Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
Wegwijzerviering, Scheppingszondag, een viering waar families met kinderen meer dan welkom zijn.
Misschien zijn sommigen onder u verwonderd over het evangelie. Wat heeft schijnheiligheid en het afwassen van schotels te maken met de eerbied voor de natuur, het thema van deze scheppingszondag?
Nu heeft het een met het ander wel iets, of veel, te maken, als we letten op de rode draden die de thema’s en verhalen in de Bijbel met elkaar verbinden. En een van die rode draden is een zinnetje dat we een paar keer in het evangelie lezen, en dat ook al bij de profeten in het Oude Testament voorkomt: “Ik wil liever barmhartigheid dan offers.” Dat zinnetje hoor ik ook op de achtergrond van deze tekst.
Een van de constanten in de prediking van Jezus is de kritiek op machtsmisbruik, en het voorbeeld dat hij gaf door naar mensen te luisteren, door mensen aan de rand van de samenleving te omarmen, door in plaats van te verwijten en bevelen, gewoon te vragen: “wat kan ik voor u doen?” De mens eerst. Elke mens eerst. En dus eerst aandacht voor wie niet op de eerste, maar op de laatste plaats terecht gekomen is, door ziekte, door tegenslag, door onrecht, en ja, ook door eigen schuld. Want er is altijd een nieuwe kans voor wie, op zijn woord, tot inkeer kwam.
Jezus was barmhartig. Barmhartigheid is behoedzaam, eerbiedigt, beschermt. Barmhartigheid zoekt zichzelf niet, zij schuift haar eigenbelang, haar goesting, haar lusten, haar prestige opzij. Zij wil niet domineren en beheersen maar helpen en koesteren. In de warmte van de barmhartigheid kan een mens, dat broze wezen, openbloeien als een bloem.
Wij mensen zijn als bloemen. Wij ontstaan dankzij de natuur, wij gaan ten onder als de natuur ten onder gaat. En met diezelfde eerbied, voorzichtigheid, vriendelijkheid van de barmhartigheid moeten wij ook die natuur omarmen. Want zonder natuur zijn er geen mensen.
Meer nog, zonder mensen is de natuur zinloos. Wat maakt het uit of onze aarde een vuurbal of een ijsklomp is, als er geen mensen zijn? Omdat er mensen zijn, moeten we ons ook om de natuur bekommeren. En die mens kan maar bloeien, als we mens én natuur niet uitbuiten, misbruiken, overleveren aan macht en geld, maar als we ze koesteren. Dan kunnen ook mensen geheeld worden.
Groeikracht - Elfde zondag door het jaar B 2024 - Fred Van de Velde
Elfde zondag door het jaar B 2024 - Zondag 16 juni 2024
Eerste lezing: Ezechiël 17, 22-24- 'Ik zal een nederig twijgje verheffen'
Evangelie: Marcus 4, 26-34 - 'Het Rijk is als 'n mosterdzaadje'
Wat is het meest kenmerkend aan de tijd van vandaag? Misschien dat we het allemaal toch zo druk hebben. De studenten staan voor de examens of zitten er al midden in. En het hele gezin deelt mee in de spanning en de drukte. Sommigen moeten het werkjaar afsluiten en alles in orde brengen voor de reis en de vakantie. En voor het zover is voelen we ons verplicht nog een pak mensen een bezoekje te brengen.
We hebben het toch zo druk. En alles moet ook snel gaan. Voor een rustige wandeling hebben we geen tijd. We nemen snel de fiets (liefst die elektrische), of de auto en als we nog verder moeten het vliegtuig. En we moeten ons altijd haasten, want we moeten op tijd zijn voor het volgend TV-programma en binnenkort weer die volgende match. Gelukkig hebben we intussen fiber laten installeren en gaat onze internet verbinding nog sneller.
