Het is al even geleden, maar toen ik nog naar school ging, werden leerlingen ook gerangschikt naargelang van de punten die ze behaald hadden op de examens. Iemand was de eerste van de klas, iemand de tweede en helaas ook iemand de laatste. Vooral voor die eerste plaats werd vaak strijd geleverd, door leerlingen en indertijd ook dikwijls door ouders.
Hoe leuk was het niet in de familie te kunnen vertellen dat je zoon of dochter de eerste was. In de school die ik mij herinner kreeg de eerste van de klas zelfs een erekaart, ondertekend door de directeur. En wie in alle jaren de eerste plaats had behaald, de zogenaamde primus perpetuus kreeg zelfs een kroontje van laurier.
We hebben intussen andere ideeën over onderwijs en opvoeding, maar eigenlijk is die drang om de eerste of de beste te zijn, heel herkenbaar. En we vinden het op veel terreinen terug. Om te beginnen in de sport, maar daar is het vrij logisch. In de sport is er altijd een winnaar, de eerste, de snelste, de handigste of wat dan ook. Al kunnen we ons afvragen wat het nut is van het maken van lijstjes die rangschikken welk land in de Olympische Spelen de meeste medailles behaald heeft. En wat de verdienste is van de inwoners van dat bewuste land.
Maar we vinden het niet alleen in de sport. We maken ook rangschikkingen van de beste ondernemer, het meest succesvolle bedrijf, het best bekeken TV-programma, de beste film, acteur of actrice enzovoort. En binnenkort zijn er weer verkiezingen en krijgen we lijstjes van de partij met de meeste stemmen en de man of vrouw met de meeste voorkeurstemmen.
Het is allemaal heel menselijk en heel herkenbaar. Maar die drang om de eerste, de beste te zijn, of tot de beste groep te behoren, leidt onvermijdelijk tot competitie en tot strijd. En daardoor ook tot naijver, want om de eerste te zijn, moet men een ander overtreffen. En dat is waar bijvoorbeeld Jacobus ons voor waarschuwt in zijn brief, die wij hoorden in de eerste lezing. Waar jaloezie en eerzucht heersen, schrijft Jacobus, daar treft men ook onrust en allerlei minderwaardige praktijken aan.
En ook in het evangelie waren de leerlingen blijkbaar aan het redetwisten over de vraag wie van hen eigenlijk de grootste was.
En Jezus maakt hen onmiddellijk duidelijk dat Hij een heel andere gedachtengang hanteert en een heel andere norm heeft. Hij plaatst een kind in hun midden. Dat kind is de norm. Wie één van zulke kinderen ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij, zegt Hij.
We moeten er wel voor opletten dat we die situatie niet zomaar zonder nadenken verplaatsen naar onze huidige tijd. We kunnen in de verleiding komen om dit evangelie alleen maar te zien als een kindvriendelijke scene, die we bijvoorbeeld kunnen gebruiken in een eerste-communieviering. Maar onze houding tegenover kinderen is heel anders dan vroeger.
Wij vinden kinderen vooral schattig, grappig dikwijls en meestal vertederend en sympathiek.
Kinderen in die tijd echter kregen nauwelijks aandacht, ze telden eigenlijk niet mee. Ze werden meegedragen op de rug of de schouders en zodra ze konden moesten ze ook mee werken. Scholen waren er niet en op de universele verklaring van de rechten van het kind moesten we nog eeuwen wachten. Kinderen waren in de eerste plaats hulpeloos, totaal afhankelijk en rechteloos. Ze hadden geen recht van spreken.
Een kind in het midden van de groep plaatsen en het omarmen, gaat helemaal in tegen de gewoonten en gebruiken van die tijd. Als we het tafereel willen verplaatsen naar onze tijd, zouden we geen kind in het midden plaatsen, maar een bootvluchteling. Of een dakloze, of een verslaafde. Of iemand die net zijn werk is kwijtgeraakt en zijn relatie heeft zien stuk lopen.
Het is geen toeval dat we dit evangelie te horen krijgen op deze vredeszondag of in deze vredesweek. Al te vaak wordt de vrede immers bedreigd of verstoord doordat wij de eerste, de beste of de belangrijkste willen zijn. Dat is bijna altijd de oorzaak van conflicten wereldwijd, maar ook in kleinere maatschappijen, in onze directe omgeving.
Wanneer een conflict tussen mensen helemaal is geëscaleerd en men geen oplossing meer ziet, dan horen we wel eens de uitdrukking: ze kunnen niet meer door dezelfde deur. Inderdaad, als wij halsstarrig en definitief de deur voor elkaar dichthouden, raakt een conflict nooit opgelost. Dan is een totale oorlog onvermijdelijk, zoals dat heet.
Die oorlogen in de Gazastreek of in Oekraïne kunnen wij niet beëindigen of oplossen. En onze legers of onze politici ook niet. Maar alles begint klein, niet alleen afschuwelijke oorlogen, maar ook kleine conflicten. En we vinden die oorlogen, dat geweld en die gruwel natuurlijk allemaal verschrikkelijk. Maar laten we dan toch niet blind zijn voor de meningsverschillen en problemen die zich voordoen in onze eigen onmiddellijke omgeving. En laten we dan ook beginnen onze deur voor elkaar niet hermetisch af te sluiten.
Ook al verschillen we grondig van mening, we kunnen nog altijd door één deur.