Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
Met drie mensen hebben wij de teksten voor de viering vandaag bij elkaar gezocht. En voor begeleidende beelden moesten we dan ook zorgen. Maar als je op internet afbeeldingen gaat opzoeken over de heilige familie krijg je overwegend ouderwetse, mierzoete taferelen die ons doen denken aan zo een reeks beeldjes, die vroeger op een schoorsteen of een vensterbank werden geplaatst, liefst nog onder een stolp.
Het wekt de indruk dat het hier gaat over een extreem braaf, probleemloos gezin, waar ouders nooit eens boos of verdrietig waren en kinderen altijd lief en gehoorzaam. Maar eigenlijk komen we in de bijbel weinig te weten over die heilige familie en wat we te weten komen is dikwijls heel herkenbaar, zelfs voor ons, in onze tijd.
Kort na de geboorte van Jezus moesten ze al op de vlucht, bevreesd voor de wrede plannen van koning Herodes. Op last van een engel moesten ze vluchten naar Egypte. Vluchtelingen dus, op weg naar een ander land, niet wetend of ze er welkom waren en of ze onderdak zouden kunnen vinden. Als we ons verplaatsen naar onze maatschappij kunnen we de vraag stellen: voldeden ze aan de juiste kwalificaties om asiel te kunnen aanvragen?
Later vestigen ze zich in Nazaret, ook weer een andere streek, want bij de geboorte bevonden ze zich in Betlehem. Dan moeten we wachten tot Jezus twaalf jaar werd vooraleer we er in het evangelie iets over vernemen. En dan blijkt dat hij na een bezoek aan de tempel niet meer naar huis gekomen is. De nachtmerrie van elke ouder: een kind dat verloren en onvindbaar schijnt te zijn. Niemand lijkt te weten waar hij is.
Als Jezus zijn openbaar leven begint, is Jozef waarschijnlijk al overleden en is Maria dus weduwe. Zij ziet haar zoon het huis uit gaan en vraagt zich allicht af met welke vrienden hij in contact zal komen. Is hij in veilig gezelschap of loopt hij zijn ongeluk tegemoet? Af en toe komt hij even terug naar huis, ze is in zijn buurt als hij op een bruiloft in Kana water in wijn verandert en lijkt dan toch wel trots op hem te zijn.
Maar even goed zal zij zich geregeld zorgen hebben gemaakt over zijn optreden, zijn omgang met andere mensen, zijn discussies met farizeeërs en schiftgeleerden en al die verhalen die over hem verteld werden. Uiteindelijk vindt ze hem terug in Golgotha, op Goede Vrijdag. Daar maakt ze het ergste mee wat een moeder kan overkomen: haar kind zien sterven.
Zo een zeemzoete heilige familie was het dus uiteindelijk niet. En eigenlijk zit het hele leven van Jezus vol met veel gewone, zogenaamd alledaagse gebeurtenissen en taferelen. Lange tijd wordt naar hem in Nazaret verwezen als naar "de zoon van de timmerman". Zoals wij iemand soms aanduiden als: die van de kapper of die van de bloemenwinkel of die van achter den hoek. Alledaags en herkenbaar dus, ook voor ons.
In het evangelie dat we daarnet hoorden, gaan zijn ouders hem aan God opdragen in de tempel. Het was een ritueel dat thuishoorde in de traditie van die tijd en het bewijst ook dat Maria en Jozef heel nauwgezet de wet en de gewoonten van toen volgden. Jezus wordt helemaal in de traditie van zijn volk opgenomen.
En in de tempel komen ze twee oude vrome mensen, tegen, Simeon en Hanna. Twee oude mensen, die vol verlangen uitzien naar de komst van de Messias en die in het kleine kind de beloofde redder menen te zien. Ze brengen een profetische boodschap, die door de ouders nog niet helemaal wordt begrepen.
Maar eigenlijk is ook dat herkenbaar. Ook nu nog is bij een geboorte en een doopritueel de vorige, de oudere generatie vaak heel nadrukkelijk aanwezig. En ze staat ook altijd klaar met goede, of in ieder geval goedbedoelde raad. En dat er dan een hechte band kan ontstaan tussen de oudere en de jongere generatie, daar kunnen wij uit ervaring toch wel van getuigen. Onze parochie heeft als patroonheiligen trouwens nog altijd Sint-Anna en Joachim, de grootouders van Jezus. Ook oude mensen dus.
Herkenbaar, zelfs alledaags. Zo ziet de heilige familie en eigenlijk het leven van Jezus er op vele momenten uit. Zelfs de heiligste tekenen die hij aan zijn kerk gegeven heeft zijn in wezen onopvallend. Aan een eucharistieviering is niets ophefmakends. We breken en delen het brood en we drinken samen van de wijn. En het is in de gewoonheid, de alledaagsheid van brood en beker dat hij helemaal onder ons wil zijn. Niet speciaal, niet buitengewoon, een deel van het leven van elke dag bijna.
Straks nemen wij afscheid van het oude jaar en verwelkomen we 2024. En de meesten van ons gaan dat allicht doen aan een tafel met mensen uit onze vriendenkring, uit onze familie. Want met die familie voelen wij ons op deze dagen heel sterk verbonden. We zitten samen met mensen met wie we al zo vaak hebben samen gezeten. Heel gewoon, heel alledaags. Nieuwjaar vieren we met onze familie, in zekere zin ook een heilige familie.
Honderdduizenden gezinnen als kaatsballen uit levensangst opgejaagd, gevlucht in Gaza.
Bedreigd door bombardementen, zonder water, voedsel of enig perspectief.
Oekraïne, Soedan, Oost-Congo, duizenden migranten dakloos zwervend door onze straten. Maar ook hier, groeiende armoede.
Velen die worstelen met de zinloosheid van hun leven.
Is Kerstmis een flauw verhaaltje, sentiment, een winstgevend project voor een schuifelende massa op de Meir of voor bol.com?
Ik herinner het mij nog levendig die kerstmis van 1944 als kind.
In november was een V2 gevallen in de Kroonstraat. 44 doden.
Talloze huizen in puin. Ook het onze.
Alleen de entresol, het tussenverdiep stond nog recht tussen de ruïnes.
Wij leefden met vijf op de badkamer met een petrolvuurtje en een gekregen gasbrander.
Een plank boven het bad was de eettafel versierd met een afgebroken tak als kerstboom.