De lezingen van vandaag geven toch een ander beeld. Ze stammen uit een tijd toen er nog geen internet bestond. En ook geen televisie, geen auto, geen trein of tram, geen vliegtuig. En ook geen wasmachine of droogkast, geen vaatwasser, geen koffiezetapparaat. Brieven werden met de hand geschreven en de meeste communicatie verliep gewoon mondeling.
Alles ging toen gewoon veel trager en de mensen hadden ook meer geduld. Bij ons moet alles snel gaan. Als er een toestel hapert, bestellen we er vlug een nieuw en we vinden dat het morgen meteen moet geleverd worden. Elk probleem moet onmiddellijk worden opgelost. Vorige week zijn we gaan kiezen en nu vragen we ons af wanneer die regering eraan gaat beginnen.
Daarjuist hoorden wij in de eerste lezing hoe God op een hoge berg een cedertwijgje gaat planten en dat zal een prachtige boom worden, waarin vogels zich zullen nestelen. En in het evangelie ging het over een mosterdzaadje. Ook dat begint piepklein en groeit uit tot een heerlijke struik met grote takken. En ook daarin zullen vogels nestelen. Alleen: we moeten daar jaren geduld voor hebben. Geduld en vertrouwen. De natuur zijn werk laten doen.
Jezus vertelt die parabel en het is duidelijk dat Hij er het rijk Gods mee bedoelt. Dat rijk Gods is begonnen als een klein, onooglijk mosterdzaadje. Met slechts een handvol mensen die erin geloofden. En ook hun geloof zat van bij het begin vol twijfel en onzekerheden. En er was ook al onmiddellijk veel discussie en onenigheid.
Maar er was geduld en vertrouwen. Het rijk groeide en bleef groeien en overleefde de eeuwen. Zoals de natuur zijn werk doet in het plantenrijk, zo is het met het rijk Gods.
Maar zo eenvoudig is het natuurlijk niet allemaal. Een zaadje of een takje kan uitgroeien tot een heuse boom, maar er kan van alles fout gaan. En de boer die zaait moet niet alleen geduldig wachten, maar ook zijn planten koesteren, verzorgen, beschermen tegen onkruid, bemesten enzovoort. En dan nog hopen dat langdurige droogte of een plotse storm niet alles teniet doet.
Ook het rijk Gods, de kerk heeft stormen doorstaan. Tegenkanting en strijd, vervolging soms en innerlijke moeilijkheden en twisten. En we moeten niet blind zijn voor de eigen fouten. In de televisiereeks “Godvergeten” werd duidelijk hoe afschuwelijk het misbruik kon zijn van mensen die werden verondersteld mee aan dat rijk Gods te bouwen.
Die fouten en misbruiken moeten we erkennen, maar we mogen er de moed niet bij verliezen. Want naast alle fouten en vergissingen hebben mensen die probeerden mee te bouwen aan dat rijk Gods ook veel goeds gedaan. En meestal ging ook dat niet in een handomdraai, maar met veel geduld en vertrouwen.
Ik weet niet of de mensen die hier zijn omdat ze een geliefde herdenken zich in deze woorden kunnen herkennen. Dat twijgje uit die cederboom nochtans kan het beeld zijn van een leven dat niet helemaal voorbij en vergeten is. Dat takje uit die grote boom blijft het leven verder zetten. En toont dat het leven niet zonder nut of betekenis is geweest.
Ieder leven komt voort uit een ander leven en bouwt er ook op voort.
Kinderen delen in de erfenis van hun ouders en geven op hun beurt weer mooie bouwstenen mee. We krijgen er onze geliefden niet mee terug, maar we kunnen hen misschien herkennen in de volgende generaties.
Wie is familie? - Tiende zondag door het jaar B 2024 - Gie Stappaerts
Tiende zondag door het jaar B 2024 - Zondag 9 juni 2024
Eerste lezing: Genesis 3, 9-15- 'God vervloekt de slang die de mens heeft verleid'
Evangelie: Marcus 3, 20-35 - 'Ziehier mijn moeder en mijn broeders'
We zijn vandaag de 10de zondag door het jaar B, en dat is vreemd genoeg een zondag die we niet ieder jaar vieren. Dat komt omdat we in plaats daarvan heel dikwijls de heilige Drie-eenheid of Sacramentsdag vieren. Zo komt het dat we de lezingen van vandaag ook niet zo dikwijls horen.
