Wij vieren vandaag het feest van Christus-Koning.
Daarover zocht ik iets terug te vinden in de lezingen van vandaag. Maar dat viel een beetje tegen
Neem nu Ezechiël. Ik betwijfel of hij iets van schapen of van goed herderen afwist. Hij spreekt wel over diverse schapen maar er klopt iets niet met zijn indeling. Want rammen zijn mannetjes-schapen, terwijl bokken in feite mannetjes-geiten zijn. Maar de aandacht vóór en het omzien van de herder náár zijn schapen kent hij gelukkig wel.
Over naar het evangelie van Matheus.
Die is evenmin op de hoogte van het verschil tussen schapen en geiten. Want ook hij heeft het over schapen en bokken.
Waar Ezechiël en Mattheus het wél over eens zijn is dat wij, zoals de herder voor zijn kudde schapen, moeten omzien naar elkaar, vooral naar de zwaksten. En de Koning waarover sprake is, is dan blijkbaar de Mensenzoon, die plaats zal nemen op zijn troon van glorie.
Maar waarom dan die Koning de schapen aan zijn rechterhand, de "gezegenden van zijn Vader" noemt, terwijl Hij de bokken aan zijn linkerhand, de geiten dus, aanduidt als "de vervloekten", dat is weer helemaal niet duidelijk.
Alleszins, als wij bij de "gezegenden van de Vader" willen horen, blijkt dat God toch wel iets méér van ons verwacht. Dan vraagt Hij ons om op onze beurt herders te zijn voor elkaar. Om net zoals Hij om te zien naar de minsten, de verschoppelingen van deze wereld.
Voor ons, christenen in deze tijd, lijkt dat bijna vanzelfsprekend. Dat wat je doet voor een ander, ook doet voor God, ter ere van Hem, om Hem te dienen. We zijn ermee opgevoed, om te zorgen voor elkaar, niet alleen binnen de kerk maar ook daar buiten.
Voor de Joden in Jezus' tijd was dat een ander paar mouwen. God dienen deed je door de wetten van Mozes te onderhouden. God vereren deed je in de tempel. De benadering van Jezus was totaal nieuw voor hen; dat je God het best kon eren door aan behoeftigen hulp te verlenen; dat je God dient als je zorgt voor de sukkelaars, daar hadden zij nog niet eerder van gehoord.
Zo was hun vraag van destijds: "Wanneer hebben wij U hongerig of dorstig gezien, en wanneer was U naakt of ziek?", voor hen vooral een vraag van verbazing en verstomming.
Waar wie honger heeft gevoed wordt, waar vreemdelingen worden opgenomen en zieken worden bezocht, daar begint "het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld", zo lezen we bij Mattheus. Dat is een Rijk van liefde, zoals Christus het ons heeft voorgeleefd.
Dus zolang God naar ons omziet als een herder naar zijn schapen, hoeven we nergens bang voor te zijn. Maar houdt dat in dat wij, als schapen-zonder-kop, zorgeloos in de kudde mogen meelopen en op onze twee oren slapen?
Integendeel! Er wordt van ons, mensen, verwacht dat wij als herders omzien naar hun kudde. Want dat Rijk van Liefde ligt niet in de verre toekomst, maar begint nu al op aarde. Misschien begint het ook wel mét de aarde.
Als we zien hoe in de wereld enorme grote branden, aardbevingen en overstromingen mekaar opvolgen. Niet alleen ver van ons bed, maar ook vlakbij ons. Denk aan de overstromingen in Wallonië twee jaar geleden, waarvan de sporen nog altijd zichtbaar zijn. Of denk aan de overstromingen in de Westhoek vandaag.
Een Amerikaanse theologe noemt de aarde daarom de "nieuwe arme", de nieuwe behoeftige. Als we kijken naar de klimaat-verandering en de milieucrisis, dan heeft ze daar meer dan een punt.
Het lijkt niet zo vanzelfsprekend. De aarde is immers rijk aan levensbronnen. Maar die bronnen dreigen uitgeput te raken, omdat wij mensen, u en ik en alle mensen in de rijkere landen, de aarde gebruiken als een soort onuitputtelijke voorraadschuur. We halen méér uit die schuur dan we erin stoppen. Dat kan natuurlijk niet eeuwig goed blijven gaan. Zo maakt de manier waarop we met de aarde omgaan, die aarde tot een nieuwe arme.
Kunnen we de wereld redden door te investeren in windenergie, of door zonnepanelen op het dak? Red je de wereld door biologisch of fair trade te kopen? Red je de wereld door de auto te laten staan en op de fiets te gaan? Natuurlijk niet, tenminste niet alleen. Maar het helpt wel om de toekomst wat groener te houden, wat veiliger te stellen.
Mattheus zegt het nergens in woorden, maar door de aarde groen en de rivieren zuiver te houden, door plaats en leven te geven aan planten en dieren:
- dragen we wel bij aan eten en drinken, tegen honger en dorst;
- zorgen we voor kleding en voorkomen we zieken.
Zelfs heel eenvoudige dingen: sorteren en recycleren, zuinig zijn met energie en grondstoffen, eten van biologisch voedsel en weinig vlees, zelfs wandelen en fietsen kunnen daarbij helpen.
Ook wat je voor die arme aarde gedaan hebt, heb je voor Hem gedaan.
Daarmee doe je hetzelfde met de aarde als wat een herder doet met zijn kudde: er naar omzien! Ze bij elkaar houden als ze verstrooid zijn. De afgedwaalde schapen in veiligheid brengen. De vermiste en verdwaalde schapen opzoeken en terugbrengen. De gewonde verbinden en de zieke weer kracht geven.
Dan mag het klinken zoals we daarstraks zongen in het loflied: "Héél de aarde jubelt en juicht voor de Heer, alleluia".
Amen.