De glinsterende zilverpapiertjes die de geallieerde vliegtuigen uitstrooiden tegen radardetectie vervingen de kerstballen die ergens tussen het steenpuin lagen.
Ook de kerstbeeldjes ontbraken.
Op een doek lag een kruisbeeld bij gebrek aan Christuskind.
Heel veel jaren later ontdekte ik tot mijn verbazing dat op de middeleeuwse kersttaferelen er steeds een crucifix hing boven de kerststal.
Het kerstverhaal was dus schijnbaar reeds een lijdensverhaal.
Steeds weer schilderden ze de kribbe bij een afvoerput of een riool.
De échte plek om God te vinden.
En daar zaten wij met kerstnacht, zonder elektriciteit en perspectief, bijeen gepropt op Kerstavond maar wel samen.
We baden de rozenkrans en zongen tussen de tientjes kerstliekens.
Ik, als jongste mocht dan draaien met mijn zelfgemaakte ster.
Je bent veel te klein om de diepte van dat gebeuren te begrijpen maar toch herinner ik mij nog dat angstgevoel van niet meer weten en onveiligheid, we moesten slapen in de schuilkelder, en toch die sfeer van vertrouwen, dat warme, biddend samenzijn.
Iets van diepe geborgenheid die ik steeds weer, doorheen de jaren, ervaren heb.
Ook al was er geen enkel uitzicht, nauwelijks nog iets om in te schuilen, toch straalde die kerstdagen iets uit van diep vertrouwen, van hoop en een sterk verlangen om elkaar, maar ook de berooiden om ons heen, te ondersteunen.
En ik weet dat ze dat thuis, ondanks eigen miserie, deden.
Misschien is dat die sterke uitdaging van Kerstmis.
Die uitgestrekte handen van dat Christuskind, die weerloze schreeuw van God in die voederbak. Zo'n hunkerend, levend kind kan je niet onverschillig laten liggen.
In zijn kerstverhaal schilderde Lucas een tafereel met de bedoeling dat wij er doorheen zouden kijken en iets vermoeden van Gods diepste intuïtie: de geboorteschreeuw van het kind in ons, daar waar wij echt zijn.
Ooit heeft Kerstmis het licht gezaaid van een God, kwetsbaar als een zwangere vrouw op zoek naar veiligheid om leven te schenken, in de onherbergzaamheid van onze samenleving.
Een God wiens blik ons onzeker maakt, wetenschappelijk irrelevant.
En toch dat mysterie van die uitgestrekte armen van dat Kind, die hunker naar barmhartigheid, het doorkruist elke vorm van berekening.
Als je leert zien in het duister, zegt dit verhaal, dan raakt die schreeuw je gevoelige snaar in je verlangen naar echt mens worden.
Dan verlangt God te wonen in onze menselijkheid.
Het was koud in Bethlehem, zegt de legende. Kunt u aanvoelen hoe koud het kan zijn wanneer het hart van een mens bevriest door eenzaamheid, wanneer vingers blauw verkleumen door de onverschilligheid van anderen en levens wegzinken?
Als straks iemand je vraagt waarom je naar deze viering bent gekomen vertel hem dan dat God ons nodig heeft voor meer menselijkheid tussen ons..
Zijn licht zal onweerstaanbaar doorsijpelen tussen onze huizen.
Het kind van de hoop wordt steeds weer geboren uit mensen.
Evangelie: Lucas 1, 26-38 - 'Zie, gij zult zwanger worden'
Lieve mensen,
We ontsteken vandaag de 4de Adventskaars! 3 volle weken staan we in verbinding!
De 1ste week bracht ons in verbinding met 'het Licht', de 2de week met 'elkaar' en
de 3de week bracht ons in verbinding met 'Gods droom'.
Vandaag brengt ons dan extra in verbinding met 'Jezus'!
Om maar te zeggen hoe dicht we vandaag bij Kerstmis staan!
Hoe zit dat binnen in ons?
Leeft de verwachting naar de geboorte van de Heer echt in ons, of
leeft ze alleen hier in de kerk, tijdens de viering?
Nemen we die gedachten ook mee naar huis, om er thuis werk van te maken?
Hadden we in de 1ste week oog voor iemand die een lichtpuntje onverwacht wel echt kon gebruiken? Of om thuis een extra lichtpunt te zijn voor onze partner of kinderen?
Hadden we in de 2de week oog voor mensen die al eens uit de boot vallen?
bv Iemand die niemand graag aan tafel heeft bij het OKRAfeestje, of bij het FERM-kerstfeestje? Willen we die op bijzondere dagen aanhalen en bij ons zetten?
Hebben we verleden week nog eens gedacht aan Gods droom?
Gewoon nog maar: "Durf ik nadenken over het feit dat zovele mensen uit de boot vallen, nu het digitale leven zoveel van ons eist?"
Wij hebben onze kinderen, wanneer we iets niet verstaan...
Maar zovele mensen hebben niemand die hen kan helpen als ze geen computer hebben... Durven wij naar hen luisteren en hen ook helpen, of goed doorverwijzen?
Nu de laatste week worden we geconfronteerd met Jozef die voor een verschrikkelijk moeilijke keuze komt te staan.
Hij ligt er wakker van! Je zou van minder!
Maar een Engel probeert hem gerust te stellen via een droom!
En Jozef neemt dit teken au serieus!
Hij durft geloven dat die Engel aan zijn kant staat, dat die Engel een teken is van; 'God' die met zijn mensen begaan is...
Met dat vertrouwen in hem, gaat hij door en doet wat zijn hart zegt!
Het doet me denken aan een wenskaart die ik al eens naar mensen durf te sturen waarop in mooie kalligrafieschrift geschreven staat:
"Wie zich laat leiden door zijn hart, zal nooit verkeerd lopen"!
Die laat zich niet hinderen door het geroddel van de anderen.
Die staat achter datgene wat hij of zij zelf juist en belangrijk vindt.
Die staat achter de mens waarvan zijn of haar hart zegt;
die heeft me hier en nu nodig.
Dat is het exact wat de engel ook tegen ons zegt!
"Vrees niet", om met het kerstfeest je geloof en je trouw opnieuw kracht bij te zetten om te proberen leven zoals Jezus het ons heeft voorgedaan.
"Vrees niet", om als christen door het leven te gaan, ook al wordt dit groepje kleiner en kleiner, en zien we het niet direct groeien voor de toekomst.
