Wegwijzerviering, een viering waar ook gezinnen heel hartelijk welkom zijn
Beste mensen,
De vakantiemaanden zijn voorbij. Tijdens die maanden houden we geen preek. Vandaag beginnen we daar terug mee.
Meestal gebruiken we twee lezingen uit de bijbel: eentje over de leerlingen van Jezus en eentje uit het evangelie. Maar vandaag is het een wegwijzer-viering. Dan kiezen we dikwijls voor een eerste lezing die niet in de bijbel staat.
Het meisje uit het eerste verhaal is nog klein en kan nog niet alles. De man uit het evangelie was doof en kon slecht praten. Zo gaan beide verhalen over iemand met een beperking.
Even was ik geneigd om het verhaal over het meisje ná het evangelie te vertellen, omdat het mij een goed voorbeeld leek van hoe iemand die misschien niet alles kan, toch méér mogelijkheden heeft dan we op het eerste zicht van hem of haar zouden verwachten.
In plaats daarvan vertel ik jullie een derde verhaal, dat ik zelf meemaakte:
Een aantal jaren geleden, toen mijn zonen nog naar de lagere school gingen, zaten er bij hen op school twee blinde jongens. Een van beiden, Wim, zat samen in de klas bij onze Daan.
Ik speelde in die tijd nog regelmatig poppenkast, ook soms op hun school. En Wim kwam ook kijken.
Ik weet niet meer waarover het verhaal ging, maar herinner me nog wel dat Wim achteraf naar de poppen kwam kijken. Dat waren ook de woorden die hij gebruikte: komen kijken.
Hij betastte de poppen één voor één héél aandachtig, alsof hij het verhaal opnieuw voor zijn ogen zag afspelen.
Het was een bijzondere ervaring voor hem, vooral voor mijzelf.
In zekere zin had ik Wim op een andere manier leren kijken. Maar eigenlijk waren vooral mijn ogen open gegaan, toen ik merkte hoe goed zo'n blinde jongen wél kon zien.
Het is vandaag de laatste dag van de Paralympische Spelen in Tokio. Dat zijn de Olympische Spelen voor mensen met een beperking. Gisteren was in het nieuws dat de atleten die op deze spelen een medaille winnen, niet dezelfde vergoeding krijgen als de kampioenen op de échte Olympische Spelen. Ze verdienen evenveel respect, zei de minister van Gelijke Kansen.
In de meeste kerken wordt vandaag, in plaats van het verhaal over het kleine meisje met haar wereldpuzzel, een stukje gelezen uit de brief van Jakobus (Jakobus 2, 1-5).
Jakobus, wie is dat dan weer? De apostel Jacobus was een zeer trouwe volgeling van Jezus, die ook wel de broer van Jezus werd genoemd.
Hij legde met een voorbeeld uit hoe de leerlingen van Jezus met de mensen moeten omgaan:
Veronderstel, zo schrijft hij, dat jullie als christenen bij elkaar zijn, en dat er dan twee mensen binnenkomen. De één is een rijke man, met een mooie mantel aan en met gouden ringen aan zijn vingers. De ander is arm en draagt vieze, oude kleren.
Stel dat jullie dan die rijke man met veel respect behandelen, en zeggen: Kijk, hier is een mooie plaats voor u. Gaat u alstublieft zitten. Maar dat jullie tegen die arme man zeggen: Blijf jij maar staan, of ga maar op de grond zitten.
Als jullie de één beter behandelen dan de ander, dan zijn jullie heel verkeerd bezig. Ook voor hen geldt: Ze verdienen evenveel respect.
Luister, lieve broeders en zusters, zegt Jacobus: Juist de mensen die in deze wereld arm genoemd worden, zijn er door God uitgekozen. Zij zijn door hun geloof rijk geworden: Gods nieuwe wereld is voor hen! Want God heeft Zijn nieuwe wereld, het Koninkrijk Gods, beloofd aan de mensen die van hem houden.
Ik geloof echt wel dat Jezus de man uit het evangelie écht weer kon laten horen en spreken.
Maar ik geloof ook dat wij wat meer moeite moeten doen om mensen te verstaan. Om beter naar anderen te luisteren en te willen kijken naar hun mogelijkheden.
Als we de wereld écht beter willen maken, dan gelden voor ons net dezelfde regels als bij het verhaal in de eerste lezing: leer zelf beter kijken om beter te zien en begin bij de mens aan de achterkant, begin bij jezelf.
Heer, open mijn ogen om te kijken, open mijn oren om te luisteren. Amen.
Bijlage:
Het verhaal dat de eerste lezing verving
Een bekwame onderzoeker zit te werken in zijn bureau aan een project om de wereld te verbeteren, als plots zijn dochtertje van vijf binnenkomt.
Ik wil spelen, zegt ze. Maar de man antwoordt dat hij geen tijd heeft en dat ze hem verder moet laten werken. Na wat aandringen geeft de vader nog niet toe en verandert het dochtertje van tactiek.
Laat mij dan helpen, zodat je vlugger klaar bent met de wereld te verbeteren, zegt ze. De man is vertederd en zoekt naar een oplossing: hij vindt in een tijdschrift een wereldkaart, scheurt die aan stukken en geeft alles aan zijn dochtertje met de opdracht dat zij de wereld terug in orde moet maken.
Hij hoopt zo de rest van de dag van haar af te zijn, aangezien hij weet dat zijn dochtertje nog klein is en het beeld van de wereldkaart niet kent.
Na een kwartiertje komt ze fier terug met de wereldkaart netjes aaneengeplakt.
Klaar!, roept ze. Hoe heb je dat gedaan? vraagt de vader verbaasd. Simpel, zegt het meisje, toen je het blad uit het tijdschrift scheurde, zag ik dat er op de achterkant een man stond. Toen ik de wereld niet kon ineen puzzelen, heb ik alle stukken omgedraaid en eerst de mens in orde gebracht. Toen ik daarna het blad omdraaide, zag ik dat de wereld ook in orde was.
De brief van Jakobus (Jakobus 2, 1-5)
Stel dat jullie als christenen bij elkaar zijn, en dat er dan twee mensen binnenkomen. De één is een rijke man, met een prachtige mantel aan en met gouden ringen aan zijn vingers. De ander is arm en draagt vieze, oude kleren.
En stel dat jullie dan die rijke man met veel respect behandelen, en zeggen: Kijk, hier is een heel mooie plaats voor u. Gaat u alstublieft zitten. Maar dat jullie tegen die arme man zeggen: Blijf jij maar staan, of ga maar op de grond zitten.
Stel dat jullie zoiets doen, dan behandelen jullie de één beter dan de ander. Dan beoordelen jullie mensen op een heel verkeerde manier.
Vrienden, luister! Wie zijn er door God uitgekozen? Juist de mensen die in deze wereld arm genoemd worden. Zij zijn door hun geloof rijk geworden: Gods nieuwe wereld is voor hen! Want God heeft de nieuwe wereld beloofd aan de mensen die van hem houden.