Er ligt vandaag wel veel op ons bordje. Nu is dat niet verwonderlijk. De bijbel is onuitputtelijk.
Hij is gegroeid uit talloze herinneringen, beelden, verhalen, die mensen zorgvuldig hebben doorgeven, in gemeenschappen die het geloof in de God van Abraham, Isaak en Jakob beleefden. En het is de dierbare schatkist van het evangelie gevuld met de vele verhalen die leefden onder de groepjes eerste christenen.
Op verschillende plaatsen en omstandigheden hebben gelovige schrijvers die traditie op schrift gesteld om ze te kunnen bewaren. Zij leefden in andere tijden, en hadden soms een andere kijk op het leven. Hun bekommernissen waren anders dan de onze. Niet te verwonderen dus dat er in die schatkist soms juwelen zitten die we niet direct mooi vinden. Die we geen plaats kunnen geven. Zoals vandaag: ik begrijp niet alles wat er in de evangelietekst bedoeld wordt. Dat gooi ik dan niet weg. Het kan aan mij liggen, dat onbegrip. Of aan de beelden die gebruikt worden: vroeger waren die misschien duidelijk, nu niet meer. Maar daarom is dat juweeltje niet minder dierbaar.
Wat mij wel aanspreekt, is de rode draad tussen de eerste en de tweede lezing. Het gaat telkens over de vraag: wie heeft het voor het zeggen in de gelovige gemeenschap?
In elke gemeenschap ontstaat er een structuur en nemen mensen de verantwoordelijkheid voor het geheel. Anders is er geen gemeenschap, maar een boeltje. Maar in beide lezingen vandaag wordt duidelijk gemaakt dat elk lid van de gemeenschap hoeder is van het geloof, en dat de 'leiders' geen alleenrecht hebben om te bepalen wat 'evangelie' is en wat niet. Iedere gelovige kan een profeet zijn.
Een profeet is geen toekomstvoorspeller. Hij spreekt in Gods naam. In de Kerk moeten ook Eldad en Medad spreekrecht krijgen. Zoals het ook evident is dat er een Mozes moet zijn, een leider. Maar een leider die kan luisteren, die in staat is te horen dat de Geest ook onder de 'gewone' gelovigen aan het werk is. En die daar blij om is.
Ik denk hier aan onze parochie.
We volgen niet altijd de voorschriften van Vaticaan en Schoenmarkt. Het is het goed dat er plaats is voor afwijkende meningen. Ook Petrus en Paulus hadden ooit kletterende ruzie, en Paulus behoorde niet bij 'de Twaalf'... Maar het is voor mij even duidelijk dat die botsing van opvattingen in het grootste respect moet gebeuren. Zoals een gezin: ik was het niet altijd eens met mijn ouders, en die hadden niet altijd gelijk. Maar dieper dan die meningsverschillen zat een diepe wederzijdse waardering en liefde voor mekaar.
Respect, en nederigheid. Want er is eigenlijk maar één baas, en die wilde de dienaar van allen zijn. Zo kom ik toch terecht bij dat tweede juweeltje in het evangelie, dat ik niet goed begrijp. Over die afgehakte handen en zo. Want daarin begint Jezus met te spreken over "deze kleinen die op Mij vertrouwen".
Als we ons afvragen hoe het geloof beleefd moet worden, is de belangrijkste toetssteen, en de steen des aanstoots: wat doen wij voor de kleinsten? De kinderen, de zwaksten, de armen, de vluchtelingen, de zieken onder ons? Brengen wij hen met al ons gelovig doen en laten ten val? Duwen we hen nog dieper in de miserie? Of, zoals Jezus, en die buitenstaander waar Johannes zich aan ergert, helpen we hen om te leven?
Die vraag is voor ons allen belangrijker dan de discussie over wie de baas is. En dat geldt zowel, voor de 'oversten', als voor mezelf.