden: Gods nieuwe wereld is voor hen! Want God heeft Zijn nieuwe wereld, het Koninkrijk Gods, beloofd aan de mensen die van hem houden.
Ik geloof echt wel dat Jezus de man uit het evangelie écht weer kon laten horen en spreken.
Maar ik geloof ook dat wij wat meer moeite moeten doen om mensen te verstaan. Om beter naar anderen te luisteren en te willen kijken naar hun mogelijkheden.
Als we de wereld écht beter willen maken, dan gelden voor ons net dezelfde regels als bij het verhaal in de eerste lezing: leer zelf beter kijken om beter te zien en begin bij de mens aan de achterkant, begin bij jezelf.
Heer, open mijn ogen om te kijken, open mijn oren om te luisteren. Amen.
Bijlage:
Het verhaal dat de eerste lezing verving
Een bekwame onderzoeker zit te werken in zijn bureau aan een project om de wereld te verbeteren, als plots zijn dochtertje van vijf binnenkomt.
Ik wil spelen, zegt ze. Maar de man antwoordt dat hij geen tijd heeft en dat ze hem verder moet laten werken. Na wat aandringen geeft de vader nog niet toe en verandert het dochtertje van tactiek.
Laat mij dan helpen, zodat je vlugger klaar bent met de wereld te verbeteren, zegt ze. De man is vertederd en zoekt naar een oplossing: hij vindt in een tijdschrift een wereldkaart, scheurt die aan stukken en geeft alles aan zijn dochtertje met de opdracht dat zij de wereld terug in orde moet maken.
Hij hoopt zo de rest van de dag van haar af te zijn, aangezien hij weet dat zijn dochtertje nog klein is en het beeld van de wereldkaart niet kent.
Na een kwartiertje komt ze fier terug met de wereldkaart netjes aaneengeplakt.
Klaar!, roept ze. Hoe heb je dat gedaan? vraagt de vader verbaasd. Simpel, zegt het meisje, toen je het blad uit het tijdschrift scheurde, zag ik dat er op de achterkant een man stond. Toen ik de wereld niet kon ineen puzzelen, heb ik alle stukken omgedraaid en eerst de mens in orde gebracht. Toen ik daarna het blad omdraaide, zag ik dat de wereld ook in orde was.
De brief van Jakobus (Jakobus 2, 1-5)
Stel dat jullie als christenen bij elkaar zijn, en dat er dan twee mensen binnenkomen. De één is een rijke man, met een prachtige mantel aan en met gouden ringen aan zijn vingers. De ander is arm en draagt vieze, oude kleren.
En stel dat jullie dan die rijke man met veel respect behandelen, en zeggen: Kijk, hier is een heel mooie plaats voor u. Gaat u alstublieft zitten. Maar dat jullie tegen die arme man zeggen: Blijf jij maar staan, of ga maar op de grond zitten.
Stel dat jullie zoiets doen, dan behandelen jullie de één beter dan de ander. Dan beoordelen jullie mensen op een heel verkeerde manier.
Vrienden, luister! Wie zijn er door God uitgekozen? Juist de mensen die in deze wereld arm genoemd worden. Zij zijn door hun geloof rijk geworden: Gods nieuwe wereld is voor hen! Want God heeft de nieuwe wereld beloofd aan de mensen die van hem houden.
Het kan mensen aanspreken die bang zijn voor het duister dat in elk leven, vroeg of laat, ons overschaduwt en dreigt op te slokken.
Eeuwenlang hebben mensen in dit verhaal troost gevonden. Nu, eeuwenlang geloofden mensen anders dan nu. Het waren andere tijden. Het is mogelijk dat wij nu, kinderen van de wetenschap, ons de vraag stellen: "Is dit wel echt gebeurd?" Maar troost kan er komen voor ons, als we naar dit verhaal luisteren met de open geest van een kind. "Als gij niet wordt als deze kinderen", zegt Jezus ergens.
Voor een kind is het niet belangrijk of dit nu echt gebeurd is of niet. Een kind hoort het verhaal achter deze tekst: dat er een mens was die tranen droogde, die mensen blij kon maken als ze verdriet hadden, die mensen geruststelde als ze bang waren.