Laten we die Godsdroom ondersteunen in ieder van ons, en mekaar tot steun blijven om ons te blijven verbinden met die Jezus Die zich tijdens elke viering via de bijbel-lezingen en via ons samen aan tafel-zijn, laat zien en kennen.
En Die thuis en in onze omgeving te herkennen is in ieder gelaat dat we ontmoeten, in iedere glimlach, in iedere traan...
Mensendromen komen langzaam uit.
Hopen is een stap vooruit.
Zo kan het veel meer dan alleen maar op 25 december, Kerstmis worden.
Evangelie: Marcus 1, 1-8 - 'Maakt de paden van de Heer recht'
De advent is een beetje een vreemde tijd.
Het is de donkerste tijd van het jaar, nooit is er minder licht aanwezig. Het kan best zijn dat die snel invallende duisternis voor sommige mensen deprimerend werkt. Niet voor niets worden overal kaarsen en lichtjes aangestoken. En tegelijkertijd worden wij overspoeld met beelden en liederen over vrede en met mooie en romantische wensen. En wij kijken uit naar de feestdagen en gezellig samenzijn.
De lezingen in onze vieringen spelen daar ook op in. De profeet Jesaja schetst de mensen een prachtig toekomstbeeld. Door de woestijn wordt een weg gebaand, alle hindernissen worden opgeruimd, de wolf zal bij de schapen slapen en de herder weidt vredevol en vol liefde zijn kudde.
De toekomst oogt mooi en is helemaal zonder zorgen.
Hoe anders klinkt het als de nieuwsberichten ons bereiken. De oorlog in Oekraïne raakt maar niet opgelost, in de Gaza-strook en Israël zijn de onschuldige slachtoffers niet meer te tellen. In Sudan, in Jemen, in Congo en op zoveel andere plaatsen woeden bloedige conflicten.
Dichter bij huis slagen partijen en politici er niet meer in akkoorden te sluiten, maken mensen gedurig ruzie en volgt de ene staking en protestmars de andere op. Geen Jesaja, of geen andere profeet die er iets aan kan of wil doen.
Maar er is niet alleen Jesaja, er is ook Johannes de Doper. Hij is de stem die roept in de woestijn en hij roept de mensen op tot bekering. Het evangelie dat we zonet hebben gehoord is het absolute begin van het evangelie van Marcus.
En Marcus begint zijn evangelie niet met een boodschap van een engel. Hij begint zijn evangelie niet met een zwangere vrouw die op zoek is naar een herberg om te bevallen. Hij begint zijn evangelie niet met een kribbe en herders en later drie wijzen die op bezoek komen.
Nee, Marcus begint zijn evangelie in de woestijn.
De woestijn die zo belangrijk was in de geschiedenis van het volk van Israël, de woestijn waar ze waren doorgetrokken na de bevrijding uit de Egyptische slavernij, op weg naar het Beloofde Land. De woestijn die niets heeft van een idyllisch natuurtafereel of van een romantische vredesboodschap. De woestijn waar inderdaad nog een weg moet gebaand worden, of je kan er niet door.
In die woestijn roept Johannes de mensen op tot bekering. En bij bekering denken wij misschien vooral aan een verandering in onze levenswijze. We moeten ons doen en laten meer in overeenstemming brengen met wat God wil. Maar misschien slaat bekering niet zozeer op onze manier van leven, maar meer op onze manier van denken.
Wat denken wij bijvoorbeeld bij het begrip of het woord 'God'? Vatten wij God niet spontaan op als de grote en almachtige heerser, die alles weet en over alles beschikt? Degene die alles heeft geschapen en de wereld doet draaien.
En is Hij daardoor ook niet verantwoordelijk voor alles wat fout gaat en daardoor mee de oorzaak van alle kwaad? Als we zo denken, worden wij vaak boos op God. Hoe kan het dat Hij die oorlogen en moordpartijen, die overstromingen en andere natuurrampen zomaar laat gebeuren?
De God van Johannes is niet de God die alles heeft beslist en bestuurd in een ver verleden. Hij kent de ellende van zijn volk, Hij is de God die met hen meegaat. Hij is niet de God van het verleden, Hij is de God van de toekomst, de God die naar ons toekomt.
Hij komt niet om ons bestaan om te toveren tot een wereld zonder zorgen. Hij is de herder die zijn schapen leidt met zachte hand, over hindernissen en tegenspoed heen.
En als wij de ellende en miserie in onze wereld zien, als wij merken hoe uitzichtloos oorlogen en conflicten zich voortslepen, kunnen wij gemakkelijk moedeloos worden. God kan er inderdaad niets aan doen, maar wat kunnen wij, simpele stervelingen, eraan verhelpen?
Ook hier kunnen wij ons misschien bekeren in onze manier van denken. Gaan wij mee in de cynische en pessimistische gedachte van: er is toch niets aan te doen? En geven wij dat cynisme door aan elkaar? Gaan wij mee in het zoeken naar zondebokken en elkaar of bepaalde bevolkingsgroepen aanwijzen als de bron van alle kwaad? Gaan wij mee in het ophemelen van valse profeten die met simpele en harteloze oplossingen een nieuwe toekomst beloven?
Vinden wij dat het onze tijd wel zal duren en dat de inspanningen maar van anderen moeten komen?
Bij voorkeur van de mensen die in onze ogen de macht hebben...
Of zijn wij bereid zelf kleine stappen te zetten om uit de woestijn te geraken?
Kleine stappen, waarmee bijvoorbeeld Welzijnszorg zijn schouders wil zetten onder een sterk armoedebeleid. Een beleid waar geïnvesteerd wordt in meer gerechtigheid, in gelijke kansen voor iedereen.
Een beleid waarin zij ook ons uitnodigen om samen op pad te gaan, zoals werd aangekondigd in de titel van deze viering.
Wegwijzerviering - Viering waar de eerste communicanten, vormelingen, families en iedereen van harte welkom is
Belangrijke dag vandaag! Hier staan ze, voor de tweede keer, de meisjes en jongens van de Wegwijzers. Ze gaan verder met hun tocht naar hun eerste communie en hun vormsel.
En vandaag begint er nog een andere tocht: het is de eerste zondag van de Advent, we bereiden ons niet alleen voor op de komst van Sinterklaas, maar we gaan op weg naar Kerstmis, naar de komst van Jezus.