In de eerste lezing, uit Genesis (Gen. 3, 9-15) gaat het over Adam die zich verstopt heeft en God die hem roept: “Adam, waar ben je?” Het doet me automatisch denken aan het spelletje dat we vroeger dikwijls bij de Chiro speelden op een regenachtige dag. Iedereen ging daarbij in een kring staan of zitten. Eva (of was het God) krijgt een blinddoek aan en een knuppel van krantenpapier in de handen. In de kring staat ook Adam. De geblinddoekte roept altijd: “Adam, waar ben je?” en Adam antwoordt dan: “hier”! En dan probeert Eva (of God) Adam met de knuppel te raken. Als hij geraakt is, worden de rollen omgekeerd.
Maar in de lezing gaat het niet daar over. Het gaat erom dat Adam beseft dat hij naakt is, dat hij een fout heeft gemaakt, en dat hij en Eva om beurt de schuld op iemand anders willen steken. Adam en Eva, bij wijze van spreken de eerste familie.
Ook in het evangelie van Marcus (Marcus 3, 20-35) gaat het over familie, zij het op een héél andere manier. Jezus is zoveel met andere mensen, met zijn roeping bezig, dat zijn eigen familie hem nog nauwelijks te zien krijgt. Ze zijn er bezorgd over en denken dat Hij zichzelf niet meer is. De schriftgeleerden nemen dat verhaal over, maar dan in een overtreffende trap. “Hij is in de macht van de duvel, Hij is bezeten!”, zeggen zij. Het is gemakkelijk om iemand van allerlei lelijke dingen te beschuldigen, om iemand te ondermijnen of ten val te brengen.
Het doet me denken aan wat de tegenstanders van Aleksej Navalny in Rusland deden. Zeggen dat hij niet meer bij zijn verstand is, was voldoende om hem in een psychiatrisch centrum op te sluiten en vervolgens uit te schakelen. Jezus ontkracht de uitspraak van de schriftgeleerden met een kleine vergelijking in de beeldspraak van toen. Hij is trouwens ervarings-deskundige: Hij heeft aan den lijve de bekoringen van de duivel in de woestijn doorstaan, en getoond dat Hij de sterkste was.
Maar ondertussen blijven zijn moeder en zijn broers aan de deur staan roepen. “Wie zijn mijn moeder en mijn broers?”, zegt Hij dan. En terwijl Hij rondkijkt naar de mensen die in een kring om Hem heen zitten zegt Hij: “Kijk, jullie hier zijn mijn familie. Want wie de wil doet van God, die is mijn broer en mijn zuster en mijn moeder.” Jezus zegt niet dat die mensen daarbuiten zijn moeder of zijn broers niet zijn. Die moeten alleen beseffen dat ze hem niet kunnen claimen voor zichzelf alleen, dat Jezus er wil zijn voor iedereen.
Het doet me denken aan wat ik een tijd geleden hoorde uit het Midden oosten. Daar leeft een groep christenen die, zoals alle moslims daar in de omgeving, God aanspreken en benoemen als Allah. En die moslims waren verbaasd, misnoegd en kwaad: “Allah is onze God, niet die van jullie”, zeiden ze.
Van wie zijn wij eigenlijk familie? Hoe zijn wij familie van elkaar? Als we alvast elkaar niet “de duivel aandoen”, zoals de schriftgeleerden. Elkaar niet de duivel aandoen van jaloersheid, van egoïsme, van hardheid, van verbetenheid en van nog zoveel meer. Of zijn we familie omdat we dezelfde naam dragen? Als christen dragen we toch de naam van Christus. Maar familie van Hem zijn we pas als we er ons ook helemaal naar gedragen.
