Dertiende zondag door het jaar B 2021 - Zondag 27 juni 2021
Dit is een ontroerend verhaal.
Het kan mensen aanspreken die bang zijn voor het duister dat in elk leven, vroeg of laat, ons overschaduwt en dreigt op te slokken.
Eeuwenlang hebben mensen in dit verhaal troost gevonden. Nu, eeuwenlang geloofden mensen anders dan nu. Het waren andere tijden. Het is mogelijk dat wij nu, kinderen van de wetenschap, ons de vraag stellen: "Is dit wel echt gebeurd?" Maar troost kan er komen voor ons, als we naar dit verhaal luisteren met de open geest van een kind. "Als gij niet wordt als deze kinderen", zegt Jezus ergens.
Voor een kind is het niet belangrijk of dit nu echt gebeurd is of niet. Een kind hoort het verhaal achter deze tekst: dat er een mens was die tranen droogde, die mensen blij kon maken als ze verdriet hadden, die mensen geruststelde als ze bang waren.
Wij kunnen in ons verdriet getroost worden.
Er is een gedicht van Ida Gerhardt, waarin ze beschrijft hoe ze als kind dit verhaal las.
Het dochtertje van Jaïrus (Ida Gerhardt)
Zij zagen haar verwonderd aan,
Het meisje dat was opgestaan.
Alsof zij slechts geslapen had.
Hij hield haar bij de hand gevat.
Het rouwmisbaar, het klaaggeluid,
De stoornis was het huis al uit.
Stil nu: hij stelt als simpele wet
Dat haar wat brood wordt voorgezet.
Dat wat een wonder was van taal
ik las als kind het honderdmaal
en wist: en s avonds was het feest,
er zijn vriendinnetjes geweest.
Daar waar de dood zich had verschanst
Werd bij de zilveren fluit gedanst.
Ze kon er niet genoeg van krijgen:
"Dat wat een wonder was van taal,
ik las als kind het honderdmaal."
Als ze het las, was ze er zelf bij, ze was een van de vriendinnetjes op het feest.
Ze werd erdoor geboeid.
En zo werkt het evangelie, denk ik: ofwel spreekt het me aan, ofwel laat het me koud.
Ik beslis daar niet over.
Zoals ik er ook niet over beslis of iemand me sympathiek, aantrekkelijk, betrouwbaar is, of een ideaal me boeit. En als iemand of iets me aanspreekt, begin ik erin te geloven. Als het evangelie me aanspreekt, begin ik erin te geloven, en kan ik me laten troosten door wat achter al die wonderlijke verhalen steekt: de aanmoediging om niet meer bang te zijn, de troostende boodschap dat alles goed zal komen, hoe dan ook.
In die verhalen legt Jezus zijn hand op onze schouder, zoals ouders moed geven door in het donker hun hand op de schouder van hun kind te leggen. Die moed zal ons doen dansen, ook als we weten dat de dood zich altijd ergens verschanst heeft.
We hebben daar geen bewijzen voor dat geloof. We hebben er geen bewijzen voor dat liefde alles overwint, dat het zin heeft om offers te brengen, dat alle tranen gedroogd zullen worden, dat we aan de andere kant van dit leven de vrede zullen vinden.
Dat zijn vragen waarover niets kan berekend worden of geëxperimenteerd.
We hebben alleen een verhaal dat kinderen troost brengt en blijft boeien.
Het verhaal over de man die ook gezegd heeft: "Ga en doe evenzo."
Als we ons laten aanspreken door het dochtertje van Jaïrus, zal ons geloof ook groot genoeg zijn om anderen te troosten.
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|