Wij kunnen in ons verdriet getroost worden.
Er is een gedicht van Ida Gerhardt, waarin ze beschrijft hoe ze als kind dit verhaal las.
Het dochtertje van Jaïrus (Ida Gerhardt)
Zij zagen haar verwonderd aan,
Het meisje dat was opgestaan.
Alsof zij slechts geslapen had.
Hij hield haar bij de hand gevat.
Het rouwmisbaar, het klaaggeluid,
De stoornis was het huis al uit.
Stil nu: hij stelt als simpele wet
Dat haar wat brood wordt voorgezet.
Dat wat een wonder was van taal
ik las als kind het honderdmaal
en wist: en s avonds was het feest,
er zijn vriendinnetjes geweest.
Daar waar de dood zich had verschanst
Werd bij de zilveren fluit gedanst.
Ze kon er niet genoeg van krijgen:
"Dat wat een wonder was van taal,
ik las als kind het honderdmaal."
Als ze het las, was ze er zelf bij, ze was een van de vriendinnetjes op het feest.
Ze werd erdoor geboeid.
En zo werkt het evangelie, denk ik: ofwel spreekt het me aan, ofwel laat het me koud.
Ik beslis daar niet over.
Zoals ik er ook niet over beslis of iemand me sympathiek, aantrekkelijk, betrouwbaar is, of een ideaal me boeit. En als iemand of iets me aanspreekt, begin ik erin te geloven. Als het evangelie me aanspreekt, begin ik erin te geloven, en kan ik me laten troosten door wat achter al die wonderlijke verhalen steekt: de aanmoediging om niet meer bang te zijn, de troostende boodschap dat alles goed zal komen, hoe dan ook.
In die verhalen legt Jezus zijn hand op onze schouder, zoals ouders moed geven door in het donker hun hand op de schouder van hun kind te leggen. Die moed zal ons doen dansen, ook als we weten dat de dood zich altijd ergens verschanst heeft.
We hebben daar geen bewijzen voor dat geloof. We hebben er geen bewijzen voor dat liefde alles overwint, dat het zin heeft om offers te brengen, dat alle tranen gedroogd zullen worden, dat we aan de andere kant van dit leven de vrede zullen vinden.
Dat zijn vragen waarover niets kan berekend worden of geëxperimenteerd.
We hebben alleen een verhaal dat kinderen troost brengt en blijft boeien.
Het verhaal over de man die ook gezegd heeft: "Ga en doe evenzo."
Als we ons laten aanspreken door het dochtertje van Jaïrus, zal ons geloof ook groot genoeg zijn om anderen te troosten.
Laat maar groeien - 11e zondag door het jaar B 2021- Hilda
Elfde zondag door het jaar B 2021 - Zondag 13 juni 2021
Eerste lezing: Ezechiël 17, 22-24- 'Ik zal een nederig twijgje verheffen'
Evangelie: Marcus 4, 26-34 - 'Het Rijk is als een mosterdzaadje'
Lieve mensen,
Wanneer de liturgie ons samenbrengt en ons leest uit de Schrift, komt Jezus weer tot leven om het goede van het leven in ons gaande te houden. Om het goede van het leven te blijven proeven en doorgeven.
Jezus, Hij was voortdurend onderweg!
Onderweg om mensen te ontmoeten!
Ja, letterlijk om mensen te leren ont-moeten! niet-moeten!
Mensen in nood voelden bij en door Jezus hoe zij niet in die benarde situatie moesten blijven zitten, hoe zij eruit geholpen werden en zich er verder konden uithelpen.
Wetsgeleerden voelden met en door Jezus hoe zij niet zo hoog van de toren moesten blazen, en wat hartelijker en wat nederiger hun beleid konden voeren.
Ja Jezus was altijd onderweg, heeft veel gezien, kon genieten van de vogels in de lucht en de bloemen op het veld.
Hij heeft het weerbarstige zwoegen gezien van de landbouwers en het langzame groeien en rijpen, tot het oogsten van de granen en vruchten.
Het gaf Hem inspiratie en voedde de gelijkenissen en parabels waarmee hij de mensen tot nieuwe inzichten bracht.
Nieuwe inzichten?
Alhoewel, want Jezus was er niet de uitvinder van.