Evangelie: Marcus 2, 23 - 3,6 - 'De Mensenzoon is Heer, ook van de sabbat'
De ouderen onder ons hebben er misschien nog een vage herinnering aan. Het was op 11 oktober 1978, die datum heb ik n atuurlijk opnieuw moeten opzoeken. Leo Tindemans was toen premier van het land en vol dramatiek kondigde hij in de kamer het ontslag van zijn regering aan, met de legendarische woorden: “Voor mij is de grondwet geen vodje papier”.
Voor mij is de grondwet geen vodje papier. Een wet wordt gemaakt, na overleg en debat, en daarna inderdaad op papier gezet. Officieel wordt die wet pas van kracht na publicatie in het staatsblad. Intussen leven wij in een digitale wereld, maar in de tijd van Tindemans was een papieren wet of afspraak van fundamenteel belang. Het ging dan uiteraard niet over het papier als voorwerp, maar over de inhoud, het belang, de betekenis.
Een wet is veel meer dan een stuk papier, en een grondwet zeker. Waarom vertel ik dit nu? Omdat een stukje papier soms veel meer is dan alleen maar papier. Zoals een stuk brood meer kan zijn dan alleen maar een stuk brood. We vieren vandaag het feest van Sacramentsdag. Een mis, een eucharistieviering is ook een sacrament en in elke viering doen wij dat rond brood en wijn. Dat brood is niet zomaar een stukje brood en die wijn is niet zomaar wijn en ook niet echt een grand cru, maar dat brood en die wijn hebben wel een diepe betekenis.
In een eucharistieviering zegt de priester dan: “Neem en eet, dit is mijn lichaam. Neem en drink, dit is mijn bloed”. We kennen die formule allemaal en het is natuurlijk geen magische spreuk of geen tovertruc. Het blijft brood en het blijft wijn, maar toch staan wij eerbiedig recht. En we bewaren het brood plechtig in een sacrale plaats, een tabernakel. Die eerbied, dat sacrale is geen magie, maar is er toch mee verwant. In elke gebedsviering, waar wij nu mee vertrouwd zijn, deelt de voorganger de communie uit die werd geconsacreerd in een vorige viering, door een priester. Er zijn nog altijd mensen die met palmzondag speciaal naar de mis komen, of iemand sturen omdat er dan gewijde palmtakjes zijn. Die zijn voor hen dus belangrijker of sterker dan een gewoon takje.
Twee weken geleden werden hier 16 kinderen gevormd. Met chrisma, met olie. Geen magische olie inderdaad, maar het was wel een plechtig gebeuren. Een tijdje vroeger hadden die vormelingen hun belofte neergeschreven op een charter. Geen vodje papier, maar een soort perkament, met handtekeningen en misschien wel een soort zegel erop. Voor mij is de grondwet geen vodje papier. Voor vormelingen gebeurt die zalving niet met zomaar wat olie en zijn die beloften niet zomaar wat woorden op papier. Voorwerpen kunnen een zware lading, een belangrijke betekenis krijgen. Een vlag bijvoorbeeld is niet zomaar een doek met wat kleuren. Mensen kunnen er zich in herkennen: hun land, hun streek, hun ideaal, hun partij, hun geliefde sportclub of beweging.
Bij de meesten van ons zijn thuis in de living foto’s te vinden. Vaak foto’s van geliefden uit onze familie of vriendenkring, ook van mensen die niet meer onder ons zijn. Die foto’s koesteren wij, niet omdat ze zoveel artistieke of fotografische waarde hebben, maar omdat ze voor ons zoveel betekenen.
Mensen die gehuwd zijn zullen altijd hun trouwring dragen en bewaren. Niet omwille van de waarde die het edel metaal vertegenwoordigt. Ze willen hem absoluut niet ruilen voor een veel duurder exemplaar van iemand anders. Die ring is voor hem allang niet meer een gouden of zilveren voorwerp.
