Lieve mensen
Bij de lezingen van vandaag vallen mij twee zaken op:
In beide gevallen is er sprake over blinden;
In beide is er ook sprake over de Heer/Jezus die zijn volk (inclusief de blinden, lammen, zwangere en barende vrouwen) terug haalt en redt/geneest.
In het evangelie valt de naam Bartimeüs. Wie was dat eigenlijk?
Volgens Marcus was hij de zoon van Timeüs.
Volgens de gegevens uit de Bijbel was hij gewoon een blinde, die zat te bedelen langs de weg bij Jericho toen Jezus daar met zijn leerlingen en een grote groep mensen voorbij kwamen.
Bij het verhaal van die blinde vallen mij opnieuw twee zaken op:
Er is die uitdrukkelijke vraag van Bartimeüs aan Jezus om gehoord te worden,
én er is dat expliciete antwoord van Jezus daarop: "Wat wilt ge dat Ik voor u doe?"
Die vraag en dat antwoord komen er na een soort pingpong-gesprek tussen Jezus en het volk:
Eerst Bartimeüs die roept: "Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij."
Dan de mensen die hem toesnauwen om te zwijgen,
Jezus zegt dan: "Roept hem eens hier."
In reactie daarop roept het volk: Heb goede moed! Sta op, Hij roept u."
Dan vraagt Jezus aan Bartimeüs: "Wat wil je, dat Ik voor je doe?"
Bartimeüs antwoordt: "Rabboeni, maak dat ik weer mag zien!"
Daarop verklaart Jezus dat Bartimeüs' geloof hem heeft genezen. Waarna Jezus hem weer ziende maakt.
Het gebeuren moet op de volgelingen van Jezus een diepe indruk hebben gemaakt. Zo erg zelfs dat drie van hen, wanneer zij later het verhaal van Jezus uitschrijven in een evangelie, ook dát verhaal verder vertellen.
Marcus (Marc. 10:46-52) doet het, en ook Mattheus (Matth. 20:29-34) én Lukas (Luc. 18:35-43) vertellen het.
Maar ieder van hen doet het met een ander accent. Zo spreekt Lucas over één blinde en vertelt Mattheus over twee blinden. Alleen Marcus noemt Bartimeüs bij naam.
Maar waarom hebben die leerlingen, die evangelisten, die gebeurtenis dan zo goed onthouden?
Alleszins niet omdat de blinde Bartimeüs een soort Stevie Wonder zou geweest zijn.
Misschien wel omdat het hen opviel hoe anders Jezus zelf met mensen omgaat.
De leerlingen waren al een tijdje met Jezus op weg. Ze hebben van Jezus al meer wonderen meegemaakt.
Het begint hen te dagen dat die Jezus véél méér is dan een soort tovenaar of wonderdoener.
Jezus is iemand die terug hoop geeft aan iemand die hopeloos was.
Jezus is iemand die waarde, die aandacht geeft aan mensen, kinderen en andere dingen die eerder waardeloos leken.
Weet je nog toen, kort geleden, de mensen kinderen bij Hem brachten? De leerlingen vonden hen maar lastpakken en wezen ze bars af. Maar Hij zei: laat die kinderen tot bij mij komen en hou ze niet tegen, want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods (Marc. 10,13).
En nu, met die blinde bedelaar, gebeurt bijna hetzelfde.
Hoe durft dié blinde Jezus lastig te vallen, dachten ze, en ze lieten hem zwijgen.
Dan, alsof ze zich de reactie van Jezus bij de kinderen herinnerden, draaien ze bij en herpakken zich. Sta op, Hij roept u, moedigen ze hem aan.
Bartimeüs is, net als al die anderen, een kleine, laatste, verlorene, verstotene, balling, belast met de ziekte of zonde van hem of zijn ouders
een lieveling van Jezus.
Het is me wat met die volgelingen van Jezus. Want dat is wat ze doen: Hem volgen!
Het is wat met die leerlingen van Jezus. Wat hebben ze nog véél te leren, te leren uit wat Hij doet.
Herinner je, ook kort geleden, hun ruzie over wie er op de eerste plaats zou mogen zitten.
En opnieuw trappen ze in dezelfde val.
Je zou je gaan afvragen om welke blinden het hier eigenlijk gaat.
De woorden van Jezus: Roept hem eens hier, moeten voor hen geklonken hebben als: waar blijft jullie aandacht voor die kleine, armen of geringsten? Zijn jullie eigenlijk blinden?
Zo lijkt het verhaal over Bartimeüs bol te staan met situaties, woorden en handelingen die méér dan één betekenis hebben. Blind zijn is méér dan de lichamelijke handicap. Ook gezonde ogen zien niet altijd wat ze zouden moeten zien.
Nog één ding om af te sluiten.
Bartimeüs noemt Jezus Rabboeni. Dat is een wonderlijke eretitel die we amper twee keer in het Nieuwe Testament tegenkomen.
Één keer bij Johannes (Joh 20:16), als Maria Magdalena na zijn verrijzenis Jezus ontmoet bij het graf. Zij herkent Hem en noemt Hem Rabboeni!
En één keer hier bij Marcus (Marc. 10:51), waar Bartimeüs Jezus aanspreekt met die eretitel: Rabboeni, maak dat ik kan zien..
Die wonderlijke titel is een eervolle aanspreking die mijn meester of mijn gebieder betekent. Het is een aanspreking die het midden houdt tussen onderdanigheid en erkentelijkheid.
Hebben wij dan de moed om, net als Bartimeüs, Jezus aan te spreken, om hulp te vragen aan God of aan medemensen? Blijven we dan betrouwen op God?
En als anderen een beroep op ons doen, kijken en luisteren wij dan even goed naar hen als Jezus zou doen, en vragen wij: Wat kan ik voor jou doen?
Heer Jezus, leer mij naar de ander luisteren met uw oren en naar de wereld kijken met uw ogen, zodat U ook tegen ons kan zeggen: Ga, uw geloof heeft u genezen. Amen.