Hij was hiermee op het spoor gekomen dat wijze mensen vóór Hem hadden bewandeld en ook nog velen na Hem.
Jezus, Hij zag het vertrouwen en het geduld van de landbouwer, gegroeid uit de ervaring van elk zaadje dat tot wasdom komt wanneer het gezaaid wordt in goede aarde.
Goede aarde die de landbouwer wist te voeden en bewaren.
Dat was toen! En vandaag is het niet anders denk ik.
Ook nu zijn onze landbouwers nog ons grote voorbeeld van vertrouwen en geduld
Ook nu brengt de aarde nog vruchten voort uit eigen kracht
Ook nu keert elke bloem zich telkens weer op eigen kracht naar het licht
Met deze gedachten blijven zij het grote voorbeeld voor het werk, in de scholen, in de welzijnszorg, in het bewegingsleven, hier midden onder ons het grote voorbeeld overal waar mensen samen-leven.
Elk zaadje dat gezaaid wordt zal vruchten voortbrengen uit eigen kracht. Hoe klein ook, als we het maar zien en bemoedigen.
Bemoedigen om die menselijke aarde te voeden en bewaren.
Een schouderklopje, een proficiat, even tijd hebben, stilstaan bij, niet vertrappelen, zijn de beste meststoffen, geven de beste groeikansen
Eén zaadje, met wat regen met wat zon, en het barst van leven!
Waar wachten we op?
Het voorbije jaar, weet je nog ? Blijf in uw kot! was de eerste boodschap!
Maar vanaf de eerste zonnestralen rukten we met zn allen, elk moment we de tijd kregen, uit naar buiten!
We genoten van de ontluikende magnoliabloem, van madeliefjes in het gras, van de sleutelbloemen in het wild en de vergeet me-nietjes die we niet gezaaid hadden en we doen het nog!
De terrassen terug open! Overal mensen die mekaar gemist hebben!
Overal mensen die weet hebben van eenzaamheid en verbondenheid.
Eén terrasje, thuis of elders, doet wonderen!
Eén zaadje, met wat regen met wat zon, en het barst van leven!
Waar wachten we op?
Beseffen we niet meer als tevoren hoe belangrijk dat éne meisje, Anuna De Wever wel is om ons wakker te houden? En durven we zien, hoe dat éné meisje duizenden scholieren, een nieuwe generatie, vrijdags op de been bracht, ja, deed spijbelen voor het klimaat? laat maar groeien
Eén zaadje, met wat regen met wat zon, en het barst van leven!
Gisteren zag ik schilderachtige beuken vol van herfstzang.
De bladeren lagen er zo warm en kleurig op de grond,
zachtjes neergedwarreld of afgerukt, ik weet het niet.
Bomma zei, toen we kinderen waren, ‘niet tegen de blaren sjotten’.
We snapten het niet. Wat wisten wij van haar pijn, verdriet om zovelen, weggerukt.
Ik raapte zo’n stukje symfonie van coloriet op.
Heel even doorbrak zonlicht de wolken.
Hoe doorzichtig, bijna transparant was dat beukenblad geworden.
Als een kantwerk in de zon en de bladstructuur zo zicht¬baar.
Tientallen nerven, honderden adertjes, duizenden kanaaltjes hadden de kracht van de levensbron, de levenssappen opgezogen, doorgegeven, gedragen zorg voor elkaar.
Je denkt dan aan zovele warme mensen die je ontvallen zijn.
Wat waren ze vaak kwetsbaar, hadden weinig behoefte aan een lofzang op hun prestaties.
Ze hadden iets van zo'n herfstkleuren blad met z'n honderden kanaaltjes,
een diepe kracht doorstromend naar anderen om zich heen.
Een plek tegen de kerkpilaar zullen ze wel nooit krijgen,
niet gebeeldhouwd toekijken met onwennige attributen in hun hand.
Maar ze waren er voor jou en mij op hun eigen wijze.
En is dat niet precies die diepste naam van God “Ik zal er zijn voor jou”.
Ja, zo tof wilden ze leven.
Allerheiligen en Allerzielen vormen een duo,
de voorkant en de achterkant van hetzelfde verhaal over leven en dood.