Een journalist die peilt naar persoonlijke gegevens in een interview stelt wel eens de vraag: welk voorwerp zou je zeker meenemen als je huis plots in brand staat en je onmiddellijk moet evacueren? Nooit is het antwoord dat men dan het duurste stuk uit de brand zou redden, maar wel het voorwerp met de rijkste, de meest symbolische betekenis of waarde.
Daar gaat het eigenlijk ook over bij dit feest van sacramentsdag. Elke week komen wij hier samen rond het sacrament. We beluisteren woorden uit de schrift of de bijbel, we bidden of zingen samen en we krijgen een beetje duiding of een overweging. Dat noemen we de woorddienst, de dienst van het woord.
Daarnaast is er de tafeldienst. We brengen de offergaven aan, het brood wordt gezegend en we delen het brood dankbaar met elkaar. Het gebeurt allemaal met gewone, bijna alledaagse dingen en toch dringen ze door tot de kern. En bij bepaalde momenten staan we eerbiedig recht. Voor een buitenstaander misschien niet te vatten, maar voor ons is het een sacrament.
Voor mij is de grondwet geen vodje papier. Voor vormelingen is het chrisma geen druppeltje olie. Voor ons hier is de hostie niet gewoon maar een stukje brood. Het is en blijft natuurlijk brood, maar het is ook meer, veel meer dan brood. Het is voedsel voor onderweg, zoals we het noemen in een wegwijzerviering.
Vandaag, de eerste zondag na Pinksteren, vieren wij als christenen Drievuldigheidszondag.
De Drieëenheid van God die wij als christenen belijden is, alvast wat mij betreft, geen eenvoudig thema. En de moeilijke, maar daarom niet minder inspirerende, lezingen van Paulus en Matteüs, maken het ons niet echt gemakkelijker… Als we niet weloverwogen, voorzichtig tewerk gaan, bestaat het gevaar dat ons denken snel verzandt in zielloze, niet leven gevende bespiegelingen.
Anderzijds geeft dit jaarlijks terugkerende feest ons een goede gelegenheid om even stil te staan bij enkele essentiële vragen: - Wie is God voor mij? - En wat betekent het om mijn leven als christen te plaatsen in het teken van God die Vader is, Zoon en Heilige Geest,… zoals we dit zo vaak - soms zeer bewust en soms achteloos - uitspreken bij het maken van een kruisteken.
Zowel in het Oude als het Nieuwe Testament komen verschillende beelden van God naar voor. Al deze beelden kunnen gezien worden als de verschillende facetten van een diamant; ze vormen samen een meerdimensionaal portret. Enkele voorbeelden: - God als schepper - God als strijder tegen kosmische krachten - God als krijgsheld,… - We kunnen lezen hoe God de Onzichtbare, de Oneindige, de Heilige genoemd wordt. Hij is transcendent, gans anders dan alles wat geschapen is.
Daarnaast wordt in de Bijbel ook in heel menselijke termen over God gesproken: - God als een herder - God als een zachte bries - God als vader…
Dit samengaan van transcendentie en bereikbaarheid komt op een bijzondere manier tot uiting in het dogma van de Drie-eenheid. God die onzichtbaar is en altijd mysterie blijft, heeft zich geopenbaard in de persoon van Jezus Christus en blijft sindsdien aanwezig in de Geest. Zo bestaat in God zelf een relatie. God is, zo geloven wij, ten diepste gemeenschap tussen Vader, Zoon en Geest. Niet verwonderlijk dat deze drie-ene God, die gemeenschap is, ook in gemeenschap wil treden met ons, mensen.
Dominicaan, pater Marc Christiaen, stelt het zo… Als Jezus Gods drievoudige naam noemt, dan leert ons dat niet zoveel over God zelf. Inzicht in wie God is, gaat nu eenmaal ons mensenverstand te boven.