Als iemand na een lange reis terug thuiskomt, gaan we dan in onze zetel zitten, en met onze duimen draaien tot de bel gaat? Neen, we maken het huis klaar, we zorgen ervoor dat alles netjes is, dat er eten is. We maken er een gastvrij, aangenaam huis van, een huis waar iedereen zich thuis kan voelen.
In het evangelie van daarnet staat één zinnetje dat ik eruit wil halen, dat misschien het belangrijkste is: "Zorg goed voor mijn huis". En voor mij betekent dat: "Zorg goed voor elkaar". Zorg ervoor dat ons huis, onze buurt, onze wereld, een huis kan worden waar iedereen zich thuis kan voelen.
Zo heeft ook Jezus geleefd, dat heeft hij ons willen leren: goed voor elkaar zorgen. Als hij in zo'n huis komt met Kerstmis, dan is dat geen stal meer, maar al een stukje van de 'ideale wereld' waar we allen naar verlangen.
En nu wil ik even iets voor de grote mensen hier zeggen. Die pronte jeugd, die hoop ik vol verwachting uitkijken naar hun toekomst, zij gaan stilaan leren wat het is, verantwoordelijk te zijn voor het huis waarin zij leven.
Zij komen tot de jaren van verstand, zij staan op de drempel van de volwassenheid. Maar hoe kunnen zij dat leren? Alleen als er voorbeelden zijn, en dat is onze verantwoordelijkheid, van ouders, familie, vrienden, de hele parochie.
Als Jezus vandaag tegen ons zegt: "Zorg goed voor mijn huis", dan betekent dat voor ons, die wijs en volwassen zouden moeten zijn: "Zorg goed voor deze kinderen." Zorg ervoor dat zij zich in de wereld van de volwassenen veilig en thuis kunnen voelen.
Dan leren zij hoe zij zelf voor anderen kunnen zorgen.
Op zoek naar Christus Koning - Christus, Koning van het heelal A 2023 - Gie Stappaerts
Vierëndertigste zondag door het jaar A 2023 - Zondag 26 november 2023
Eerste lezing: Ezechiël 34, 11-12.15-17- 'Ik zal recht doen aan het ene dier tegenover het andere'
Evangelie: Mattheus 25, 31-46 - 'Zoals een herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken'
Wij vieren vandaag het feest van Christus-Koning.
Daarover zocht ik iets terug te vinden in de lezingen van vandaag. Maar dat viel een beetje tegen
Neem nu Ezechiël. Ik betwijfel of hij iets van schapen of van goed herderen afwist. Hij spreekt wel over diverse schapen maar er klopt iets niet met zijn indeling. Want rammen zijn mannetjes-schapen, terwijl bokken in feite mannetjes-geiten zijn. Maar de aandacht vóór en het omzien van de herder náár zijn schapen kent hij gelukkig wel.
Over naar het evangelie van Matheus.
Die is evenmin op de hoogte van het verschil tussen schapen en geiten. Want ook hij heeft het over schapen en bokken.
Waar Ezechiël en Mattheus het wél over eens zijn is dat wij, zoals de herder voor zijn kudde schapen, moeten omzien naar elkaar, vooral naar de zwaksten. En de Koning waarover sprake is, is dan blijkbaar de Mensenzoon, die plaats zal nemen op zijn troon van glorie.
Maar waarom dan die Koning de schapen aan zijn rechterhand, de "gezegenden van zijn Vader" noemt, terwijl Hij de bokken aan zijn linkerhand, de geiten dus, aanduidt als "de vervloekten", dat is weer helemaal niet duidelijk.
Alleszins, als wij bij de "gezegenden van de Vader" willen horen, blijkt dat God toch wel iets méér van ons verwacht. Dan vraagt Hij ons om op onze beurt herders te zijn voor elkaar. Om net zoals Hij om te zien naar de minsten, de verschoppelingen van deze wereld.
Voor ons, christenen in deze tijd, lijkt dat bijna vanzelfsprekend. Dat wat je doet voor een ander, ook doet voor God, ter ere van Hem, om Hem te dienen. We zijn ermee opgevoed, om te zorgen voor elkaar, niet alleen binnen de kerk maar ook daar buiten.
Voor de Joden in Jezus' tijd was dat een ander paar mouwen. God dienen deed je door de wetten van Mozes te onderhouden. God vereren deed je in de tempel. De benadering van Jezus was totaal nieuw voor hen; dat je God het best kon eren door aan behoeftigen hulp te verlenen; dat je God dient als je zorgt voor de sukkelaars, daar hadden zij nog niet eerder van gehoord.
Zo was hun vraag van destijds: "Wanneer hebben wij U hongerig of dorstig gezien, en wanneer was U naakt of ziek?", voor hen vooral een vraag van verbazing en verstomming.
Waar wie honger heeft gevoed wordt, waar vreemdelingen worden opgenomen en zieken worden bezocht, daar begint "het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld", zo lezen we bij Mattheus. Dat is een Rijk van liefde, zoals Christus het ons heeft voorgeleefd.
Dus zolang God naar ons omziet als een herder naar zijn schapen, hoeven we nergens bang voor te zijn. Maar houdt dat in dat wij, als schapen-zonder-kop, zorgeloos in de kudde mogen meelopen en op onze twee oren slapen?
Integendeel! Er wordt van ons, mensen, verwacht dat wij als herders omzien naar hun kudde. Want dat Rijk van Liefde ligt niet in de verre toekomst, maar begint nu al op aarde. Misschien begint het ook wel mét de aarde.
Als we zien hoe in de wereld enorme grote branden, aardbevingen en overstromingen mekaar opvolgen. Niet alleen ver van ons bed, maar ook vlakbij ons. Denk aan de overstromingen in Wallonië twee jaar geleden, waarvan de sporen nog altijd zichtbaar zijn. Of denk aan de overstromingen in de Westhoek vandaag.
Een Amerikaanse theologe noemt de aarde daarom de "nieuwe arme", de nieuwe behoeftige. Als we kijken naar de klimaat-verandering en de milieucrisis, dan heeft ze daar meer dan een punt.
Het lijkt niet zo vanzelfsprekend. De aarde is immers rijk aan levensbronnen. Maar die bronnen dreigen uitgeput te raken, omdat wij mensen, u en ik en alle mensen in de rijkere landen, de aarde gebruiken als een soort onuitputtelijke voorraadschuur. We halen méér uit die schuur dan we erin stoppen. Dat kan natuurlijk niet eeuwig goed blijven gaan. Zo maakt de manier waarop we met de aarde omgaan, die aarde tot een nieuwe arme.