Allerzielen is wat wij weten: geliefde mensen die van ons afscheid hebben genomen.
Met ontelbare onzichtbare draadjes had het alledaagse leven ons aan elkaar geweven.
Nu ze van ons zijn heengegaan, moeten al die draadjes allemaal weer losgemaakt worden. Dat is de pijn die we voelen. En die pijn willen we niet verdringen. Nooit.
Sterker dan de dood is de liefde.
Allerheiligen is wat wij hopen: God die alle mensen naar zich toetrekt.
Wie de innerlijke bewogenheid van de Bergrede met Jezus deelt en van daaruit leeft,
groeit, zo zegt het evangelie, groeit uit boven alle kleinmenselijkheid.
Zo hebben geliefden iets van hun onkreukbaarheid laten zien,
lieten zien wat 'heilig' is in het leven, wat de moeite waard is
en wat ‘kost wat kost’ moet gered worden, wat alle toewijding verdient.
Mensen uit het verre verleden, maar ook mensen van dichtbij
die ons hebben leren geloven, hopen en beminnen.
Zij waren vader, moeder, echtgenoot, broer, zus, buur of vriend.
Vaak bekeken we hen kritisch maar achteraf zeg je:
iets verbindend, iets hoopvol, iets van licht brachten zij in ons bestaan.
Allerheiligen, Allerzielen, weten en hopen
of … hoe wij, op onze beurt, heelheid kunnen scheppen tegen alle doemdenken in.
Op onze beurt geschenk, heil mogen zijn voor mensen.
Hoe mooi het keervers van psalm 103:
“Mensen hun dagen zijn als gras,
maar duren zal de liefde van God”
Doorheen bloedbaantjes en nerven tot ons gekomen zoals in dat kleurrijke beukenblad.
Soms kan de titel van een viering je op het verkeerde been zetten.
Neem nu vandaag: “Mensen uit één stuk”. Het doet mij, ongewild, denken aan popjes in lego-steentjes.
Daaraan denk ik ook altijd als mensen “uit-elkaar-gaan”. Daar kom ik straks nog op terug.
We lezen al een aantal weken uit het evangelie van Mattheus. Tussen de lijnen door zien we, dat tussen het publiek ook de hogepriesters, oudsten en schriftgeleerden dichterbij schuiven. Dat komt natuurlijk omdat Jezus van langsom meer kritiek geeft op die gevestigde orde. Hij verontrust hen.
Met uitspraken als: “de laatsten zullen de eersten zijn”, met vreemde parabels over: ‘de zonen in de wijngaard van hun vader’, over ‘ontrouwe wijnbouwers’ of over ‘de genodigden op het bruiloftsfeest’, voelen zij zich danig op de tenen getrapt.
Vorige week kwamen er schriftgeleerden, vooral sadduceeën, met een concrete vraag, in verband met de belasting aan de keizer. Hun schrikkelvraag werd door Jezus handig ontmijnd.
Vandaag zijn het de farizeeën die Jezus op de rooster willen leggen. Zij komen met een concrete vraag over het voornaamste of hoogste gebod.
Ook nu komt Jezus weer sterk uit de hoek. Zo sterk dat de farizeeën met de mond vol tanden staan.
“U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand, dat is het eerste en grootste gebod”, zegt Jezus.
En dan doet Jezus wat de farizeeën zelf zo vaak doen: Hij maakt het ene gebod tot het dubbelgebod van de liefde, door er een tweede gebod aan toe te voegen. “Het tweede gebod is daaraan gelijk”, zegt Hij, “U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangen heel de Wet en de Profeten.”
Wat dat tweede gebod precies inhoudt, staat, anders gezegd, ergens meer vooraan in het evangelie van Mattheüs (Mt.7,12): “Behandel de anderen steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Dat is het hart van de Wet en de Profeten.”
De anderen, wie zijn dat?
Daarover lezen we in de eerste lezing (Ex.22, 20-26): “U mag een vreemdeling … het leven niet moeilijk maken … Weduwen en wezen moet u geen onrecht aandoen … Als u aan iemand … geld leent, … gedraag u dan niet als een geldschieter ... Als u iemands mantel in pand neemt, dan moet u die voor zonsondergang aan hem terug geven ... “
Over díé anderen gaat het dus: vreemdelingen, weduwen en wezen, en mensen die geen geld, geen kleren en waarschijnlijk ook geen eten hebben.