Vader, Zoon en Geest geven echter een drievoudige kijk op de relatie tussen God en ons mensen, zoals de christenen dit reeds eeuwen hebben mogen ervaren en ook belijden doorheen hun geloofsverdieping en hun geloofsbeleving.
Wie God als Vader erkent, erkent zichzelf als zijn kind, erkent ook dat hij of zij niet de norm is van de dingen, maar leeft bij de genade van Wie hem of haar het leven heeft geschonken. Dit bewustzijn roept op tot bescheidenheid, maar ook tot broederlijk/zusterlijk engagement om, in eerbied voor onze Schepper, “als erfgenamen” zoals Paulus zegt, van onze wereld een goede plek te maken voor alle mensen, met respect voor alle leven, voor de natuur, voor de aarde,…
Wie God als Zoon belijdt, kiest ervoor… - om in de voetsporen van Jezus te treden, - om steeds als eerste trachten te beminnen, - om met concrete daden van liefde op te komen voor de zwakken, - om te leven vanuit het vertrouwen dat het leven sterker is dan de dood…
En dan is er de heilige Geest die leven geeft. Hij is de levensdynamiek die in elke mens schuilt en werkzaam is. Het is die Geest die we mogen ervaren als we stil, in alle eenvoud en authenticiteit, afdalen in onszelf. De Geest die ons doorheen onze talenten en beperkingen leert wat ons als christen te doen staat, wat het plan van God is met ons…
En wat betekent dit alles voor ons dagelijks leven?
Allereerst dat wij vreugdevolle mensen van hoop mogen zijn. Door de Geest weten wij ons immers altijd geliefd als kinderen van de Vader. Dit besef geeft ons kracht, ook te midden van beproevingen.
Daarnaast worden wij geroepen tot concrete actie. Net zoals Jezus in het evangelie aan zijn leerlingen de opdracht gaf om het goede nieuws te verkondigen, worden ook wij geroepen om getuigen te zijn van Zijn liefde. Dit kan door onze woorden, maar ook door onze daden.
Laten we dus leven als kinderen van de Vader, de Zoon volgend op zijn weg, geleid door de Geest. Zo kunnen we Gods liefde in de wereld verspreiden.
We zijn nog altijd diezelfde leerlingen als dat klein groepje dat na Goede Vrijdag het niet meer zagen zitten. Ze waren Jezus ooit tegengekomen, hij had hen aangesproken, ze waren door hem ‘bewogen’ en volgden hem. Dan kwam die ‘Goede Vrijdag’. Paniek, stuurloosheid. Maar hij liet hen niet los.
Er kwamen verhalen: hij is niet weg. Die en die heeft hem gezien. Hij heeft Maria Magdalena gesproken. En de verschijningen waren niet het belangrijkste: Jezus zelf zegt “Zalig die niet zien en toch geloven.” Ze begonnen te ervaren dat hij bij hen was, ondanks alle twijfel.
Hun hart brandde, ze voelden zijn aanwezigheid. De Vader zal de rechtvaardige niet verloren laten gaan. Maar de twijfel knaagde: Waar is hij nu? Komt hij nog? Want hij was uit hun ogen verdwenen…
Die kronkelige weg tussen Galilea en wat wij nu hemelvaart noemen, is ook onze weg. We leggen hem telkens opnieuw af: de weg tussen hoop en wanhoop, tussen geloof en twijfel. En dikwijls staan ook wij naar de hemel te staren, en vragen ons af: wanneer komt hij nu? Dat heeft hij toch beloofd?
Maar we durven nog geloven, en we komen telkens opnieuw samen om zijn brood te delen, zoals die leerlingen, van Emmaüs. En vandaag horen we engelen in deze kerk ons toefluisteren: “Mannen en vrouwen van Galilea - het land van de twijfelaars, de afvalligen! – wat staan jullie naar de hemel te gapen?”