Kunnen we de wereld redden door te investeren in windenergie, of door zonnepanelen op het dak? Red je de wereld door biologisch of fair trade te kopen? Red je de wereld door de auto te laten staan en op de fiets te gaan? Natuurlijk niet, tenminste niet alleen. Maar het helpt wel om de toekomst wat groener te houden, wat veiliger te stellen.
Mattheus zegt het nergens in woorden, maar door de aarde groen en de rivieren zuiver te houden, door plaats en leven te geven aan planten en dieren:
- dragen we wel bij aan eten en drinken, tegen honger en dorst;
- zorgen we voor kleding en voorkomen we zieken.
Zelfs heel eenvoudige dingen: sorteren en recycleren, zuinig zijn met energie en grondstoffen, eten van biologisch voedsel en weinig vlees, zelfs wandelen en fietsen kunnen daarbij helpen.
Ook wat je voor die arme aarde gedaan hebt, heb je voor Hem gedaan.
Daarmee doe je hetzelfde met de aarde als wat een herder doet met zijn kudde: er naar omzien! Ze bij elkaar houden als ze verstrooid zijn. De afgedwaalde schapen in veiligheid brengen. De vermiste en verdwaalde schapen opzoeken en terugbrengen. De gewonde verbinden en de zieke weer kracht geven.
Dan mag het klinken zoals we daarstraks zongen in het loflied: "Héél de aarde jubelt en juicht voor de Heer, alleluia".
Evangelie: Mattheus 25, 14-30 - 'Over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen'
Het evangelie dat we zonet hebben gehoord kennen we waarschijnlijk allemaal. Het werd al vaak gebruikt bijvoorbeeld bij het begin van een nieuw schooljaar om iedereen aan te zetten toch vooral hun eigen talenten te gebruiken en daarmee de hele groep te ondersteunen. We hebben er in de parochie ook al gebruik van gemaakt om een werkjaar in te zetten of om allerlei groepen en mensen te bedanken voor hun geleverd werk en hun inzet.
Toen ik deze homilie moest gaan voorbereiden, ben ik zoals gewoonlijk wat beginnen lezen over die parabel van de talenten. Ik was er ook van overtuigd dat het ging over kennis en vaardigheden waarover wij beschikken. En wat we ermee kunnen aanvangen en dat we die talenten niet alleen moeten gebruiken voor ons eigen plezier, maar ook voor de gemeenschap.
Dat komt natuurlijk omdat het woord "talent" in onze taal een totaal andere betekenis heeft gekregen dan vroeger. Maar oorspronkelijk in de tijd dat Jezus de parabel vertelde was een talent een betaalmiddel, een som geld. En een heel grote som geld, een ongelooflijke som eigenlijk. Eén talent kwam ongeveer neer op 6000 denariën. En één denarie was het normale dagloon van een arbeider. Dus een talent was het dagloon van ongeveer twintig jaar. Die arbeider die vijf talenten had gekregen, was dus binnen voor de rest van zijn leven.
De heer over wie het gaat in het begin van de parabel is dus absoluut geen arme jongen. De talenten die hij verdeelt over zijn drie dienaars vertegenwoordigen, omgerekend naar onze tijd, ongeveer 15 miljoen euro. Dat vond ik tenminste terug bij iemand die dat nauwkeurig had uitgerekend. Dat wil dus zeggen dat die heer niet zomaar eventjes op reis gaat en iemand op de inboedel wil laten passen.
Nee, het gaat om veel belangrijkere en meer fundamentele keuzes.
En de heer die een dergelijke som verdeelt over drie dienaren moet in die dienaren toch een heel groot vertrouwen hebben. Anders zou hij zoveel geld niet zomaar naar willekeur laten besteden. Maar zijn vertrouwen is blijkbaar toch niet onbegrensd. De ene krijgt vijf talenten, de andere twee en de derde maar eentje. Hij verdeelt dus zijn bezit volgens de bekwaamheid of, jawel, volgens de talenten van de respectievelijke dienaars.
Het is niet zomaar een heer en het zijn niet zomaar drie dienaars.
Die heer is God en die dienaars zijn wij allemaal. God vertrouwt ons zijn schepping toe, Hij geeft ze als het ware uit handen. Het gaat om de aarde, de wereld, de natuur. Behandelen wij die met de nodige zorg, met het nodige respect? Of dient de aarde alleen voor ons genoegen, voor onze consumptie, voor ons plezier?
Maar dat is niet het enige.
God vertrouwt ons ook mensen toe, ons kostbaarste bezit tenslotte. Ouders vertrouwt Hij hun kinderen toe, mensen die een tijd bij hen inwonen, voor wie ze zorgen en die ze helpen en bijstaan in hun ontwikkeling. En later worden de ouders vaak opnieuw aan de kinderen toevertrouwd. Ze kunnen hen op hun beurt bijstaan en bijdragen tot hun levenskwaliteit.
Levenspartners worden ons toevertrouwd, mensen die in onze buurt wonen, mensen met wie wij samen werken, samen bouwen en samen dromen. God vertrouwt ons andere mensen toe, Hij legt hun toekomst mee in onze handen.
Die toekomst is mee onze taak. En dan zijn onze talenten natuurlijk weer welkom, talenten in de betekenis die wij kennen in onze taal dan.
Natuurlijk is het niet allemaal even simpel. Mensen kunnen bijzonder hard zijn voor elkaar, daar kunnen wij allemaal voorbeelden van geven uit onze eigen ervaring. En nog veel erger, als we kijken naar wat er gebeurt in Israël en Gaza, in Oekraïne en op vele andere plaatsen.
Daar is dan zoals op het einde van de parabel alleen maar geween en tandengeknars.
Geween en tandengeknars ook bij de miljoenen vluchtelingen zonder huis en zonder thuis en zonder toekomstperspectief. Geween en tandengeknars bij de slachtoffers van fanatici en terroristen. Geween en tandengeknars bij presidenten en machthebbers die verdeeldheid en haat zaaien en daarbij hele groepen mensen meesleuren in hun ondergang.
Misschien geen tandengeknars, maar wel geween en verdriet bij de mensen die hier zijn ter nagedachtenis van een dierbare, één van die mensen die aan onze liefde was toevertrouwd en van wie wij afscheid hebben moeten nemen. We zullen nooit meer kunnen genieten van zijn of haar talenten. En dat is en blijft hard om dragen. Want er was nog zoveel naar waar wij konden uitkijken.