Als je die mensen behandelt zoals je zou willen dat ze jullie behandelen, beste farizeeën, of moet ik zeggen: “beste parochianen”, dan zal het jullie vergaan zoals Mattheus een paar hoofdstukken verderop schrijft (Matt. 25, 34-45): “Dan zal de Mensenzoon tot de mensen aan zijn rechterhand zeggen: Kom binnen in de nieuwe wereld van mijn Vader, het rijk zoals het door God bedoeld is vanaf de schepping.
Want toen Ik honger had, gaven jullie Mij te eten. Toen Ik dorst had, gaven jullie Mij te drinken. Toen Ik een vreemdeling was, namen jullie Mij in huis. Toen Ik naakt was, gaven jullie Mij kleren. Toen Ik ziek was, zochten jullie Mij op. Toen Ik gevangen was, kwamen jullie naar Mij toe…”
Maar daarover meer, over precies een maand. Wat dat is het evangelie dat we zullen lezen bij het feest van Christus Koning.
Een maand is kort dag. Het rijk Gods is helaas nog niet voor morgen. Er is nog véél werk aan de winkel. Maar we kunnen wel ons steentje bijdragen en zelf een beetje meewerken aan die ommekeer.
Geloven dat het kan, dat ook ons steentje helpt. Misschien tegen beter weten in. Een vriendelijk gezicht, een helpende hand, een steuntje of een opbeurend woord. En dat niet alleen voor onze eigen kring, onze eigen bubbel, maar voor iedereen die ons pad kruist. Wat minder ergernis voor storend gedrag,… het zou onze omgeving al wat zonniger maken.
Het rijk Gods wordt niet met grote stenen gebouwd, maar met kleine en mooie steentjes die elk van ons kan bijdragen.
Kleine onderdeeltjes waarin we het mooie van onszelf laten zien. Misschien zijn dat wel die lego-steentjes waar ik het in het begin over had. De steentjes waaruit “mensen uit één stuk” worden gemaakt.
Amen.
met een knipoog naar een preek van Ria Van Aken, “Gebouwd met kleine en mooie steentjes”, 24.10.2011
Zorg voor de wijngaard - 27e zondag door het jaar A 2020 - Jan
Zevenëntwintigste zondag door het jaar A 2020 - Zondag 4 oktober 2020
Eerste lezing: Jesaja 5, 1-7- 'De wijngaard van de Heer is Israël'
Evangelie: Matteüs 21, 33-43a - 'De wijngaard, verpacht aan wijnbouwers'
Ja de zomer is voorbij, de herfst kleurt de dag; Het is de tijd van de wijnoogst.
Over meer dan 10.000 ha wijngaarden in Europa hangt nu de ochtendnevel, de wijngaarden trekken alle aandacht, de pluk is nog volop bezig en de resultaten worden afgewogen. Ook ten tijde van Jezus staat de wijngaard centraal. In beide lezingen is het verre van een mooi verhaal.
De wijngaard in de eerste lezing brengt, ondanks dat mooie lied, alleen maar wilde vruchten voort, en de wijnbouwers in het evangelie vermoorden de dienaars en zelfs de zoon van de wijngaardenier, want ze willen zich meester maken van zijn wijngaard. Ik ben sterker dan jij, dus jij bent mijn bezit…Opvallend is dat beide parabels beeldverhalen zijn van de werkelijkheid. In de eerste lezing staat de wijngaard symbool voor Israël.
Hij brengt alleen maar wilde vruchten voort omdat zowel het volk als de leiders helemaal niet trouw zijn aan het verbond dat ze met God hebben gesloten. Ze gaan liever hun eigen weg, en dat is een weg van heidendom, van geen liefde en vrede, van egoïsme en onverschilligheid.
