Wegwijzerviering - Een viering met gezinnen, eerste communicanten en vormelingen
Beste meisjes en jongens.
Je kan het leven vergelijken met een treinreis. En een van de treinen die we kunnen nemen, is die van het evangelie. Die stopt af en toe in een stationneke, zoals in deze kerk. Om zijn batterijen wat op te laden, en een praatje te maken met de machinist. De machinist van die trein, dat is Jezus. We hebben hem daarnet gehoord, in de lezing van het evangelie. Hij heeft verteld dat onze trein op twee sporen rijdt. Das nogal normaal voor een trein.
Maar die sporen die gaan niet zomaar in het wilde ergens naartoe, die lopen samen netjes in een bepaalde richting. En het ene spoor, zegt Jezus, is het spoor van God. God, dat is een groot woord. En moeilijk uit te leggen. Maar God begint met dezelfde letter als goed. Onderweg vertelt Jezus dikwijls dat God goed is, dat hij voor ons, de reizigers, het beste wil, dat hij ons allemaal graag ziet. Onze trein is op weg naar God, naar zijn goedheid.
En het andere spoor, zegt Jezus, is even belangrijk. En dat is het spoor van de naaste. De naaste, dat is eigenlijk gemakkelijker uit te leggen. Kijk maar eens naast u. Of voor u. Of achter u. De mensen dicht bij u, dat zijn de naasten. En, zegt Jezus, we volgen dat spoor, als we onze naaste zo graag zien als onszelf. Als we er zo goed voor willen zijn, als voor onszelf. Als we dat spoor niet volgen, ontspoort onze trein, en komen we niet aan bij God. Dan geraken we zijn richting kwijt in ons leven.
De naaste zo graag zien, als onszelf. Hebben we graag dat er naar ons geluisterd wordt? Dan
Hebben we graag dat we een nieuwe kans krijgen, als we iets mispeuteren? Dan
hebben we graag dat mama en papa ons graag zien? Dan
En als we later wat krammakelijk beginnen te worden, en wat doof, zullen we dan graag hebben dat men met ons geduld heeft, en dat men voor ons wil zorgen? Dus
Die twee sporen horen bij elkaar, die kan men niet uiteen trekken. Als we op weg willen gaan naar die goede God, kunnen we niet anders dat te proberen zo goed te zijn als hij, met vallen en opstaan.
We zitten niet gevangen op die trein.
We kunnen onderweg uitstappen, en andere treinen nemen. Er zijn andere sporen: je kan de trein nemen die rijdt op de sporen met de G van goesting, en de N van nijd. Maar, meisjes en jongens, en beste volwassenen, die met hen mee naar deze kerk gekomen zijt, wij zijn hier samen in dit station, omdat jullie de trein van het evangelie willen kiezen. Jullie stappen hier op, om samen met de mensen in de kerk naar een groot station te rijden: de Eerste Communie, of voor de groteren hier: naar het station Vormsel.
En ik hoop van harte, dat jullie reis niet zal eindigen in een van die stations, maar jullie verder die sporen van goedheid en naastenliefde zullen volgen. En dan gaat het er niet om, pilaarbijters te worden of kwezels.
Het gaat erom of we blijven geloven dat een goede mens proberen te zijn, belangrijker is dat geld en eigenbelang. Het gaat erom of we blijven geloven dat geven beter is dan nemen. Het gaat erom of we de naaste zo graag blijven zien als onszelf. Dan verblijven we in Gods goedheid.