Maar de heer uit de parabel komt toch niet helemaal overeen met de God zoals wij Hem hebben leren kennen en ervaren. Hij straft en veroordeelt niet die man die zijn één talent in de grond stopte. Hij is voor ons de liefdevolle Vader, die begaan is met zijn mensen. Hij wil dat we onze talenten gebruiken en benutten, maar Hij is niet uit op geween en tandengeknars.
De God die wij kennen staat ons bij, ook als wij met onze talenten niet altijd doen wat wij zouden kunnen.
Onze God blijft ons nabij, ook temidden van geween en tandengeknars. Hij blijft ons nabij, ook als het avond is.
Er is immers altijd hoop en perspectief. Volgende week vieren we Christus Koning en dan begint de advent en kunnen we al stilaan uitkijken naar Kerstmis.
Dit weekend, tijdens de zondagmis in St.Walburgis, weerklonk heel hoorbaar op het einde van de viering, het zachte frazelen van een baby, daar op de laatste rij.
Met op de achtergrond die vreselijke moordpartijen in Gaza, vertolkte dit kreunen van welbehagen en aandacht vragen, wat de diepste zin van het leven is: zorg dragen voor elkaar.
Want het is toch wonderlijk hoe een mens geboren wordt met dichtgeknepen vuistjes.
Je wordt maar mens als je gedragen wordt door zoveel onbaatzuchtige liefde.
Liefde die handjes leert openen om te ontvangen, en dan stilaan tot de ontdekking komen dat je innerlijke vreugde nog veel groter wordt als jij, op jouw beurt, durft te geven en delen.
Enkele weken terug, mocht ik ook Elza zalven.
Haar open handen werden innig gestreeld door haar kinderen en kleinkinderen.
We zalven je handen Mama op dit moeilijke moment van afscheid.
We zegenen jou, Moeke: het beste van jezelf heb je ons steeds geschonken.
En dat je, wanneer je tijd gekomen is, ze uiteindelijk in vrede zou mogen vouwen om ons met jouw nieuwe handen in alle eeuwigheid te zegenen.
Toen is iedereen afzonderlijk dicht bij haar gaan staan in die grote kring.
En elkeen heeft in haar oor gefluisterd wat men wellicht nooit daarvoor had toevertrouwd.
Het was een diep ontroerend, zalvend, dankbaar, zegenend en sprekend aanraken.
Er ligt toch wel een gans leven tussen de gesloten knuistjes van n kraaiende baby en de wijd geopende handen, van een mens die alles gegeven heeft.
Zichzelf gegeven en klaar om nieuwe toekomst te ontvangen.
Misschien dat we deze dagen wat woordeloos naar het kerkhof gaan, een bloempot laten spreken of een summier bloemetje bij de urnenmuur.
Een haastig geslagen kruis, een gegeneerd gepreveld gebed of een gedachteloos staren naar de gebeitelde tekst op de steen We zouden eens wat koper poets moeten meebrengen voor die letters zeggen we dan.
Wat moet je al zeggen met een kramp in je hart.
Tussen het geboortejaar en het sterfjaar staat alleen een heel klein tussenstreepje, een koppelteken tussen moederschoot en graf.
Een gedachtestreepje noemen ze dat.
Hadden we misschien in steen moeten beitelen:
ridder in de kroonorde Stichteres van de firma Ten laken
Je kan een mens toch niet vatten in zijn titels. Hij is toch veel meer dan zijn prestaties.
Known unto God Alleen door God gekend staat er op duizenden zerkjes van ongekende Britse soldaten in de Westhoek Known unto God
Misschien is het meest merkwaardige van gans de bijbel het zoeken van God naar de mens, en niet omgekeerd.
Hij wil ons kennen zoals alleen de liefde doet.
Maar dan moet je bereikbaar zijn, zegt Jezus, je laten aanraken.
En Hij schonk ons de zaligsprekingen.
Hoe wordt die gesloten vuist een opengespreide hand?
Waar in onze lezing het woordje zalig staat vertaalt de Franse, Palestijnse Jood Chouraqui: En marche Vooruit, je zit goed
Je bent bereikbaar voor God, je zit goed, zei Jezus, als je opkomt voor zachtmoedigheid en gerechtigheid.
Als je leven verder reikt dan je eigen horizon, en je naar menselijke maatstaven een beetje onnozel bent, arm van Geest, omdat je nabij wil zijn voor wie troost hard nodig heeft of omdat je je hart zuiver wil houden.
Dan zit je goed.
Je staat open voor God als je steeds weer vrede nastreeft, ondanks verdachtmaking, als je een mens van barmhartigheid tracht te zijn,
want in dat woordje klinkt nog het begrip baarmoeder door, liefdevolle zorg voor het leven. Barmhartigheid.
Een berm maken omdat elk leven heilig is.
Misschien lachen ze je uit, maar voor mij zit je goed.
De finale nederlaag van de dood zal geen mens ontlopen, hoe de samenleving dit ook probeert te verdoezelen.
Maar misschien zou er op de gedenksteen een tweede gedachtestreepje mogen staan, niet alleen tussen geboortejaar en sterfdatum, maar ook na deze laatste.
Het streepje van Gods geheugen over tijden heen, known unto God, zijn ja over de grenzen van tijd en ruimte.
Een babytje frazelt van contentement in een kerk.
En het is waar: de diepste zin van het leven, is zorg dragen voor elkaar.
Gedachtenisviering - Viering waarin de overleden van afgelopen maand herdacht worden
Misschien is dit de foto van een mens uit één stuk.
Het is de vrouw van 85 jaar die begin vorige week vrijgelaten is door Hamas. Op het Tv-journaal was te zien hoe ze een hand gaf aan een Hamas-soldaat en dat ze tegen hem "Shalom", zei.
Voor velen is zij een teken van hoop: met zo'n mensen is vrede misschien toch mogelijk.
Maar is dit wel zo?
De waarheid is een van de eerste slachtoffers in een oorlog. Is zij wel goed bij haar verstand, is zij niet onder druk gezet? Haar man werd ook ontvoerd, is gekwetsten is nog altijd niet vrij. Is dit wel 'waar'?
Ik durf hopen van wel.