Dus moeten we rondom ons kijken. En onze ogen opendoen. Naast ons staan andere mensen. En we zullen ook naar beneden moeten kijken. Naar mensen die niet meer kunnen opstaan, die vernederd zijn en platgeslagen, door onrecht, door verdriet, door onverschilligheid.
Als er nog geloof brandt in ons hart, al is het een klein vonkje, zullen we ons herinneren wat hij gedaan heeft. Hij luisterde. Hij vroeg: “wat kan ik voor u doen?”
En dan gebeurt er een wonder. Ik weet dat die wonderverhalen voor vele mensen van deze tijd, ook voor gelovige mensen, lastig te begrijpen zijn. Ieder van ons kan dit verhaal anders begrijpen.
Maar ik dit verhaal wil duidelijk maken dat het onmogelijke gebeurt, als mensen aandacht hebben voor iedereen, ook voor de minsten onder ons. We stonden naar de hemel te staren. Maar hij kijkt ons allang aan in de ogen van de mensen die ons nodig hebben. En als we hem herkennen, kunnen we het wonder laten gebeuren dat hopeloze mensen zonder uitzicht terug hoop zien, een toekomst, kansen op geluk. En dat ze opstaan en in beweging komen, zoals Bartimeüs. Jezus is niet ‘weg’. Hij is onder ons. Hij blijft ons roepen om hem te volgen.
Wegwijzerviering, viering waarop de eerste communicanten, vormelingen, families met kinderen en iedereen meer dan welkom is
Er wordt verteld dat de apostel Johannes heel oud geworden is. Op het einde van zijn leven gaf hij zijn leerlingen maar één boodschap: “kinderkes (want zo oud was hij al …), zie mekaar graag.” En als men hem vroeg waarom hij altijd hetzelfde zei, antwoordde hij: “Dat is het voornaamste dat Jezus ons geleerd heeft.”’
Zo staat het ook in het evangelie, dat Johannes veel vroeger geschreven had: “Ik geef jullie één regel, die de allerbelangrijkste is, en die is: ‘Houd van elkaar, zoals Ik van jullie houd’.” Dat zei Jezus bij zijn afscheid. Onze vormelingen hier nemen ook afscheid van ons, straks, voor eventjes toch. Ze gaan een tocht maken, een verkenning van de wereld hier op Linkeroever.
Dat is het begin van de wereld waar zij bij hun vormsel naartoe gezonden worden. Het vormsel is een signaal, het betekent: deze jonge mensen gaan beginnen aan hun tocht door de wereld van de volwassenen.
Bij de Masai gaan jongeren ook op tocht, op de drempel van het volwassen leven. Alleen moeten ze de savanne in trekken, met een speer. En ze moeten terugkeren met een leeuw die ze gedood hebben. Dan bewijzen ze dat ze in staat zijn om met de volwassenen hun gemeenschap te beschermen.
Jezus vraagt van zijn leerlingen iets anders: van uw tocht straks moeten jullie niet met een leeuw terugkomen, maar met een warm hart. Dan kunnen jullie het leven van de mensen naast jullie beschermen. Een warm hart is een hart ook andere harten wil verwarmen, dat van andere mensen houdt, dat een gelukkig leven wil doorgeven, en geen lijden of dood.
In het evangelie van vandaag staat: “Het meest kun je laten zien dat je van iemand houdt, doordat je zelfs je leven wil geven voor je vrienden.” En alle mensen mochten vrienden van Jezus zijn.
Jezus heeft letterlijk zijn leven gegeven. Er zijn leerlingen van Jezus die gedood worden omdat ze het opnemen voor zwakke mensen, voor rechtvaardigheid. Maar wij allemaal geven een stuk van ons leven, een stuk van ons warm hart, als we die warmte delen met de mens naast ons. Dat kan voor ieder van ons verschillend zijn, maar als wij eerlijk zijn, weten we wel wat die mens naast ons nodiog heeft…
Als we de warmte uitstralen, worden we samen een groot warm hart, dat koude onze wereld kan verwarmen, en die heeft dat hard nodig.
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.