Zevenhonderd jaar later vertelt Jezus een variant van hetzelfde verhaal, maar dit keer is de aanklacht direct gericht tegen de religieuze leiders. Die willen Hem helemaal niet erkennen, integendeel, ze vermoorden Hem op het kruis, net zoals de zoon in de parabel vermoord wordt. En dan begrijpen we dat misschien van die hoeksteen: Jezus wordt vermoord maar zijn voorbeeld wordt de hoeksteen van ons geloof, van ons handelen, van ons bezig zijn…Zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij staan in de beide parabels.
Niet alleen wij, maar alle mensen. Het begon immers allemaal zo mooi. Adam en Eva kregen de prachtige tuin van Eden cadeau, een echt aards paradijs, en wat brachten ze ervan terecht? Ze onderhielden hun tuin niet, nee, ze plukten vruchten die hun niet toebehoorden omdat ze even machtig wilden zijn dan hun schepper.
God zegt ook tegen Adam en Eva: ‘Breng de aarde onder uw gezag,’ maar wat heeft de mens van dat gezag terechtgebracht? De prachtige oceanen zijn vuilnisbakken van plastiek en andere rommel geworden. Wouden vol schitterend leven worden afgebrand om plaats te maken voor wat de mens winst opbrengt, en wouden die niet afgebrand worden, branden toch af door de opwarming en de uitdroging van de aarde.
Een opwarming die het gevolg is van het menselijk gedrag zonder rem, zonder beheersing en zonder respect voor milieu en natuur. Nee, de mens zorgt niet goed voor de wijngaard die hij in bruikleen heeft gekregen. Doen wij dat wel, of leven ook wij er maar op los zonder ons iets van natuur en milieu aan te trekken?
De teksten die we vandaag horen rond of over Sint Franciscus zijn dan echt wel op hun plaats. Was er een straffere natuurmens dan Sint Franciscus?En God zegt ook tegen Adam en Eva: ‘Wees vruchtbaar, word talrijk en bevolk de aarde.’ Dat heeft de mens zeker gedaan. Hij is talrijk geworden, zeer talrijk, en hij bevolkt heel de aarde. Maar velen vluchten weg van de plaats waar ze geboren zijn.
Ze streven naar een andere en veilige wereld. Een wereld zonder burgeroorlog, zonder uitbuiting, zonder geweld, zonder terrorisme, zonder honger en armoede. Maar in die veilige wereld zijn ze dikwijls niet welkom omdat ze anders van kleur zijn, anders denken, anders leven. 80 miljoen vluchtelingen. En wat staat hen te wachten? Racisme, vreemdelingenhaat, ongelijkheid, onverschilligheid en meer van die mensonwaardige houdingen.
Eigenlijk moeten we ons afvragen of wijzelf wél vruchtbaar zijn. Vruchtbaar in liefde en vrede, in gelijkheid, in hulpvaardigheid, in barmhartigheid, in goedheid. Er is nog veel werk te doen op het veld.Sinds gisteren blijven we verweesd achter, geen wijngaardenier meer in onze parochie. Hij plant nu zijn stokken in de Rupelstreek. Maar toch blijven we werken op onze akker, toch blijven we oogsten.
We worden eigenlijk geïnspireerd door mekaar. We oogsten geen wilde vruchten maar goede wijn.
Straks hebben we de Sint-Annekesfeesten light. Een bio versie van anders. Maar het resultaat, de oogst zal hetzelfde zijn. Ze hebben er met velen aan gewerkt, met veel respect voor mekaar en zeker, voor mekaars werk. Ik kan u verzekeren dat wij, hier op de Linkeroever, als Sint Anna-ten-Drieënparochie, wel wat in de kijker staan. Velen komen misschien een beetje jaloers, naar onze akkers kijken en naar de vruchten die ze voortbrengen.
We zullen hier aan voortwerken, ook zonder een vaste pastoor.
We zullen niet opgeven, zelfs als Rome ook beweert dat enkel een priester een parochie mag leiden, of dat een vrouw geen viering mag voorgaan in de kerk. De voorgangers worden door het bisdom verzocht toch nog ergens een eucharistieviering mee te maken op de dag dat ze voorgaan in een gebedsviering.
Zo zie je maar hoe men dit werk waardeert. En, wat de bisschop ook van plan is, in welke soort pastorale eenheid we ook terecht komen….wij houden het nog wel een tijdje vol. En als de oogst rijp is zullen we hem oogsten.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.