In interviews de dagen nadien, was ze zeker goed bij haar verstand. Ze deed er goed geen doekjes om dat ze erg veel pijn had gehad, ze was geslagen bij de ontvoering. Maar ze durfde ook zeggen dat ze in gevangenschap correct was behandeld, dat ze medicatie had gekregen, en dat ze met Hamasleden had gepraat over vrede. Daar was ze trouwens ook vroeger voor bekend: in haar kibboets ijverde zij voor een betere verstandhouding met de Palestijnen, en ze zorgde ervoor dat zieke mensen uit Gaza naar Israëlische hospitalen konden gebracht worden.
Voor mij is haar haar verhaal als een parabel.
De parabels van Jezus, zijn die 'echt gebeurd'? Er was een man op weg van Jeruzalem naar Jericho... Er was een zoon die zijn vader in de steek liet... Er was een man die op zijn kruis bad voor zijn beulen, en zijn vader vroeg om ze te vergeven Het zijn verhalen die we opzijschuiven, of die ons inspireren.
Zoals kan ook het verhaal van Yocheved Lifshitz de hoop doen oplichten dat het mogelijk is wat Jezus vandaag in het evangelie vraagt: bemin uw naaste... zoals uzelf. Eenvoudige woorden, maar ze gaan zeer ver. In het evangelie worden ze uitgelegd: ze beginnen met geduld, verdraagzaamheid, geven zonder terug te krijgen, tot en met: bemin uw vijand... Onmogelijk? Het 'Shalom' van deze vrouw uit een stuk zegt van niet.
Goed zijn als God, die de zon laat opgaan over goeden en bozen, het is meer dan de meesten onder ons aankunnen.
Gelukkig, zoiets extreem als in dit hedendaags verhaal zal ons hopelijk nooit overkomen. Maar het kan ons moed geven om te beginnen met ruzies bij te leggen, zeven maal zeventig te vergeven, de vreemdeling onder ons goed te behandelen, kortom, anderen zo te behandelen als we zelf willen behandeld worden, ook als wijzelf in de fout gaan. Het zal ons niet elke dag lukken.
Dat mag ons niet ontmoedigen.
"Ik ben vol medelijden", daarmee eindigde de eerste lezing. God kent ons, hij geeft ons telkens een nieuwe kans om naar het Rijk Gods te streven. Laten wij ook elkaar telkens opnieuw die kans geven.
In de eerste lezing vertelt Jesaja ons in lovende woorden over Cyrus. Een beetje opzoekwerk leert ons dat deze Cyrus de stichter was van het Perzische rijk. Rond 550 voor Christus lukte het Cyrus om het land van de Meden en de Perzen te verenigen in één koninkrijk.
Tien jaar later veroverde hij Babel, de hoofdstad van het Babylonische rijk.
Zo werd hij heerser over het Oude Nabije Oosten en grote delen van Azië.
In het evangelie vertelt Mattheus ons over een muntstuk waarop de keizer van Rome staat afgebeeld. Dat moet in Jezus' tijd Tiberius geweest zijn.
Zo krijgen we vandaag te maken met twee heersers. Over allebei is er wel wat uitleg nodig.
Koning Cyrus voerde blijkbaar een tolerant beleid ten opzichte van de godsdiensten en gewoonten van de volken die hij veroverd had. Zo stond hij toe dat de volken in zijn rijk hun eigen goden mochten blijven vereren. In het boek Ezra, één van de boeken in de Hebreeuwse Bijbel, lezen we daar veel meer over. Hoe Cyrus aan de Joden, die in ballingschap leefden in Babylon, de toestemming gaf om naar hun land terug te keren en de tempel in Jeruzalem terug op te bouwen. Ezra beschrijft welke geroofde schatten ze allemaal terug mochten meenemen en geeft zelfs namenlijsten van alle mensen die mochten terugkeren.
Geen wonder dat Jesaja in jubelende woorden over hem schrijft.
Keizer Tiberius, dat is een ander paar mouwen. Vandaag horen we hoe de Herodianen, van ver of dichtbij familie van Herodes, de koning die onder de knoet van de Romeinen het Joodse land bestuurde, op een slinkse manier aan Jezus vragen of ze wel belasting aan die keizer moesten betalen.
De Romeinen hadden Herodes van de troon gestoten en van hem een vazal-koning gemaakt.
Geen wonder dat de Herodianen hem niet in het hart droegen en geen goed woord voor hem over hebben.
Maar ook in Rome was niemand opgezet met Tiberias, die bekend stond als een jaloerse en achterdochtige vorst, die zelfs geen steun kreeg van de Romeinse senaat. Op den duur liet hij het regeren aan anderen over en trok zich terug uit Rome.
Hij ging op het eiland Capri wonen, waar hij zeer decadent leefde. Daar zou hij in 37 na Christus, vermoord zijn in opdracht van de prefect van de keizerlijke lijfwacht. Er wordt gezegd dat het volk in Rome toen feest vierde en die overleden keizer niet wilde begraven. "Gooi Tiberius in de Tiber", was de kreet die overal werd gehoord.
De Romeinse keizer Tiberius werd in Rome niet op handen gedragen. Bovendien had de Romeinse bezetter het Joodse land onder de voet gelopen.
Geen wonder dat ook de Israëlieten hem niet in het hart droegen.
Die zo uiteenlopende heersers komen in de lezingen van vandaag aan bod.
Het Joodse volk blijft Cyrus dankbaar, omdat hij hen toestond om uit de ballingschap huiswaarts te keren en de heilige voorwerpen die uit de tempel gestolen waren, terug mee te nemen naar Jeruzalem.
Terwijl de Romeinse keizer Tiberias noch de steun kreeg van Rome, noch van het door hem onderworpen land van Israël.
Dan komt er een derde Heer in beeld: God wiens naam wij altijd met een hoofdletter schrijven. Die grootste Heer die aandacht heeft, voor het grote én voor het kleine.
Zo komt Christus in beeld: "gezonden om aan armen de blijde boodschap te brengen" (Luc. 4, 18). Zoals Jezus het zijn hele leven voor-leefde en zijn aandacht, zijn liefde deelde. Hij deelde met groot, maar vooral met klein. Met rijk, maar vooral met arm.
Zoals Jezus het ook voordeed op die laatste avond, toen Hij, nog voor ze aan tafel gingen, de voeten van zijn vrienden waste. Om aan te tonen hoe de Grootste ook de dienaar, de kleinste, wou zijn. Iedereen gelijk aan elkaar. "Blijf dit doen om mij niet te vergeten" voegde Hij daaraan toe. Blijf dit doen, om mijn manier van leven niet te vergeten. Dat was zijn testament, dát wilde Hij ons doorgeven.
Neem daarbij die twee uitspraken van Jezus over de belangrijkste Wet: "Gij zult uw God beminnen met heel uw hart, heel uw ziel en heel uw verstand", en als tweede: "Gij zult uw naaste beminnen als uzelf."
Als een soort interpretatie daarvan, lezen we vandaag: "Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en geef aan God wat God toekomt".
Dus hoort ook daarbij voor ons tweede opdracht: "Geef aan de naaste wat aan de naaste toekomt." De mens is immers geschapen naar het beeld van God (Gen. 1,27). Zo is en blijft je naaste beeld van God. Zo is geven aan de naaste, geven aan God.
Zoals de beeltenis van de keizer op de munt, zo is de mens, de naaste, beeltenis van God. Amen.
Gedachtenisviering, viering waarin de overledenen van de maand september herdacht worden
Soms kunnen we ons in de inhoud of de boodschap van een evangelie vrij gemakkelijk herkennen en kunnen we er ons bij aansluiten. Soms is dat een beetje moeilijk of zelfs heel lastig.
Het evangelie van vandaag is er zo eentje.
Als ik op zoek ging naar achtergrondinformatie of wat meer duiding, vond ik eigenlijk weinig bruikbare ideeën.
Ik ontdekte dat de tekst waarschijnlijk is geschreven een zeventigtal jaar na de dood van Jezus en moet gelezen worden met de situatie van de toen nog jonge kerk in het achterhoofd. Veel hebben we daar vandaag dus niet meer aan. In één commentaar las ik zelfs dat het een heel moeilijke parabel is, meer geschikt om te bespreken in een bijbelgroep dan te verklaren in een homilie.
Toch moeten we dat vandaag een beetje proberen. Het is inderdaad een moeilijke, zelfs een vreemde parabel. Niet alleen vreemd, maar ook wreder dan we van parabels gewoon zijn. Een koning geeft een bruiloftsfeest en nodigt een heleboel mensen uit.
Maar die willen niet komen.
Erger nog, ze mishandelen en doden de dienaars die hen kwamen uitnodigen.
Dan nodigt de koning een heleboel andere, onbekende mensen uit en die komen wel. Maar dan is die koning weer wreed tegenover iemand die geen bruiloftskleed draagt. En die wordt dan weer mishandeld. Is er daar misschien ook een voorgeschreven kledij zoals bij de Taliban? En is deze koning ook bereid tot wrede straffen? Vreemde parabel van het evangelie.
De meeste commentaren die ik heb gevonden gaan ervan uit dat deze parabel niet verwijst naar een willekeurig bruiloftsmaal, maar naar het ultieme feest voor de mensheid. En dus uitdrukt waar God met zijn wereld naartoe wil. En daar kunnen we vandaag wel nog verder over nadenken.
Wie zijn het die niet willen ingaan op die eerste uitnodiging? Zijn dat de ongelovigen, de atheïsten, de tegenstanders van de kerk? Neen, want de mensen over wie het gaat zijn uitgenodigd. Ze zouden er bij moeten horen. Het zijn misschien wel mensen zoals wij: de mensen die geregeld elke zondag in de kerk zitten. Of die actief betrokken zijn bij allerlei verenigingen en evenementen.
Of die zich verdienstelijk maken in een heleboel vormen van vrijwilligerswerk. Kortom, die van zichzelf vinden dat ze eigenlijk heel goed bezig zijn. Maar zij hebben het misschien net daarom te druk.
Ze moeten nog een vergadering voorbereiden of een verslag maken. En dat vinden ze nu net even belangrijker en dringender dan dat ziekenbezoek of dat noodzakelijk gesprek.
En de tweede groep mensen die worden uitgenodigd, wie zijn dat? Dat zijn dan de mensen die hier niet elke zondag in de kerk zitten. Waarom? Daar kunnen allerlei verklaringen voor zijn. De evangelist Lucas, die de parabel ook vertelt, maar in een lichtjes andere versie, heeft het over armen, gebrekkigen, blinden en kreupelen. Mensen die niet tot in de kerk geraken misschien.
Maar Matteus laat de koning zijn dienaars sturen naar de kruispunten van de wegen. En wie vinden wij op die kruispunten? Vele mensen bevinden zich op zo een kruispunt in hun leven. Ze zien het niet meer zitten, ze zijn de richting kwijt.
Misschien hebben ze net een geliefde verloren en moeten ze hun leven weer oppakken met dat grote gemis. Allicht herkennen sommige mensen in deze gedachtenisviering zich daar een beetje in. Maar misschien zijn het ook mensen die hun werk kwijt zijn, problemen hebben in hun relatie, twijfelen over de keuze die ze moeten maken. Nogal wat mensen bevinden zich af en toe op zo een kruispunt in hun leven.
Het moeilijkste deel van de parabel is natuurlijk de man die daar zit zonder bruiloftskleed. En door de koning brutaal wordt mishandeld. Overal vond ik het commentaar dat het natuurlijk niet ging over het kleed, maar over de houding, de ingesteldheid van die man. Een kleed is symbool van de persoon. Zoals Paulus ergens zegt: "Bekleed u met de nieuwe mens".
De mensen die geen bruiloftskleed willen dragen, wie zijn dat? Uiteraard de wrede tirannen, mensenhandelaars, zelfmoordterroristen. Zeker ook degenen die hun macht en status hebben misbruikt om zich te vergrijpen aan kinderen.
Maar ook degenen die het misbruik dat aan het licht is gekomen willen aanwenden voor eigen politiek gewin of profijt. Van elke groep mensen uit dit verhaal vinden wij voorbeelden die we ook in onze maatschappij kunnen herkennen.
Het vraagt een beetje denkwerk, maar we kunnen deze moeilijke parabel toch een beetje toepassen op ons leven de dag van vandaag. Misschien kunnen we als belangrijkste invalshoek ons focussen op die kruispunten.
Wie vinden we daar?
Die mensen die aangekomen zijn op een kruispunt in hun leven en niet goed meer weten welke weg ze moeten kiezen, hebben in de eerste plaats nood aan hulp, aan begrip, aan bemoediging. Misschien is dat de belangrijkste les voor ons en moeten wij wat meer aandacht hebben voor mensen op kruispunten.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.